Page 257 of 416

WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• Uw auto kan zich in beweging zetten en u
en anderen verwonden wanneer hij niet
volledig in de stand PARK staat. Controleer
dit door te proberen de keuzehendel naar
achteren te bewegen (rempedaal los) na-
dat u hem in de stand PARK hebt gezet.
Zorg ervoor dat de transmissie in PARK
staat voordat u de auto verlaat.
• Het is gevaarlijk om de keuzehendel uit de
stand PARK of NEUTRAL te schakelen
wanneer het motortoerental hoger is dan
het stationaire toerental. Als u het rempe-
daal niet stevig hebt ingetrapt, kan de auto
snel naar voren of achteren schieten. U
loopt in dat geval het risico de controle over
de auto te verliezen en een persoon of
voorwerp te raken. Schakel uitsluitend in
een versnelling als de motor normaal stati-
onair draait en u het rempedaal stevig hebt
ingetrapt.
(Vervolgd)WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• Ongewenste beweging van de auto kan
lichamelijk letsel tot gevolg hebben van
inzittenden en mensen in de buurt van de
auto. Net als bij alle andere voertuigen,
mag u een auto nooit verlaten terwijl de
motor loopt. Voordat u de auto verlaat,
dient u altijd de parkeerrem aan te trekken,
de keuzehendel in de stand PARK (Parke-
ren) te zetten en de sleutelhouder uit het
contact te nemen. Als de sleutel uit het
contact is verwijderd, is de keuzehendel
vergrendeld in de stand PARK en kan de
auto niet uit zichzelf gaan bewegen.
• Neem altijd de sleutelhouder mee uit de
auto en vergrendel de portieren.
(Vervolgd)WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• Laat kinderen nooit alleen achter in een
auto en sluit uw auto altijd af als u hem
onbeheerd achterlaat binnen bereik van
kinderen. Kinderen zonder toezicht achter-
laten in een auto is om verschillende rede-
nen gevaarlijk. Kinderen of derden kunnen
ernstige of dodelijke verwondingen oplo-
pen. Waarschuw kinderen dat ze van de
handrem, het rempedaal of de keuzehen-
del moeten afblijven. Laat de sleutelhouder
niet achter in het contact of in de buurt van
de auto, en laat de Keyless Enter-N-Go niet
achter in de ACC- of ON/RUN-stand. Een
kind zou de elektrische raambediening of
andere schakelaars kunnen bedienen of de
auto in beweging kunnen brengen.
253
Page 258 of 416

LET OP!
•Voordat u de keuzehendel uit de stand
PARK zet, moet u de contactschakelaar
van de stand LOCK/OFF in de stand ON/
RUN zetten en tevens het rempedaal inge-
trapt houden. Anders kan de keuzehendel
beschadigd raken.
• Laat de motor NOOIT met hoge toerental-
len draaien als u vanuit de standen PARK
of NEUTRAL naar een andere versnelling
schakelt, want anders kan schade aan de
aandrijflijn ontstaan.
De volgende punten zijn van belang om er
zeker van te zijn dat u de keuzehendel in de
stand PARK hebt gezet:
• Wanneer u naar de stand PARK schakelt,
beweeg de keuzehendel dan krachtig hele-
maal naar voren en naar links totdat de
hendel stopt en volledig op zijn plaats zit. •
Kijk op de indicator voor de standen van de
keuzehendel en controleer of de PARK-stand
wordt aangegeven.
• Controleer, terwijl het rempedaal is losgela-
ten, of de keuzehendel uit de stand PARK
schuift.
REVERSE (ACHTERUIT)
Deze stand dient om het voertuig achteruit te
rijden. Zet de keuzehendel alleen in de stand
REVERSE (achteruit) als de auto helemaal stil-
staat.
