Page 121 of 416

WAARSCHUWING!
Controleer of de motorkap goed vergrendeld
is voor u gaat rijden. Als de motorkap niet
volkomen vergrendeld is, kan hij opklappen
wanneer de auto rijdt, zodat uw uitzicht naar
voren wordt belemmerd. Als u deze waar-
schuwing niet opvolgt, kan dit ernstig letsel of
de dood tot gevolg hebben.
VERLICHTING
Schakelaar koplampen
De koplampschakelaar bevindt zich aan de
linkerzijde van het instrumentenpaneel, naast
het stuurwiel. De koplampschakelaar regelt de
werking van de koplampen, stadslichten, in-
strumentenverlichting, bagageruimteverlich-
ting en mistlampen (indien aanwezig).U schakelt de koplampen in door
de koplampschakelaar rechtsom
te draaien. Wanneer de koplamp-
schakelaar is ingeschakeld, bran-
den ook de stadslichten, achter-
lichten, kentekenplaatverlichting
en instrumentenverlichting. U schakelt de kop-
lampen uit door de koplampschakelaar terug te
draaien naar de stand O (Off). OPMERKING:
•
Uw auto is uitgerust met kunststof
koplamp- en mistlamplenzen (indien aan-
wezig), die minder wegen en minder snel
breken als gevolg van steenslag dan gla-
zen lenzen. Kunststof is minder kras-
bestendig dan glas, ga daarom anders te
werk bij het reinigen van de koplamplens.
• Om krassen tot een minimum te beperken
en de lichtopbrengst maximaal te houden,
mogen de koplamplenzen niet met een
droge doek worden schoongemaakt. Ver-
wijder vuil met een sopje van zachte zeep
en spoel goed na.
LET OP!
Gebruik nooit schurende reinigingsmiddelen,
oplosmiddelen, staalwol of andere schurende
stoffen om de lenzen te reinigen.
Schakelaar koplampen
11 7
Page 122 of 416

Automatisch inschakelende
koplampen — Indien aanwezig
Dit systeem schakelt de koplampen automa-
tisch in of uit in overeenstemming met de
sterkte van het omgevingslicht. U schakelt het
systeem in door de koplampschakelaar naar
de stand A (AUTO) te draaien.
Wanneer het systeem is ingeschakeld, is ook
de uitschakelvertraging van de koplampen in-
geschakeld. Dit houdt in dat de koplampen
nog maximaal 90 seconden blijven branden
nadat u de contactschakelaar naar de stand
OFF hebt gedraaid. U schakelt de automatisch
inschakelende koplampen uit door de kop-
lampschakelaar uit de stand AUTO te draaien.
OPMERKING:
De motor moet draaien om de koplampen
automatisch te kunnen inschakelen.
Koplampen automatisch aan met
ruitenwissers
Als uw auto is voorzien van automatisch in-
schakelende koplampen, beschikt u ook over
deze door de klant te programmeren functie.
Als de modus Automatisch inschakelende kop-
lampen actief is en de motor draait, gaan dekoplampen automatisch branden wanneer de
ruitenwissers worden ingeschakeld. Raad-
pleeg “Elektronisch voertuiginformatiecentrum
(EVIC)/Door de klant te programmeren func-
ties
inFuncties van het instrumentenpaneel
voor meer informatie.
Als uw auto voorzien is van regengevoelige
ruitenwissers en u dit systeem inschakelt,
gaan de koplampen automatisch branden na-
dat de ruitenwissers vijf wiscycli in circa één
minuut hebben voltooid. Circa vier minuten
nadat de ruitenwissers volledig tot stilstand zijn
gekomen, gaan de koplampen weer uit. Raad-
pleeg “Ruitenwissers en sproeiers” in dit hoofd-
stuk voor meer informatie.
OPMERKING:
Als de koplampen overdag aangaan, worden
de lampjes op het instrumentenpaneel auto-
matisch gedimd tot de gebruikelijke intensi-
teit bij ’s nachts rijden. Raadpleeg “Verlich-
ting” in dit hoofdstuk voor meer informatie.SmartBeam™ — indien aanwezigHet SmartBeam™-systeem zorgt voor meer
licht van de koplampen in het donker door
automatische regeling van het grootlicht met behulp van een op de achteruitkijkspiegel ge-
monteerde digitale camera. Deze camera de-
tecteert de verlichting van andere voertuigen
en zorgt ervoor dat het grootlicht automatisch
wordt omgeschakeld naar dimlicht totdat nade-
rende voertuigen zijn verdwenen uit het came-
rablikveld.
OPMERKING:
Na vervanging moet de achteruitkijk- of
SmartBeam™-spiegel opnieuw worden ge-
richt om een correcte werking te garande-
ren. Neem contact op met uw plaatselijke
erkende dealer.
In werking stellen:
1. Automatisch grootlicht inschakelen Raad-
pleeg “Elektronisch voertuiginformatiecentrum
(EVIC)/Door de klant te programmeren func-
ties
inFuncties van het instrumentenpaneel
voor meer informatie.
2. Draai de koplampschakelaar naar de stand
AUTO.
3. Duw de multifunctionele hendel van u af
(richting voorzijde auto) om de modus Automa-
tisch grootlicht inschakelen te activeren.
11 8
Page 123 of 416

