Page 273 of 480

6. Schakel naar de gewenste versnelling. Alshet probleem niet langer wordt gedetec-
teerd, werkt de versnellingsbak weer op de
normale manier.
OPMERKING:
Ook al kan de versnellingsbak worden gere-
set, we raden u toch aan zo spoedig moge-
lijk een bezoek te brengen aan uw erkende
dealer. Uw erkende dealer kan met speciale
diagnoseapparatuur vaststellen of het pro-
bleem zich nogmaals kan voordoen.
Als geen reset van de versnellingsbak mogelijk
is, is service door de erkende dealer noodzake-
lijk.
Schakelflipper-modus
De schakelflipper-modus biedt de bestuurder
een interactieve schakelmethode die handma-
tig schakelen mogelijk maakt, waardoor u meer
controle over de auto krijgt. Met de schakelflip-
pers kunt u maximaal remmen op de motor,
ongewenst op- of terugschakelen voorkomen
en de prestaties van de auto verbeteren. Met dit
systeem heeft u ook meer controle over de auto
bij het inhalen, bij het rijden in de stad, bij glad wegdek, in de bergen, het trekken van een
aanhangwagen en vele andere situaties.
Bediening
Wanneer de versnelling in de stand DRIVE of
SPORT staat, schakelt de versnellingsbak au-
tomatisch tussen de acht beschikbare versnel-
lingen. Om de schakelflipper-modus in te scha-
kelen drukt u kort op een van de schakelflippers
aan het stuurwiel (+/-) terwijl de versnellingsbak
in de stand DRIVE of SPORT staat. Als u kort
op (-) drukt om de schakelflipper-modus te
activeren, schakelt de versnellingsbak terug
naar de eerstvolgende lagere versnelling, terwijl
bij het aantikken van (+) om de schakelflipper-
modus te activeren,de huidige versnelling be-
houden blijft. Wanneer de schakelflipper-modus
actief is, wordt de huidige versnelling in de
instrumentengroep weergegeven.
In de schakelflipper-modus schakelt de versnel-
lingsbak op of terug als de bestuurder handma-
tig (+/-) kiest, tenzij dit leidt tot stotteren of een
te hoog toerental van de motor. De versnellings-
bak blijft in de gekozen versnelling totdat naar
een hogere of lagere versnelling wordt gescha-
keld, met uitzondering van de onderstaande
situaties.
De versnellingsbak schakelt automatisch te-
rug als de snelheid van de auto afneemt (om
stotteren van de motor te voorkomen), waar-
bij de huidige versnelling wordt aangegeven.
De versnellingsbak schakelt automatisch te-
rug naar de eerste versnelling wanneer de
auto tot stilstand komt. Na stilstand moet de
bestuurder handmatig opschakelen (+) tij-
dens het optrekken.
U kunt vanuit stilstand wegrijden in de eerste
of tweede versnelling (of de derde versnel-
ling in de groep 4LO, de stand sneeuw of de
stand zand). Als u kort op (+) drukt (bij
stilstand) kunt u wegrijden in de tweede
versnelling. Wegrijden in de tweede versnel-
ling kan zinvol zijn als het wegdek glad is
door sneeuw of ijs.
Als door terugschakelen het maximum mo-
tortoerental wordt overschreden, vindt het
terugschakelen niet plaats.
269
Page 274 of 480

Wanneer de voertuigsnelheid te laag is, ne-
geert het systeem alle opschakelpogingen.
Als u de schakelflipper (-) ingedrukt houdt,
wordt teruggeschakeld naar de laagst moge-
lijke versnelling bij de huidige snelheid.
Het schakelen van de transmissie valt meer
op als de schakelflipper-modus is
ingeschakeld.
Het systeem kan terugkeren naar de auto-
matische schakelmodus als een storing of
oververhitting wordt gedetecteerd.
OPMERKING:
Wanneer Selec-Speed of de afdalingsrege-
ling (HDC) is ingeschakeld, is de
schakelflipper-modus niet actief. Door op de
schakelflippers (+/-) te drukken in Selec-
Speed of de afdalingsregeling, wordt ge-
woon de hoogste toegestane versnelling be-
perkt. Schakelen onder en tot aan die
versnelling verloopt automatisch.
U kunt de schakelflipper-modus uitschakelen
door de schakelflipper (+) ingedrukt te houden
totdat de indicatie "D"of"S" weer wordt aange- geven in de instrumentengroep. U kunt de
schakelflipper-modus op elk moment in- of uit-
schakelen zonder dat u uw voet van het gaspe-
daal hoeft te nemen.
