Page 153 of 416

WAARSCHUWINGEN
Afstand achter (in/cm) Meer dan 200 cm 79-39 in
(200-100 cm) 39-25 in
(100-65 cm) 25-12 in
(65-30 cm) Minder dan 12 in
(30 cm)
Afstand voor (in/cm) Meer dan 120 cm 47-39 in
(120-100 cm) 39-25 in
(100-65 cm) 25-12 in
(65-30 cm) Minder dan 12 in
(30 cm)
Hoorbare waarschu- wing (klokgeluid) Geen
Enkele toon
seconde Slow (Vertraagd)
SnelContinu
Displaybericht Parkeerhulp AAN Waarschuwing voor- werp gedetecteerdWaarschuwing voor-
werp gedetecteerd Waarschuwing voor-
werp gedetecteerd Waarschuwing voorwerp
gedetecteerd
Boogjes Geen3 brandend
(continu) 3 langzaam knippe-
rend 2 langzaam knippe-
rend 1 langzaam knipperend
Volume van radio ver- laagd Nee
JaJaJa Ja
OPMERKING:
ParkSense zet het geluid van de radio,
wanneer deze aan staat, zachter wanneer
het systeem een geluidssignaal produceert.
ParkSense in- en uitschakelenParkSensekan worden in- en uitgeschakeld
met een knop die zich in het schakelpaneel van
het dashboard bevindt, of via de door de klant
te programmeren functies van de EVIC. De
beschikbare keuzes zijn: OFF (uit), Sound Only
(alleen geluid) of Sound and Display (geluid en display). Voor meer informatie raadpleegt u
Elektronisch voertuiginformatiecentrum
(EVIC)/Persoonlijke Instellingen (door de klant
te programmeren functies)
inDe functies op
uw dashboard.
Wanneer de ParkSense schake-
laar wordt ingedrukt om het sys-
teem uit te schakelen, geven de
instrumenten gedurende ongeveer
vijf seconden het bericht PARK
ASSIST SYSTEM OFF (Parkeer-
hulp uitgeschakeld) weer. Voor meer informatie raadpleegt u het
Elektronisch voertuiginforma-
tiecentrum (EVIC) inDe functies op uw dash-
board. Wanneer de keuzehendel, met uitge-
schakelde parkeerhulp, in de stand REVERSE
(achteruit) of DRIVE (rijden) wordt gezet (bij
een snelheid van 18 km/u of lager), zal het EVIC
het bericht “PARK ASSIST SYSTEM OFF” (Par-
keerhulp uitgeschakeld) weergeven zolang het
voertuig in de achteruitversnelling staat, of ge-
durende vijf seconden wanneer het voertuig in
de rijstand staat.
149
Page 154 of 416

De LED van de parkeerhulp brandt wanneer de
parkeerhulp uitgeschakeld of defect is. De LED
van de schakelaar van de parkeerhulp brandt
niet als het systeem is ingeschakeld.
Onderhoud van de ParkSense
parkeerhulp
Wanneer de ParkSense parkeerhulp in storing
is, zal de instrumentengroep elke keer dat de
auto gestart wordt een enkel geluidssignaal
afgeven. De instrumentengroep geeft de mel-
ding “CLEAN PARK ASSIST SENSORS” (reinig
de parkeerhulpsensoren) weer, wanneer een of
meer sensoren achter of voor geblokkeerd wor-
den door sneeuw, modder of ijs en het voertuig
in REVERSE (achteruit) of DRIVE (rijden) ge-
schakeld is.
De instrumentengroep geeft de melding “SER-
VICE PARK ASSIST SYSTEM” (onderhoud par-
keerhulp) wanneer een of meerdere sensoren
achter of voor beschadigd zijn en onderhoud
nodig hebben. Wanneer de schakelhendel in
de stand REVERSE (achteruit) of DRIVE (rijden)
staat en het systeem een storing ontdekt, geeft
het EVIC de melding “CLEAN PARK ASSIST
SENSORS” (reinig parkeerhulpsensoren) of “SERVICE PARK ASSIST SYSTEM” (onderhoud
parkeerhulpsysteem) zolang het voertuig in
REVERSE staat of in DRIVE (en langzamer rijdt
dan 18 km/h). In dat geval werkt de parkeer-
hulp niet. Voor meer informatie raadpleegt u het
Elektronisch voertuiginformatiecentrum
(EVIC)
inDe functies op uw dashboard.
