Page 345 of 480

Aanhanger- en disselgewichtPlaats altijd 60% van het gewicht aan de voor-
zijde van de aanhanger. Lading die schommelt
boven de wielen of achteraan zwaarder is dan
vooraan, kan leiden toternstigezijwaartse
slingeringen waardoor de bestuurder de con-
trole over auto en aanhanger kan verliezen. Het
onvoldoende voorin plaatsen van vracht vormt
een belangrijke oorzaak van ongevallen met
aanhangers. Overschrijd nooit het maximale
disselgewicht dat op uw trekhaak is gestem-
peld. Houd rekening met het volgende bij het bereke-
nen van het gewicht op de voor-/achterassen
van de auto:
Het disselgewicht van de aanhanger.
Het gewicht van alle lading en uitrusting in of
op de auto.
Het gewicht van de bestuurder en alle
passagiers.
OPMERKING:
Denk eraan dat alle gewicht dat u in of op de
aanhanger plaatst, bijdraagt aan de belas-
ting van de auto. Extra in de fabriek gemon-
teerde accessoires of door de erkende dea-
ler geïnstalleerde opties moeten ook worden
meegenomen bij de berekening van de to-
tale belading van uw auto. Raadpleeg het
banden- en beladingsplaatje op de stijl van
het bestuurdersportier voor het maximum
gecombineerde gewicht van passagiers en
lading voor uw auto.
Vereisten voor het trekken van de
aanhangerVoor een juiste inrijperiode van de aandrijflijn
van uw nieuwe auto wordt aanbevolen de on-
derstaande richtlijnen te volgen.LET OP!
Tijdens de eerste 805 km (500 mijl) die met
uw nieuwe auto worden gereden, mag
geen aanhangwagen worden aangekop-
peld. Hierdoor kunnen onderdelen van de
motor of de assen, of andere onderdelen
beschadigd raken.
Daarna mag tijdens de eerste 805 km
(500 mijl) die met een aanhangwagen wor-
den gereden niet sneller dan 80 km/u
(50 mph) worden gereden en niet met
volgas vanuit stilstand worden opgetrok-
ken. Op deze manier kunnen de motor en
overige onderdelen van de auto op juiste
wijze worden ingereden onder zwaardere
belastingen.
341
Page 346 of 480

Voer de onderhoudswerkzaamheden uit die in
het"Onderhoudsschema" zijn vermeld. Zie het
"Onderhoudsschema" voor de juiste onder-
houdsintervallen. Overschrijdt bij het rijden met
een aanhanger nooit de maximaal toelaatbare
asbelasting of het maximaal toelaatbare trein-
gewicht.WAARSCHUWING!
Het rijden met een te zware aanhanger kan
aanrijdingen tot gevolg hebben. Volg de on-
derstaande richtlijnen om uw aanhanger zo
veilig mogelijk te trekken:
Zorg dat de lading stevig is vastgezet en
tijdens het rijden niet kan schuiven. Als u
de lading niet goed vastzet, kunnen tijdens
het rijden onbeheersbare veranderingen in
de gewichtsverdeling optreden. U zou de
macht over het stuur kunnen verliezen en
een aanrijding kunnen veroorzaken.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!
(Vervolgd)
Als u lading vervoert of een aanhanger
trekt, belaad de auto of de aanhanger dan
nooit te zwaar. Overbelading kan ertoe
leiden dat u de macht over het stuur ver-
liest, tot slechte prestaties of beschadiging
van remmen, as, motor, transmissie, stuur-
inrichting, ophanging, chassis of banden.
Breng altijd veiligheidskettingen aan tus-
sen uw auto en de aanhanger. Maak de
kettingen altijd vast aan de daarvoor be-
stemde bevestigingspunten op de trek-
haak. Voer de kettingen kruiselings onder
de dissel door en zorg voor voldoende
speling voor het nemen van bochten.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!
(Vervolgd)
Parkeer een auto met aanhanger nooit op
een helling. Als u een auto met aanhanger
parkeert, trek dan altijd de handrem aan.
Zet de versnellingsbak van de auto in de
stand PARK. Bij auto’s met vierwielaandrij-
ving moet u zorgen dat de tussenbak niet
in de stand NEUTRAL staat. Plaats altijd
blokken voor de wielen van de aanhanger.
Overschrijd nooit het GCWR.
Het totale gewicht moet worden ver-
deeld over de auto en de aanhanger,
zodat de volgende vier waarden niet
worden overschreden:
1. Maximaal toelaatbaar totaalgewicht
2. GTW
3. GAWR
4. Disselgewicht voor de gebruikte trek- haak.
342
Page 347 of 480

