Page 297 of 416

den is, knippert het TPM-verklikkerlicht ge-
durende 75 seconden om vervolgens
continu te branden. Het EVIC toont de mel-
ding “SERVICE TPM SYSTEM(onderhoud
TPM-systeem) en daarna liggende streepjes
(- -) in plaats van de spanningswaarde. Bij
elk volgend inschakelen van de ontsteking,
klinkt een geluidssignaal, knippert het TPM-
verklikkerlicht gedurende 75 seconden en
blijft vervolgens continu branden en geeft
het EVIC de melding SERVICE TPM SYS-
TEM (onderhoud TPM-systeem) weer ge-
volgd door liggende streepjes (- -) in plaats
van de spanningswaarde. Zodra de oor-
spronkelijke autoband is gerepareerd of ver-
vangen en op de auto is gemonteerd in
plaats van de reserveband, wordt het TPMS
automatisch bijgewerkt.
Bovendien verschijnt er op het EVIC een sym-
bool met de nieuwe spanningswaarde i.p.v. de
streepjes (- -), zolang tenminste de spanning
van alle vier gebruikte autobanden niet onder
de waarschuwingsgrens valt. Het is mogelijk
dat u eerst ongeveer 20 minuten met een
snelheid boven de 24 km/u moet rijden, voordat
het TPMS-systeem deze informatie ontvangt.Buiten werking stellen van het
TPMS
Het TPMS kan buiten werking worden gesteld
als alle vier wiel- en bandsets (autobanden)
worden vervangen met wiel- en bandsets die
geen TPM-sensors hebben, zoals wanneer
winterbanden op de auto worden gezet. Om
het TPMS buiten werking te stellen, moeten
eerst alle vier wiel- en bandsets (autobanden)
worden vervangen met banden die niet voor-
zien zijn van bandenspanningssensors (TPM-
sensors). Rijd daarna 20 minuten lang met een
snelheid van meer dan 24 km/uur. Het TPMS
geeft een geluidssignaal, het TPM-
verklikkerlicht knippert gedurende 75 secon-
den en brandt daarna continu en het Elektro-
nisch voertuiginformatiecentrum (EVIC) geeft
de melding “SERVICE TPM SYSTEM” (onder-
houd TPM-systeem) weer en vervolgens lig-
gende streepjes (--) in plaats van de span-
ningswaarden. Vanaf het eerstvolgende
inschakelen van de ontsteking, zal het TPMS
geen geluidssignaal meer laten horen en geen
melding “SERVICE TPM SYSTEM” meer tonen in het EVIC. De liggende streepjes (--) blijven
echter de plaats innemen van de spannings-
waarden.
Om het TPMS weer in werking te stellen moeten
alle vier banden- en wielenstellen (wegbanden)
weer vervangen worden met banden die voor-
zien zijn van TPM-sensors. Rijd daarna maxi-
maal 20 minuten lang met een snelheid van
meer dan 24 km/uur. Het TPMS geeft een
geluidssignaal, het TPM-verklikkerlampje knip-
pert gedurende 75 seconden en dooft vervol-
gens. Het Elektronisch voertuiginformatiecen-
trum (EVIC) toont de melding “SERVICE TPM
SYSTEM” (onderhoud TPM-systeem). Het EVIC
geeft ook de spanningswaarden weer in plaats
van de liggende streepjes. De volgende keer
dat de auto wordt gestart, wordt het bericht
SERVICE TPM SYSTEM
(ONDERHOUD TPM-
SYSTEEM) niet meer weergegeven, als er ten-
minste geen systeemfout aanwezig is.
Algemene informatieDe afstandsbediening en signaalontvangers
werken op een draaggolffrequentie van
433,92 MHz, zoals is voorgeschreven in de EU.
Deze apparatuur moet zijn gecertificeerd con-
form de specifieke regelgeving in elk land. Er
293
Page 298 of 416

gelden twee normen: ETS (European Telecom-
munication Standard) 300–220, van toepassing
in de meeste landen, en de Duitse richtlijn BZT
225Z125, die steunt op de norm ETC 300–220,
maar daarnaast nog enkele specifieke bepalin-
gen heeft. De overige bepalingen worden ver-
meld in de Europese Richtlijn 95/56/EC, Bijlage
VI. De apparatuur moet voldoen aan de vol-
gende voorwaarden:
•De apparatuur mag geen hinderlijke storin-
gen veroorzaken.
• De apparatuur moet eventuele ontvangen
storingen kunnen verwerken, inclusief storin-
gen die kunnen leiden tot een foutieve wer-
king.