OPMERKING:
Het systeem wordt pas geactiveerd wanneer
u 32 km/u of sneller rijdt.
Buiten werking stellen
1. Trek de multifunctionele hendel naar u toe
(richting achterzijde auto) om het systeem
handmatig te deactiveren (normale werking
van dimlicht).
2. Duw de multifunctionele hendel weer van u
af om het systeem opnieuw te activeren.
OPMERKING:
Als de koplampen en achterlichten van voer-
tuigen in het camerablikveld zijn gebroken,
met modder zijn bespat of gedeeltelijk aan
het zicht worden onttrokken, zal uw groot-
licht langer blijven branden (dichter bij het
andere voertuig). Het systeem zal ook niet
correct werken als de voorruit of camera-
lens is bedekt met vuil, vet of andere obsta-
kels (sticker, elektronisch tolsysteem, etc.).Dagverlichting — indien aanwezigDe dagverlichting (lage intensiteit) zal altijd
worden ingeschakeld wanneer de motor draait
en de transmissie niet in de stand PARK staat.
De lichten blijven branden tot de contactscha-
kelaar naar de stand OFF of ACC wordt ge-
draaid of tot de handrem wordt aangetrokken.
Als één van de richtingaanwijzers wordt aan-
gezet, wordt het dagrijlicht aan dezelfde zijde
van het voertuig uitgeschakeld zolang de rich-
tingaanwijzer is ingeschakeld. Als de richting-
aanwijzer wordt uitgeschakeld, gaat het dagrij-
licht weer branden. Bij normaal rijden in het
donker moet de koplampschakelaar worden
ingeschakeld.Dagverlichting uitschakelen
Als u de dagverlichting wilt uitschakelen, opent
u de motorkap en gaat u naar de zekeringen-
kast (PDC), die zich rechts in de motorruimte
bevindt.
Locatie van zekeringenkast
11 9
Page 124 of 416

Open de zekeringenkast door de sluitlipjes
(één aan elke kant) naar buiten te trekken en
vervolgens het deksel omhoog te trekken.
Verwijder het linker- en rechterrelais van de
dagverlichting en breng het deksel van de
zekeringenkast opnieuw aan.
Automatische koplampverstelling —
Alleen HID-koplampen
Hiermee wordt voorkomen dat de koplampen
tegenliggers verblinden. De koplampverstel-
ling wordt automatisch aangepast aan de rij-
hoogte van de auto.
Vertraagde uitschakeling koplampenUw auto is voorzien van een uitschakelvertra-
ging voor de koplampen, die de koplampen
circa 90 seconden langer laat branden, zodat u
gemakkelijker kunt uitstappen. Deze vertraging
wordt geactiveerd wanneer de contactschake-
laar naar de stand OFF wordt gedraaid terwijlde koplampschakelaar is ingeschakeld,
waarna de koplampschakelaar wordt uitge-
schakeld. De uitschakelvertraging voor de kop-
lampen kan worden geannuleerd door de kop-
lampschakelaar eerst in te schakelen en
vervolgens uit te schakelen of door de contact-
schakelaar in de stand ON te zetten.
Bij auto’s met voertuiginformatiecentrum (EVIC)
kunt u de duur van de uitschakelvertraging
voor de koplampen instellen. Raadpleeg “Elek-
tronisch voertuiginformatiecentrum (EVIC)/
Door de klant te programmeren functies
in
Functies van het instrumentenpaneel voor
meer informatie.
Stadslichten en
instrumentenverlichting
U schakelt de stadslichten en instru-
mentenverlichting in door de koplamp-
schakelaar rechtsom te draaien. U
schakelt de stadslichten uit door de koplamp-
schakelaar terug te draaien naar de stand O
(Off).
Sluitlipje
Relais van dagverlichting
120
Page 125 of 416

