Page 241 of 416

•Tractie tijdens afdalingen ................... 269
• Na off-road rijden ........................ 269
• STUURBEKRACHTIGING ...................... 270
• 3.6L- en 5.7L-motor ....................... 270
• Dieselmotor van 3,0L ...................... 271
• Controle stuurbekrachtigingsvloeistof ............ 272
• MULTI-DISPLACEMENT SYSTEM (MDS) (INDIEN AANWEZIG)
– ALLEEN 5,7-LITERMOTOR ................... 272
• PARKEERREM ............................ 272
• ELEKTRONISCH REMSYSTEEM ................. 274
• Antiblokkeersysteem (Anti-Lock Brake System, ABS) . . 274
• Tractieregeling (Traction Control System, TCS) ...... 275
• Remassistent (Brake Assist System, BAS) ......... 275
• Elektronische kantelbeveiliging (Electronic Roll
Mitigation, ERM) ......................... 276
• Elektronische stabiliteitsregeling (ESC) ........... 276
• Antislingerregeling (TSC) ................... 278
• Starthulp op hellingen (Hill Start Assist, HSA) ....... 278
• Ready Alert Braking ...................... 280
• Rain Brake Support ....................... 280
• HDC (Hill Descent Control / afdaalfunctie) — Uitsluitend
bij modellen met vierwielaandrijving met MP3023
tweetraps tussenbak ...................... 280
237
Page 242 of 416

•ESC-indicatie-/storingslampje en ESC OFF-
indicatielampje ......................... 281
• BANDEN — ALGEMENE INFORMATIE .............. 282
• Bandenspanning ........................ 282
• Bandenspanningen ....................... 283
• Rijden met hoge snelheden .................. 283
• Radiaalbanden .......................... 283
• Noodreservewiel - Indien aanwezig ............. 283
• Doorslippen van de wielen .................. 284
• Sneeuwkettingen ........................ 284
• Slijtage-indicators ........................ 285
• Levensduur van een band ................... 285
• Vervangende banden ...................... 286
• Banden met directionele loopvlakpatronen - indien
aanwezig ............................. 287
• ROULEREN VAN BANDEN ..................... 287
• Alleen banden zonder loopvlakpatronen .......... 287
• CONTROLESYSTEEM BANDENSPANNING (TPMS) ...... 288
• Basissysteem .......................... 289
• Premium System – Indien aanwezig ............. 291
• Buiten werking stellen van het TPMS ............ 293
• Algemene informatie ...................... 293
238
Page 243 of 416
•BRANDSTOFVEREISTEN — BENZINEMOTOREN ....... 294
• 3,6l-motor ............................ 294
• 5,7-liter motor .......................... 294
• BRANDSTOFVEREISTEN — DIESELMOTOR .......... 296
• BRANDSTOF BIJVULLEN ..................... 297
• Brandstofvuldop ........................ 297
• Melding brandstofvuldop los ................. 299
• RIJDEN MET EEN AANHANGWAGEN .............. 299
• Definities met betrekking tot het rijden met een
aanhanger ............................ 299
• Lostrek-beveiligingskabel ................... 300
• Trekgewichten (maximale aanhangergewichten) ...... 302
• Aanhanger- en disselgewicht ................. 302
• Vereisten voor het trekken van een aanhanger ....... 303
• Tips voor het trekken van een aanhanger .......... 306
• TREKKEN ACHTER EEN MOTORHOME ............. 308
• Slepen van deze auto achter een andere auto ....... 308
• Slepen achter een motorhome — Quadra–Trac II /
Quadra–Drive II modellen met vierwielaandrijving .... 308
239
Page 244 of 416

STARTPROCEDURESVoordat u uw auto start: stel uw stoel in, stel de
binnen- en buitenspiegels in, doe uw veilig-
heidsgordel om en verzoek eventuele passa-
giers ook hun veiligheidsriemen om te doen.
WAARSCHUWING!
•Laat kinderen nooit alleen achter in een
auto en sluit uw auto altijd af als u hem
onbeheerd achterlaat binnen bereik van
kinderen. Kinderen zonder toezicht achter-
laten in een auto is om verschillende rede-
nen gevaarlijk. Kinderen of derden kunnen
ernstige of dodelijke verwondingen oplo-
pen. Waarschuw kinderen dat ze van de
handrem, het rempedaal of de keuzehen-
del moeten afblijven.
• Laat de sleutelhouder niet achter in of in de
buurt van de auto en laat de Keyless Enter-
N-Go niet in de stand ACC of ON/RUN
staan. Een kind zou de elektrische raam-
bediening of andere schakelaars kunnen
bedienen of de auto in beweging kunnen
brengen.
Automatische versnellingsbakDe keuzehendel moet in de stand NEUTRAL of
PARK staan voordat u de auto kunt starten.
Trap op het rempedaal voor u de keuzehendel
in een rijstand zet.
LET OP!
De versnellingsbak kan beschadigd raken in-
dien de volgende voorzorgen niet in acht
genomen worden:
•Zet de keuzehendel alleen in de stand
PARK als de auto helemaal stilstaat.
• Schakel de keuzehendel alleen in of uit de
stand REVERSE, als de auto helemaal
stilstaat en de motor stationair draait.
• Schakel niet vanuit REVERSE, PARK of
NEUTRAL in een van de rijstanden bij een
hoger motortoerental dan stationair.
• Voor u in een versnelling schakelt, moet het
rempedaal stevig worden ingetrapt. Houder met ingebouwde sleutel gebruiken
(Tipstart)
OPMERKING:
Bij normaal starten van een koude of warme
motor hoeft u het gaspedaal niet in te trap-
pen.
Druk niet
op het gaspedaal. Met de houder
met ingebouwde sleutel zet u het contact even
in de START-stand en laat deze los zodra de
startmotor aanslaat. De startmotor blijft draaien
en slaat automatisch af als de motor begint te
draaien. Als de motor niet aanslaat, slaat de
startmotor automatisch binnen 10 seconden af.
Als dit gebeurt, draait u de contactsleutel in de
vergrendelstand (LOCK), wacht 10 tot 15 se-
conden en herhaal dan de normale startproce-
dure.
240
Page 245 of 416