Wanneer de melding “CLEAN PARK ASSIST
SENSORS” (reinig parkeerhulpsensoren) op
het EVIC (elektronisch voertuiginformatiecen-
trum) verschijnt, zorg er dan voor dat het
achterpaneel/de achterbumper of het
voorpaneel/de voorbumper schoon en vrij is
van sneeuw, modder, ijs of andere obstructies
en schakel vervolgens het contact in en uit.
Raadpleeg een erkende dealer als het bericht
nog steeds wordt weergegeven.
ParkSense systeem reinigenReinig de sensors van de parkeerhulp met
water, een schoonmaakmiddel voor auto’s en
een zachte doek. Gebruik geen ruwe of harde
doek. Steek geen voorwerpen in de sensors en
bekras deze niet. Hierdoor kunnen de sensors
beschadigd raken.
Voorzorgsmaatregelen bij gebruik
van de parkeerhulp
OPMERKING:
•Houd de voor- en achterbumper vrij van
sneeuw, ijs, modder, stof en vuil om te
zorgen dat het ParkSense systeem altijd
correct werkt.
• Drilboren, grote vrachtwagens en andere
bronnen van trillingen kunnen de werking
van het systeem nadelig beïnvloeden.
• Wanneer u de ParkSense parkeerhulp
uitschakelt, toont de instrumentengroep
de melding PARK ASSIST SYSTEM OFF
(parkeerhulp uitgeschakeld). ParkSense
blijft uitgeschakeld, ook wanneer u het
contact in- en uitschakelt, totdat u de
parkeerhulp opnieuw inschakelt.
• Wanneer u, met uitgeschakelde Park-
Sense, de keuzehendel in stand RE-
VERSE (achteruit) of DRIVE (rijden) zet,
zal de instrumentengroep de melding
“PARK ASSIST SYSTEM OFF” (parkeer-
hulp uitgeschakeld) weergeven zolang de
auto in REVERSE staat of in DRIVE en
langzamer rijdt dan 18 km/u.
150
Page 155 of 416

•Als de parkeerhulp ingeschakeld is wordt
de radio gedempt wanneer er een geluids-
signaal klinkt.
• Reinig alle sensors van de parkeerhulp
regelmatig, maar let daarbij op dat u geen
krassen of schade toebrengt. De sensors
mogen niet bedekt raken met ijs, sneeuw,
modder, vuil of afval. Verontreiniging van
de sensors kan leiden tot een slechte
systeemwerking. Mogelijk zal de Park-
Sense parkeerhulp hierdoor obstakels
voor of achter de bumper niet waarne-
men, of het systeem kan een foutieve
melding geven van een voorwerp voor of
achter de bumper.
• Voorwerpen zoals fietsendragers, trekha-
ken, etc. mogen tijdens het rijden niet
binnen 30 cm van het achterpaneel/de
achterbumper geplaatst zijn. Als dit wel
het geval is, zal het systeem een nabijge-
legen voorwerp mogelijk interpreteren als
sensorprobleem en de melding SERVICE
PARK ASSIST SYSTEM (parkeerhulpsys-
teem laten nakijken) tonen in het instru-
mentenpaneel. •
Op voertuigen met een achterklep moet
ParkSense worden uitgeschakeld wan-
neer de achterklep naar beneden wordt
geopend of helemaal openstaat. Een naar
beneden geopende achterklep kan ervoor
zorgen dat het systeem abusievelijk aan-
duidt dat er een hindernis achter het voer-
tuig aanwezig is.
LET OP!
• De parkeerhulp is uitsluitend bedoeld als
hulpmiddel tijdens het parkeren en is niet in
staat ieder voorwerp, inclusief kleine obsta-
kels, waar te nemen. Stoepranden kunnen
tijdelijk of helemaal niet worden gedetec-
teerd. Op kleine afstanden worden obsta-
kels boven of onder de sensors niet gede-
tecteerd.
