Page 113 of 480

bruikt. Gebruik stand 1 en 2 als u de gevoelig-
heid van de regensensor wilt verkleinen. Ge-
bruik stand 4 als u de gevoeligheid van de
regensensor wilt vergroten. Zet de ruitenwisser-
schakelaar in de stand OFF als u het systeem
niet wilt gebruiken.
OPMERKING:
De regensensor werkt niet wanneer de
ruitenwisserschakelaar in de stand voor
lage of hoge snelheid staat.
Als er ijs of opgedroogd zout water op de
voorruit aanwezig is, werkt de regensen-
sor mogelijk niet goed.
Het gebruik van Rain-X® en was- of sili-
conenhoudende producten kan de presta-
ties van de regensensor beïnvloeden.
De regensensor kan worden in- en uitge-
schakeld met het Uconnect® systeem,
raadpleeg Uconnect® instellingen in het
hoofdstuk Het instrumentenpaneel voor
meer informatie hierover. Het regensensorsysteem is voorzien van be-
schermfuncties voor de wisserbladen en
-armen en werkt niet onder de volgende om-
standigheden:
Lage omgevingstemperatuur — Als de
contactschakelaar voor het eerst in de stand
ON wordt gezet, dan werkt het regensensor-
systeem pas wanneer de ruitenwisserscha-
kelaar wordt bediend, de voertuigsnelheid
hoger is dan 0 km/u (0 mph) of de buitentem-
peratuur hoger is dan 0 °C (32 °F).
Versnellingsbak in de neutraalstand — Als
de contactschakelaar in de stand ON staat
en de automatische versnellingsbak in de
neutraalstand staat, dan werkt het regensen-
sorsysteem pas wanneer de ruitenwisser-
schakelaar wordt bediend, de voertuigsnel-
heid hoger is dan 8 km/u (5 mph) of als de
schakelhendel uit de neutraalstand wordt ge-
zet.
In de modus Starten op afstand — Op voer-
tuigen die zijn uitgerust met de functie voor
starten op afstand werkt de regensensor niet
als het voertuig in de modus Starten op afstand
staat. Als de bestuurder in het voertuig zit en de contactschakelaar in de stand RUN heeft gezet,
dan kan de werking van de regensensor wor-
den hervat als deze is geselecteerd en zijn er
geen andere belemmerende omstandigheden
(eerder vermeld).
VERSTELBARE STUURKOLOMMet deze functie kunt u de stuurkolom in de
hoogte verstellen. U kunt de stuurkolom ook in
de lengte verstellen. De hendel voor de lengte-
en hoogteverstelling bevindt zich onder het
stuur aan het einde van de stuurkolom.
Hendel voor lengte- en hoogteverstelling
109
Page 114 of 480

Duw de hendel omlaag (in de richting van de
vloer) om de stuurkolom te ontgrendelen. Om
de stuurkolom in de hoogte te verstellen be-
weegt u het stuur omhoog of omlaag naar de
gewenste positie. Om de stuurkolom in de
lengte te verstellen trekt u het stuur naar buiten
of duwt u het naar binnen naar de gewenste
positie. Duw de hendel omhoog totdat deze
vastklikt om de stuurkolom te vergrendelen.WAARSCHUWING!
Verstel het stuur niet tijdens het rijden. Ver-
stellen van de stuurkolom tijdens het rijden of
rijden als de stuurkolom niet is vergrendeld,
kan ertoe leiden dat de bestuurder de macht
over het stuur verliest. Als u deze waarschu-
wing niet opvolgt, kan dit ernstig en zelfs
dodelijk letsel tot gevolg hebben.
ELEKTRISCH VERSTELBARE
STUURKOLOM — INDIEN
AANWEZIGMet deze functie kunt u de stuurkolom in de
hoogte verstellen. U kunt de stuurkolom ook in
de lengte verstellen. De bedieningshendel voor
de elektrisch verstelbare stuurkolom bevindt
zich onder de multifunctionele hendel op de
stuurkolom.
