Page 321 of 416

6. Blokkeer de voor- en
achterkant van het wiel
schuin tegenover het
gebruikte krikpunt.
Wanneer u bijvoorbeeld
het rechtervoorwiel ver-
vangt, blokkeert u het
linkerachterwiel.
OPMERKING:
Laat geen passagiers in een auto zitten
terwijl deze wordt opgekrikt.
7. Voor voertuigen uitgerust met Quadra-Lift
raadpleegt u “Quadra-Lift — indien aanwezig”
onder “Starten en bedienen” voor nadere infor-
matie betreffende het uitschakelen van de au-
tomatische uitlijning.Instructies bij opkrikken
WAARSCHUWING!
Neem deze waarschuwingen in acht bij het
verwisselen van een band om persoonlijk
letsel of schade aan het voertuig te voorko-
men:
• Parkeer de auto op een stevige en vlakke
ondergrond zo ver van de rijbaan als mo-
gelijk voordat u het voertuig opkrikt.
• Schakel de alarmknipperlichten in.
• Blokkeer het wiel dat zich schuin tegenover
het te vervangen wiel bevindt.
• Trek de handrem stevig aan en zet de
automatische transmissie in PARK.
• De motor nooit starten of laten draaien als
de auto is opgekrikt.
• Er mag niemand in het voertuig zitten ter-
wijl het is opgekrikt.
• Niet onder het voertuig kruipen als het is
opgekrikt.
• Gebruik de krik alleen op de aangegeven
plaatsen en om de auto tijdens het verwis-
selen van een band op te krikken.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• Wees uiterst voorzichtig als u de band
moet verwisselen op of langs de weg.
• Om de reservebanden, plat of opgeblazen,
veilig op te bergen, moeten ze met het
ventiel naar beneden gericht worden opge-
borgen.
LET OP!
Probeer niet om de auto op te krikken op
andere plaatsen dan die aangegeven worden
in de Instructies bij opkrikken voor deze auto.
1. Haal het reservewiel, de krik en het gereed-
schap uit de opbergruimte.
2. Draai de wielmoeren linksom één slag losser
(maar verwijder ze niet) terwijl het wiel nog op
de grond staat.
Waarschuwingslabel krik
317
Page 322 of 416
3. Plaats de krik en de krikhulpstukken.
LET OP!
Probeer niet om de auto op te krikken op
andere plaatsen dan die worden aangegeven
in de instructies voor opkrikken.4. Voor het verwisselen van een voorwiel;
plaats de krik onder de carrosserieplaat net
achter het voorwiel, zoals aangegeven in het
driehoekig symbool voor de opkrikpositie op
de dorpel.
Krik de auto pas op als u zeker
bent dat de krik stevig bevestigd is.
Krik en gereedschap
KrikpuntenSymbool voor de opkrikpositie op de dorpel
Locatie voor het opkrikken van de vooras
318
Page 323 of 416

5. Voor het verwisselen van een achterwiel;
plaats de krik in de sleuf van de sjorbeugel net
voor het achterwiel (als aangegeven in het
driehoekig symbool voor de opkrikpositie op
de dorpel).Krik de auto pas op als u zeker
bent dat de krik stevig bevestigd is.
6.
Krik de auto op door de krikschroef rechtsom
te draaien. Breng de auto zover omhoog dat de
band net loskomt van de ondergrond en er
voldoende speling is om het reservewiel te mon-
teren. De voertuigstabiliteit blijft maximaal als de
band zo laag mogelijk boven de grond blijft.
WAARSCHUWING!
Als u de auto hoger opkrikt dan noodzakelijk,
zal hij minder stabiel staan. De auto kan van
de krik glijden en zo ernstig letsel veroorza-
ken. Krik de auto slechts zover op als nodig is
om het wiel te verwijderen. 7. Verwijder de wielmoeren en het wiel.
8. Monteer het reservewiel aan de auto en
breng de wielmoeren aan, met de conusvor-
mige zijde naar het wiel toe. Draai de moeren
licht aan.
LET OP!
Monteer het reservewiel met het ventiel naar
buiten gericht. De auto kan beschadigd raken
als het reservewiel incorrect wordt gemon-
teerd.
Symbool voor de opkrikpositie op de dorpel
Locatie voor het opkrikken van de achteras
Reservewiel monteren
319
Page 324 of 416

