Page 49 of 416

•De airbagpanelen zullen in de interieurbe-
kleding amper opvallen, maar springen
wel degelijk open tijdens het opblazen
van de airbag.
• Als u zich tijdens het activeren te dicht bij
de extra zijairbags in de voorstoelen en
de extra gordijn-zijairbags bevindt, kunt u
ernstig of dodelijk letsel oplopen.
Het systeem bevat sensoren voor zijdelingse
botsingen die zijn geijkt om de zijairbags te
activeren bij botsingen die bescherming van
de inzittenden door airbags noodzakelijk ma-
ken.
WAARSCHUWING!
• Uw auto is uitgerust met extra gordijn-
zijairbags aan de linker- en rechterzijde.
Stapel bagage of andere lading niet der-
mate hoog op dat de afdekpanelen van de
extra gordijn-zijairbags worden geblok-
keerd. In de omgeving van de extra gordijn-
zijairbag mogen zich geen obstakels bevin-
den.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• Gebruik geen aanvullende stoelhoezen en
plaats geen voorwerpen tussen uzelf en de
zijairbags. De werking van de airbags kan
zo verslechteren en/of voorwerpen kunnen
met kracht tegen u aan slaan en zo ernstig
letsel veroorzaken.
• Als uw auto gordijnairbags (SABIC) heeft,
laat dan geen accessoires monteren waar-
door het dak wordt gewijzigd, dus monteer
ook geen schuifdak. Monteer geen dakt-
ransportsystemen waarbij permanente be-
vestigingen nodig zijn (bouten of schroe-
ven) voor installatie op het autodak. Boor
nooit in het autodak, om welke reden dan
ook.
Extra knieairbag aan bestuurderszijde
De knieairbag aan bestuurderszijde biedt extra
bescherming en werkt bij frontale aanrijdingen
samen met de voorairbag aan bestuurders-
zijde. Kniebescherming
De kniebeschermer helpt de knieën van de
voorpassagier te beschermen door de passa-
gier optimaal te positioneren voor contact met
de geavanceerde voorairbags.
In combinatie met de veiligheidsgordels en
gordelspanners werken de geavanceerde
voorairbags samen met de extra knieairbag
aan bestuurderszijde en de kniebeschermer
aan passagierszijde als extra bescherming
voor de voorpassagier. Ook de zijairbags zor-
gen in combinatie met de autogordels voor een
betere bescherming van de inzittenden.
Hier volgen enkele eenvoudige adviezen om
het risico op letsel door een opgeblazen airbag
te verminderen:
Kinderen van 12 jaar en jonger moeten altijd
goed vastgegespt op de achterbank zitten.
45
Page 50 of 416

WAARSCHUWING!Kinderen mogen nooit in achterwaarts ge-
plaatste kinderzitjes worden vervoerd op de
voorstoel van auto’s met een geavanceerde
voorairbag aan de passagierszijde. Bij het op-
blazen kan de airbag ernstig en zelfs dodelijk
letsel aan kinderen in die zitpositie toebrengen.
Kinderen die niet groot genoeg zijn om de
autogordel op de juiste wijze te dragen (zie het
hoofdstuk Kinderzitjes) moeten veilig op de
achterbank worden vervoerd in een kinderzitje
of een verhogingszitje met gordelbevestiging.
Oudere kinderen die geen kinderzitje of vast te
gespen verhogingszitje gebruiken, horen op de
achterbank te zitten en de autogordel om te
gespen. Sta nooit toe dat kinderen de schou-
dergordel onder de arm door dragen of achter
de rug langs laten lopen.
Lees de instructies bij het baby- of kinderzitje,
zodat u zeker weet dat u het zitje goed ge-
bruikt.
Alle inzittenden moeten te allen tijde hun drie-
puntsveiligheidsgordel op de juiste wijze dragen.Schuif de stoelen van bestuurder en voorpassa-
gier zo ver naar achteren als praktisch mogelijk
is, zodat de geavanceerde voorairbags ruimte
hebben om te kunnen worden opgeblazen.
Zit daarom niet tegen het portier of het raam
geleund. Als de auto zijairbags heeft, worden
die tijdens een aanrijding krachtig opgeblazen
in de ruimte tussen uzelf en het portier.