Als u de stuurkolom in hoogte wilt verstellen,
beweegt u hendel omhoog of omlaag totdat de
gewenste positie is bereikt. Om de stuurkolom
in de lengte te verstellen trekt u de hendel naaru toe of duwt u de hendel naar voren totdat de
gewenste positie is bereikt.
OPMERKING:
Bij uitvoeringen met een geheugenstoel
kunt u de verstelbare stuurkolom in vooraf
geprogrammeerde standen zetten met de
afstandsbediening of met de geheugen-
schakelaar op het bekledingspaneel van het
bestuurdersportier. Raadpleeg de paragraaf
Geheugenstoel
in dit hoofdstuk.
WAARSCHUWING!
Verstel het stuur niet tijdens het rijden. Ver-
stellen van de stuurkolom tijdens het rijden of
rijden als de stuurkolom niet is vergrendeld,
kan ertoe leiden dat de bestuurder de macht
over het stuur verliest. Als u deze waarschu-
wing niet opvolgt, kan dit ernstig en zelfs
dodelijk letsel tot gevolg hebben.
Elektrisch instelbare/telescopische stuurkolom
110
Page 115 of 480

STUURVERWARMING —
INDIEN AANWEZIGHet stuurwiel is voorzien van een verwarmings-
element dat bij koud weer uw handen verwarmt.
De stuurverwarming kent slechts één tempera-
tuurinstelling. Nadat de stuurverwarming is in-
geschakeld, wordt het stuur tot 80 minuten
verwarmd, waarna de stuurverwarming auto-
matisch wordt uitgeschakeld. De stuurverwar-
ming wordt mogelijk eerder uitgeschakeld of
helemaal niet ingeschakeld als het stuur al
warm is.
De bedieningstoets van de stuurverwarming
bevindt zich in het Uconnect® systeem. U kunt
toegang tot de bedieningstoets via het scherm
klimaatregeling of bedieningselementen krij-
gen.
Druk op de toets voor de stuurverwarming
om het verwarmingselement in te schake-
len.
Druk nogmaals op de toets voor de
stuurverwarming
om het verwarmingsele-
ment uit te schakelen. OPMERKING:
De stuurverwarming werkt alleen als de mo-
tor draait.
Uitvoeringen met op afstand bediend start-
systeem
Bij uitvoeringen met een op afstand bediend
startsysteem kunt u programmeren dat de
stuurverwarming wordt ingeschakeld tijdens het
starten op stand via het Uconnect® systeem.
Raadpleeg
"Uconnect® instellingen" in het
hoofdstuk "Het instrumentenpaneel" voor meer
informatie hierover.
WAARSCHUWING!
Personen die geen pijn op de huid kunnen
voelen als gevolg van ouderdom, chroni-
sche ziekte, diabetes, rugletsel, medicatie,
alcoholgebruik, uitputting of een andere
lichamelijke conditie, moeten voorzichtig
zijn bij het gebruik van de stuurverwar-
ming. Deze kan zelfs bij lage temperaturen
brandwonden veroorzaken, met name als
de verwarming langdurig wordt gebruikt.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!
(Vervolgd)
Plaats geen voorwerpen op het stuur die
warmte-isolerend werken, zoals een de-
ken of stuurhoes. Hierdoor kan de stuur-
verwarming oververhit raken.CRUISECONTROL — INDIEN
AANWEZIGIndien ingeschakeld neemt de cruisecontrol bij
snelheden boven 40 km/u (25 mph) de werking
van het gaspedaal over.
De knoppen voor de cruisecontrol bevinden
zich aan de rechterzijde van het stuur.
111
Page 116 of 480

OPMERKING:Om de correcte werking te waarborgen, is de
cruisecontrol zodanig uitgevoerd dat het sys-
teem wordt uitgeschakeld als u gelijktijdig
meerdere functies van de cruisecontrol be-
dient. Als dit gebeurt, kan het systeem op-
nieuw in werking worden gesteld door op de
knop ON/OFF van de cruisecontrol te drukken
en de gewenste snelheid opnieuw in te stellen.
