Page 385 of 480

BOORDDIAGNOSESYSTEEM
(OBD II)Uw auto is uitgerust met een geavanceerd
diagnosesysteem genaamd OBD II (On-Board
Diagnostic). Dit systeem bewaakt de regelsys-
temen voor uitlaatgasemissie, de motor en de
automatische versnellingsbak. Als deze syste-
men correct werken, zal uw auto uitstekende
prestaties leveren, brandstof besparen en lage
emissiewaarden hebben die aan de strengste
eisen voldoen.
Als een van deze systemen onderhoud nodig
heeft, zorgt OBD II ervoor dat het storings-
lampje gaat branden. Daarnaast slaat het sys-
teem diagnostische codes en andere gegevens
op die monteurs kunnen helpen bij het uitvoe-
ren van reparaties. Hoewel u dan meestal nog
met de auto kunt rijden en niet gesleept hoeft te
worden, dient u toch zo spoedig mogelijk uw
erkende dealer te bezoeken voor service.
LET OP!
Als u lange tijd blijft rijden met een bran-
dend storingslampje, kan het emissiere-
gelsysteem verder beschadigd raken. Het
kan ook van invloed zijn op het brandstof-
verbruik en het rijgedrag. De auto vereist
onderhoud om emissietests te kunnen uit-
voeren.
Als het lampje knippert wanneer de motor
draait, zal de katalysator vrij snel ernstig
defect raken en zal het motorvermogen afne-
men. Raadpleeg dan onmiddellijk uw dealer.
VERVANGENDE ONDERDELENHet gebruik van originele MOPAR® onderdelen
voor normaal/periodiek onderhoud en voor re-
paraties wordt ten zeerste aanbevolen om ze-
ker te zijn van de gespecificeerde prestaties.
Schade en storingen die worden veroorzaakt
door het gebruik van andere dan originele MO-
PAR® onderdelen voor onderhoud en repara-
ties worden niet gedekt door de standaardga-
rantie van de fabrikant.
ONDERHOUDSPROCEDURESDe volgende pagina’s bevatten de vereiste
onderhoudswerkzaamheden zoals vastgesteld
door de fabrikant van uw auto.
Naast de onderhoudsaspecten die worden ver-
meld in het vaste onderhoudsschema zijn er
mogelijk ook andere componenten die op een
later tijdstip onderhoud vereisen of vervangen
moeten worden.LET OP!
Onvoldoende onderhoud van uw auto of
het achterwege laten van benodigde beur-
ten en reparaties kan leiden tot duurdere
reparaties, schade aan andere onderdelen
of slechtere prestaties van de auto. Laat
mogelijke storingen onmiddellijk onder-
zoeken door een erkende dealer of een
erkend garagebedrijf.
(Vervolgd)
381
Page 386 of 480

LET OP!
(Vervolgd)
Uw auto is vervaardigd met verbeterde
vloeistoffen, waardoor de prestaties en
duurzaamheid van uw auto behouden blij-
ven en er langere onderhoudsintervallen
mogelijk zijn. Gebruik geen chemicaliën
voor het spoelen van onderdelen, aange-
zien de chemicaliën de motor, versnel-
lingsbak, stuurbekrachtiging of airconditio-
ning kunnen beschadigen. Dergelijke
schade wordt niet gedekt door de stan-
daardgarantie. Als het nodig is om te spoe-
len vanwege een storing, gebruik daarvoor
dan alleen de voorgeschreven vloeistof.Motorolie – benzinemotorOliepeil controleren
Om een optimale smering van de motor te
waarborgen, moet het juiste motoroliepeil ge-
handhaafd blijven. Controleer het oliepeil
daarom regelmatig, bijvoorbeeld bij elke tank-
stop. Het ideale tijdstip voor een controle van
het motoroliepeil is ongeveer vijf minuten nadat een volledig opgewarmde motor is uitgezet.
Controleer het oliepeil niet voordat u de motor
start, wanneer de auto een nacht niet gebruikt
is. Als u het oliepeil controleert wanneer de
motor koud is, wordt het peil niet correct geme-
ten.