WAARSCHUWING!
Schakel op gladde wegen niet terug om te
remmen op de motor. De aangedreven wie-
len kunnen hun grip verliezen, waardoor de
auto in een slip kan raken, wat een aanrijding
of persoonlijk letsel tot gevolg kan hebben.WERKING VAN DE
VIERWIELAANDRIJVING
Bedieningsaanwijzingen/
voorzorgsmaatregelen Quadra-Trac
I® — indien aanwezigDe Quadra-Trac I® is een tussenbak met één
groep (alleen hoge gearing), die zorgt voor
handige permanente vierwielaandrijving. Ver-
eist geen handelingen van de bestuurder. Het
Brake Traction Control (BTC) systeem, dat een
combinatie is van het standaard ABS en traction control, biedt weerstand aan een wiel dat door-
slipt waardoor extra koppel wordt gestuurd naar
de wielen met tractie.
OPMERKING:
Het Quadra-Trac I® systeem niet geschikt is
voor omstandigheden waarin de groep 4WD
LOW wordt aanbevolen. Raadpleeg de para-
graaf
Tips voor terreinrijden in het hoofd-
stuk Starten en rijden voor meer informatie
hierover.
Bedieningsaanwijzingen/
voorzorgsmaatregelen Quadra-Trac
II® — indien aanwezigDe Quadra-Trac II® tussenbak is volautoma-
tisch in de 4WD AUTO-modus voor normaal
rijden. De Quadra-Trac II® tussenbak heeft drie
standen:
4WD HI
NEUTRAL
4WD LOW
Deze tussenbak is volautomatisch in de 4WD
HI-modus.
270
Page 275 of 480

Als extra tractie is vereist dan kan de 4WD
LOW-stand worden gebruikt om de aandrijfas-
sen vóór en achter samen te vergrendelen en
de voor- en achterwielen te dwingen om met
dezelfde snelheid te draaien. De stand 4WD
LOW is uitsluitend bedoeld voor een onverhard
of glad wegdek. Rijden in de stand 4WD LOW
op droge, verharde wegen kan leiden tot over-
matige slijtage van de banden en schade aan
de onderdelen van de aandrijflijn.Wanneer u bij een bepaalde rijsnelheid in 4WD
LOW rijdt, is het motortoerental circa driemaal zo
hoog als het motortoerental in de stand 4WD HI.
Laat de motor niet met te hoge toerentallen
draaien en rijd niet sneller dan 40 km/u (25 mph).Voor een juist gebruik van voertuigen met vier-
wielaandrijving moeten alle banden van het-
zelfde type zijn en dezelfde maat en omtrek
hebben. Het gebruik van verschillende banden
beïnvloedt het schakelgedrag en kan de tus-
senbak beschadigen.Aangezien vierwielaandrijving de tractie verbe-
tert, heeft men de neiging de veilige snelheden
voor bochten en stoppen te overschrijden. Rij niet
harder dan de verkeersomstandigheden toelaten.
WAARSCHUWING!
Als u de auto zonder toezicht achterlaat
terwijl de tussenbak in de stand NEUTRAL
staat en de handrem niet helemaal is aan-
getrokken, kunnen u of anderen (dodelijk)
gewond raken. In de stand NEUTRAL van de
tussenbak wordt het contact met de aandrijf-
lijn van zowel de aandrijfas voor als achter
verbroken, zodat de auto kan rollen, zelfs als
de versnellingsbak in de stand PARK is
gezet. De handrem moet altijd aangetrokken
zijn als de bestuurder niet in de auto zit.SchakelstandenVoor meer informatie over het gebruik van elke
stand van het 4WD-systeem, zie onderstaande
informatie:
4WD AUTO
Deze stand wordt gebruikt op oppervlakten
zoals ijs, sneeuw, grint, zand en op een droog
wegdek.OPMERKING:
Raadpleeg de paragraaf
Selec-Terrain® –
indien aanwezig in het hoofdstuk Starten
en rijden voor meer informatie over de ver-
schillende instellingen en het bedoelde ge-
bruik.
NEUTRAL
In deze groep wordt de aandrijflijn losgekoppeld
van de aandrijving. Hij wordt gebruikt om achter
een andere auto te slepen met alle wielen aan
de grond. Raadpleeg de paragraaf "Slepen
achter een camper" in het hoofdstuk"Starten en
rijden" voor meer informatie hierover.
WAARSCHUWING!