ActiverenDruk op de knop AAN/UIT om de cruisecontrol
in te schakelen. CRUISE CONTROL READY
(Cruisecontrol gereed) wordt weergegeven in
de instrumentengroep om aan te geven dat de
cruisecontrol is ingeschakeld. Druk nogmaals
op de knop AAN/UIT om het systeem uit te
schakelen. CRUISE CONTROL OFF (Cruise-
control uit) wordt weergegeven in de instrumen-
tengroep om aan te geven dat de cruisecontrol
is uitgeschakeld. Het systeem moet worden
uitgeschakeld wanneer het niet wordt gebruikt.WAARSCHUWING!
Het is gevaarlijk om de cruisecontrol inge-
schakeld te laten wanneer u deze niet ge-
bruikt. U kunt het systeem dan per ongeluk
instellen en sneller rijden dan u wilt. U kunt
anders de controle over het stuur verliezen
en een ongeval veroorzaken. Laat het sys-
teem altijd uitgeschakeld als u het niet ge-
bruikt.
De gewenste snelheid instellenSchakel de cruisecontrol in. Wanneer de auto
de gewenste snelheid heeft bereikt, drukt u kort
op de knop SET (+) of SET (-). Laat het
gaspedaal los. De auto zal nu automatisch de
gekozen snelheid handhaven. Nadat een snel-
heid is ingesteld, wordt een melding CRUISE
CONTROL SET TO MPH (km/u) (cruisecontrol
ingesteld op MPH/km/u) weergegeven waarin
wordt aangegeven welke snelheid is ingesteld.
Een controlelampje CRUISE wordt ook weerge-
geven en blijft branden in de instrumentengroep
terwijl de snelheid is ingesteld.DeactiverenAls u het rempedaal licht intrapt, op de knop
CANCEL drukt of normale remdruk uitoefent
tijdens het afremmen, wordt de cruisecontrol
uitgeschakeld zonder dat de ingestelde snel-
heid uit het geheugen wordt gewist.
Wanneer u op de knop ON/OFF drukt of de
contactschakelaar in de stand OFF zet, wordt
de ingestelde snelheid uit het geheugen gewist.
Cruisecontrol-knoppen
1 — ON/OFF4 — SET-
2 — SET+ 5 — CANCEL
3 — RES112
Page 117 of 480

Snelheid hervattenAls u een eerder ingestelde snelheid opnieuw
wilt aanhouden, drukt u kort op de knop RES.
Deze functie kan worden gebruikt bij snelheden
hoger dan 32 km/u (20 mph).Ingestelde snelheid aanpassenDe snelheid verhogen
Wanneer de cruisecontrol is ingesteld, kunt u de
snelheid verhogen door op de knop SET+te
drukken.
De verhoging van de snelheid wordt, afhankelijk
van de gekozen eenheid, in Amerikaanse (mph)
of metrische (km/u) eenheden weergegeven:
Snelheid in Amerikaanse eenheid (mph)
Als u eenmaal op de knop SET +drukt, wordt
de ingestelde snelheid verhoogd met 1 mph.
Telkens wanneer u opnieuw kort op de knop
drukt, wordt de snelheid met 1 mph ver-
hoogd.
Als u de knop ingedrukt houdt, wordt de
ingestelde snelheid continu verhoogd totdat
u de knop loslaat. De nieuwe snelheid wordt
dan ingesteld. Snelheid in metrische eenheid (km/u)
Als u eenmaal op de knop SET
+drukt,
wordt
de ingestelde snelheid verhoogd met 1 km/u.
Telkens wanneer u opnieuw kort op de knop
drukt, wordt de snelheid met 1 km/u ver-
hoogd.
Als u de knop ingedrukt houdt, wordt de
ingestelde snelheid continu verhoogd totdat
u de knop loslaat. De nieuwe snelheid wordt
dan ingesteld.
De snelheid verlagen
Wanneer de cruisecontrol is ingesteld, kunt u de
snelheid verlagen door op de knop SET -te
drukken.
De verlaging van de snelheid wordt, afhankelijk
van de gekozen snelheid, in Amerikaanse
(mph) of metrische (km/u) eenheden weergege-
ven:
Snelheid in Amerikaanse eenheid (mph)
Als u eenmaal op de knop SET
-drukt, wordt
de ingestelde snelheid verlaagd met 1 mph.