Indien het airbagsysteem in deze auto moet
worden veranderd om gebruik door een inva-
lide mogelijk te maken, neem dan contact op
met klantenservice. De telefoonnummers wor-
den vermeld in het hoofdstuk
Als u gebruik wilt
maken van klantenservice.
WAARSCHUWING!
•Als u alleen op de airbags vertrouwt, kan dit
bij een aanrijding leiden tot ernstig letsel. De
airbags werken in combinatie met uw auto-
gordel om u op de juiste wijze te beschermen.
Bij sommige aanrijdingen worden de airbags
niet opgeblazen. Draag uw autogordels altijd,
ook als uw auto is uitgerust met airbags.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
• Als u tijdens het activeren van de geavan-
ceerde voorairbag te dicht op het stuur of
bij het instrumentenpaneel zit, kunt u ern-
stig of dodelijk letsel oplopen. Airbags heb-
ben ruimte nodig om te worden opgebla-
zen. Ga achterover zitten en strek uw
armen zodanig dat u comfortabel het stuur
en het instrumentenpaneel kunt bedienen.
• De extra gordijn-zijairbag en de extra zijair-
bag in de voorstoel hebben eveneens
ruimte nodig om te kunnen worden opge-
blazen. Zit daarom niet tegen het portier of
het raam geleund. Zit rechtop op het mid-
den van de stoel.
• Als u zich tijdens het activeren te dicht bij
de extra gordijn-zijairbag en/of de extra
zijairbag in de voorstoel bevindt, kunt u
ernstig of zelfs dodelijk letsel oplopen.
46
Page 51 of 416

Sensoren en regelknoppen voor
activering van de airbags
Beschermingssysteem voor de inzittenden
(ORC)
HetBeschermingssysteem voor de inzitten-
den (ORC) maakt deel uit van een voorge-
schreven veiligheidssysteem dat vereist wordt
voor dit voertuig.
Het ORC bepaalt of het nodig is de voor- en/of
zijairbags op te blazen bij een frontale of zij-
waartse botsing. Op basis van de signalen van
de botsingsensoren en afhankelijk van het type
botsing activeert een centraal elektronisch be-
schermingssysteem voor de inzittenden (ORC)
de geavanceerde voorairbags, de extra knie-
airbag aan bestuurderszijde, de extra gordijn-
zijairbag en de extra zijairbags in de voorstoe-
len, alsmede de gordelspanners voorin.
De geavanceerde voorairbags en de knieair-
bag aan bestuurderszijde zijn ontworpen om
naast de veiligheidsgordels bij bepaalde fron-
tale aanrijdingen afhankelijk van de ernst en de
aard extra bescherming te bieden. Geavan- ceerde voorairbags zijn niet bedoeld om het
risico van letsel te verlagen bij botsingen van
achteren of van opzij.De geavanceerde voorairbags en de knieairbag
aan bestuurderszijde worden niet bij alle frontale
botsingen geactiveerd. Dit geldt ook voor som-
mige frontale botsingen die ernstige schade aan
het voertuig tot gevolg hebben, zoals bepaalde
aanrijdingen tegen palen, aanrijdingen waarbij
de auto onder een vrachtwagen terechtkomt en
aanrijdingen onder een hoek. Daarentegen kun-
nen de geavanceerde voorairbags, afhankelijk
van de aard van de botsing en de plaats waar de
auto wordt geraakt, opgeblazen worden bij aan-
rijdingen die geringe schade aan de voorkant
van het voertuig tot gevolg hebben, maar die
aanvankelijk een grote afname van de snelheid
veroorzaken.
De zijairbags worden niet opgeblazen bij alle
zijdelingse botsingen. Het opblazen van de
zijairbags is afhankelijk van de ernst en aard
van de aanrijding.
Omdat airbagsensoren de vertraging van het
voertuig meten, zijn de snelheid van het voer-
tuig en de schade op zichzelf geen goedeindicatoren voor de noodzaak van het wel of
niet opblazen van een airbag.
Veiligheidsgordels zijn bij alle ongevallen nood-
zakelijk voor uw bescherming en om uw li-
chaam in de juiste positie te houden, uit de
buurt van een airbag die wordt opgeblazen.