Als u de auto zonder toezicht achterlaat
terwijl de verdeelbak in de stand NEUTRAL
(N) staat en de handrem niet helemaal is
aangetrokken, kunnen u of anderen (dode-
lijk) gewond raken. In de NEUTRAL-stand
(N) wordt het contact met de aandrijflijn van
zowel de aandrijfas voor als achter verbro-
ken, zodat de auto in beweging kan komen,
(Vervolgd)
271
Page 276 of 480

WAARSCHUWING!
(Vervolgd)
zelfs als de versnellingsbak in de stand
PARK is gezet. De handrem moet altijd aan-
getrokken zijn als de bestuurder niet in de
auto zit.
4WD LOW
Deze groep is bedoeld voor vierwielaandrijving
met lage snelheid. Hij zorgt voor een grotere
overbrengingsverhouding waardoor er meer
koppel aan zowel de voor- als achterwielen kan
worden geleverd en daarmee extra tractie en
maximale trekkracht, uitsluitend op onverharde,
gladde wegen. Rijd niet sneller dan 40 km/h
(25 mph).
OPMERKING:
Raadpleeg de paragraaf “Selec-Terrain® –
indien aanwezig voor meer informatie over
de verschillende instellingen en het be-
doelde gebruik.
SchakelproceduresVierwielaandrijving HI (HOOG) naar
Vierwielaandrijving LOW (LAAG)
Bij een voertuigsnelheid tussen de 0 en de
5 km/u (0 en 3 mph), als de contactschakelaar
in de stand ON staat of als de motor loopt,
schakelt u de transmissie naar "N"en drukt u
één keer op de knop “4WD LOW” op de tussen-
bakschakelaar. Het controlelampje “4WD LOW”
in de instrumentengroep gaat knipperen en blijft
branden wanneer het schakelen is voltooid. OPMERKING:
Als niet aan de schakelvoorwaarden/
vergrendelingen wordt voldaan of bij een
beveiliging van de motortemperatuur van de
tussenbak, knippert het bericht “For 4x4
Low Slow Below 3 mph (5 km/u Put Trans in
N Press 4 Low” (Voor 4x4 Low langzamer
dan 5 km/u (3 mph) rijden - naar N schakelen
en op 4 Low drukken) op het bestuurdersin-
formatiedisplay (DID). Raadpleeg de para-
graaf
Bestuurdersinformatiedisplay (DID)
in het hoofdstuk Het instrumentenpaneel
voor meer informatie hierover.
4WD LOW naar 4WD HI
Bij een voertuigsnelheid tussen de 0 en de
5 km/u (0 en 3 mph), als de contactschakelaar
in de stand ON staat of als de motor loopt,
schakelt u de transmissie naar NEUTRAL en
drukt u één keer op de knop “4WD LOW” op de
tussenbakschakelaar. Het controlelampje “4WD
LOW” op de instrumentengroep gaat knipperen
en dooft nadat het schakelen is voltooid.
Tussenbakschakelaar
272
Page 277 of 480

OPMERKING:
Als niet aan de schakelvoorwaarden/
vergrendelingen wordt voldaan of bij een
beveiliging van de motortemperatuur van
de tussenbak, knippert het bericht “For
4x4 High Slow Below 3 mph (5 km/u Put
Trans in N push 4 Low” (Voor 4x4 High
langzamer dan 5 km/u (3 mph) rijden -
naar N schakelen en op 4 Low drukken)
op het bestuurdersinformatiedisplay
(DID). Raadpleeg de paragraaf Bestuur-
dersinformatiedisplay (DID) in het hoofd-
stuk Het instrumentenpaneel voor meer
informatie hierover.
Het is mogelijk om naar en uit 4WD LOW
te schakelen als de auto helemaal stil-
staat; er kunnen echter problemen ont-
staan omdat de koppelingstanden dan
mogelijk niet goed zijn uitgelijnd. Mogelijk
moet u een aantal schakelpogingen doen
om de koppelingstanden uit te lijnen en
de overschakeling te voltooien. De beste
methode is tijdens het rollen van de auto
tussen de 0 en de 5 km/u. Als de auto
sneller rijdt dan 5 km/u dan verhindert de
tussenbak het schakelen. Naar de stand NEUTRAL (N) schakelen
WAARSCHUWING!
