Page 233 of 416

Dual-Zone automatische
temperatuurregeling — Indien
aanwezig
•De automatische temperatuurregeling stelt
zowel de bestuurder als de bijrijder in staat
individuele comfortinstellingen te kiezen.
• Wanneer inzittenden van het voertuig kiezen
om de regeling in automatische modus te
laten verlopen, kunnen zij een aangename
temperatuur instellen met de toetsen OM-
HOOG en OMLAAG en de automatische
aanjagerfunctie wordt automatisch inge-
steld.
• Voor optimaal gemak en comfort is het sys-
teem eenvoudig en blijvend instelbaar.
• Het systeem kan desgewenst met de hand
worden bediend.
De automatische temperatuurregeling hand-
haaft automatisch het door de bestuurder en
passagier ingestelde comfortniveau in het inte-
rieur. 1. Toets A/C
Druk deze toets kort in om de huidige instelling
van de airconditioning (A/C) te wijzigen, het
indicatielampje brandt wanneer de A/C is inge-
schakeld. Door deze functie te gebruiken scha-
kelt de automatische temperatuurregeling naar
de handmatige modus.
2. Regelknop recirculatie
Druk deze toets kort in om de huidige instelling
te wijzigen, het indicatielampje brandt wanneer
de functie actief is.3. Temperatuurweergave bestuurderszijde
Deze weergave toont de ingestelde tempera-
tuur voor de bestuurderszijde.
4. Weergave modus
Dit symbool toont de actueel ingestelde modus
(paneel, duo-niveau, vloer, mengen).
5. Weergave regeling aanjager
Dit symbool toont de actueel ingestelde snel-
heid van de aanjager.
6. Temperatuurweergave bijrijderzijde
Deze weergave toont de ingestelde tempera-
tuur voor de bijrijderzijde.
7. Ontdooiknop voorzijde
Druk deze toets kort in om de huidige instelling
te wijzigen, het indicatielampje brandt wanneer
de functie actief is. Door deze functie te gebrui-
ken schakelt de automatische temperatuurre-
geling naar de handmatige modus. Wanneer
de ontdooimodus is geselecteerd zal de aan-
jager onmiddellijk inschakelen.
Bedieningspaneel automatische
temperatuurregeling
229
Page 234 of 416

8. Temperatuurregelknop passagiers
OMHOOG
Biedt de passagiers een onafhankelijke tempe-
ratuurregeling. Druk deze toets om de inge-
stelde temperatuur te verhogen.
9. Temperatuurregelknop passagiers
OMLAAG
Biedt de passagiers een onafhankelijke tempe-
ratuurregeling. Druk deze toets om de inge-
stelde temperatuur te verlagen.
10. Knop automatische
temperatuurregeling
Regelt de luchttemperatuur, luchtverdeling,
luchtdoorstroming en de hoeveelheid lucht die
binnen in de auto circuleert automatisch. Kort
indrukken om een keuze te maken. Raadpleeg
“Automatische bediening” voor meer informa-
tie. Door deze functie te gebruiken schakelt de
automatische temperatuurregeling tussen de
handmatige en automatische modi.11. Aanjagerknop
Er zijn zeven aanjagerstanden. Wanneer u de
regelaar vanuit de laagste aanjagerstand naar
rechts beweegt zal de snelheid van de aanja-
ger toenemen. Door deze functie te gebruiken
schakelt de automatische temperatuurregeling
naar de handmatige modus.
12. Knop klimaatregeling AAN/UIT
Druk op deze toets om de klimaatregeling uit te
schakelen
13. Knop modusselectie
Druk de toets kort in om te kiezen uit de modi:
(paneel, duo-niveau, vloer, mengen). Door
deze functie te gebruiken schakelt de automa-
tische temperatuurregeling naar de handma-
tige modus.
14. Toets SYNC
Druk deze toets kort in om de temperatuurin-
stellingen voor beide zones te regelen vanaf de
temperatuurregeling voor de bestuurder.