Controleer het oliepeil als de auto op een vlakke
ondergrond staat en alleen wanneer de motor
warm is. De meting is dan nauwkeuriger. Het
oliepeil moet gehandhaafd blijven tussen de
merktekens op de peilstok. De merktekens be-
staan uit een zone met kruisarcering die SAFE
aangeeft of een zone met kruisarcering die MIN
en MAX op de onder- en bovengrens van het
bereik aangeeft. Het bijvullen van 1 liter olie in het
geval de peilstok de onderzijde van het bereik
aangeeft, zal er voor zorgen dat het oliepeil het
volle uiteinde van de peilstok bereikt.LET OP!
Als het carter met te veel of te weinig motor-
olie wordt gevuld, kan aëratie of verlies van
oliedruk optreden. Dit kan leiden tot motor-
schade.
Motorolie verversen
Raadpleeg het onderhoudsschema voor de
juiste onderhoudsintervallen.
Motor, keuze van de motorolie
Voor de beste prestaties en maximale bescher-
ming onder alle bedrijfsomstandigheden raadt de
fabrikant aan uitsluitend API-gecertificeerde mo-
torolie te gebruiken die voldoet aan de Chrysler
materiaalnorm MS-6395 of ACEA A1/B1.Olie-identificatiesymbool van American
Petroleum Institute (API)
Dit symbool bete-
kent dat de olie is
gecertificeerd door
American Petro-
leum Institute (API).
De fabrikant raadt
aan uitsluitend API-
gecertificeerde mo-
torolie te gebruiken.
382
Page 387 of 480

LET OP!
Spoel de motor niet met chemicaliën, omdat
deze de motor kunnen beschadigen. Derge-
lijke schade wordt niet gedekt door de stan-
daardgarantie.
Viscositeit motorolie – 3.6-liter motor
SAE 5W-20 motorolie wordt aanbevolen voor
alle gebruikstemperaturen. Deze motorolie ver-
gemakkelijkt het starten bij lage temperaturen
en vermindert het brandstofverbruik.
Op de motorolievuldop wordt tevens de aanbe-
volen viscositeit van de motorolie voor uw auto
aangegeven. Raadpleeg de paragraaf "Motor-
compartiment" in het hoofdstuk "Onderhoud
van uw auto" voor meer informatie hierover.
OPMERKING:
SAE 5W-30 motorolie die is goedgekeurd
conform Fiat 9.55535-S1 of Fiat 9.55535-S3
mag worden gebruikt indien geen SAE
5W-20 motorolie verkrijgbaar is die voldoet
aan MS-6395. Viscositeit motorolie – 5,7-liter motor
SAE 5W-20 motorolie wordt aanbevolen voor
alle gebruikstemperaturen. Deze motorolie ver-
gemakkelijkt het starten bij lage temperaturen
en vermindert het brandstofverbruik.
Op de motorolievuldop wordt tevens de aanbe-
volen viscositeit van de motorolie voor uw auto
aangegeven. Raadpleeg de afbeelding
"Motor-
compartiment" in dit hoofdstuk voor meer infor-
matie over de plaats van de vuldop voor motor-
olie.
OPMERKING:
SAE 5W-30 motorolie die is goedgekeurd
conform Fiat 9.55535-S1 of Fiat 9.55535-S3
mag worden gebruikt indien geen SAE
5W-20 motorolie verkrijgbaar is die voldoet
aan MS-6395.
Motorolie — dieselmotorKeuze van de motorolieVoor de beste prestaties en maximale bescher-
ming onder alle bedrijfsomstandigheden raadt de
fabrikant het gebruik aan van SAE 5W-30 synthe-
tische motorolie met laag asgehalte. Deze voldoet aan de Chrysler-materiaalnorm MS-11106 en is
goedgekeurd conform ACEA C3.
Viscositeit van motorolieLET OP!
Uw auto is uitgerust met een geavanceerde
dieselmotor en een emissieregelsysteem dat
is ontworpen om het aantal roetdeeltjes die
in de atmosfeer terechtkomen tot een mini-
mum te beperken. De duurzaamheid van uw
motor en de levensduur van dit roetfilter is in
hoge mate afhankelijk van het gebruik van
de correcte motorolie.
SAE 5W-30 synthetische motorolie met laag
asgehalte wordt aanbevolen voor alle gebruiks-
temperaturen. Deze motorolie vergemakkelijkt
het starten bij lage temperaturen en vermindert
het brandstofverbruik.