Voorste en achterste mistlampen -
indien aanwezig
De mistlichten voor en achter kunt u naar wens
gebruiken als het zicht door mist is verslech-
terd. De mistlampen worden in deze volgorde
ingeschakeld: als u de schakelaar koplampen
één keer indrukt, gaan de mistkoplampen aan.
Druk de schakelaar een tweede keer in om de
mistachterlichten in te schakelen (mistkoplam-
pen blijven aan). Druk de schakelaar een derde
keer in om de mistachterlichten uit te schakelen
(mistkoplampen blijven aan). Druk de schake-
laar een vierde keer in om de mistkoplampen
uit te schakelen. Bij auto’s zonder mistkoplam-
pen worden de mistachterlichten ingeschakeld
als u de schakelaar de eerste keer indrukt.
OPMERKING:
De koplampschakelaar moet eerst in de
stand voor de positielichten of de koplam-
pen worden gezet voordat de mistlampscha-
kelaar kan worden ingedrukt.
BinnenverlichtingDe plafond- en instaplichten gaan branden
wanneer de voorportieren worden geopend,
wanneer de dimmerregelaar (draaiwieltje
rechts van de koplampschakelaar) naar de
bovenste stand wordt gedraaid, of wanneer
(indien aanwezig) de toets UNLOCK (ontgren-
delen) op de afstandsbediening wordt inge-
drukt. Als een portier is geopend en de interi-
eurverlichting is ingeschakeld, kunnen alle
interieurlampen worden uitgeschakeld door de
dimmerregelaar helemaal omlaag te draaien
naar de UIT-stand. Dit wordt ook wel defeest-functie genoemd, omdat de portieren hierdoor
lang open kunnen blijven zonder dat de accu
leeg loopt.
De helderheid van de instrumentenverlichting
kan worden ingesteld door de dimmerregelaar
omhoog (lichter) of omlaag (donkerder) te
draaien. Wanneer de koplampen branden, kunt
u de helderheid van de kilometerteller, dagtel-
ler, radio en dakconsole instellen door de dim-
merregelaar helemaal omhoog te draaien tot u
een klik hoort. Dit wordt ook wel de
parade-
functie genoemd, omdat dit handig is als u
overdag met ingeschakelde koplampen rijdt.
Werking van de mistlampen
Dimmerknop
121
Page 126 of 416

Waarschuwing lichten-aanAls de koplampen, stadslichten of bagage-
ruimteverlichting nog branden wanneer u de
contactschakelaar uitzet, zal er een geluidssig-
naal klinken wanneer u het bestuurdersportier
opent.
AccuspaarfunctieTer bescherming van de levensduur van uw
accu wordt voor zowel de interieur- als de
buitenverlichting de belasting afgeschakeld.
Als de contactschakelaar in de stand OFF staat
en een van de portieren gedurende 10 minuten
open blijft of de dimmerregelaar gedurende
10 minuten helemaal omhoog gedraaid blijft in
de stand plafondverlichting AAN, wordt de
interieurverlichting automatisch uitgeschakeld.
Als de koplampen blijven branden terwijl de
contactschakelaar wordt uitgezet, zal de bui-
tenverlichting na acht minuten automatisch
worden uitgeschakeld. Als de koplampen zijn
ingeschakeld en acht minuten blijven branden
terwijl de contactschakelaar uitstaat, zal de
buitenverlichting automatisch worden uitge-
schakeld.OPMERKING:
De accuspaarfunctie wordt geannuleerd
wanneer de contactschakelaar wordt uitge-
zet.
Leeslampjes voorin
De leeslampjes voorin bevinden zich in de
dakconsole.
U schakelt de lampjes in door op een van de
schakelaars links of rechts op de console te
drukken. Deze knoppen zijn voorzien van ach-
tergrondverlichting voor goede zichtbaarheid
in het donker. U schakelt de lampjes uit door
nogmaals op de schakelaar te drukken. De
lampjes gaan ook branden wanneer u op de
toets UNLOCK (ontgrendelen) van de af-
standsbediening drukt.
Leeslampjes voorinSchakelaars voor leeslampjes voorin
122
Page 127 of 416