15. Temperatuurregelknop bestuurder
OMLAAG
Biedt de bestuurder een onafhankelijke tempe-
ratuurregeling. Druk deze toets om de inge-
stelde temperatuur te verlagen.16. Temperatuurregelknop bestuurder
OMHOOG
Biedt de bestuurder een onafhankelijke tempe-
ratuurregeling. Druk deze toets om de inge-
stelde temperatuur te verhogen.
Automatische bediening
1. Druk de AUTO-toets op het bedieningspa-
neel van de automatische temperatuurregeling.
2. Stel vervolgens, met behulp van de tempe-
ratuurregelknoppen voor bestuurder en bijrij-
der, de temperatuur af welke door het systeem
moet worden bijgehouden. Zodra de gewenste
temperatuur wordt aangegeven, zorgt het sys-
teem dat dit comfortniveau wordt bereikt en
automatisch wordt gehandhaafd.
3. Zodra het systeem eenmaal volgens uw
comfortniveau is ingesteld, hoeven de instellin-
gen niet opnieuw te worden aangepast. U
ervaart het meeste gebruiksgemak wanneer u
het systeem automatisch zijn gang laat gaan.
230
Page 235 of 416

OPMERKING:
•De temperatuurinstellingen hoeft u niet
aan te passen voor een warm of koud
voertuig. Het systeem kiest zelf automa-
tisch de temperatuur, de luchtdistributie
en de aanjagersnelheid om zo snel moge-
lijk te voorzien in comfort.
• De temperatuur kan worden getoond in
Amerikaanse of metrische eenheden, via
selectie van de US/M klantprogrammeer-
functie. Raadpleeg “Elektronisch voer-
tuiginformatiecentrum (EVIC) — Door de
klant te programmeren functies (SETUP)”
in dit hoofdstuk van de handleiding.
Voor een optimaal comfort in de AUTO-modus,
blijft de aanjager tijdens een koude start op een
lage stand draaien totdat de motor is opge-
warmd. Daarna zal de aanjager steeds sneller
draaier en overgaan naar de AUTO-modus.
Handmatige bediening
Het systeem is uitgerust met een hele reeks
functies die handmatig instellen mogelijk ma-
ken. OPMERKING:
Deze functies werken onafhankelijk van el-
kaar. Wanneer één functie met de hand
wordt bediend, blijft de temperatuurregeling
automatisch werken.
Er zijn zeven vaste
aanjagerstanden. Ge-
bruik, in elke gekozen
modus, de buitenring
van de regelknop om
de hoeveelheid lucht
te regelen die door het
systeem wordt ge-
voerd. De aanjager-
snelheid neemt toe
wanneer u de regelknop naar rechts be-
weegt en neemt af wanneer u de regelknop
naar links beweegt.
De aanjager kan op elke gewenste vaste snel-
heid worden ingesteld door de buitenring van
de bedieningsknop te verdraaien. De aanjager
werkt nu op een vaste snelheid tot een andere
snelheid wordt gekozen. Zo kunnen de voorste
inzittenden de luchthoeveelheid regelen die in
het voertuig circuleert en de “AUTO” modus
opheffen. Men kan eveneens de richting van de lucht-
stroom kiezen bij de volgende standen.
Ventilatie instrumentenpaneel
Er komt lucht naar binnen via de roosters
in het dashboard. Deze roosters kunt u
afzonderlijk instellen om zo de luchtstro-
ming te regelen. De schoepen van de uitblaas-
openingen in het midden van het dashboard en
in de zijpanelen kunnen omhoog en omlaag en
naar links en naar rechts bewogen worden om
zo de richting van de luchtstroom te regelen.
Onder de schoepen bevindt zich een regelwiel
waarmee de uitblaasopening kan worden afge-
sloten of gesmoord om zo de uitstromende
hoeveelheid lucht te regelen.
Gemengde ventilatie Er stroomt lucht naar binnen via de
dashboardroosters, de vloerroosters en
de ontdooiroosters.