NEUTRAL (NEUTRAAL)
Deze stand wordt gebruikt wanneer het voer-
tuig lange tijd stilstaat met draaiende motor. In
deze stand kunt u de motor starten. Trek de
parkeerrem aan en schakel de automatische
versnellingsbak in de stand PARK als u het
voertuig verlaat.WAARSCHUWING!
Laat de auto niet vrij rollen met de keuzehen-
del in NEUTRAL en zet nooit het contact af
om in vrijloop een heuvel af te dalen. Dit zijn
onveilige rijgewoonten waardoor u minder
snel kunt reageren op veranderingen in het
verkeer of in rijomstandigheden. U zou de
macht over het stuur kunnen verliezen en een
ongeluk kunnen veroorzaken.
LET OP!
Slepen, laten uitrollen en om andere redenen
rijden terwijl de transmissie in de stand NEU-
TRAL staat, kan ernstige schade aan de
transmissie tot gevolg hebben. Raadpleeg
voor meer informatie “Het slepen achter een
motorhome” onder “Starten en bedienen” en
“Het afslepen van een defect voertuig” onder
“Wat te doen in noodgevallen”.
254
Page 259 of 416

DRIVE (RIJSTAND)Deze stand wordt aanbevolen voor rijden in de
stad en op de snelweg. In deze stand schakelt
de versnellingsbak zeer soepel en rijdt u het
zuinigst. De versnellingsbak schakelt automa-
tisch van de eerste en tweede kruipversnelling
naar de derde directe versnelling en vervolgens
naar de vierde en vijfde overdrive-versnellingen.
De stand DRIVE zorgt voor een optimaal rijcom-
fort onder alle normale omstandigheden.
Om alle zes beschikbare versnellingen in te
kunnen schakelen, gebruikt u de functie elek-
tronische bereikselectie (ERS) (raadpleeg in dit
hoofdstukElectronic Range Select (ERS)).
Wanneer er vaak wordt geschakeld (bijvoor-
beeld wanneer de auto zwaar wordt belast in
de bergen, bij sterke tegenwind of als u een
zware aanhanger trekt), gebruik dan de functie
Electronic Range Select (ERS) (zie “Electronic
Range Select (ERS) (elektronisch schakelen)”
in dit hoofdstuk) om naar een lagere versnelling
te schakelen. Onder deze omstandigheden
presteert de auto beter in een lagere versnel-
ling en wordt de levensduur van de transmissie
verlengd omdat het schakelen wordt beperkt
en zich minder hitte ontwikkelt.
Als de bedrijfstemperatuur van de versnellings-
bak de normale waarden overschrijdt, wijzigt de
regelaar van de aandrijflijn het schakelpatroon
van de versnellingsbak en vergroot deze de aan-
grijping van de koppeling van de koppelomvor-
mer. Dit wordt gedaan om schade aan de versnel-
lingsbak door oververhitting te voorkomen.
Als de temperatuur van de versnellingsbak zo
hoog oploopt dat het waarschuwingslampje
gaat branden, bestaat de kans dat de versnel-
lingsbak terugschakelt uit de OVERDRIVE tot
de temperatuur is gedaald.
OPMERKING:
Wees voorzichtig wanneer u langzaam rijdt
met een zwaar beladen voertuig (zoals bij
het trekken van een aanhanger op steile
hellingen of in stadsverkeer) bij zeer warm
weer. Onder deze omstandigheden kan het
slippen van de koppelomvormer ervoor zor-
gen dat het koelsysteem te warm wordt.