OmgevingsverlichtingDe dakconsole is voorzien van omgevingsver-
lichting. Deze verlichting verhoogt de zicht-
baarheid van de middenconsole en het
PRNDL-gebied.
Multifunctionele hendelDe hendel bevindt zich aan de linkerzijde van
de stuurkolom.
RichtingaanwijzersBeweeg de multifunctionele hendel op of neer
zodat de pijlen aan beide zijden van het instru-
mentenpaneel gaan knipperen om aan te ge-
ven dat de richtingaanwijzers voor en achter
naar behoren werken.
OPMERKING:
Als een van de lampjes blijft branden en niet
knippert, of als een van de lampjes zeer snel
knippert, controleert u of aan de buitenzijde
van de auto een lamp defect is. Als één der
controlelampjes niet gaat branden wanneeru de hendel beweegt, is waarschijnlijk het
betreffende gloeilampje defect.
Makkelijk van rijstrook veranderenTik de hendel eenmaal naar boven of beneden
zonder hem in de klikstand te duwen; het
knipperlicht (rechts of links) knippert driemaal
en schakelt dan automatisch uit.
PasseersignaalU kunt een tegenligger een lichtsignaal geven
met uw koplampen door de multifunctionele
hendel gedeeltelijk in te trekken naar het stuur-
wiel. Hierdoor gaat het grootlicht branden tot-
dat u de hendel loslaat.
Dimlicht/grootlicht schakelaarDruk de multifunctionele hendel in de richting
van het instrumentenpaneel om het grootlicht in
te schakelen. Trek de multifunctionele hendel
terug in de richting van het stuurwiel om het
dimlicht weer in te schakelen of het grootlicht
uit te schakelen.Omgevingsverlichting
Multifunctionele hendel
123
Page 128 of 416

RUITENWISSERS EN -SPROEIERSDe bedieningshendel voor de ruitenwissers/
sproeier bevindt zich links van de stuurkolom.
De voorruitenwissers worden bediend met een
draaiknop op het uiteinde van de hendel.
RaadpleegAchterruitfuncties inLeren over
de functies van uw voertuig voor informatie
over de achterruitwisser en -sproeier.
Bediening van ruitenwissers
voorruit
Draai het uiteinde van de hendel naar een van
de eerste vier klikstanden voor een variabele
intervalstand, naar de vijfde klikstand voor lage snelheid van de ruitenwissers, of naar de
zesde klikstand voor hoge snelheid van de
ruitenwissers.
LET OP!
Verwijder altijd achtergebleven sneeuw als
die verhindert dat de wisserbladen terugkeren
naar de ruststand. Wanneer de ruitenwisser-
schakelaar is uitgezet en de wisserbladen niet
kunnen terugkeren naar de ruststand, kan dat
schade toebrengen aan de ruitenwissermotor.
IntervalstandGebruik een van de vier intervalwissnelheden
wanneer de weersomstandigheden één wis-
slag vereisen, met een variabele interval tussen
de wisslagen. Bij rijsnelheden boven 16 km/u
kunt u het interval instellen vanaf maximaal
circa 18 seconden tussen de wisslagen (eerste
klikstand) tot één wisslag per seconde.
OPMERKING:
Als de auto langzamer rijdt dan 16 km/u
wordt de intervaltijd verdubbeld.
Multifunctionele hendel
Bediening van ruitenwissers voorruit
Intervalschakeling van de ruitenwisser
124