Telkens wanneer u opnieuw kort op de knop
drukt, wordt de snelheid met 1 mph verlaagd.
Als u de knop ingedrukt houdt, wordt de
ingestelde snelheid continu verlaagd totdat u
de knop loslaat. Vervolgens wordt de nieuwe
snelheid ingesteld.
Snelheid in metrische eenheid (km/u)
Als u eenmaal op de knop SET -drukt,
wordt
de ingestelde snelheid verlaagd met 1 km/u.
Met ieder volgend tikje op de toets verlaagt u
de snelheid met 1 km/u.
Als u de knop ingedrukt houdt, wordt de
ingestelde snelheid continu verlaagd totdat u
de knop loslaat. Vervolgens wordt de nieuwe
snelheid ingesteld.Accelereren om in te halenTrap het gaspedaal in op dezelfde wijze als u
normaal gesproken zou doen. Wanneer u het
pedaal loslaat, keert de auto terug naar de
ingestelde rijsnelheid.
Gebruik van de cruisecontrol op hellingen
De versnellingsbak schakelt op hellingen moge-
lijk terug om de ingestelde snelheid van de auto
te handhaven.
113
Page 118 of 480

OPMERKING:
De cruisecontrol houdt de snelheid op hel-
lingen en bij afdalingen constant. Een kleine
snelheidsverandering op lichte hellingen is
normaal.
Op steile berghellingen kan de snelheid veel
hoger of lager worden, waardoor het in die
gevallen beter is om zonder cruisecontrol te
rijden.WAARSCHUWING!
De cruisecontrol kan gevaarlijk zijn in situa-
ties waar het systeem geen constante snel-
heid kan aanhouden. Uw auto kan gezien de
omstandigheden te snel gaan, waardoor u
de controle over de auto kunt verliezen en
mogelijk een ongeval veroorzaakt. Gebruik
de cruisecontrol nooit in druk verkeer of op
bochtige, beijzelde, besneeuwde of anders-
zins gladde wegen.
ADAPTIEVE CRUISECONTROL
(ACC) — INDIEN AANWEZIGAdaptieve cruisecontrol (ACC) vergroot het ge-
bruiksgemak van de cruisecontrol tijdens het
rijden op autosnelwegen en andere hoofdwe-
gen. Het is echter geen veiligheidssysteem en
draagt niet bij aan het voorkomen van ongeval-
len.
Met ACC kunt u de cruisecontrol ingeschakeld
houden in lichte tot matige verkeersdrukte zon-
der dat u voortdurend uw cruisecontrol opnieuw
hoeft in te stellen. ACC maakt gebruik van een
radarsensor en een naar voren gerichte camera
ontworpen om direct voor u rijdende voertuigen
te detecteren.
OPMERKING:
Als de sensor geen voor u rijdend voer-
tuig detecteert, houdt ACC een vaste in-
gestelde snelheid aan.
Wanneer de ACC-sensor een voor u rij-
dend voertuig detecteert, zorgt ACC dat
uw auto automatisch iets afremt of ver-
snelt (maximaal tot de oorspronkelijk in-
gestelde snelheid) om een vooraf inge- stelde volgafstand aan te houden, waarbij
de snelheid wordt aangepast aan de snel-
heid van uw voorligger.
WAARSCHUWING!
Adaptieve cruisecontrol (ACC) is een sys-
teem voor meer gebruiksgemak. Het is
geen systeem dat de taken en verantwoor-
delijkheden van de bestuurder overneemt.
De bestuurder blijft te allen tijde verant-
woordelijk voor het aanpassen van zijn of
haar rijstijl aan de weg-, verkeers- en
weersomstandigheden, rijsnelheid, af-
stand tot de voorligger en - als belangrijk-
ste - het bedienen van de remmen voor
veilig gebruik van de auto onder alle om-
standigheden. Veilig autorijden vereist al-
tijd uw volle aandacht. Het negeren van
deze waarschuwingen kan een aanrijding
en ernstig of zelfs dodelijk letsel tot gevolg
hebben.