• Bij gebruik van ParkSense moet u lang-
zaam rijden, zodat u tijdig kunt stoppen
wanneer een obstakel wordt gedetecteerd.
Het is raadzaam om tijdens het achteruit-
rijden over uw schouder te kijken, ook
wanneer u gebruik maakt van ParkSense.
WAARSCHUWING!
• Bestuurders moeten altijd voorzichtig ach-
teruit rijden, ook wanneer gebruik gemaakt
wordt van de ParkSense parkeerhulp.
Controleer het gebied achter de auto altijd
zorgvuldig, kijk naar achteren en wees be-
dacht op voetgangers, dieren, andere voer-
tuigen, obstakels en dode hoeken. U bent
verantwoordelijk voor de veiligheid en dient
uw aandacht voortdurend bij de omgeving
te houden. Anders bestaat er een risico op
ernstig of dodelijk letsel.
(Vervolgd)
151
Page 156 of 416

WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• Het wordt sterk aanbevolen om, voordat u
de ParkSense parkeerhulp gaat gebrui-
ken, de trekhaak van de auto te verwijde-
ren als de auto niet voor trekken wordt
gebruikt. Als u dit niet doet, kan persoonlijk
letsel of schade aan voertuigen ontstaan
doordat de trekhaak zich veel dichter bij het
obstakel bevindt dan de achterbumper als
het waarschuwingsdisplay de knipperende
boog laat zien en de aanhoudende toon
laat horen. Afhankelijk van de afmetingen
en vorm van de trekhaak is het ook moge-
lijk dat de sensors de trekhaak detecteren
en abusievelijk aangeven dat er een obsta-
kel achter de auto aanwezig is.ACHTERUITRIJCAMERA
PARKVIEW — INDIEN AANWEZIG
Uw auto is mogelijk voorzien van een Park-
Viewachteruitrijcamera. Hiermee kunt u het
gebied achter de auto op het scherm zien
wanneer de schakelhendel in de stand RE-
VERSE (achteruit) wordt gezet. Het beeld wordt
weergegeven op het navigatie-/multimedia-
radioscherm samen met de waarschuwing
check entire surroundings (let op de gehele
omgeving) aan de bovenkant van het scherm.
Na vijf seconden verdwijnt deze opmerking. De
ParkView camera bevindt zich aan de achter-
zijde van het voertuig boven de kentekenplaat.
Als u uit de achteruitversnelling schakelt, wordt
de achteruitrijcamera uitgeschakeld en ver-
schijnt het navigatie- of audioscherm. Indien getoond, geven statische rasterlijnen de
breedte van het voertuig aan, terwijl een onder-
broken centerlijn de middellijn van het voertuig
aangeeft. Deze lijnen kunnen bijv. van dienst
zijn bij het uitlijnen van het voertuig voor een
aanhanger. De statische rasterlijnen geven ver-
schillende zones aan waarmee u de afstand tot
de achterzijde van het voertuig kunt inschatten.
De onderstaande tabel geeft bij benadering de
afstanden weer voor elk van deze zones:
Zone
Afstand tot de achterzijde van het voertuig
Rood 0 - 30 cm
Geel 30 cm-1m
Groen 1 m of meer
152
Page 157 of 416

WAARSCHUWING!
Bestuurders moeten voorzichtig achteruit rij-
den, ook al wordt er gebruik gemaakt van de
achteruitrijcamera. Kijk altijd goed vóór of
achter uw auto, controleer of zich daar geen
voetgangers, dieren, andere voertuigen of ob-
stakels bevinden en let op dode hoeken voor-
dat u voor- of achteruitrijdt. U bent verant-
woordelijk voor de veiligheid van uw
omgeving en moet blijven opletten als u ach-
teruitrijdt. Anders bestaat er een risico op
ernstig of dodelijk letsel.
LET OP!