OPMERKING:
Bij veel temperatuurinstellingen is de twee-
ledige ventilatiestand bedoeld om koelere
lucht toe te voeren via de dashboardroos-
ters en warmere lucht via de vloerroosters.
231
Page 236 of 416

VloerventilatieEr stroomt lucht naar binnen via de
roosters in de vloer. Een geringe hoe-
veelheid lucht stroomt via de openingen
voor voorruit- en zijruitontwaseming.
Mix-ventilatie De lucht stroomt via de vloeropeningen
en de roosters voor ontwaseming van
voor- en zijruiten. Deze ventilatiestand
kunt u het beste gebruiken bij koud
weer of sneeuw. De binnentemperatuur is be-
haaglijk, terwijl de voorruit schoon blijft.
Stand ontdooien/ontwasemen De lucht stroomt via de roosters voor
ontwaseming van de voor- en zijruiten.
Gebruik de ontdooimodus met maxi-
male temperatuursinstelling om zo snel moge-
lijk de voorruit en de zijruiten te ontdooien.
Wanneer de ontdooimodus is geselecteerd, zal
de aanjager automatisch op het standaard
ingesteld middelhoog toerental gaan draaien,
tenzij de aanjager handmatig geregeld wordt.
OPMERKING:
Als een andere modus in werking is, kan het
systeem niet automatisch de aanwezigheid van mist, nevel of ijs op de voorruit detecte-
ren. De ontdooimodus moet handmatig wor-
den geselecteerd om een beslagen voorruit
en beslagen zijramen schoon te maken.
Airconditioning (A/C)
Met de toets voor de airconditioning (A/C) kan
de gebruiker het airconditioningsysteem hand-
matig in- of uitschakelen. In de A/C-modus en
met de automatische temperatuurregeling in-
gesteld op een lage temperatuur, stroomt ge-
droogde lucht uit de uitblaasopeningen. Wan-
neer de spaarstand gewenst is, drukt u de
A/C-toets op het ATC-scherm uit, waarmee het
aircosysteem uitschakelt.
OPMERKING:
•
Wanneer het systeem in de stand Mengen
of Ontdooien staat, kan de A/C worden
uitgeschakeld, maar het aircosysteem
blijft actief om te voorkomen dat de ramen
kunnen beslaan.
• Wanneer zich wasem of condens vormt
op de voorruit of zijramen, kiest u de
ontdooimodus en verhoogt u de aanjager-
snelheid. Circulatieknop
Wanneer de buitenlucht rook, on-
prettige luchtjes of veel vocht be-
vat, of wanneer een snelle koeling
gewenst is, kunt u de binnenlucht
laten circuleren door de recircula-
tietoets in te drukken. De
recirculatiestand mag slechts tijdelijk worden
gebruikt. Wanneer deze toets geselecteerd is
brandt de recirculatie-LED. Druk de toets nog-
maals in om de LED van de recirculatiemodus
uit te schakelen en buitenlucht binnen te laten.
OPMERKING:
Bij koud weer kunnen de ruiten, bij gebruik
van de recirculatiefunctie, sneller beslaan.
De recirculatiefunctie mag niet in de ont-
dooistand staan om het beslaan van de
ramen te verminderen. De recirculatiestand
wordt automatisch geannuleerd zodra u
deze ventilatiestand selecteert.
232
Page 237 of 416

Aanwijzingen voor bediening
Ruitontwaseming
De ramen beslaan aan de binnenkant als het
vochtigheidsgehalte in de auto hoog is. Dit
gebeurt dikwijls bij zachte of koele temperatuur
bij regenachtig of vochtig weer. In de meeste
gevallen verdwijnt de wasem door de aircondi-
tioning in te schakelen (door de A/C-toets te
drukken). Stel de temperatuur, richting van de
luchtstroom en aanjagersnelheid af voor het
grootste comfort.