BRANDSTOFVEREISTEN —
BENZINEMOTOREN
3,6l-motor
Deze motoren voldoen aan alle emissie-eisen
en hebben een laag brandstofverbruik en bie-
den optimale rijeigenschappen als u hoog-
waardige loodvrije benzine met een minimum
octaangehalte van 91 gebruikt. Het gebruik
van superbenzine wordt afgeraden, omdat dit voor deze motoren geen voordelen ten op-
zichte van normale benzine biedt.
5,7-liter motorDeze motoren voldoen aan alle voorschriften
over uitlaatgassen en bieden een uitstekend
brandstofverbruik en prestatievermogen als
hoogwaardige, loodvrije benzine met een oc-
taangehalte van 91 tot 95 wordt getankt. Voor
optimale prestaties wordt het gebruik van oc-
taan 95 aangeraden. Het gebruik van super-
benzine wordt afgeraden, omdat dit voor deze
motoren geen voordelen ten opzichte van nor-
male benzine biedt.
Licht detoneren (pingelen) bij lage motortoe-
rentallen is niet schadelijk voor uw motor. Aan-
houdend zwaar detoneren (pingelen) bij hoge
motortoerentallen kan echter wel schade ver-
oorzaken waardoor onmiddellijk onderhoud is
geboden. Benzine van slechte kwaliteit kan
problemen veroorzaken zoals slecht starten,
afslaan en haperen van de motor. Als u last
heeft van dergelijke storingen, probeer dan
eerst een ander merk benzine voordat u con-
tact opneemt met uw dealer.
Meer dan 40 automobielfabrikanten overal ter
wereld hebben uniforme specificaties opge-
steld voor de kwaliteit van brandstoffen (het
Worldwide Fuel Charter oftewel het WWFC).
Deze specificaties definiëren de noodzakelijke
eigenschappen voor de optimale emissiewaar-
den, prestaties en duurzaamheid van uw auto.
De fabrikant adviseert het gebruik van brand-
stoffen die voldoen aan de bepalingen van het
WWFC, indien verkrijgbaar.
Gebruik steeds loodvrije benzine met het juiste
octaangehalte, waaraan reinigingsmiddelen en
additieven voor corrosiepreventie en stabiliteit
zijn toegevoegd. Het gebruik van benzine met
deze additieven heeft een gunstige invloed op
het brandstofverbruik, verlaagt de emissie-
waarden en verbetert de levensduur en de
prestaties.
Benzine van slechte kwaliteit kan problemen
veroorzaken als slecht starten, afslaan en ha-
peren van de motor. Als u last heeft van derge-
lijke storingen, probeer dan eerst een ander
merk benzine voordat u contact opneemt met
uw dealer.
294
Page 299 of 416

Methanol
Methanol (methyl- of houtalcohol) wordt in uit-
eenlopende concentraties gemengd met lood-
vrije benzine. Er zijn brandstoffen op de markt
die 3% of meer methanol bevatten, samen met
andere alcoholsoorten aangeduid als cosol-
vents. Voor problemen die het gevolg zijn van
gebruik van methanol/benzine of E-85 ethanol-
mengsels aanvaardt de fabrikant geen aanpra-
kelijkheid. Hoewel MTBE een zuurstofverbin-
ding op basis van methanol is, heeft het niet de
negatieve effecten van methanol.
LET OP!
Gebruik GEEN benzine die methanol of etha-
nol E-85 bevat. Het gebruik van deze meng-
sels kan start- en bestuurbaarheidsproblemen
veroorzaken en schade toebrengen aan kri-
tieke onderdelen van het brandstofsysteem.
Ethanol
De fabrikant adviseert het gebruik van brand-
stoffen die niet meer dan 10% ethanol bevat-
ten. Door uw brandstof te kopen bij een pomp-
station van een bekend merk beperkt u de kans
dat deze limiet van 10% wordt overschreden of dat u brandstof krijgt met abnormale eigen-
schappen. Het dient eveneens opgemerkt dat
men een toename van het brandstofverbruik
moet verwachten bij gebruik van met ethanol
vermengde brandstoffen omdat ethanol minder
energie afgeeft.
Voor problemen die het gevolg zijn van gebruik
van methanol/benzine of E-85 ethanolmeng-
sels aanvaardt de fabrikant geen verantwoor-
delijkheid. Hoewel MTBE een zuurstofverbin-
ding op basis van methanol is, heeft het niet de
negatieve effecten van methanol.LET OP!