Het beschermingssysteem voor de inzittenden
(ORC) bewaakt de inzetbaarheid van de elek-
tronische onderdelen van het airbagsysteem
wanneer de contactschakelaar in de stand
START of ON/RUN staat. Als de contactsleutel
zich in de stand LOCK of ACC bevindt of niet in
de contactschakelaar steekt, is het airbagsys-
teem niet actief en kunnen de airbags niet
worden opgeblazen.
Het ORC beschikt over een reservevoeding die
de airbags kan ontvouwen, zelfs als de accu
leeg is of wordt losgekoppeld voordat de air-
bags worden geactiveerd.
Wanneer de contactschakelaar de
eerste keer naar de stand ON/RUN
wordt gedraaid, laat het ORC ook
gedurende circa vier tot acht se-
conden het waarschuwingslampje
voor het airbagsysteem in het in-
47
Page 52 of 416

strumentenpaneel branden voor een zelftest.
Na de zelftest gaat het lampje uit. Als het ORC
een storing in het systeem detecteert, gaat het
waarschuwingslampje voor het airbagsysteem
knipperen of constant branden. Een enkel ge-
luidssignaal klinkt als het lampje gaat branden
na de eerste keer starten.
Het ORC bevat ook diagnosefuncties die het
waarschuwingslampje voor het airbagsysteem in
het instrumentenpaneel laten branden wanneer
een storing wordt geconstateerd die het airbag-
systeem zou kunnen beïnvloeden. De diagnose
meldt eveneens de aard van het defect.
WAARSCHUWING!
Wanneer u een airbag-waarschuwingslampje
op uw instrumentenpaneel negeert, kan dat
betekenen dat de airbags u bij een aanrijding
niet beschermen. Als het lampje niet gaat
branden als u de contactsleutel omdraait, blijft
branden nadat u de auto hebt gestart of gaat
branden tijdens het rijden, moet u het airbag-
systeem onmiddellijk laten controleren door
een erkende dealer.Opblaasmodules voor de geavanceerde
voorairbag aan bestuurders- en
passagierszijde
De opblaasmodules voor de geavanceerde
voorairbags aan bestuurders- en passagiers-
zijde bevinden zich in het midden van het
stuurwiel en aan de rechterzijde van het instru-
mentenpaneel. Het ORC zendt een signaal
naar de opblaasmodules wanneer een botsing
wordt gedetecteerd waarbij de geavanceerde
voorairbags moeten worden geactiveerd. Er
ontwikkelt zich een grote hoeveelheid niet-giftig
gas om de geavanceerde voorairbags op te
blazen. De airbags kunnen in verschillende
mate worden opgeblazen, afhankelijk van de
aard en ernst van de botsing. Het afdekpaneel
op de stuurwielnaaf en op de bovenzijde van
het dashboard komen los en klappen opzij
terwijl de airbags volledig worden opgeblazen.
Het volledig opblazen van de airbags duurt
circa 50 tot 70 milliseconden. Dit is ongeveer
de helft van de tijd die nodig is om met uw ogen
te knipperen. De airbags lopen vervolgens snel
leeg terwijl ze de bestuurder en de voorpassa-
gier nog bescherming bieden.
Het gas in de geavanceerde voorairbag wordt
afgevoerd via de ventilatieopeningen in de zij-
kanten van de airbag. Op deze wijze belemme-
ren de airbags de besturing van de auto niet.
Opblaasmodule voor de extra knieairbag
aan bestuurderszijde
De opblaasmodule van de extra knieairbag
aan bestuurderszijde bevindt zich onder de
stuurkolom achter de bekleding van het instru-
mentenpaneel. Het ORC zendt een signaal
naar de opblaasmodule wanneer een botsing
wordt gedetecteerd waarbij de airbag moet
worden geactiveerd. Een grote hoeveelheid
niet-giftig gas wordt gegenereerd om de knie-
airbag aan bestuurderszijde op te blazen. De
bekledingpanelen komen los en klappen opzij
om de airbag volledig te kunnen opblazen. Het
volledig opblazen van de airbag duurt circa 15
tot 20 milliseconden.
Opblaasmodules voor de extra zijairbag in
de voorstoel
De extra zijairbags in de voorstoelen worden
uitsluitend bij bepaalde zijdelingse botsingen
geactiveerd.