Op de motorolievuldop wordt tevens de aanbe-
volen viscositeit van de motorolie voor uw auto
aangegeven. Raadpleeg de paragraaf "Motor-
compartiment" in het hoofdstuk "Onderhoud
van uw auto" voor meer informatie hierover.
383
Page 388 of 480

Synthetische motorolieU mag synthetische motorolie gebruiken mits
de olie voldoet aan de aanbevolen kwaliteits-
normen en u de aanbevolen verversingsinter-
vallen voor olie en oliefilter in acht neemt.Additieven voor motorolieDe fabrikant raadt het gebruik van toevoegin-
gen (anders dan lekdetectiekleurstoffen) in de
motorolie ten zeerste af. Motorolie is een ge-
avanceerd en hoogwaardig product waarvan de
prestaties door additieven nadelig kunnen wor-
den beïnvloed.Afvoeren van afgewerkte motorolie
en oliefiltersWees zorgvuldig bij het afvoeren van afge-
werkte motorolie en een gebruikte motoroliefil-
ter. Onzorgvuldig afgevoerde olie en motorolie-
filters kunnen een belasting voor het milieu
vormen. Neem contact op met uw erkende
dealer, vakgarage of de gemeentelijke overheid
voor advies over het afvoeren van afgewerkte
olie en oliefilters.
MotoroliefilterHet motoroliefilter moet bij elke motoroliever-
versingsbeurt door een nieuw filter vervangen
worden.
Keuze van het motoroliefilter
De motoren van deze fabrikant zijn voorzien
van een full-flow-oliefilter voor eenmalig ge-
bruik. Kies ter vervanging een filter van dit type.
De kwaliteit van vervangingsfilters verschilt
aanzienlijk. Alleen hoogwaardige filters staan
garant voor een juiste werking. MOPAR® mo-
toroliefilters zijn van uitstekende kwaliteit en
worden daarom aanbevolen.MotorluchtfilterRaadpleeg het hoofdstuk"Onderhouds-
schema" voor de juiste onderhoudsintervallen.WAARSCHUWING!
Het luchtinlaatsysteem (luchtfilterhuis, slan-
gen, enz.) biedt bescherming tegen terug-
slag. Verwijder het luchtinlaatsysteem (lucht-
filterhuis, slangen, enz.) uitsluitend als dat
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!
(Vervolgd)
nodig is in verband met onderhoud of repa-
ratie. Zorg dat zich niemand in de nabijheid
van het motorcompartiment bevindt voordat
u de motor start wanneer het luchtinlaatsys-
teem (luchtfilterhuis, slangen, enz.) is verwij-
derd. Anders bestaat er een risico op ernstig
letsel.
Keuze van het luchtfilter
De kwaliteit van vervangende luchtfilters ver-
schilt aanzienlijk. Alleen hoogwaardige filters
staan garant voor een juiste werking. Luchtfil-
ters van MOPAR® zijn van uitstekende kwaliteit
en worden daarom aanbevolen.Brandstoffilter/filter waterafscheider
aftappen — dieselmotorDe behuizing van het brandstoffilter/
waterafscheider bevindt zich aan de linkerzijde
van de auto aan de voorzijde van de brandstof-
tank. Deze wateraftapkraan is het best bereik-
baar vanaf de onderzijde van de auto.
384
Page 389 of 480

LET OP!
Tap het brandstoffilter/filter van de water-
afscheider niet af wanneer de motor draait.
Dieselbrandstof beschadigt de asfaltbekle-
ding van het wegdek. Tap de filters af in
een voor dit doeleinde geschikte opvang-
bak.
Als er water wordt gedetecteerd in de wateraf-
scheider terwijl de motor draait of de contact-
schakelaar in de stand ON staat, gaat het
controlelampje "Water in brandstof" branden en
klinkt er een geluidssignaal. Op dit punt moet u
de motor uitzetten en het water uit het filterhuis
aftappen.
1 — Toegang tot brandstoffilter
2 — Water in brandstof aftappenLET OP!Als het controlelampje "Water in brandstof"
blijft branden, START de motor NIET alvorens
het water uit de brandstoffilters af te tappen om
schade aan de motor te voorkomen.
Als het controlelampje "Water in brandstof"gaat
branden en er één geluidssignaal klinkt terwijl u
rijdt, of met de contactschakelaar in de stand
ON, is er mogelijk een probleem met de bedra-
ding of sensor van uw waterafscheider. Bezoek
uw erkende dealer voor service.