Vereisten voor het trekken van een
aanhanger — banden
Voor de veiligheid en goede rijeigenschap-
pen is een juiste bandenspanning absoluut
noodzakelijk. Zie "Banden – algemene Infor-
matie" in"Starten en rijden" voor de juiste
procedures voor het op spanning brengen
van de banden.
Controleer de spanning van de banden van
de aanhanger voordat u de aanhanger
gebruikt.
Controleer de banden op slijtage of zichtbare
beschadigingen voordat u de aanhanger ge-
bruikt. Zie "Banden – Algemene Informatie"
onder "Starten en rijden" voor de juiste
controleprocedure.
Zie voor het verwisselen van banden het
gedeelte "Banden – algemene informatie" in
"Starten en bedienen" voor de juiste proce-
dures bij het verwisselen van banden. Het
vervangen van banden door exemplaren met
een hogere belastingscapaciteit leidt niet tot
verhoging van de GVWR- en GAWR-limieten
van de auto. Vereisten voor het trekken van een
aanhanger — aanhangerremmen
Sluit het hydraulische remsysteem of va-
cuümsysteem van uw auto nietaan op dat
van de aanhanger. Dit kan leiden tot onjuist
remgedrag en lichamelijk letsel.
Voor het trekken van een aanhanger met
elektronisch geregelde remmen is een elek-
tronische remregelmodule voor de aanhan-
ger vereist. Bij het trekken van een aanhan-
ger met hydraulisch geregelde remmen is
geen elektronische remregelmodule voor de
aanhanger vereist.
Aanhangwagenremmen worden aanbevolen
voor aanhangwagens van meer dan 454 kg
(1.000 lbs) en zijn verplicht op aanhangwa-
gens van meer dan 750 kg (1.654 lbs).
WAARSCHUWING!
Sluit de remmen van de aanhanger niet
aan op de hydraulische remleidingen van
uw auto. Dit kan leiden tot overbelasting
en uitval van het remsysteem. Dan kan het
voorkomen dat u niet kunt remmen wan-
neer dit nodig is en zo een ongeval veroor-
zaakt.
Bij het trekken van een aanhanger moet u
rekening houden met een langere rem-
weg. Bij het trekken van een aanhanger
dient u extra afstand te bewaren tot het
voorliggende voertuig. Een te kleine af-
stand tot uw voorganger kan leiden tot een
ongeval.
343
Page 348 of 480

Vereisten voor het trekken van een
aanhanger — verlichting en bedrading
Ongeacht het formaat van de aanhanger moet
deze voor de rijveiligheid zijn voorzien van
remlichten, richtingaanwijzers en een mistach-
terlicht.
De trekhaakset bevat een kabelbundel met 13
pennen. Gebruik een door de fabriek goedge-
keurde kabelboom en stekker.
OPMERKING:
Probeer niet de bedrading van de auto door
splitsing te verbinden met die van de aan-
hanger.
De elektrische aansluitingen zijn compleet; u
hoeft alleen de kabelbundel aan te sluiten op de
stekker van de aanhanger.
Aantalpennen
Functie Kleur draad
1 Linkerrichting- aanwijzer Zwart/wit
2 Mistachterlicht Wit
3
a
Aarde/
gemeenschap-
pelijke retourlijn voor contacten
(pennen) 1 en 2
en 4 t/m 8 Bruin
Aantalpennen
Functie Kleur draad
4 Rechterrichting- aanwijzer Zwart/groen
5Parkeerlicht
rechtsachter, zij-
markeringsver- lichting en
verlichting kente-
kenplaat achter.
b
Groen/rood
6 Remlichten Zwart/rood
7 Parkeerlicht linksachter, zij-
markeringsver- lichting en ver- lichting
kentekenplaat
achter.
b
Groen/zwart
8 Achteruitrijlichten Blauw/rood
9 Permanente voeding (+12V) Rood
13-pens connector
344
Page 349 of 480