WAARSCHUWING!
Om te voorkomen dat de auto door de op de
krik uitgeoefende kracht verschuift, mogen de
wielmoeren pas definitief worden vastgezet
als de auto weer vast op de grond staat. Als
aan deze waarschuwing geen gehoor wordt
gegeven, kan persoonlijk letsel het gevolg
zijn.
9. Laat de auto zakken door de krikschroef
linksom te draaien en verwijder de krik en
wielblokken.
10. Zet de wielmoeren stevig vast. Duw de lier
omlaag aan het uiteinde van de hendel, voor
extra hefboomeffect. Haal de wielmoeren aan
in een stervormig patroon, tot elke moer twee
keer is aangehaald. Het juiste aanhaalmoment
van de wielmoeren is 150 Nm. Als u twijfelt of
de moeren goed zijn vastgezet, laat dit dan bij
uw dealer of een servicecenter nog eens con-
troleren met een momentsleutel.
11. Draai de krik geheel omlaag en plaats
deze met het gereedschap in de juiste positie
in de schuimvoering van de opbergbak. 12. Verwijder de kleine naafdop en zet het
verwisselde wiel stevig vast in de kofferbak.
13. Zorg dat de band rond het oorspronkelijke
aluminium wiel zo snel mogelijk gerepareerd
wordt en zet het reservewiel stevig vast met de
speciale vleugelmoer met een aanhaalmoment
van 5 Nm. Berg de krik en het gereedschap op
in de schuimvoering van het opbergvak en sluit
het deksel van de laadvloer.WAARSCHUWING!
Een losse krik of wiel kan bij een noodstop of
ongeval naar voren schieten en zo de inzit-
tenden ernstig letsel toebrengen. Berg de krik
en het reservewiel altijd op de daartoe be-
stemde plaatsen op. Laat de leeggelopen
(lekke) band onmiddellijk repareren of vervan-
gen.
Normaal wiel monteren
1. De band op de as monteren.
2. Breng de overblijvende wielmoeren aan met
het kegelvormige uiteinde van de moer in de
richting van het wiel. Draai de wielmoeren licht
aan.
Reservewiel in opbergpositie
320
Page 325 of 416

WAARSCHUWING!
Om te voorkomen dat de auto door de op de
krik uitgeoefende kracht verschuift, mogen de
wielmoeren pas definitief worden vastgezet
als de auto weer vast op de grond staat. Als
aan deze waarschuwing geen gehoor wordt
gegeven, kan persoonlijk letsel het gevolg
zijn.
3. Zet de auto weer op de grond door de
krikhendel linksom te draaien.
4. Zet de wielmoeren stevig vast. Duw de
moersleutel aan het einde van de hendel om-
laag voor meer hefboomwerking. Haal de wiel-
moeren aan in een stervormig patroon, tot elke
moer twee keer is aangehaald. Het juiste aan-
haalmoment van alle wielmoeren bedraagt
150 Nm. Als u twijfelt of de moeren goed zijn
vastgezet, laat dit dan bij uw dealer of een
servicecenter nog eens controleren met een
momentsleutel. 5. Controleer na 40 km met een momentsleutel
het aanhaalmoment van de wielmoeren, om er
zeker van te zijn dat alle wielmoeren goed
tegen het wiel aanliggen.
STARTEN MET STARTKABELSWanneer de accu van uw voertuig leeg is, kan
de motor met behulp van een set startkabels en
een accu in een ander voertuig, of met een
draagbare snellader weer worden gestart. Bij
onjuist gebruik kan het starten met startkabels
gevaarlijk zijn. Houd u dus zorgvuldig aan de
hier beschreven procedures.
OPMERKING:
Bij gebruik van een draagbare snellader
moeten de door de fabrikant geleverde be-
dieningsvoorschriften en vereiste voorzorg-
maatregelen worden uitgevoerd.
LET OP!
Gebruik geen draagbare snellader of een
ander snellaadapparaat met een systeem-
spanning groter dan 12 volt. Dit kan schade
aanbrengen aan accu, startmotor, dynamo of
het elektrisch systeem.
WAARSCHUWING!
Probeer het voertuig niet met behulp van
startkabels te starten wanneer de accu bevro-
ren is. De accu kan hierdoor openscheuren of
exploderen, waarbij het gevaar op persoon-
lijke verwondingen bestaat.
321
Page 326 of 416