Naar de laagst mogelijke versnelling scha-
kelen (bij het oprijden van een helling), of in
NEUTRAL schakelen (bij het stoppen in zeer
drukke verkeersomstandigheden) kan hel-
pen om oververhitting te voorkomen. Bij koude temperaturen kan de werking van de
versnellingsbak worden gewijzigd, zowel af-
hankelijk van de temperatuur van de motor en
versnellingsbak als de voertuigsnelheid. Dit
zorgt ervoor dat de motor en de versnellings-
bak sneller opwarmen zodat maximale efficiën-
tie kan worden bereikt. De koppeling van de
koppelomvormer en de hoogste overdrive-
versnelling worden pas ingeschakeld als de
transmissievloeistof warm is (raadpleeg in dit
hoofdstuk de
OpmerkingonderKoppeling
van koppelomvormer). Tijdens extreem koude
temperaturen (-27 °C of kouder), kan het zijn
dat alleen de eerste en directe versnellingen
beschikbaar zijn. De versnellingsbak zal weer
normaal werken wanneer de versnellingsbak-
temperatuur voldoende is gestegen.
Noodwerking van de versnellingsbak
(stand Limp Home)
De werking van de transmissie wordt elektro-
nisch gecontroleerd op abnormale situaties.
Als een situatie wordt gedetecteerd die schade
aan de transmissie kan veroorzaken, wordt de
noodwerking van de versnellingsbak (stand
Limp Home) geactiveerd. In deze modus blijft
de versnellingsbak in de directe versnelling,
255
Page 260 of 416

onafhankelijk van de gekozen versnelling. PAR-
KEREN, ACHTERUIT EN NEUTRAAL blijven
wel werken. Het storingsindicatielampje (MIL)
is misschien aan. Dankzij de noodloopmodus
kan de auto voor reparatie naar een erkende
dealer worden gereden zonder dat de trans-
missie beschadigd raakt.
In het geval van een kortstondig probleem kan
de transmissie weer worden ingesteld om alle
voorwaartse versnellingen terug te krijgen als
de volgende stappen worden uitgevoerd:
1. Stop de auto.
2. Zet de transmissie in de stand PARK (par-
keren).
3. Zet de contactschakelaar in de stand
LOCK/OFF.
4. Wacht ongeveer 10 seconden.
5. Start de motor opnieuw.
6. Schakel naar de gewenste versnelling. Als
het probleem is verholpen, hervat de versnel-
lingsbak de normale werking.OPMERKING:
Ook al kan de versnellingsbak opnieuw wor-
den afgesteld, wordt het toch aangeraden zo
snel mogelijk naar uw erkende dealer te
gaan. Uw dealer kan met meetapparatuur
bepalen of het probleem zich nogmaals kan
voordoen.
Als geen versnellingsbak-reset mogelijk is, is
onderhoud door de dealer vereist.
Electronic Range Select (ERS -
elektronische bereikselectie) Bediening
Met Electronic Range Select (ERS) (elektro-
nisch schakelen) kan de bestuurder instellen
welke versnelling de hoogst beschikbare is
wanneer de keuzehendel in de stand DRIVE
staat. Als u de keuzehendel bijvoorbeeld in de
derde versnelling zet, zal er niet worden opge-
schakeld naar een hogere versnelling, maar
wel normaal worden teruggeschakeld naar de
tweede en eerste versnelling.
Met ERS (of de modus TOW/HAUL) wordt een
extra kruipversnelling ingeschakeld die nor-
maal gesproken niet wordt gebruikt bij het
doorschakelen in een hogere versnelling. Deze
extra tussenschakeling kan de prestatie en hetkoelvermogen van de auto verbeteren als een
aanhanger de helling wordt opgetrokken. In de
ERS-modus zijn 1, 2 en 3 kruipversnellingen en
is ERS 4 een directe versnelling. ERS 5 en 6
(overdrive-versnellingen) zijn hetzelfde als de
normale vierde en vijfde versnelling.
U kunt bij elke rijsnelheid schakelen tussen de
stand DRIVE en de ERS-modus. Wanneer de
keuzehendel in de stand DRIVE staat, werkt de
versnellingsbak automatisch en wordt er ge-
schakeld tussen alle beschikbare versnellin-
gen. Door de keuzehendel naar links (-) te
tikken, wordt de ERS-modus geactiveerd, de
huidige versnelling in het instrumentenpaneel
weergegeven, en blijft deze versnelling de
hoogst beschikbare versnelling. Als u in de
ERS-modus de keuzehendel kort naar links (-)
of rechts (+) duwt, wordt een andere versnel-
ling ingesteld als hoogste beschikbare versnel-
ling.