48
Page 53 of 416

Het ORC bepaalt op basis van de aard en ernst
van een zijdelingse botsing of de zijairbags
moeten worden opgeblazen.
Naargelang de ernst en de aard van de botsing
kan het opblaasmechanisme van de zijairbag
aan de zijde van de botsing geactiveerd wor-
den, waardoor een hoeveelheid niet-giftig gas
vrijkomt. De zich opblazende zij-airbag komt
via de voegnaad in de stoel naar buiten in de
ruimte tussen de inzittende en het portier. De
zij-airbag worden volledig opgeblazen in onge-
veer 10 milliseconden. De zijairbag wordt zo
snel en krachtig opgeblazen dat u gewond
kunt raken wanneer u niet goed in de stoel zit,
of wanneer zich voorwerpen bevinden in de
ruimte waar de airbag zich ontvouwt. Dat geldt
vooral voor kinderen.
Opblaasmodules voor de extra
gordijn-zijairbag
Tijdens botsingen waarbij de inwerking beperkt
blijft tot een bepaalde zone aan de zijkant van het
voertuig, zal het ORC mogelijk de extra gordijn-
zijairbags opblazen. Dit is afhankelijk van de
kracht en de aard van de botsing. In deze
gevallen blaast het ORC alleen de gordijn-
zijairbag op aan de kant van de botsing.
Er ontwikkelt zich een grote hoeveelheid niet-
giftig gas om de gordijn-zijairbag op te blazen.
De gordijn-zijairbag drukt de buitenrand van de
hemelbekleding opzij en bedekt het zijraam. De
airbag wordt in circa 30 milliseconden opgebla-
zen (ongeveer een kwart van de tijd die nodig is
om met de ogen te knipperen). Dit gebeurt met
zoveel kracht dat u letsel kunt oplopen als u niet
correct op uw stoel zit en/of uw gordel niet
(correct) heeft vastgemaakt of als de gordijn-
zijairbag bij het opblazen een voorwerp in uw
richting wegdrukt. Dat geldt vooral voor kinde-
ren. De gordijn-zijairbag is in opgeblazen toe-
stand slechts ongeveer 9 cm dik.
Omdat airbagsensoren de vertraging van het
voertuig schatten, zijn de snelheid van het
voertuig en de schade geen goede indicatoren
voor de noodzaak van het wel of niet opblazen
van een airbag.
OPMERKING:
Wanneer het voertuig over de kop slaat,
kunnen de gordelspanners en/of de extra
zijairbags in de voorstoelen en de extra
gordijn-zijairbags worden geactiveerd aan
beide zijden van de auto.Sensors frontale en zijbotsingen
Bij frontale en zijdelingse botsingen kunnen de
botsingsensors het ORC helpen bij het bepalen
van de juiste reactie op de botsingen.
Verbeterd ongelukkenresponssysteem
Bij een botsing die leidt tot het opblazen van de
airbags zal het ORC, als het communicatienet-
werk en de voeding intact blijven en afhankelijk
van de aard van de botsing, bepalen of het
geavanceerde ongelukkenresponssysteem de
volgende functies uitvoert:
•
De brandstoftoevoer naar de motor afsluiten.
• De alarmknipperlichten laten knipperen zo-
lang er accuspanning is of tot het contact
wordt verbroken met de contactsleutel .
• De binnenverlichting inschakelen zolang de
accu werkt of totdat de contactsleutel wordt
verwijderd.
• De deuren automatisch ontgrendelen.
Als een airbag wordt opgeblazen
Het ontwerp van de geavanceerde voorairbags
is zodanig uitgevoerd, dat deze airbags na het
opblazen onmiddellijk leeglopen.
49
Page 54 of 416

OPMERKING:
De voor- en/of zijairbags worden niet bij alle
botsingen opgeblazen. Dit houdt echter niet
in dat het airbagsysteem niet werkt.
Bij een aanrijding waarbij de airbags worden
opgeblazen, kan zich het volgende voordoen:
•Het nylon van de airbag kan soms schaaf-
wonden en/of een rode huid veroorzaken bij
de bestuurder en de voorpassagier tijdens
het opblazen van de airbags. De schaafwon-
den lijken op de wonden die u oploopt als u
zich schaaft aan een touw, de vloerbedek-
king of op de vloer van een gymnastiekzaal.