(Vervolgd)
114
Page 119 of 480

WAARSCHUWING!
(Vervolgd)
Het ACC-systeem:
Reageert niet op voetgangers, tege-
moetkomend verkeer, en stilstaande
objecten (bijv. stilstaande voertuigen in
een file).
Houdt geen rekening met weg-,
verkeers- en weersomstandigheden en
kent soms beperkingen als gevolg van
slecht zicht.
Herkent niet altijd complexe rijomstan-
digheden, wat kan leiden tot onjuiste of
ontbrekende afstandswaarschuwingen.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!
(Vervolgd)
Brengt het voertuig volledig tot stilstand
bij het volgen van een doelvoertuig en
houdt gedurende 2 seconden de rem-
men vast. Als het doelvoertuig niet bin-
nen twee seconden optrekt, geeft het
ACC-systeem een bericht weer dat de
remmen gelost zullen worden en dat ze
handmatig moeten worden bediend.
Een geluidssignaal klinkt wanneer het
rempedaal wordt losgelaten.
U dient het ACC-systeem uit te schakelen:
Tijdens het rijden bij mist, zware regenval,
zware sneeuwval, natte sneeuw, druk ver-
keer en complexe rijomstandigheden (bijv.
bij wegwerkzaamheden).
Tijdens het oprijden van op- en afritten van
snelwegen, het rijden op bochtige, be-
ijzelde, besneeuwde, anderszins gladde
wegen, of op steile hellingen of afdalingen.
Tijdens het rijden met een aanhanger op
steile hellingen of afdalingen.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!
(Vervolgd)
Als veilig rijden met een constante snel-
heid door de omstandigheden niet moge-
lijk is.
Het cruisecontrolsysteem biedt twee bedrijfs-
modi:
De modus Adaptieve cruisecontrol, die zorgt
dat een veilige afstand tussen voertuigen
wordt aangehouden.
De modus Normale cruisecontrol (vaste snel-
heid) voor rijden met een constante, vooraf
ingestelde snelheid. Raadpleeg de paragraaf
"Modus Normale cruisecontrol (vaste snel-
heid)" in dit hoofdstuk voor meer informatie
hierover.
OPMERKING:
De normale cruisecontrol (vaste snelheid)
reageert in deze modus niet op voorliggers.
Zorg dat u zich tijdens het rijden bewust
bent van de gekozen modus.
115
Page 120 of 480

U kunt de modus wijzigen met de knoppen voor
de cruisecontrol. De twee bedrijfsmodi werken
op verschillende manieren. Controleer altijd
welke modus u hebt gekozen.Bediening van adaptieve
cruisecontrol (ACC)U bedient het ACC-systeem met de knoppen
voor de cruisecontrol (die zich aan de rechter-
zijde van het stuur bevinden).OPMERKING:
Eventuele wijzigingen aan het chassis, de
wielophanging of de bandenmaat zijn van
invloed op de prestaties van de adaptieve
cruisecontrol en het Forward Collision War-
ning (FCW)-systeem.
Adaptieve cruisecontrol (ACC)
activerenACC kan alleen worden geactiveerd als de auto
een snelheid heeft van meer dan 0 km/u
(0 mph).
De minimale instelsnelheid voor ACC is 32 km/u
(20 mph).
Wanneer het systeem is ingeschakeld en zich in
de READY-status bevindt, toont het bestuur-
dersinformatiedisplay (DID) de melding
"ACC
Ready" (Adaptieve cruisecontrol gereed).
Wanneer het systeem is uitgeschakeld, toont
het DID de melding "Adaptive Cruise Control
(ACC) OFF" (Adaptieve cruisecontrol (ACC)
uitgeschakeld).
Knoppen voor adaptieve cruisecontrol
1 — NORMALE CRUISECONTROL (VASTE
SNELHEID) AAN/UIT
2 — SET+
3 — RES
4 — SET-
5 — AFSTAND INSTELLEN — VERGROTEN
6 — ADAPTIEVE CRUISECONTROL (ACC) AAN/
UIT
7 — AFSTAND INSTELLEN — VERKLEINEN
8 — CANC
116