Het gebruik van brandstof met een ethanolge-
halte van meer dan 10% kan motordefecten,
moeilijkheden bij het starten en de bediening
en afbraak van bepaalde stoffen veroorzaken.
Deze nadelige werking kan blijvende schade
aan uw voertuig tot gevolg hebben.
Schonere benzine
Bij de productie van benzine wordt tegenwoor-
dig getracht bij te dragen tot schonere lucht,
vooral in gebieden met ernstige luchtverontrei-
niging. Deze nieuwe mengsels zorgen voor
een schonere verbranding.
De fabrikant steunt deze inspanningen voor
schonere lucht. U kunt hieraan bijdragen door
daar te tanken waar deze benzine verkrijgbaar
is.
MMT in benzine
MMT is een metaaladditief dat mangaan bevat
en in sommige benzinesoorten wordt gemengd
om het octaangehalte te verhogen. Met MMT
vermengde benzine biedt geen prestatievoor-
delen vergeleken bij benzine met hetzelfde
octaangehalte zonder MMT. Met MMT ver-
mengde benzine beperkt de levensduur van
de bougies en de prestaties van het uitlaatsys-
teem op sommige voertuigen. De fabrikant
raadt het gebruik van benzine zonder MMT aan
voor uw voertuig. Het MMT-gehalte van ben-
zine staat mogelijk niet aangegeven op de
benzinepomp en daarom dient u bij uw benzi-
nepomp te informeren of de benzine MMT
bevat.
295
Page 300 of 416

Brandstoftoevoegingen (additieven)
Gebruik steeds loodvrije benzine met het juiste
octaangehalte, waaraan reinigingsmiddelen en
additieven voor corrosiepreventie en stabiliteit
zijn toegevoegd. Het gebruik van benzine met
deze additieven heeft een gunstige invloed op
het brandstofverbruik, verlaagt de emissie-
waarden en verbetert de levensduur en de
prestaties.
Het onoordeelkundig gebruik van reinigings-
middelen voor het brandstofsysteem is beslist
af te raden. Dergelijke stoffen voor het verwij-
deren van harsen en neerslag bevatten vaak
actieve oplosmiddelen of soortgelijke ingre-
diënten. Deze middelen kunnen schade toe-
brengen aan pakkingen en membranen in het
brandstofsysteem.
WAARSCHUWING!
Koolmonoxide (CO) in uitlaatgassen is dode-
lijk. Volg de onderstaande voorzorgsmaatre-
gelen om koolmonoxidevergiftiging te voorko-
men.(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• Adem nooit uitlaatgassen in. Deze bevat-
ten namelijk koolmonoxide, een kleurloos
en reukloos gas dat dodelijk kan zijn. Laat
de motor nooit in een gesloten ruimte,
zoals een garage, draaien en blijf nooit
langere tijd in een stilstaande auto met
draaiende motor zitten. Wanneer de auto
langere tijd met draaiende motor buiten
stilstaat, stel uw ventilatiesysteem dan zo-
danig in dat buitenlucht naar binnen wordt
geblazen.
• Regelmatig onderhoud is een prima be-
scherming tegen koolmonoxide. Laat het
uitlaatsysteem altijd controleren wanneer
de auto op een hefbrug wordt gezet. Laat
afwijkende condities direct repareren. Rij in
de tussentijd altijd met de ramen volledig
open.
• Laat de achterklep dicht tijdens het rijden
om te voorkomen dat koolmonoxide en
andere giftige uitlaatgassen in het voertuig
binnentreden.BRANDSTOFVEREISTEN —
DIESELMOTOR
Koop kwaliteitsdieselbrandstof bij een erkende
leverancier. Voor de meeste service het hele
jaar door levert Dieselbrandstof nr. 2, die vol-
doet aan de ASTM-norm D-975 klasse S15,
goede prestaties. Als de auto wordt blootge-
steld aan extreme koude (lager dan -7° C) of
langere tijd gebruikt wordt in omstandigheden
die kouder zijn dan normaal, moet op het
klimaat afgestemde dieselbrandstof nr. 2 wor-
den gebruikt of moet de dieselbrandstof nr. 2
met 50 % dieselbrandstof nr. 1 worden ver-
dund. Dit levert betere bescherming tegen
bevriezing van de brandstof of wasvorming op
de brandstoffilters. Gebruik voor dit voertuig
uitsluitend hoogwaardige diesel welke vol-
doet aan de richtlijnen van EN 590. Meng-
sels van biodiesel welke voldoen aan EN 590
kunnen ook worden toegepast.