Deze schaafwonden worden niet veroor-
zaakt door contact met chemische produc-
ten. De schaafwonden zijn niet blijvend en
genezen normaal gesproken snel. Als uw
schaafwonden echter na enkele dagen nog
niet zijn genezen of als u last hebt van
blaren, ga dan onmiddellijk naar uw huisarts.
•
Terwijl de airbags leeglopen ziet u misschien
rondvliegende stofdeeltjes die op rook lijken.
Dit stof is een normaal bijproduct van het
activeringsproces voor het niet-giftige opblaas-
gas. Deze rondzwevende stofdeeltjes kunnen de huid, ogen, neus of keel irriteren. Spoel met
koud water als u last hebt van geïrriteerde ogen
of huid. Zorg voor frisse lucht bij neus- of
keelirritaties. Raadpleeg uw huisarts als de
irritatie zich blijft voordoen. Als deze deeltjes
op uw kleding terechtkomen, volg dan de ge-
bruikelijke wasvoorschriften van de kledingfa-
brikant om de kleding te reinigen.
Rijd niet in uw auto nadat de airbags opgebla-
zen zijn geweest. Als u opnieuw bij een aanrij-
ding betrokken raakt, zullen de airbags geen
enkele bescherming bieden.
WAARSCHUWING!
Eenmaal geactiveerde airbags en gor-
delspanners hebben geen enkel effect bij een
volgende aanrijding. Laat de airbags, gor-
delspanners en rolautomaat van de veilig-
heidsgordels voorin onmiddellijk vervangen
door een erkende dealer. U moet ook het
ORC-systeem laten nakijken.
Onderhoud van het airbagsysteem
WAARSCHUWING!
•
Wijzigingen aan delen van het airbagsys-
teem kunnen tot gevolg hebben dat het
systeem bij een aanrijding niet functioneert.
U kunt gewond raken doordat de airbag
niet werkt en u niet beschermt. Breng geen
wijzigingen aan de onderdelen of bedra-
ding aan en plak nooit emblemen of stic-
kers op het afdekpaneel op het stuur of aan
de rechterzijde van het instrumentenpa-
neel. Breng geen wijzigingen aan op de
voorbumper of de carrosseriestructuur en
monteer geen los verkrijgbare treeplanken.
• Het is gevaarlijk zelf onderdelen van het
airbagsysteem te repareren. Waarschuw
iedereen die aan uw auto werkt dat de auto
is uitgerust met airbags.
(Vervolgd)
50
Page 55 of 416

WAARSCHUWING!(Vervolgd)
•Probeer geen enkel onderdeel van het airbag-
systeem te wijzigen. De airbag kan per ongeluk
worden opgeblazen of werkt mogelijk niet goed
meer als deze wordt gewijzigd. Breng de auto
naar een erkende dealer voor onderhoud aan
het airbagsysteem. Breng de auto naar een
erkende dealer als onderhoud nodig is aan de
autostoel, waaronder het afdekpaneel en het
kussen (ook voor het verwijderen of losser/
strakker maken van de bevestigingsbouten).
Er mogen alleen door de fabrikant goedge-
keurde stoelaccessoires worden gebruikt.
Neem contact op met een erkende dealer als
het airbagsysteem moet worden aangepast
voor personen met een handicap.
Waarschuwingslampje voor het
airbagsysteem
De airbags moeten bedrijfsklaar
zijn om bij een aanrijding onmid-
dellijk op te blazen en u te be-
schermen. Het waarschuwings-
lampje voor het airbagsysteem controleert de interne circuits en de bedrading
verbonden met elektrische componenten van
het airbagsysteem. Het airbagsysteem is on-
derhoudsvrij. Laat het systeem echter onmid-
dellijk controleren door een erkende dealer als
zich het volgende voordoet:
•
Het waarschuwingslampje voor het airbag-
systeem gaat niet vier tot acht seconden
branden nadat u de contactschakelaar de
eerste keer in de stand ON/RUN hebt gezet.
• Het waarschuwingslampje voor het airbag-
systeem blijft branden na de periode van
vier tot acht seconden.