Nadat het water uit het brandstoffilter is afge-
tapt, blijft het controlelampje "Water in brand-
stof" ongeveer 10 seconden branden. Nadat het
water uit het brandstoffilter is afgetapt, kan het
controlelampje "Water in brandstof" nog onge-
veer drie minuten blijven branden.
OPMERKING:
Wees zorgvuldig bij het afvoeren van ge-
bruikte vloeistoffen van uw auto. Onzorgvul-
dig afvoerde vloeistoffen kunnen een belas-
ting voor het milieu vormen. Neem contact
op met een erkende dealer, vakgarage of de
gemeentelijke overheid voor advies over re-
cyclingprogramma’s en het afvoeren van
afgewerkte vloeistoffen en filters.
Brandstoffilter
385
Page 390 of 480

Tap het brandstoffilter/filter van de wateraf-
scheider af wanneer het controlelampje"Water
in brandstof" brandt. Draai binnen 10 minuten
na het uitschakelen van de auto de aftapkraan
van het filter (aan de onderkant van het filter-
huis) linksom om brandstof/water af te tappen,
zet vervolgens de contactschakelaar in de
stand ON en laat het eventueel verzamelde
water weglopen. Laat de aftapkraan open tot al
het water en vuil zijn verwijderd. Wanneer
schone brandstof zichtbaar is, sluit de aftap-
kraan door deze rechtsom te draaien en zet u
het contact uit.
Als meer dan 60 milliliter of twee ounces brand-
stof is afgetapt, volg dan de aanwijzingen voor
"Vullen als de motor zonder brandstof is komen
te staan".
Onder de carrosserie gemonteerde
brandstoffilter vervangen —
dieselmotorOPMERKING:
Het gebruik van een brandstoffilter dat niet
voldoet aan de vereisten voor filtratie en
waterafscheiding van de fabrikant, kan een
aanzienlijke invloed op de levensduur en
betrouwbaarheid van het brandstofsysteem
hebben.LET OP!
Dieselbrandstof beschadigt de asfaltbekle-
ding van het wegdek. Tap het filter af in een
voor dit doeleinde geschikte opvangbak. U mag het brandstoffilter niet vooraf vullen
wanneer u een nieuw brandstoffilter mon-
teert. Bij deze handeling kan er mogelijk
vuil in het brandstoffilter komen. Het beste
is om het filter droog te monteren en de
opvoerpomp in de tank opvoerpomp het
brandstofsysteem te laten vullen.
1 — Toegang tot brandstoffilter
2 — Water in brandstof aftappen1. Zorg dat de motor uitgeschakeld is.
2. Plaats een aftapbak onder het brandstoffil-
ter.
3. Open de wateraftapkraan en tap het even- tueel verzamelde water af.
4. Sluit de wateraftapkraan.
5. Verwijder met behulp van een buis. Draai linksom voor het verwijderen.
Brandstoffilter
386
Page 391 of 480

6. Verwijder het gebruikte filterelement uit hethuis en voer het volgens de lokale voor-
schriften af.
7. Veeg de afdichtvlakken van het deksel en het huis schoon.
8. Smeer de O-ring op het nieuwe filter met schone motorolie.
9. Herhaal de stappen 5 t/m 8 voor het onder- houd van de tweede filter in het brandstoffil-
ter.Onderhoudsprocedures/vullen als
de motor zonder brandstof is komen
te staan — dieselmotorWAARSCHUWING!
Open het hogedrukbrandstofsysteem niet bij
draaiende motor. Als de motor draait, ont-
staat er een hoge brandstofdruk. Wegspui-
tende brandstof onder druk kan ernstig letsel
of de dood tot gevolg hebben. 1. Vul de tank met een aanzienlijke hoeveel-
heid brandstof, ongeveer 8 à 19 liter (2 tot 5
gallon).
2. Druk op de contactschakelaar twee keer zonder uw voet op de rem om de auto in de
stand Run te zetten. Hierdoor wordt de
brandstofpomp in de tank gedurende onge-
veer 30 seconden in werking gezet. Herhaal
deze procedure twee keer.