296
Page 301 of 416

LET OP!
De fabrikant eist dat in dit voertuig snelweg-
dieselbrandstof met een ultralaag zwavelge-
halte (maximum 15 ppm zwavel) wordt ge-
bruikt en verbiedt het gebruik van snelweg-
dieselbrandstof met een laag zwavelgehalte
(maximum 500 ppm zwavel) zodat schade
aan de uitlaatregeling wordt voorkomen.
WAARSCHUWING!
Vermeng de brandstof niet met alcohol of
benzine. Deze kunnen onstabiel zijn bij be-
paalde omstandigheden en gevaarlijk of ex-
plosief bij mengen met dieselbrandstof.
Dieselbrandstof bevat meestal een kleine hoe-
veelheid water. Om moeilijkheden met het
brandstofsysteem te voorkomen moet het wa-
ter dat zich verzamelt in het brandstof/water-
scheidingsfilter via de bijgeleverde slang wor-
den afgevoerd. Als u hoogwaardige brandstof
koopt en het bovenstaande advies bij koud
weer opvolgt, zijn er geen brandstofconditio-
ners nodig voor de auto. Een premiumdiesel- brandstof met een hoog cetaangetal (indien
verkrijgbaar) kan beter starten bij koud weer en
beter warmdraaien bevorderen.
BRANDSTOF BIJVULLEN
Brandstofvuldop
De tankdop bevindt zich achter het afsluitbare
tankklepje aan de bestuurderszijde van de
auto. Als de tankdop zoekgeraakt of bescha-
digd is, moet de vervangende dop geschikt zijn
voor deze auto.
1. Druk op de ontgrendelknop voor het tank-
klepje (onder de schakelaar voor de koplam-
pen).
2. Open het tankklepje en verwijder de tank-
dop.
Ontgrendelknop voor tankklep
Benzinedop
297
Page 302 of 416

LET OP!
•Een verkeerd type vuldop kan schade aan
het brandstofsysteem of het emissieregel-
systeem veroorzaken. Door een slecht
passende dop kan er vuil in het brandstof-
systeem terechtkomen. Een slecht pas-
sende vervangende dop kan er ook toe
leiden dat het MIL-lampje (Malfunction In-
dicator Light / storings-/indicatielamp) gaat
branden doordat brandstofdampen uit het
systeem ontsnappen.
• Wanneer de tankdop niet goed afsluit kan
het storings-/indicatielampje (MIL) gaan
branden.
• Om te voorkomen dat brandstof wordt ge-
morst en de tank te vol wordt, is het beter
de brandstoftank niet tot de rand toe te
vullen.WAARSCHUWING!
•Houd alle rookwaar en vuur uit de buurt van
het voertuig wanneer de tankdop verwij-
derd is en u de tank vult.
• Vul nooit brandstof bij wanneer de motor
draait. Dit houdt een overtreding in van de
meeste staats- en federale brandveilig-
heidsvoorschriften en kan er aanleiding
voor zijn dat het storingslampje gaat bran-
den.
• Er kan brand ontstaan als u een jerrycan
vult met benzine terwijl deze in de auto
staat. U kunt brandwonden oplopen. Zet
een jerrycan altijd op de grond tijdens het
vullen. OPMERKING:
•
Wanneer het mondstuk aan de vulslang
klikt of afsluit, is de brandstoftank vol.
• Draai de vuldop ongeveer een kwart slag
tot u een klik hoort. Deze klik geeft aan dat
de tankdop goed is vastgedraaid.
• Als de vuldop niet goed is dichtgedraaid,
gaat het storingslampje (MIL) aan. Zorg
ervoor dat de tankdop iedere keer dat u
bijtankt goed wordt aangedraaid.
Noodontgrendeling voor tankklep
Wanneer het tankklepje zich niet laat openen,
kunt u gebruik maken van de noodontgrende-
ling van de tankklep.
1. Open de achterklep.
2. Druk op de binnenrand van het linkerop-
bergvak, zodat de buitenrand omhoog springt.
3. Pak met uw andere hand de omhoog ge-
sprongen buitenrand om de vergrendelingen
los te maken.
4. Verwijder de opbergbak.
298
Page 303 of 416

5. Trek aan de ontgrendelkabel.
Melding brandstofvuldop los
Wanneer het voertuigdiagnose-
systeem detecteert dat de tank-
dop los zit, onjuist is aangebracht
of is beschadigd, verschijnt een
meldingVuldop controleren op
het displayvlak van de verklikker-
lampjes. Voor meer informatie raadpleegt u het
Elektronisch voertuiginformatiecentrum
(EVIC) inDe functies op uw dashboard.
