Page 65 of 480

Tabel ISOFIX-posities
Gewicht Maat Bevestiging Voorstoel
passagiers- zijde Buitenste
zitplaats
rechts/links Achterbank
midden Tweede
zitrij buiten- zijde Tweede
zitrij mid- den Andere
plaatsen
I – 9 tot 18 kg D ISO/R2 X 1UF/1UF X N.v.t.
N.v.t.N.v.t.
C ISO/R3 X1UF/1UF XN.v.t. N.v.t. N.v.t.
B ISO/F2 X1UF/1UF XN.v.t. N.v.t. N.v.t.
B1 ISO/F2X X1UF/1UF XN.v.t. N.v.t. N.v.t.
A ISO/F3 X1UF/1UF XN.v.t. N.v.t. N.v.t.
(1) XN.v.t. XN.v.t. N.v.t. N.v.t.
II – 15 tot 25 kg (1)
XN.v.t. XN.v.t. N.v.t. N.v.t.
III – 22 tot 36 kg (1)
XN.v.t. XN.v.t. N.v.t. N.v.t.
Legenda voor letters in bovenstaande tabel
(1) = Als kinderzitjes geen ISO/XX-identificatie
hebben (A t/m G) voor het desbetreffende ge-
wicht, moet de autofabrikant aangeven welke
voertuigspecifieke ISOFIX-kinderzitjes geschikt
zijn voor de posities. IUF = Geschikt voor voorwaarts gerichte univer-
sele ISOFIX-kinderzitjes die zijn goedgekeurd
voor het desbetreffende gewicht.
X = ISOFIX-positie niet geschikt voor ISOFIX-
kinderzitjes voor dit gewicht en/of van deze
maat.*1UF = Met de stoel midden op de glijrails moet
de rugleuning zo worden afgesteld dat deze niet
in aanraking komt met het kinderzitje.
**1UF = De F & G reiswieg kan alleen worden
geplaatst als het cabrioletdak is geopend.
61
Page 66 of 480

Volg altijd de aanwijzingen van de fabrikant
van het kinderzitje op wanneer u uw kinder-
zitje aanbrengt. Niet alle kinderzitjes worden
geïnstalleerd volgens de beschrijving in
deze handleiding. Bij het gebruik van een
universele ISOFIX-kinderzitje kunt uitslui-
tend goedgekeurde kinderzitjes gebruiken
met de markering ECE R44 (R44/03 of later)
Universal ISOFIX .
Een ISOFIX-kinderzitje installeren:
Als de gekozen zitplaats een veiligheidsgordel
met schakelbaar automatisch blokkerend oprol-
mechanisme (ALR) heeft, berg dan de veilig-
heidsgordel op aan de hand van onderstaande
instructies. Zie de paragraaf"Kinderzitjes instal-
leren met de veiligheidsgordels" om te contro-
leren welk type veiligheidsgordel elke zitplaats
heeft.
1. Maak het verstelmechanisme aan de onder-
ste koppelstukken en aan de bevestigings-
band van het kinderzitje los, zodat u de
koppelstukken gemakkelijker aan de anker-
punten in de auto kunt vastmaken. 2. Plaats het kinderzitje tussen de lage anker-
punten voor die zitplaats in. Voor sommige
zitplaatsen op de tweede rij, moet u mis-
schien de rugleuning verstellen of de hoofd-
steun omhoog klappen zodat het kinderzitje
beter past. Als de achterbank naar voren en
naar achteren kan worden verplaatst in de
auto, kunt u deze in de achterste stand
zetten om ruimte te maken voor het kinder-
zitje. U kunt ook de voorstoel naar voren
zetten om ruimte voor het kinderzitje te
maken.
3. Bevestig de koppelstukken van het kinder- zitje aan de onderste ankerpunten bij de
gekozen zitplaats.
4. Als het kinderzitje is voorzien van een be- vestigingsband, sluit deze aan op het boven-
ste ankerpunt. Zie de paragraaf "Installeren
van kinderzitjes met het bovenste anker-
punt" voor aanwijzingen voor de bevestiging
van een ankerpunt voor de bevestigings-
band. 5. Trek alle banden aan terwijl u het kinderzitje
naar achteren en omlaag tegen de zitting
drukt. Trek de banden strak volgens de
aanwijzingen van de fabrikant van het kin-
derzitje.