Als u de ERS-modus wilt beëindigen, houdt u
de keuzehendel naar rechts (+) gedrukt totdat
de indicator van de keuzehendel in de instru-
mentengroep opnieuw de letter
Dweergeeft.
256
Page 261 of 416

WAARSCHUWING!
Schakel op gladde oppervlakken niet terug
voor meer motorremwerking. Hierdoor kun-
nen de aangedreven wielen hun grip verlie-
zen, waardoor de auto in een slip kan raken,
wat op zijn beurt kan leiden tot een ongeval en
persoonlijk letsel.
Display-
weergave12 3 4 5 6 D
Toege-
stane
versnel-
lingen 1 1-2 1-3 1,2,4 1,2,
4,51,2,
4-6 1-5
OPMERKING:
Beweeg om de juiste versnelling te kiezen
voor een maximale vertraging (motorrem-
werking) de keuzehendel naar links (-) en
houd hem in die stand. De versnelling scha-
kelt naar het bereik waarin de auto het beste
kan worden afgeremd. Bediening van de overdrive
De automatische versnellingsbak is uitgerust
met een elektronisch geregelde overdrive
(vierde en vijfde versnellingen). De transmissie
schakelt automatisch naar de overdrive-
versnelling als aan de volgende voorwaarden
wordt voldaan:
•
de keuzehendel staat in de stand DRIVE,
• de transmissievloeistof voldoende warm is,
• de motorkoelvloeistof voldoende warm is,
• de voertuigsnelheid voldoende hoog is,
• de bestuurder het gaspedaal niet stevig
heeft ingetrapt,
• de schakelaar TOW/HAUL niet is geacti-
veerd.
Wanneer gebruikt u de modus TOW/HAUL
(trekken/slepen)
Wanneer u op heuvelachtig terrein rijdt, een
aanhanger trekt of een zware lading vervoert,
en wanneer er veel wordt geschakeld, drukt u
op de knop TOW/HAUL om de modus TOW/
HAUL in te schakelen. Hierdoor worden de
prestaties sterk verbeterd en wordt het risico op oververhitting of beschadiging van de ver-
snellingsbak door overmatig schakelen vermin-
derd. Tijdens rijden in de modus TOW/HAUL
treedt er vertraging op in het opschakelen en
de versnellingsbak schakelt automatisch naar
een lagere versnelling (voor remmen op de
motor) bij constant remmen.
Als de schakelaar is geactiveerd, gaat het
lampje TOW/HAUL op het instrumentenpaneel
branden. Als u nogmaals op de schakelaar
drukt, keert de versnellingsbak terug naar de
normale werking. Als de modus TOW/HAUL is
vereist, moet de schakelaar telkens worden
ingedrukt als de motor wordt gestart.
Schakelaar TOW/HAUL
257
Page 262 of 416

Koppelomvormerkoppeling
De automatische versnellingsbak in deze auto
beschikt over een functie die het brandstofver-
bruik helpt beperken. Bij vooraf ingestelde toe-
rentallen grijpt automatisch de overbruggings-
koppeling van de koppelomvormer aan. U
bemerkt dan mogelijk een enigszins ander
schakelgevoel of een enigszins andere reactie
dan tijdens normaal rijden in de hoge versnel-
lingen. Bij dalende rijsnelheid of tijdens acce-
lereren ontkoppelt de koppeling automatisch.