Aantalpennen
Functie Kleur draad
10 Voeding gere- geld door con-tactschakelaar (+12V) Geel
11
a
Retourlijn voor
contact (pen) 10 Geel/bruin
12 Reserve voor latere toewijzing –
13
a
Retourlijn voor
contact (pen) 9
Rood/bruin
OPMERKING:
De toewijzing van pen 12 is veranderd
van Code voor gekoppelde aanhanger
in Reserve voor latere toewijzing .
aDe drie retourcircuits mogen niet elek-
trisch in de aanhanger worden aangesloten.bDe verlichting van de kentekenplaat ach-
ter wordt zo aangesloten dat geen enkele
lamp van de verlichting een aansluiting
deelt met pen 5 en 7.
Tips voor het trekken van een
aanhangerOefen, voordat u met de aanhanger de weg op
gaat, het nemen van bochten, remmen en ach-
teruitrijden met de aanhanger in een gebied
zonder druk verkeer.
Automatische versnellingsbak
U kunt de stand DRIVE gebruiken bij het trek-
ken van een aanhanger. De regeling van de
versnellingsbak is voorzien van een rijstrategie
om veelvuldig schakelen bij het trekken van een
aanhanger te voorkomen. Wanneer in DRIVE
echter vaak wordt geschakeld, kunt u de scha-
kelflippers gebruiken om handmatig terug te
schakelen naar een lagere versnelling.
OPMERKING:
Het kiezen van een lagere versnelling bij
gebruik van de auto onder zware belasting
zal de prestaties verbeteren en de levens-
duur van de transmissie verlengen, doordat
overmatig schakelen en het opbouwen van
hitte worden beperkt. Hierdoor zal ook de
motorremwerking worden verbeterd. Schakelflipper-modus
Kies bij het gebruik van de schakelflippers de
hoogste versnelling die voldoende vermogen
oplevert en waarmee veelvuldig terugschake-
len wordt voorkomen. Selecteer bijvoorbeeld
"5" als de gewenste snelheid kan worden aan-
gehouden. Selecteer indien nodig "4"of"3" om
de gewenste snelheid aan te houden. Vermijd lang rijden bij hoge toerentallen om
oververhitting te voorkomen. Verlaag, indien
nodig, de snelheid om lang rijden met hoge
toerentallen te voorkomen. U kunt opschake-
len of de rijsnelheid weer verhogen wanneer
de helling en het verkeer dit toelaat.
Cruisecontrol — indien aanwezig
Gebruik de cruisecontrol niet in heuvelachtig
terrein of met een zware belading.
Als de rijsnelheid bij gebruik van de snel-
heidsregeling regelmatig daalt met meer dan
16 km/u, schakel het systeem dan uit totdat u
weer een kruissnelheid kunt aanhouden.
Gebruik de cruisecontrol in vlak terrein en bij
lichte belading om de brandstofzuinigheid te
verbeteren.
345
Page 350 of 480

Koelsysteem
Doe het volgende om het risico op oververhit-
ting van de motor of de versnellingsbak te
beperken:
Rijden in stadsverkeer
Als u regelmatig kort stilstaat, zet dan de ver-
snellingsbak in de stand NEUTRAL en verhoog
het stationaire motortoerental.
Rijden op de grote weg
Minder snelheid.
Airconditioning
Schakel deze tijdelijk uit.Bevestigingspunten trekhaak
Uw auto vergt extra uitrusting om veilig en
efficiënt een aanhanger te kunnen trekken. De
trekhaak moet aan uw auto worden bevestigd
met behulp van de speciale bevestigingspunten
aan het autochassis. In de volgende afbeelding
ziet u de correcte bevestigingspunten. Ook an-
dere uitrusting, zoals aanhangerstabilisatoren,
hulpremmen, gewichtverdeelsystemen en extra
brede spiegels, is mogelijk verplicht of wordt
aanbevolen.
Bevestigingspunten voor trekhaak en
overhanglengte
Vaste, afneembareen intrekbare trek- haak
A 565 mm (1,85 ft)
B 636 mm (2,09 ft)
C 707 mm (2,32 ft)
D 733 mm (2,4 ft)
E 494 mm (1,62 ft)
F 447 mm (1,47 ft)
346
Page 351 of 480