Als de temperatuur daalt, kan het nodig zijn om
de luchtstroom op de voorruit te richten. Stel de
temperatuurregeling en de aanjagersnelheid
op het gewenste comfortniveau. Beslaan van
de ruiten wordt verminderd naarmate de aan-
jagersnelheid toeneemt. Het beslaan van de
voorruit aan de binnenzijde is snel te verhelpen
via de ventilatiestand ontdooien/ontwasemen.Als u de binnenkant van de ramen regelmatig
schoonmaakt met een zuivere reinigingsoplos-
sing (water met azijn werkt heel goed), wordt
voorkomen dat bepaalde vervuilende stoffen
(zoals sigarettenrook, parfum, etc.) zich aan de
ramen hechten. Door vervuilende stoffen be-
slaan de ramen sneller.
Rijden in de zomer
OPMERKING:
In sommige gevallen, bij het trekken van een
aanhanger bij hoge temperaturen, presteert
het airconditioningsysteem mogelijk minder
goed. Dit is om de motor tijdens de zware
belasting te bescherming tegen oververhit-
ting.
De airconditioning is ook voorzien van een
automatisch hercirculatie-systeem. Als het sys-
teem een zware belasting of hoge temperatuur
waarneemt, wordt de functie hercirculatie/AC
gedeeltelijk ingeschakeld voor extra comfort.Rijden in de winter
Wanneer u de verwarming/airco tijdens de win-
ter gebruikt, moet u er goed op letten dat de
luchtinlaat - direct onder de voorruit - vrij blijft
van ijs, modder, sneeuw of andere hindernis-
sen.
Stalling
Wanneer u de auto stalt, of minstens twee
weken lang niet meer gebruikt (bijv. bij vakan-
tie), laat het aircosysteem dan bij stationair
toerental vijf minuten lang draaien in de buiten-
lucht bij een hoge aanjagersnelheid. Zo krijgt
het systeem voldoende smering en is de kans
op schade aan de aircocompressor miniem
wanneer u het systeem weer start.
233
Page 238 of 416
Kaart met tips voor gebruik
234
Page 239 of 416
5
STARTEN EN BEDIENEN
•STARTPROCEDURES ........................ 240
• Automatische versnellingsbak ................ 240
• Enter-N-Go sleutelloze toegang ................ 241
• Normale startprocedure .................... 241
• Extreme koude (onder 29°C) ................ 242
• Als de motor niet start ..................... 242
• Na het starten .......................... 243
• Normaal starten — Dieselmotor ............... 243
• AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK ............. 245
• Parkeerstandvergrendeling contactslot ........... 246
• Rem/Schakelblokkering .................... 247
• Automatische versnellingsbak met 5 versnellingen
(3.6L- en 3.0L-dieselmotor) — indien aanwezig ...... 247
• Keuzehendelstanden ...................... 247
• Zestraps automatische versnellingsbak (5.7L-motor) —
indien aanwezig ......................... 251
• Keuzehendelstanden ...................... 252
235
Page 240 of 416

•RIJDEN MET VIERWIELAANDRIJVING .............. 258
• Gebruiksinstructies/veiligheidsmaatregelen
Quadra-Trac II ......................... 258
• Schakelstanden ......................... 259
• Schakelprocedures ....................... 260
• Quadra-Drive II systeem — indien aanwezig ....... 261
• SELEC-TERRAIN™ — INDIEN AANWEZIG ........... 262
• Omschrijving .......................... 262
• Meldingen op het scherm van het EVIC
(Elektronisch voertuiginformatiecentrum) .......... 263
• QUADRA-LIFT™ — INDIEN AANWEZIG ............. 263
• Omschrijving .......................... 263
• Meldingen op het scherm van het EVIC
(Elektronisch voertuiginformatiecentrum) .......... 265
• Bediening ............................ 266
• TIPS VOOR HET RIJDEN OP DE WEG .............. 267
• RIJDEN IN HET TERREIN ..................... 267
• Quadra-Lift™ – Indien aanwezig ............... 267
• Wanneer u de 4WD LOW-groep moet inschakelen —
Indien aanwezig ......................... 267
• Door water rijden ........................ 268
• Rijden door sneeuw, modder en zand ............ 268
• Steile hellingen nemen ..................... 269
236