•Om schade aan het voertuig te voorkomen
mag de achteruitrijcamera alleen worden
gebruikt als parkeerhulp. De achteruitrijca-
mera kan niet elk obstakel of voorwerp
detecteren.
(Vervolgd)
LET OP!(Vervolgd)
• Om schade aan het voertuig te voorkomen
moet u langzaam rijden bij gebruik van de
achteruitrijcamera, zodat u tijdig kunt stop-
pen als u een obstakel ziet. Het wordt de
bestuurder aanbevolen om regelmatig over
zijn/haar schouder te kijken bij het gebruik
van de achteruitrijcamera.
OPMERKING:
Wanneer de cameralens bedekt is met
sneeuw, ijs, modder of ander vuil, moet de
lens worden gereinigd, met water worden
gespoeld en met een zachte doek worden
gedroogd. De lens niet afdekken.
ParkView in- of uitschakelen — met
navigatie-/multimedia-radio
1. Druk op de menutoets.
2. Kies de schermtoets system set up(sys-
teeminstellingen).
3. Druk op de schermtoets camera setup
(camera-instellingen). 4. Schakel de functie achteruitrijcamera in of
uit door de schermtoets
enable rear camera in
reverse (camera inschakelen bij achteruitrij-
den) te kiezen.
5. Druk op de schermtoets save(opslaan).
ParkView aan- of uitzetten —
zonder navigatie-/multimedia-radio
1. Druk op de harde toets menu.
2. Selecteer de soft-toets system set up(sys-
teeminstellingen).
3. Schakel de functie achteruitrijcamera in of
uit door de schermtoets enable rear camera in
reverse (camera inschakelen bij achteruitrij-
den) te kiezen.
153
Page 158 of 416
DAKCONSOLEDe dakconsole bevat de lampjes van de
binnen-/leesverlichting en een opbergvak voor
zonnebrillen. Indien van toepassing, zijn hier
ook de schakelaars voor de achterklep en
schuifdak geplaatst.Lees-/instaplampjesIn de dakconsole zijn twee plafond-/
leeslampjes aangebracht. Druk tegen de lamp-
lens om deze lampjes in te schakelen. Druk
nogmaals op de lamplens om de lampjes uit te
schakelen.
De verlichting wordt ook ingeschakeld wanneer
een voor- of achterportier geopend wordt, wan-
neer de ontgrendelknop op de afstandsbedie-
ning sleutelloze portierontgrendeling wordt ge-
drukt, of wanneer het dimmerwiel in de ON-
positie gezet wordt.Opbergvakje zonnebrilAchterin de dakconsole zit een opbergvakje
voor een zonnebril.
Het vakje gaat open en dicht door middel van
een drukknop. Druk op het verchroomde vlak
om het deurtje te openen. Druk nogmaals op
het verchroomde vlak om het deurtje te sluiten.
DakconsoleLees-/instaplampjes
Opbergruimte zonnedak
154
Page 159 of 416

ELEKTRISCH SCHUIFDAK — INDIEN
AANWEZIG
De schakelaar voor het elektrische schuifdak
bevindt zich in de dakconsole tussen de zon-
nekleppen.
WAARSCHUWING!
•Laat kinderen nooit in een auto achter
terwijl de sleutel in het contactslot zit. Inzit-
tenden, en vooral kinderen zonder begelei-
der, kunnen klem komen te zitten in de
dakopening als ze de schuifdakschakelaar
bedienen. Bij een dergelijke beknelling kan
ernstig of dodelijk letsel ontstaan.
• In geval van een aanrijding is het risico om
uit een voertuig geslingerd te worden groter
wanneer het schuifdak geopend is. U kunt
ernstig of zelfs dodelijk gewond raken.
Maak altijd uw autogordel op de juiste wijze
vast en controleer of alle passagiers dit ook
gedaan hebben.
• Sta niet toe dat kleine kinderen het schuif-
dak bedienen. Steek nooit vingers, li-
chaamsdelen of voorwerpen door het
schuifdak naar buiten. Verwondingen kun-
nen daarvan het gevolg zijn.Schuifdak openen — snelAls u de schakelaar kort (korter dan een halve
seconde) naar achteren duwt, wordt het schuif-
dak automatisch vanuit elke positie geopend.