Als u de auto zonder toezicht achterlaat
terwijl de verdeelbak in de stand NEUTRAL
(N) staat en de handrem niet helemaal is
aangetrokken, kunnen u of anderen (dode-
lijk) gewond raken. In de NEUTRAL-stand
(N) wordt het contact met de aandrijflijn van
zowel de aandrijfas voor als achter verbro-
ken, zodat de auto in beweging kan komen,
zelfs als de versnellingsbak in de stand
PARK is gezet. De handrem moet altijd aan-
getrokken zijn als de bestuurder niet in de
auto zit.
1. Breng het voertuig volledig tot stilstand, ter- wijl de motor draait.
2. Houd het rempedaal ingetrapt.
3. Schakel naar NEUTRAL. 4. Als het voertuig is uitgerust met Quadra-Lift
™ luchtvering, controleert u of het voertuig
op de normale rijhoogte is ingesteld.
5. Gebruik een balpen of soortgelijk voorwerp en houd daarmee gedurende vier seconden
de verzonken knop NEUTRAL (N) van de
tussenbak (deze bevindt zich bij de modus-
schakelaar) ingedrukt. Het lampje achter het
NEUTRAL (N)-symbool gaat knipperen om
aan te geven dat wordt geschakeld. Het
lampje stopt met knipperen (en blijft bran-
den) nadat het schakelen naar NEUTRAAL
(N) voltooid is. Een bericht "NEUTRAAL"
wordt op het bestuurdersinformatiedisplay
(DID) weergegeven. Raadpleeg de para-
graaf "Bestuurdersinformatiedisplay (DID)"
in het hoofdstuk "Het instrumentenpaneel"
voor meer informatie hierover.
273
Page 278 of 480

6. Nadat het schakelen voltooid is en het NEU-TRAAL (N)-lampje blijft branden, laat u de
NEUTRAAL (N)-knop los.
7. Schakel naar REVERSE.
8. Laat het rempedaal gedurende vijf seconden los en zorg ervoor dat de auto niet gaat
rollen. OPMERKING:
Als schakelcondities/vergrendelingen niet
worden bereikt, gaat het bericht “To Tow
Vehicle Safely, Read Neutral Shift Procedure
in Owners Manual” (Lees Schakelprocedure
voor neutraal in Gebruikershandleiding om
auto veilig te slepen) in het bestuurdersin-
formatiedisplay (DID) knipperen. Raadpleeg
de paragraaf
Bestuurdersinformatiedisplay
(DID) in het hoofdstuk Het instrumentenpa-
neel voor meer informatie hierover.
Uit de NEUTRAAL (N)-stand schakelen
Gebruik de volgende procedure om uw voertuig
voor te bereiden op normaal gebruik.
1. Breng het voertuig volledig tot stilstand.
2. Trek de handrem stevig aan.
3. Start de motor.
4. Houd het rempedaal ingetrapt.
5. Schakel naar NEUTRAL (N). 6. Gebruik een balpen of soortgelijk voorwerp
en houd daarmee gedurende één seconde
de verzonken knop NEUTRAL (N) van de
tussenbak (deze bevindt zich bij de modus-
schakelaar) ingedrukt.
7. Wanneer het NEUTRAL (N)-lampje uitgaat, laat u de NEUTRAL (N)-knop los.
8.
Nadat de knop NEUTRAL (N) is losgelaten,
schakelt de tussenbak naar de stand die wordt
aangegeven door de modusschakelaar.
NEUTRAAL (N)-schakelaar
NEUTRAAL (N)-schakelaar
274
Page 279 of 480

Quadra-Drive® II systeem — indien
aanwezigHet optionele Quadra-Drive® II systeem is uit-
gerust met twee koppeloverbrengingskoppelin-
gen. De koppelingen bevatten een achteras
met elektronisch beperkt slipdifferentieel
(ELSD) en de Quadra-Trac II® tussenbak. De
optionele ELSD-as is volledig automatisch en
vereist geen input van de bestuurder. Onder
normale rijomstandigheden werkt het systeem
als een standaard as die het koppel gelijkmatig
verdeeld over de linker en de rechter wielen. Bij
een tractieverschil tussen de linker en de rech-
ter wielen detecteert de koppeling een snel-
heidsverschil. Wanneer één wiel sneller gaat
draaien dan het andere wordt het koppel van
het wiel met de minste tractie automatisch
overgebracht naar het wiel met tractie. Hoewel
de tussenbak en de askoppeling qua ontwerp
verschillen, werken ze hetzelfde. Raadpleeg de
informatie over het schakelen van een Quadra-
Trac II® tussenbak voorafgaand aan dit hoofd-
stuk.