Voorbereiding voor het starten met
startkabels
De accu van uw voertuig bevindt zich onder de
bijrijderstoel. Onder de motorkap zijn hulppo-
len geplaatst om het starten met behulp van
startkabels mogelijk te maken.
WAARSCHUWING!
•Pas op voor de radiatorventilator wanneer
de motorkap omhoog staat. Deze kan op
elk ogenblik aanslaan wanneer het contact
ingeschakeld is. Er bestaat gevaar voor
verwonding door draaiende ventilatorbla-
den.
• Verwijder alle metalen sieraden zoals hor-
loges of armbanden die onbedoeld elek-
trisch contact kunnen maken. U kunt ern-
stig gewond raken.
• Accu’s bevatten zwavelzuur dat in uw huid
en ogen kan branden en ze produceren
waterstofgas dat ontvlambaar en explosief
is. Houd open vuur of vonken daarom altijd
uit de buurt van de accu.
1. Trek de handrem aan, zet de automatische
transmissie in de stand PARK (parkeren) en zet
de contactschakelaar in de stand LOCK (ver-
grendelen).
2. Schakel de verwarming, de radio en alle
overbodige stroomverbruikers uit. 3. Verwijder de beschermkap van de positieve
(+)
hulppool. Trek de kap naar voren om deze
te verwijderen.
4. Wanneer u een ander voertuig auto gebruikt
voor het starten met behulp van startkabels,
parkeer dit voertuig dan zo dat accu met de
startkabels bereikbaar is, trek de handrem aan
en zorg ervoor dat de contactschakelaar in de
stand OFF staat.
WAARSCHUWING!
Zorg ervoor dat beide voertuigen geen con-
tact kunnen maken. Hierdoor kan een massa-
verbinding ontstaan met mogelijk persoonlijk
letsel als gevolg.
Procedures voor starten met
startkabels
WAARSCHUWING!
Het niet opvolgen van deze procedure kan
door een exploderende accu leiden tot per-
soonlijk letsel of schade aan eigendommen.
Locatie hulppolen
1 — Positieve (+) hulppool (met beschermkap)
2 — Negatieve (-) hulppool
322
Page 327 of 416