6. Test of het kinderzitje stevig vastzit door het kinderzitje bij de gordelopening naar achte-
ren en naar voren te trekken. Het mag niet
meer dan 25 mm in alle richtingen bewegen.
WAARSCHUWING!
Onjuiste bevestiging aan de ISOFIX-
verankeringspunten kan ertoe leiden dat
het kinderzitje niet goed functioneert. Het
kind kan daardoor ernstig of zelfs dodelijk
letsel oplopen. Volg daarom bij het aan-
brengen van een kinderzitje nauwgezet de
aanwijzingen van de fabrikant.
(Vervolgd)
62
Page 67 of 480

WAARSCHUWING!
(Vervolgd)
De bevestigingen van kinderzitjes zijn ontwor-
pen om alleen de last van op de juiste wijze
aangebrachte kinderzitjes te weerstaan. In
geen geval mogen ze worden gebruikt als
veiligheidsgordels voor volwassenen, voor
huisdieren of om andere voorwerpen of appa-
ratuur in de auto vast te maken.Plaats het kinderzitje wanneer het voertuig
stilstaat. Het ISOFIX-kinderzitje is correct
bevestigd aan de steunen wanneer u een
klik hoort.
Installeren van kinderzitjes met het
bovenste ankerpunt:
1. Kijk achter de zitplaats waar u van plan bent het kinderzitje te installeren om het anker-
punt te vinden. U moet mogelijk de stoel
naar voren bewegen om beter bij de anker-
punten te komen. Als er geen bovenste
ankerpunt is voor de zitplaats, verplaats het
kinderzitje dan naar een andere plaats in de
auto als er een beschikbaar is. 2. Om bij de ankerpunten voor de bovenste
bevestigingsbanden achter de achterbank te
komen, moet u het vloerpaneel met tapijt uit
de rugleuning van de zitting verwijderen. De
ankerpunten voor de bovenste bevestigings-
banden zijn nu zichtbaar.
3. Leid de bevestigingsband volgens de kortsteweg vanaf het ankerpunt naar het kinder-
zitje. Als uw auto is uitgerust met verstelbare
hoofdsteunen achterin, trek de hoofdsteun
dan omhoog en leid, indien mogelijk, de
bevestigingsband onder de hoofdsteun tus-
sen de twee stangen door. Als dit niet mo-
gelijk is, laat dan de hoofdsteun zakken en
leid de bevestigingsband langs de buiten-
zijde van de hoofdsteun.
Het gestoffeerde vloerpaneel omlaag trekkenvoor toegang tot het ankerpunt van de bovenste bevestigingsband
Ankerpunt voor de bovenste bevestigingsband (op de rugleuning van de stoel)
63
Page 68 of 480

4. Voor de middelste zitplaats geleidt u debevestigingsband over de rugleuning en
hoofdsteun, en bevestigt u de haak aan het
ankerpunt voor de bevestigingsband dat
zich op de achterkant van de zitplaatsen
bevindt.
5. Bevestig de haak van de bevestigingsband van het kinderzitje vast aan het bovenste
ankerpunt zoals weergegeven in de afbeel-
ding. 6. Trek de bevestigingsband strak volgens de
aanwijzingen van de fabrikant van het kin-
derzitje.
WAARSCHUWING!
De gordelverankeringen van het dak zijn
pas zichtbaar als het uitklapbare paneel
omlaag is gevouwen. Gebruik de zichtbare
sjorhaken voor de bagage, op de vloer
achter de stoelen, niet voor het bevestigen
van een gordelverankering voor een kin-
derzitje.
Als een bevestigingsband verkeerd is
vastgemaakt, zal het kind het hoofd mis-
schien te veel kunnen bewegen en kan het
kind letsel oplopen. Gebruik alleen de ver-
ankeringspunten direct achter het kinder-
zitje om de bovenste bevestigingsband
van het kinderzitje vast te maken.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!
(Vervolgd)
Als uw auto is uitgerust met een meerde-
lige achterbank, moet u zorgen dat de
bevestigingsband bij het verwijderen van
de speling in de gordel niet in de opening
tussen de rugleuningen glijdt.