OPMERKING:
•De koppeling van de koppelomvormer
grijpt pas aan en de hoogste overdrive-
versnelling wordt pas ingeschakeld als de
transmissievloeistof en motorkoelvloei-
stof warm zijn (meestal na enkele kilome-
ters rijden (1,6 tot 4,8 km). Omdat de
hoogste versnelling is uitgeschakeld en
het motortoerental hoger is wanneer de
koppeling van de koppelomvormer niet
aangrijpt, kan het lijken of de versnel-
lingsbak in koude toestand niet correct
schakelt. Dat is normaal. Als u Electronic
Range Select (ERS) gebruikt wanneer de
versnellingsbak voldoende warm is, geeft
dit aan dat de versnellingsbak in staat is
om in en uit de overdrive te schakelen. •
Als u een paar dagen niet met de auto
hebt gereden, lijkt de versnellingsbak de
eerste seconden na schakelen trager te
werken. Dit komt doordat de versnellings-
bakvloeistof gedeeltelijk vanuit de kop-
pelomvormer in de versnellingsbak
stroomt. Dit is normaal en leidt niet tot
schade aan de versnellingsbak. De kop-
pelomvormer wordt binnen vijf seconden
na het starten van de motor weer gevuld.
RIJDEN MET
VIERWIELAANDRIJVING
Gebruiksinstructies/
veiligheidsmaatregelen
Quadra-Trac II
De Quadra-Trac II tussenbak werkt volledig
automatisch in de normale stand 4WD AUTO.
De tussenbak van de Quadra-Trac II heeft drie
posities:
• 4WD HI
• NEUTRAL (NEUTRAAL)
• 4WD LOW In de stand 4WD HI werkt deze tussenbak
volledig automatisch.
Wanneer extra trekkracht is vereist, kan de
stand 4WD LOW worden gebruikt om de aan-
drijfassen voor en achter aan elkaar te koppe-
len, zodat de voor- en achterwielen met de-
zelfde snelheid draaien. De stand 4WD LOW is
uitsluitend bedoeld voor gebruik op onver-
harde of gladde wegen. Door in de stand 4WD
LOW op droge, verharde wegen te rijden, slij-
ten de banden sneller en kunnen onderdelen
van de aandrijflijn worden beschadigd.
Wanneer u met de auto in de stand 4WD LOW
rijdt is bij een gegeven rijsnelheid het motortoe-
rental ongeveer drie keer zo hoog als in de
stand 4WD HI. Zorg dat u de motor niet laat
razen en niet harder gaat dan 40 km/uur.
De correcte werking van voertuigen met vier-
wielaandrijving is sterk afhankelijk van het feit
of op alle wielen banden van dezelfde maat,
type en diameter zijn gemonteerd. Geringe
verschillen zullen het schakelen al negatief
beïnvloeden en kunnen schade aan de tussen-
bak veroorzaken.
258
Page 263 of 416

Doordat bij vierwielaandrijving de trekkracht
sterk verbetert, heeft men de neiging om boch-
ten te snel te nemen en de remweg korter in te
schatten. Rij nooit sneller dan de omstandighe-
den toestaan.
WAARSCHUWING!
Uzelf of anderen kunnen letsel oplopen wan-
neer de auto onbeheerd wordt achtergelaten
met de tussenbak in de stand N (Neutraal)
zonder dat eerst de handrem helemaal is
aangetrokken. In de tussenbakstand Neutraal
(N) zijn de voor- en achteraandrijfassen los-
gekoppeld van de aandrijflijn, zodat de auto
nu ook in beweging kan komen als een wille-
keurige versnelling is ingeschakeld. De par-
keerrem moet altijd aangetrokken zijn als de
bestuurder niet in de auto zit.
Schakelstanden
Zie voor meer bijzonderheden over het cor-
recte gebruik van alle tussenbakstanden de
onderstaande informatie:
4WD AUTO
Dit schakelbereik wordt toegepast op opper-
vlakken zoals ijs, sneeuw, gravel, zand en
droge, verharde ondergronden.
OPMERKING:
Raadpleeg “Selec-Terrain– Indien aanwe-
zig” onder “Starten en bedienen” voor na-
dere informatie betreffende de verschillende
standen en het beoogde gebruik hiervan.