SELEC-TERRAIN™ — INDIEN
AANWEZIG
OmschrijvingSelec-Terrain™ combineert de mogelijkheden
van de voertuigregelsystemen met de bestuur-
dersinvoer om onder alle terreinomstandighe-
den de beste prestaties te verkrijgen.
Selec-Terrain™ bestaat uit de volgende stan-
den:
SNOW – Tuning ingesteld op extra stabiliteit
onder slechte weersomstandigheden. Ge-
bruik dit op de weg en in het terrein op ondergronden met weinig tractie, zoals
sneeuw. In de stand SNOW (afhankelijk van
bepaalde gebruiksomstandigheden) kan de
transmissie de tweede versnelling gebruiken
(in plaats van de eerste) bij het wegrijden om
het slippen van de wielen te minimaliseren.
Indien uitgerust met luchtvering, de stan-
daard rijhoogte voor sneeuw is NRH.
AUTO – Volautomatische, continue vierwiel-
aandrijving kan worden gebruikt op de weg
en in het terrein. Zoekt een evenwicht tussen
tractie en naadloos stuurgevoel voor verbe-
terd rijgedrag en optrekken in vergelijking
met een tweewielaangedreven voertuig. In-
dien uitgerust met luchtvering, verandert de
hoogte naar NRH.
SAND – Kalibratie voor terreinrijden op on-
dergronden met weinig tractie, zoals zand of
nat gras. De aandrijflijn is geoptimaliseerd
voor maximale tractie. Enig slippen kan voel-
baar zijn op moeilijke ondergronden. De
elektronische remregeling is ingesteld om de
tractieregeling van de gasklep en wielspin te
beperken. Indien uitgerust met luchtvering,
de standaard rijhoogte voor zand is NRH.
Selec-Terrain™-schakelaar
275
Page 280 of 480

MUD - Kalibratie voor terreinrijden op onder-
gronden met weinig tractie, zoals modder. De
aandrijflijn is geoptimaliseerd voor maximale
tractie. Enig slippen kan voelbaar zijn op
moeilijke ondergronden. De elektronische
remregeling is ingesteld om de tractierege-
ling van de gasklep en wielspin te beperken.
Indien uitgerust met luchtvering, verandert
de hoogte naar Terreinrijden 1.
Rock – Kalibratie voor terreinrijden die alleen
beschikbaar is in de groep 4WD LOW. Het
voertuig (indien uitgerust met luchtvering)
wordt verhoogd voor een betere grondspe-
ling. Op tractie gebaseerde tuning met ver-
beterde bestuurbaarheid voor gebruik tijdens
terreinrijden op ondergronden met een hoge
tractie. Gebruik voor het rijden op obstakels
zoals grote rotsen, diepe sporen, enz. Indien
uitgerust met luchtvering, wordt de rijhoogte
veranderd naar Terreinrijden 2. Als de Selec-
Terrain™-schakelaar in de stand ROCK
staat, en de tussenbak wordt geschakeld van
4WD LOW naaf 4WD HIGH, keert het Selec-
Terrain™-systeem terug naar AUTO. OPMERKING:
Activeer de afdalingsregeling of Selec
cruisecontrol voor het afrijden van steile
hellingen. Raadpleeg de paragraaf
Elektro-
nische remregeling in dit hoofdstuk voor
meer informatie.
Berichten in het
bestuurdersinformatiedisplay (DID)Onder de juiste omstandigheden verschijnt een
bericht in het DID-scherm. Raadpleeg de para-
graaf "Bestuurdersinformatiedisplay (DID)" in
het hoofdstuk "Het instrumentenpaneel" voor
meer informatie hierover.QUADRA-LIFT™ — INDIEN
AANWEZIG
OmschrijvingHet Quadra-Lift™-luchtveringssysteem zorgt
voor continue niveauregeling naast de mogelijk-
heid om met een druk op de knop de hoogte van
het voertuig aan te passen.
Normale rijhoogte (NRH) – Dit is de stan-
daardinstelling van de vering en is bedoeld
voor normaal rijden.
Selec-Terrain™-schakelaar
1 — Knop omhoog
2 — Knop omlaag
3 - Controlelampje Instappen/uitstappen (kan door
de klant worden geselecteerd)
4 - Controlelampje Normale rijhoogte (kan door de
klant worden geselecteerd)
5 - Controlelampje Terreinrijden 1 (kan door de
klant worden geselecteerd)
6 - Controlelampje Terreinrijden 2 (kan door de
klant worden geselecteerd)
276