Kinderzitjes installeren met de
veiligheidsgordelsDe veiligheidsgordels op de passagierszitplaat-
sen achterin zijn voorzien van een schakelbaar
automatisch blokkerend oprolmechanisme (ALR)
dat is ontworpen om het heupgedeelte van de
gordel stevig rond het kinderzitje getrokken te
houden. Het automatisch blokkerend oprolme-
chanisme kan naar een vergrendelde modus wor-
den "geschakeld" door de volledige gordel uit het
oprolmechanisme te trekken en weer te laten
terugrollen in het mechanisme. Als het automa-
tisch blokkerend oprolmechanisme wordt ver-
grendeld, produceert het een klikkend geluid ter-
wijl de gordel in het oprolmechanisme wordt
teruggetrokken. Voor meer informatie over het
automatisch blokkerend oprolmechanisme, raad-
Vastmaken van de bovenste bevestigingsband64
Page 69 of 480

pleeg de beschrijving"Automatische blokkeer-
functie" onder"Veiligheidsgordelsystemen."Opbergen van een ongebruikte
schakelbare ALR-veiligheidsgordel:
Wanneer u het ISOFIX-bevestigingssysteem
gebruikt om een kinderzitje te installeren, bergt
u alle ALR-veiligheidsgordels op die niet wor-
den gebruikt door andere inzittenden of om
kinderzitjes te bevestigen. Een ongebruikte vei-
ligheidsgordel kan een kind verwonden als het
met de gordel speelt en per ongeluk het oprol-
mechanisme van de veiligheidsgordel vergren-
delt. Het is raadzaam voordat het kinderzitje
met behulp van het ISOFIX-systeem wordt ge-
plaatst, de veiligheidsgordel achter het zitje om
vast te gespen, buiten bereik van het kind. Als
de vastgegespte veiligheidsgordel in de weg zit
bij de installatie van het kinderzitje, leidt u de
veiligheidsgordel door de gordelopening van
het kinderzitje en gespt u deze vervolgens vast,
in plaats van de veiligheidsgordel achter het
zitje te leiden. De veiligheidsgordel niet ver-
grendelen. Herinner alle kinderen in de auto
eraan dat de autogordels geen speelgoed zijn
en dat zij er niet mee mogen spelen. Installeren van een kinderzitje met een
schakelbaar automatisch blokkerend
oprolmechanisme (ALR):
1. Plaats het kinderzitje in het midden op de
achterbank. Voor sommige zitplaatsen op de
tweede rij, moet u misschien de rugleuning
verstellen of de hoofdsteun omhoog klappen
zodat het kinderzitje beter past. Als de ach-
terbank naar voren en naar achteren kan
worden verplaatst in de auto, kunt u deze in
de achterste stand zetten om ruimte te ma-
ken voor het kinderzitje. U kunt ook de
voorstoel naar voren zetten om ruimte voor
het kinderzitje te maken.
2. Trek de gordel ver genoeg uit het oprolme- chanisme om deze door de gordelopening
van het kinderzitje te leiden. De gordel mag
niet worden verdraaid in de gordelopening.
3. Schuif de gesp in de gespsluiting totdat u een ’klik’ hoort.
4. Trek aan de band om de heupgordel stevig vast te zetten tegen het kinderzitje. 5. Trek het schouderdeel van de gordel naar
beneden tot de hele gordel uit het oprolme-
chanisme is om de veiligheidsgordel te ver-
grendelen. Vervolgens laat u de gordel te-
rugrollen in het oprolmechanisme. Terwijl de
gordel wordt opgerold, hoort u een klikge-
luid. Dit geeft aan dat de automatische blok-
keerfunctie is geactiveerd.
6. Probeer de gordel uit het oprolmechanisme te trekken. Als de gordel is vergrendeld,
moet u deze niet verder uit het oprolmecha-
nisme kunnen trekken. Als het oprolmecha-
nisme niet is vergrendeld, herhaalt u stap 5.
7. Trek daarna aan eventuele slappe delen van de gordel om het heupgedeelte rond het
kinderzitje strak te trekken terwijl u het kin-
derzitje naar achteren en omlaag tegen de
zitting drukt.