NEUTRAL (NEUTRAAL)
Deze stand ontkoppelt zowel voor als achter de
aandrijfassen van de aandrijflijn. Deze stand is
te gebruiken voor het slepen van het voertuig
achter een ander voertuig. Raadpleeg “Slepen
achter een motorhome” onder “Starten en be-
dienen” voor meer informatie. 4WD LOW
Dit schakelbereik is bedoeld voor het op lage
snelheid gebruiken van de vierwielaandrijving.
Het koppelt de aandrijfassen voor en achter
aan elkaar en laat de voor- en achterwielen
draaien met dezelfde snelheid. Dit biedt extra
tractie en maximale grip en dient uitsluitend
gebruikt te worden op losse en gladde onder-
gronden. Rij niet sneller dan 40 km/u.
OPMERKING:
Raadpleeg “Selec-Terrain
– Indien aanwe-
zig” voor nadere informatie betreffende de
verschillende standen en het beoogde ge-
bruik hiervan.
259
Page 264 of 416

Schakelprocedures
4WD HI tot 4WD LOW
Terwijl het voertuig 0 tot 5 km/h rijdt, de ontste-
kingsschakelaar in standONstaat, of terwijl
de motor draait, schakelt u de transmissie in
stand NEUTRAL en drukt u eenmaal op de
toets “4WD LOW” op de schakelaar van de
tussenbak. Het controlelampje 4WD LOWin
de instrumentgroep begint te knipperen en
brandt continu wanneer de schakelactie is vol-
tooid. OPMERKING:
De melding “For 4x4 Low Slow Below 3 MPH
or 5 KPH Put Trans in N Press 4 Low” (Zet
Trans in N, druk 4 Low voor 4x4 Low trager
dan 5 km/u) knippert in het elektronisch
voertuiginformatiecentrum (EVIC) wanneer
niet aan de juiste schakelvoorwaarden/
koppelingen wordt voldaan of wanneer de
temperatuur van de schakelmotor van de
tussenbak te hoog dreigt te worden. Voor
meer informatie raadpleegt u het
Elektro-
nisch voertuiginformatiecentrum (EVIC) in
De functies op uw dashboard.
4WD LOW tot 4WD HI
Terwijl het voertuig 0 tot 5 km/h rijdt, de ontste-
kingsschakelaar in stand ONstaat, of terwijl
de motor draait, schakelt u de transmissie in
stand NEUTRAL en drukt u eenmaal op de
toets “4WD LOW” op de schakelaar van de
tussenbak. Het indicatielampje 4WD LOWin
de instrumentgroep begint te knipperen en
dimt wanneer de schakelactie is voltooid. OPMERKING:
•
De melding “For 4x4 High Slow Below
3 MPH or 5 KPH Put Trans in N Press 4
Low” Zet Trans in N, druk 4 Low voor 4x4
Low trager dan 5 km/h) knippert in het
elektronisch voertuiginformatiecentrum
(EVIC) wanneer niet aan de juiste
schakelcondities/koppelingen voldaan
wordt of wanneer de temperatuur van de
schakelmotor van de tussenbak te hoog
dreigt te worden. Voor meer informatie
raadpleegt u het Elektronisch voertuigin-
formatiecentrum (EVIC) inDe functies
op uw dashboard.
• U kunt in of uit de stand 4WD LOW scha-
kelen wanneer het voertuig volkomen stil
staat. Hierbij kan het probleem zich voor-
doen dat de tanden van de betreffende
tandwielen niet goed zijn uitgelijnd. Er
kunnen daarom meerdere pogingen no-
dig zijn om de tanden in lijn te brengen en
het schakelen te voltooien. De beste me-
thode is terwijl de auto zich voortbeweegt
met een snelheid van 0 tot 5 km/uur. Als
de auto sneller rijdt dan 5 km/u, zal de
tussenbak het schakelen niet toestaan.
Tussenbakschakelaar
260