• Het waarschuwingslampje voor het airbag-
systeem gaat af en toe branden of blijft
branden tijdens het rijden.
OPMERKING:
Als de snelheidsmeter, toerenteller of an-
dere meters voor motorfuncties niet werken,
is het mogelijk dat het beschermingssys-
teem voor de inzittenden ook niet werkt. Het
kan zijn dat de airbags niet gereed zijn om u
te beschermen. Controleer onmiddellijk de
zekeringen op doorgeslagen zekeringen.
Raadpleeg het label aan de binnenkant van het deksel van het zekeringenblok voor de
juiste airbagzekeringen. Laat uw erkende
dealer controleren of de zekering nog goed
is.
EDR (Event Data Recorder,
Gebeurtenisrecorder)
Deze auto is uitgerust met een gebeurtenisre-
corder (EDR). De belangrijkste taak van de
EDR is het registreren van gegevens die dui-
delijk maken hoe een voertuigsysteem zich
heeft gedragen in bepaalde ongevals- of ge-
lijksoortige situaties, zoals de activering van
een airbag of een botsing tegen een obstakel.
De EDR is ontworpen om kortstondig, meestal
30 seconden of minder, gegevens te registre-
ren die verband houden met de dynamiek en
veiligheidssystemen van de auto. De EDR in
deze auto is ontworpen om onder andere de
volgende gegevens te registreren:
•
Hoe hebben diverse systemen in uw auto
zich gedragen?
• Waren de veiligheidsgordels van de bestuur-
der en passagier vastgegespt?
• Hoe ver (indien van toepassing) trapte de
bestuurder het gas- en/of rempedaal in?
51
Page 56 of 416

•Hoe snel reed de auto?
Deze gegevens kunnen bijdragen tot een beter
inzicht in de omstandigheden waarin botsingen
en letsel ontstaan.
OPMERKING:
De EDR-gegevens worden uitsluitend tij-
dens extreme ongevalsituaties geregis-
treerd. Onder normale rijomstandigheden
registreert de EDR geen privé- of overige
gegevens, zoals naam, geslacht, leeftijd en
ongevallocatie. Het is echter wel mogelijk
dat anderen, bijvoorbeeld de politie, de
EDR-gegevens combineren met de per-
soonsgegevens die standaard worden op-
gevraagd na ongevallen.
Voor het uitlezen van de geregistreerde EDR-
gegevens is zowel toegang tot de auto als
speciale apparatuur nodig. Naast de fabrikant
van de auto kunnen ook anderen die over deze
speciale apparatuur beschikken, zoals de po-
litie, de EDR-gegevens lezen indien zij toegang
hebben tot de auto of de EDR.Veiligheidssystemen voor kinderenIedereen in uw auto moet altijd een autogordel
dragen, ook baby’s en kinderen.
Ge-
wichts- klasse Stoelstand (of
andere plaats)
Voor- stoelpas- sa-
giers- zijde Ach-
ter
bui-
ten-
zijde Ach-
ter
mid- den Tweede
zitrij
buiten- zijde Tweede
zitrij
mid- den
Groep
0 - tot
10 kg X U U N.v.t. N.v.t.
Group
0+ - tot
13 kg X U U N.v.t. N.v.t.
Groep
1-9
tot
18 kg X U U N.v.t. N.v.t.
Groep
II en III
-15tot
36 kg X U U N.v.t. N.v.t. Legenda voor letters in het schema hierboven:
U = Geschikt voor
universelekinderzitjes,
goedgekeurd voor gebruik in deze
leeftijdsgroep/gewichtsklasse.
UF = Geschikt voor in vooruitrichting ge-
plaatste universele kinderzitjes, goedgekeurd
voor deze gewichtsklasse.
L = Geschikt voor speciale kinderzitjes vermeld
op de bijgevoegde lijst. Deze kinderzitjes kun-
nen behoren tot de categorieën specifiek voer-
tuig, beperkt gebruik ofsemi-universeel.
B = Ingebouwd kinderzitje goedgekeurd voor
leeftijdsgroep/gewichtsklasse.
X = Zitpositie niet geschikt voor kinderen in
deze leeftijdsgroep/gewichtsklasse.
52