8. Test of het kinderzitje stevig vastzit door het kinderzitje bij de gordelopening naar achte-
ren en naar voren te trekken. Het kinderzitje
mag niet meer dan 25 mm (1 inch) in alle
richtingen bewegen.
65
Page 70 of 480

Veiligheidsgordels gaan in de loop van de van
losser zitten. Daarom dient u de gordel af en toe
te controleren en, indien nodig, aan te trekken.Vervoer van huisdierenEen huisdier kan letsel oplopen als een front-
airbag wordt opgeblazen. Een niet-aangelijnd
huisdier kan bij een noodstop of aanrijding als
een projectiel door de auto worden geslingerd
en letsel oplopen of een passagier verwonden.
Huisdieren moeten aangelijnd meerijden op de
achterbank of in een speciale reismand die is
bevestigd met de veiligheidsgordels.AANBEVELINGEN VOOR
INRIJDENDe aandrijflijn (motor, transmissie, koppeling en
achteras) in uw nieuwe auto vereist geen lange
inrijperiode.
Rijd gedurende de eerste 500 km (300 mijl) niet
te snel. Na de eerste 100 km (60 mijl) kunt u
snelheden tot 80 of 90 km/u (50 of 55 mph)
aanhouden.Terwijl u met constante snelheid rijdt, draagt nu
en dan kort accelereren met plankgas, binnen
de grenzen van de geldende verkeersregels, bij
aan een goed inrijdproces. Accelereren met
plankgas in een lage versnelling kan echter
schadelijk zijn en moet worden vermeden.
De motorolie, transmissievloeistof en smeer-
middel voor assen die in de fabriek zijn aange-
bracht, zijn van hoogwaardige kwaliteit en ener-
giebesparend. Houd bij het verversen van de
olie, vloeistof en smeermiddel rekening met het
te verwachten klimaat waarin de auto wordt
gebruikt. Raadpleeg de paragraaf
"Onder-
houdsprocedures" in het hoofdstuk"Onderhoud
van uw auto" voor de aanbevolen viscositeit en
kwaliteitsklassen.
LET OP!
Gebruik nooit niet-reinigende olie of onver-
mengde minerale olie, omdat anders de mo-
tor wordt beschadigd. OPMERKING:
Een nieuwe motor verbruikt tijdens de eer-
ste paar duizend kilometers mogelijk iets
meer olie. Dat is bij het inrijden normaal en
duidt niet op een probleem. Controleer het
oliepeil met de indicator voor olieverversing
vaak tijdens de inrijperiode. Vul indien nodig
olie bij.
VEILIGHEIDSTIPS
Passagiers vervoerenVERVOER NOOIT PASSAGIERS IN DE LAAD-
RUIMTE.WAARSCHUWING!
Laat nooit kinderen of dieren achter in een
geparkeerde auto bij warm weer. De
warmte in het interieur kan ernstige ge-
zondheidsproblemen veroorzaken en zelfs
dodelijk zijn.
(Vervolgd)
66
Page 71 of 480

WAARSCHUWING!
(Vervolgd)
Het is zeer gevaarlijk om tijdens het rijden
personen te vervoeren in de laadruimte.
Bij een ongeval lopen personen in deze
ruimte een groter risico op ernstig of dode-
lijk letsel.
Vervoer geen personen in een ruimte van
de auto die niet is voorzien van stoelen en
veiligheidsgordels.
Zorg dat iedereen in uw auto op een stoel
zit en op de juiste wijze de veiligheidsgor-
del draagt.UitlaatgasWAARSCHUWING!
Uitlaatgassen kunnen gezondheidsproble-
men veroorzaken of zelfs dodelijk zijn. Ze
bevatten koolmonoxide (CO), een kleur- en
geurloos gas. Het inademen ervan kan be-
wusteloosheid en vergiftiging veroorzaken.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!
(Vervolgd)
Volg de volgende veiligheidsvoorschriften
om het inademen van koolmonoxide te ver-
mijden:
Laat de motor niet langer in een gesloten
garage of ruimte draaien dan noodzakelijk
is om de auto te verplaatsen.
Wanneer u met open kofferdeksel/
achterklep/achterportieren moet rijden,
zorg er dan voor dat alle ramen gesloten
zijn en dat de BLOWER-schakelaar van de
klimaatregeling in een hoge stand staat.