Het schuifdak wordt volledig geopend en stopt
automatisch. Dit is de functie Snel openen.
De functie Snel openen zorgt dat bij aanraking
van de schakelaar het schuifdak stopt.
Schuifdak openen — HandmatigOm het schuifdak te openen, moet u de scha-
kelaar naar achteren indrukken en vasthouden
om het volledig te openen. Als u de schakelaar
loslaat, stopt de beweging en het schuifdak
blijft dan gedeeltelijk open totdat de schakelaar
weer ingedrukt en naar achteren geduwd
wordt.
Schuifdak sluiten — snelOm het schuifdak te sluiten moet u de schake-
laar indrukken en naar voren drukken. Als u de
schakelaar weer loslaat, stopt de beweging en
het schuifdak blijft dan gedeeltelijk gesloten
totdat de schakelaar weer ingedrukt en naar
voren geduwd wordt.
Schakelaar van elektrisch schuifdak
155
Page 160 of 416

Schuifdak sluiten — handmatigOm het schuifdak te sluiten moet u de schake-
laar indrukken en naar voren drukken. Als u de
schakelaar weer loslaat, stopt de beweging en
het schuifdak blijft dan gedeeltelijk gesloten
totdat de schakelaar weer ingedrukt en naar
voren geduwd wordt.
ObstakeldetectieDeze functie zorgt dat obstakels in de opening
van het schuifdak worden gedetecteerd bij
gebruik van de functie Snel sluiten. Als een
obstakel in de baan van het schuifdak wordt
gedetecteerd, trekt het schuifdak zich automa-
tisch terug. Verwijder het obstakel als dit ge-
beurt. Druk vervolgens de schakelaar kort naar
voren om het schuifdak te sluiten.
OPMERKING:
Wanneer drie opeenvolgende pogingen om
het dak te sluiten zijn onderbroken door de
obstakeldetectie, wordt de vierde poging
uitgevoerd als een handmatige sluiting met
uitgeschakelde obstakeldetectie.
Ventilatie schuifdak — SnelAls deVent-toets kort (korter dan een halve
seconde) indrukt, beweegt het schuifdak naar
de ventilatiestand. Dit is de functie Snel naar
ventilatiestand, die werkt vanuit elke positie
van het schuifdak. De functie Snel naar venti-
latiestand zorgt ervoor dat bij aanraking van de
schakelaar het schuifdak stopt.
Bediening van zonweringDe zonwering kunt u met de hand openen. De
zonwering wordt echter ook automatisch ge-
opend als het schuifdak wordt geopend.
OPMERKING:
U kunt de zonwering niet sluiten als het
schuifdak open is.
RijwinddrukRijwinddruk kan worden beschreven als het
gevoel van druk op de oren, vergelijkbaar met
het akoestisch effect van helikoptergeluid. U
merkt in uw auto dit rijwindeffect soms op terwijl
de ramen open zijn, of met het schuifdak
(indien aanwezig) in sommige ’open’ of ’ge- deeltelijk open’ standen. Dit is normaal en het
effect kunt u tenietdoen. Als u last hebt van
rijwinddruk terwijl de achterramen open staan,
draait u de voor- en achterramen allebei open
om het effect te verminderen. Als u rijwinddruk
bemerkt terwijl het schuifdak openstaat, ver-
stelt u de schuifdakopening om het effect te
verminderen.
Onderhoud schuifdakGebruik voor het reinigen van het glaspaneel
uitsluitend niet-schurende schoonmaakmidde-
len en een zachte doek.
Bediening bij afgezet contactDe schakelaars voor de elektrische schuifdak-
bediening blijven nog ongeveer 10 minuten
actief nadat het contact is uitgezet. Door het
openen van een voorportier wordt deze functie
uitgeschakeld. Deze tijd is instelbaar. Voor
meer informatie raadpleegt u
Elektronisch
voertuiginformatiecentrum (EVIC)/Persoonlijke
Instellingen (door de klant te programmeren
functies) inDe functies op uw dashboard.
156