DE AUTO SLEPEN ACHTER EEN CAMPER
Slepen van deze auto achter een ander voertuig
Sleepmethode Wielen VAN de grondUitvoeringen met twee-
wielaandrijving Modellen met vierwiel-
aandrijving zonder 4-LO groep Modellen met vierwielaan-
drijving met 4-LO groep
Slepen met alle wielen op de grond GEEN
NIET TOEGESTAAN NIET TOEGESTAAN Zie instructies
Versnellingsbak in PARKTussenbak in NEUTRAL (N)Slepen in voorwaartse rich-
ting
Slepen met behulp van dolly Voor
NIET TOEGESTAAN NIET TOEGESTAAN NIET TOEGESTAAN
Achter OK NIET TOEGESTAAN NIET TOEGESTAAN
Op aanhanger ALLE OK OKOK
OPMERKING:
Wanneer u uw auto over onbepaalde af-
stand versleept, volg dan altijd de lande-
lijke en provinciale verkeersvoorschrif-
ten. Neem contact op met een kantoor van
de landelijke en provinciale Highway
Safety voor meer informatie.
Auto’s uitgerust met Quadra-Lift ™ moe-
ten in de Transportstand worden gezet
voordat de auto wordt vastgemaakt (aan
de carrosserie) op een aanhanger op au-
toambulance. Raadpleeg voor meer infor-
matie “Quadra-Lift™ – indien aanwezig”
in “Starten en rijden”. Als de auto niet in
de transportmodus kan worden gezet (bij- voorbeeld omdat de motor niet kan
draaien), moeten de sjorbanden worden
vastgemaakt aan de assen (niet aan de
carrosserie). Als u deze aanwijzingen niet
opvolgt, kunnen er storingscodes worden
aangemaakt en/of worden de sjorhaken
mogelijk niet strak genoeg bevestigd.
347
Page 352 of 480

Slepen achter een camper –
modellen met tweewielaandrijvingDeze auto NIET slepen met alle vier de
wielen op de grond. Dit zal beschadiging
van de aandrijflijn veroorzaken.
Slepen achter een camper (voor modellen met
tweewielaandrijving) is ALLEEN toegestaan als
de achterwielen VAN DE GROND zijn. Dit kan
met behulp van een dolly of een aanhanger
plaatsvinden. Volg de volgende procedure wan-
neer u een dolly gebruikt:
1. Bevestig de dolly correct aan het slependevoertuig, volg de instructies van de fabrikant
van de dolly.
2. Rijd de achterwielen op de dolly.
3. Trek de handrem stevig aan. Schakel naar PARK.
4. Zet de contactschakelaar in de stand OFF.
5. Zet de achterwielen stevig op de dolly vast, volg de instructies van de fabrikant van de
dolly. 6. Breng een geschikte klem aan, die is ont-
worpen voor het slepen, om de voorwielen
vast te zetten in de stand recht vooruit.
LET OP!
Slepen met de achterwielen op de grond
veroorzaakt ernstige schade aan de versnel-
lingsbak. Beschadigingen, veroorzaakt door
onjuist slepen, vallen niet onder de garantie
van de auto.Slepen achter een camper -
Quadra-Trac I® (tussenbak met één
versnelling) modellen met
vierwielaandrijvingSlepen achter een camper is verboden. Deze
modellen hebben geen neutraalstand (N) in de
tussenbak.
OPMERKING:
Deze auto kan op een dieplader of een auto-
trailer getrokken worden mits alle vier wie-
len VAN de grond zijn.
LET OP!
Wanneer dit voertuig in strijd met de boven-
vermelde voorschriften wordt getrokken, kan
er ernstige beschadiging van de versnel-
lingsbak en/of de tussenbak optreden. Be-
schadigingen, veroorzaakt door onjuist sle-
pen, vallen niet onder de garantie van de
auto.Slepen achter een camper —
Quadra–Trac II®/Quadra–Drive® II
modellen met vierwielaandrijvingBij slepen achter een camper moet de tussen-
bak in de stand NEUTRAL (N) en de versnel-
lingsbak in de stand PARK (P) worden gescha-
keld. De selectieknop NEUTRAL (N) bevindt
zich tegenover de tussenbakschakelaar. De
tussenbak kan in en uit de NEUTRAL (N) wor-
den geschakeld vanuit iedere modusstand van
de tussenbakschakelaar.
348