Schakel de recirculatiestand NIET in.
Als u in een geparkeerde auto moet zitten
met een draaiende motor, stel dan de
verwarming of de koeling zodanig af dat er
buitenlucht in de auto wordt aangezogen.
Zet de aanjager op een hoog toerental.
De beste bescherming tegen koolmonoxidever-
giftiging is een goed onderhouden uitlaatsys-
teem. Wanneer u merkt dat het uitlaatgeluid is veran-
derd, uitlaatgassen in de auto ruikt of als de
onder- of achterzijde van de auto is beschadigd,
is er mogelijk sprake van lekkage in het uitlaat-
systeem. Laat een vakbekwame monteur het
volledige uitlaatsysteem en de naburige carros-
seriedelen controleren op breuk, schade, slij-
tage of verplaatsingen. Open naden of losse
verbindingen kunnen ertoe leiden dat uitlaat-
gassen binnendringen in het interieur. Laat het
uitlaatsysteem ook altijd controleren wanneer
de auto op een hefbrug wordt gezet voor het
verversen van smeervet of olie. Laat indien
nodig onderdelen vervangen.
Aanbevolen veiligheidscontroles in
de autoVeiligheidsgordelsControleer regelmatig de autogordels op scheuren,
rafels en losse delen. Laat beschadigde onderde-
len onmiddellijk vervangen. Probeer niet zelf de
gordels aan te passen of uit elkaar te halen.De gordelsystemen voorin moeten na een aan-
rijding worden vervangen. Gordelsystemen
achterin moeten na een aanrijding direct wor-
den vervangen als ze zijn beschadigd (oprolme-
67
Page 72 of 480

chanisme verbogen, scheuren in de gordel,
enz.). Wanneer er ook maar de geringste twijfel
bestaat over de toestand van de veiligheidsgor-
dels of de oprolmechanismen, laat de veilig-
heidsgordel dan vervangen.
Waarschuwingslampje voor het
airbagsysteemHet lampje moet ter controle vier
tot acht seconden branden nadat u
de contactschakelaar de eerste
keer in de stand ON hebt gezet.
Bezoek uw erkende dealer als het
lampje tijdens het starten niet gaat
branden. Als het blijft branden, knippert, of
oplicht tijdens het rijden, moet u het systeem
laten controleren door een erkende dealer.
Ontdooi-inrichting
Controleer de werking door de ontdooistand te
selecteren en de aanjager in een hoge stand te
zetten. U moet nu de lucht kunnen voelen die
langs de voorruit geblazen wordt. Bezoek uw
erkende dealer als de ontdooi-inrichting niet
werkt. Veiligheidsinformatie over vloermatten
Plaats uitsluitend vloermatten die overeenko-
men met de afmetingen van de voetruimte van
uw auto. U mag alleen vloermatten gebruiken
die het gebied rondom de pedalen vrijlaten en
stevig vastzitten, zodat de matten niet kunnen
verschuiven, de beweging van de pedalen kun-
nen belemmeren of de veilige besturing van uw
auto op een andere manier kunnen hinderen.
WAARSCHUWING!
Als de pedalen niet vrij kunnen bewegen,
kunt u de controle over de auto verliezen,
waardoor gevaar voor ernstig letsel ontstaat.
Controleer altijd of de vloermatten op de
juiste wijze zijn vastgemaakt aan de be-
vestigingspunten voor de matten.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!
(Vervolgd)
Plaats nooit vloermatten of andere vloer-
bedekkingen die u niet op de juiste wijze
kunt vastmaken en voorkom te allen tijde
dat de matten verschuiven, de beweging
van de pedalen belemmeren of de bestu-
ring van de auto op een andere manier
hinderen.
Plaats nooit vloermatten of andere vloer-
bedekkingen over reeds aanwezige vloer-
matten. Extra vloermatten en andere
vloerbedekkingen verkleinen de ruimte
voor de pedalen en belemmeren daardoor
de beweging van de pedalen.
Controleer regelmatig of de matten nog
correct zijn bevestigd. Matten die zijn ver-
wijderd om te worden gereinigd, moeten
altijd op de juiste wijze opnieuw worden
geplaatst en vastgemaakt.
(Vervolgd)
68