3. Start de motor volgens de procedure voor "Normaal starten". Raadpleeg de paragraaf
"Startprocedures" in het hoofdstuk"Starten
en rijden" voor meer informatie hierover.
LET OP!
De startmotor wordt ingeschakeld gedu-
rende ca. 30 seconden per keer. Laat een
interval van twee minuten tussen het starten.
OPMERKING:De motor kan onregelmatig draaien totdat de
lucht uit alle brandstofleidingen is gedrukt.
WAARSCHUWING!
Meng de dieselbrandstof niet met alcohol of
benzine. Deze stoffen kunnen onstabiel zijn
onder bepaalde omstandigheden en gevaar-
lijk of explosief wanneer ze worden gemengd
met dieselbrandstof.LET OP!
Vanwege het ontbreken van smeermiddelen
in alcohol of benzine kan het gebruik van
deze brandstoffen het brandstofsysteem be-
schadigen.
OPMERKING:
Wij adviseren het gebruik van een mengsel
met maximaal 5% biodiesel, dat voldoet aan
ASTM-norm D-975 voor uw dieselmotor.
Gebruik van een biodieselmengsel van
meer dan 20% kan een negatieve invloed
hebben op het vermogen van het brandstof-
filter om water uit de brandstof af te schei-
den wat leidt tot corrosie en beschadiging
van het , hogedrukbrandstofsysteem.
387
Page 392 of 480

Daarnaast zijn de in de handel verkrijg-
bare brandstofadditieven niet noodzake-
lijk voor een goede werking van uw die-
selmotor.ACTIEVE REGENERATIESTRATEGIE
— bericht processtroom
(dieselmotor)Deze motor voldoet aan alle vereiste emissie-
normen voor dieselmotoren. Om aan deze
emissienormen te voldoen is uw auto uitgerust
met een uiterst moderne motor en uitlaatsys-
teem. Deze systemen zijn naadloos geïnte-
greerd in uw auto en worden beheerd door de
regelmodule van de aandrijflijn (PCM). De PCM
controleert de verbranding in de motor, zodat de
katalysator roetdeeltjes kan opvangen en ver-
branden zonder uw tussenkomst.
Bovendien kan uw voertuig u erop wijzen dat
extra onderhoud bij uw auto of motor nodig is.
Raadpleeg de paragraaf "Bestuurdersinfor-
matiedisplay (DID)" in het hoofdstuk"Het instru-
mentenpaneel" voor meer informatie hierover.
WAARSCHUWING!
Een heet uitlaatsysteem kan brand veroor-
zaken wanneer u boven brandbaar materiaal
parkeert. Denk bijvoorbeeld aan droog gras
of bladeren die in aanraking komen met de
hete uitlaat. Parkeer daarom nooit op een
ondergrond waar uw uitlaat in aanraking kan
komen met brandbaar materiaal.Tussenkoeler — Intercooler
(dieselmotor)De tussenkoeler bevindt zich aan de voorkant
van de radiateur en de condensor van de
airconditioning. De lucht komt via het luchtfilter
de motor in en stroomt door de turbocompres-
sor waar hij onder druk wordt gezet. Deze lucht
onder druk bereikt snel een hoge temperatuur.
De lucht wordt vervolgens via een slang naar de
tussenkoeler gevoerd en via een andere slang
naar het inlaatspruitstuk van de motor. Door dit
afkoelproces wordt een efficiëntere verbranding
van de brandstof verkregen waardoor de uit-
stoot verminderd wordt. Om een optimale werking van het systeem te
garanderen moeten de oppervlakken van de
tussenkoeler, de condensor en de radiateur
schoon en vrij van vuil worden gehouden. Con-
troleer regelmatig de slangen naar en van de
tussenkoeler op scheuren of loszittende klem-
men die drukverlies en lagere motorprestaties
kunnen veroorzaken.
Hulpaandrijfriemen inspecterenWAARSCHUWING!
Probeer niet om een hulpaandrijfriem te
controleren terwijl het voertuig loopt.
Als u werkzaamheden gaat verrichten in
de buurt van de radiatorventilator, moet u
de kabel van de ventilatormotor loskoppe-
len. De ventilator is temperatuurgeregeld
en kan op elk moment starten, ongeacht
de stand van de contactschakelaar. Er
bestaat gevaar voor letsel door draaiende
ventilatorbladen.
(Vervolgd)
388