LET OP!
Het niet opvolgen van deze procedures kan
leiden tot schade aan het laadsysteem van
het voertuig dat de starthulp biedt, of van het
voertuig met de lege accu.
1. Sluit het einde van de pluskabel (+)van de
startkabel aan op de positieve hulppool (+)van
de lege accu.
2. Sluit het andere einde van de pluskabel (+)
aan op de pluspool (+)van de hulpaccu.
3. Sluit het einde van de massakabel (-)van de
startkabel aan op de minpool (-)van de hul-
paccu.
4. Sluit het andere einde van de massakabel
(-) aan op de negatieve hulppool (-)van het
voertuig met de lege accu.
WAARSCHUWING!
Sluit de kabel niet aan op de negatieve pool
(-) van de lege accu. De vonk die daardoor
ontstaat kan de accu doen exploderen en
persoonlijk letsel veroorzaken 5. Start de motor van de auto met de hulpaccu.
Laat de motor enkele minuten stationair
draaien en start dan de motor van de auto met
de lege accu.
Nadat de motor is gestart moeten de startka-
bels in omgekeerde volgorde worden verwij-
derd:
6. Neem de massakabel
(-)los van de nega-
tieve (-)hulppool van het voertuig met de lege
accu.
7. Neem het andere einde van de massakabel
(-) van de startkabel los van de minpool (-)van
de hulpaccu.
8. Neem de pluskabel (+)van de startkabel los
van de pluspool (+)van de hulpaccu.
9. Neem het einde van de pluskabel (+)los van
de positieve (+)hulppool van het voertuig met
de lege accu.
10. Plaats de beschermkap weer op de posi-
tieve (+)hulppool van het voertuig met de lege
accu.
Wanneer het veelvoudig noodzakelijk is uw
voertuig te starten met startkabels, dient u de accu en het laadsysteem door een erkende
dealer te laten controleren.
LET OP!
Accessoires die u op de aansluitcontacten
kunt aansluiten, ontvangen stroom van de
accu, ook wanneer u ze niet gebruikt (bijv.
mobiele telefoons, etc.). Wanneer u deze ac-
cessoires lang genoeg aangesloten laat, raakt
de accu zover ontladen dat de levensduur
ervan achteruitgaat en/of dat u de motor niet
meer kunt starten.
EEN VASTZITTENDE AUTO WEER
VRIJKRIJGEN
Wanneer u met de auto vast komt te zitten in
zand, modder of sneeuw, kunt u de auto
meestal loskrijgen door deze voor- en achteruit
te bewegen. Schakel met de keuzehendel rit-
misch tussen DRIVE en REVERSE, terwijl u het
gaspedaal licht intrapt. Trap het gaspedaal net
voldoende in om de heen- en weergaande
beweging van de auto in gang te houden,
zonder dat de wielen doorslippen of de motor
gaat razen.
323
Page 328 of 416

LET OP!
Het overmatig laten oplopen van het toerental
van de motor of het laten doorslippen van de
wielen kan leiden tot oververhitting en be-
schadiging van de transmissie. Laat de motor
minstens één minuut stationair draaien met
de keuzehendel in NEUTRAL na de auto vijf
keer heen en weer bewogen te hebben. U
voorkomt zo oververhitting en vermindert het
risico op een versnellingsbakdefect terwijl u
lange tijd bezig bent een auto vrij te krijgen.
LET OP!
•Wanneer u een vastzittende auto heen en
weer beweegt door snel te schakelen tus-
sen DRIVE en REVERSE, mogen de wie-
len nooit sneller ronddraaien dan 24 km/u
omdat anders schade kan ontstaan aan de
aandrijflijn.
(Vervolgd)
LET OP!(Vervolgd)
• Te veel gas geven leidt tot doorslippen van
de wielen, waardoor de versnellingsbak
beschadigd kan raken en de auto zichzelf
verder ingraaft. Bovendien kunnen de ban-
den schade oplopen. Laat de wielen nooit
sneller dan tot 48 km/u in een versnelling
doorslippen (wanneer er niet wordt gescha-
keld).
WAARSCHUWING!
Het laten doorslippen van de wielen is gevaar-
lijk. De krachten die vrijkomen bij extreem
hoge wielsnelheden kunnen de assen en ban-
den ernstig beschadigen. Er kan een band
exploderen, waardoor iemand gewond kan
raken. Laat de wielen niet sneller dan 48 km/u
of langer dan 30 seconden zonder stoppen
draaien, als u vastzit, en laat niemand toe in
de nabijheid van de draaiende wielen, onge-
acht de snelheid.
SLEEPOGENUw auto is zowel aan de voor- als achterzijde
uitgerust met sleepogen.
LET OP!
De sleepogen zijn alleen bedoeld voor nood-
situaties, om een in terrein gestrande auto vrij
te krijgen. Gebruik de sleepogen niet om
hieraan een sleepvoertuig vast te maken of
om op de snelweg te slepen. U kunt uw auto
zo beschadigen. Om te slepen kunt u beter
sleepbanden dan kettingen gebruiken, deze
laatste kunnen schade toebrengen.
WAARSCHUWING!
Blijf van de auto’s vandaan wanneer u de
sleepogen gebruikt. Sleepbanden en
-kettingen kunnen breken en zo ernstig letsel
toebrengen.
324