Draai de tankdop stevig vast en druk op de
toets SELECT om het bericht uit te schakelen. Als het probleem zich opnieuw voordoet, ver-
schijnt de melding de volgende keer dat de
auto wordt gestart opnieuw.
RIJDEN MET EEN
AANHANGWAGEN
In dit hoofdstuk vindt u veiligheidstips en infor-
matie over wat u redelijkerwijs wel en niet met
uw auto mag trekken. Lees deze informatie
aandachtig door voordat u met een aanhang-
wagen gaat rijden, zodat u deze zo efficiënt en
veilig mogelijk kunt trekken.
Volg de vereisten en adviezen over rijden met
een aanhanger uit deze handleiding op, zodat
de garantie zijn geldigheid behoudt.
Definities met betrekking tot het
rijden met een aanhanger
De onderstaande definities met betrekking op
het trekken van een aanhanger bieden een
verklaring voor de volgende begrippen.
Maximaal toelaatbaar totaalgewicht
(GVWR)
Het GVWR is het maximaal toelaatbare totaal-
gewicht van de auto. Dit is inclusief de bestuur-
der, passagiers, bagage en het disselgewicht.De totale belasting moet worden beperkt om zo
het GVWR niet te overschrijden.
Maximaal Toelaatbaar Aanhangergewicht
(GTW)
GTW betekent het gewicht van de aanhanger
plus het gewicht van alle vracht, verbruiksgoe-
deren en apparatuur (vast of tijdelijk) in of op
de aanhanger in
geladen en gebruiksklare
staat.
De aanbevolen manier om het GTW te meten is
om de geladen aanhanger op een weegbrug te
plaatsen. Het volledige gewicht van de aan-
hanger moet op de weegbrug rusten.
Maximaal toelaatbaar totaalgewicht van het
voertuig en de aanhanger samen (GCWR)
GCWR is het totaal toelaatbare gewicht van uw
voertuig met aanhanger als ze samen worden
gewogen.
OPMERKING:
In het GCWR-totaal is ruimte gelaten voor
een gewicht van 68 kg voor de bestuurder.
Ontgrendelkabel
299
Page 304 of 416

Maximaal toelaatbare asbelasting (GAWR)
Het GAWR is de maximumbelasting op de
vooras en op de achteras. Verdeel de lading
gelijkmatig over de voor- en achteras. Zorg dat
u zowel voor als achter het GAWR niet over-
schrijdt.
WAARSCHUWING!
Het is belangrijk dat het GAWR zowel voor als
achter niet wordt overschreden. Als een van
de waarden wordt overschreden, kunnen ge-
vaarlijke rijomstandigheden ontstaan. U kunt
de controle over het stuur verliezen en een
ongeval veroorzaken.
Disselgewicht aanhanger
Het disselgewicht (TW) is de neerwaartse
kracht die door de aanhanger op de aanhaak-
kogel wordt uitgeoefend. In de meeste gevallen
mag dit niet meer bedragen dan 5% van het
gewicht van de aanhangerlading. Het dissel-
gewicht moet worden opgeteld bij de belasting
van uw auto.
WAARSCHUWING!
Een verkeerd ingesteld koppelsysteem kan
het rijgedrag, de stabiliteit verminderen en
kan een ongeluk veroorzaken. Neem contact
op met de fabrikant(en) van de trekhaak en de
aanhangwagen of een goed bekend staande
dealer in aanhangwagens/caravans voor
meer informatie.
Voorste gedeelte
Het oppervlak van de voorzijde wordt bepaald
door de maximale hoogte van de aanhanger
vermenigvuldigd met de maximale breedte van
de aanhanger.
Lostrek-beveiligingskabelEuropese voorschriften voor geremde aanhan-
gers met een gewicht van max. 3500 kg eisen
dat aanhangers worden uitgerust met een se-
condaire koppelinrichting of een lostrek-
beveiligingskabel.
De aanbevolen plaats voor bevestiging van de
beveiligingskabel voor normale aanhangers
bevindt zich in de gestanste sleuf op de zij-
wand van de aanhaakplek. Met bevestigingspunt
•
Bij afneembare trekhaken steekt u de kabel
door het bevestigingspunt en haakt u deze
aan zichzelf vast of u bevestigt de haak
rechtstreeks aan het hiervoor bedoelde be-
vestigingspunt.Klem/lus-methode afneembare kogel
300