Enter-N-Go sleutelloze toegang
Met deze functie kan de
bestuurder de contact-
schakelaar met een
druk op de knop bedie-
nen, mits de ENGINE
START/STOP-knop
(motorstart/-stopknop)
is geïnstalleerd en de
afstandsbediening
(RKE) zich in het passa-
gierscompartiment bevindt.
ENGINE START/STOP-knop aanbrengen en
verwijderen
Knop aanbrengen
1. Neem de sleutel uit de contactschakelaar.
2. Steek de ENGINE START/STOP-knop in de
contactschakelaar met de letters naar boven
en leesbaar.
3. Druk stevig midden op de knop zodat deze
goed op de plaats zit. Knop verwijderen
1. De ENGINE START/STOP-knop kan uit de
contactschakelaar worden verwijderd voor ge-
bruik van de sleutelhouder.
2. Steek het metalen gedeelte van de nood-
sleutel onder de verchroomde vatting in de
stand 6 uur en wrik de knop voorzichtig los.
OPMERKING:
De ENGINE START/STOP-knop mag alleen wor-
den verwijderd of aangebracht wanneer de con-
tactschakelaar in de stand LOCK staat (stand
OFF bij Enter-N-Go sleutelloze toegang).
Normale startprocedure
ENGINE START/STOP-stop gebruiken
OPMERKING:
Bij normaal starten van een koude of warme
motor hoeft u het gaspedaal niet in te trappen.
Om de motor te starten, moet de versnellings-
bak in de stand PARK of NEUTRAL staan. Houd
het rempedaal ingetrapt terwijl u één keer op
de ENGINE START/STOP-knop drukt. Het sys-
teem neemt het over en probeert de auto te
starten. Als de auto niet start, slaat de startmo-tor automatisch binnen 10 seconden af. Als u
de startpogingen wilt onderbreken voordat de
motor aanslaat, drukt u nogmaals op de knop.
Motor afzetten met de ENGINE
START/STOP-knop
1. Zet de keuzehendel in de stand PARK, druk
op de ENGINE START/STOP-knop en laat deze
daarna los.
2. De contactschakelaar keert terug naar de
stand OFF.
3. Als de keuzehendel niet in de stand PARK
staat, moet de ENGINE START/STOP-knop
twee seconden lang worden ingedrukt en moet
de voertuigsnelheid hoger zijn dan 8 km/u,
voordat de motor wordt afgezet. De contact-
schakelaar blijft in de stand ACC, totdat de
keuzehendel in de stand PARK staat en de
knop twee keer wordt ingedrukt naar de stand
OFF. Als de keuzehendel niet in de stand PARK
staat en de ENGINE START/STOP-knop één
keer wordt ingedrukt, verschijnt op het EVIC
(indien aanwezig) de melding
Vehicle Not In
Park (auto staat niet in de stand PARK) en blijft
de motor draaien. Verlaat een auto nooit als
deze niet in de stand PARK staat, omdat de
auto dan kan wegrollen.
241
Page 246 of 416

OPMERKING:
Wanneer de contactschakelaar in de stand
ACC of RUN (motor draait niet) blijft staan en
de versnellingsbak in de stand PARK staat,
wordt het systeem, nadat het 30 minuten
niet actief is geweest, automatisch uitge-
schakeld en wordt de contactschakelaar in
de stand OFF gezet.
Functies van de Enter-N-Go sleutelloze
toegang – Met de voet van het rempedaal
(in stand PARK of NEUTRAL)
De werking van de Enter-N-Go-functie is gelijk
aan die van de ontstekingsschakelaar. Er zijn
vier standen: OFF, ACC, RUN en START. Om de
contactschakelaar in een andere stand te zet-
ten zonder de auto te starten en om de acces-
soires te kunnen gebruiken, volgt u de onder-
staande stappen.
•Starten met de contactschakelaar in de
stand OFF:
• Druk één keer op de ENGINE START/STOP-
knop om de contactschakelaar in de stand
ACC te zetten (op het EVIC verschijnt de
melding IGNITION MODE ACCESSORY
(contactschakelaar accessoires)), •
Druk nogmaals op de ENGINE START/STOP-
knop om de contactschakelaar in de stand
RUN te zetten (op het EVIC verschijnt de
melding IGNITION MODE RUN (contact-
schakelaar aan)),
• Druk voor de derde keer op de ENGINE
START/STOP-knop om de contactschakelaar
weer in de stand OFF te zetten (op het EVIC
verschijnt de melding IGNITION MODE
OFF (contactschakelaar uit)).
Extreme koude (onder 29 °C)Om te zorgen voor betrouwbaar starten bij
deze temperaturen wordt het gebruik van een
van buitenaf gevoede elektrische blokverwar-
mer (te verkrijgen bij uw erkende dealer) aan-
bevolen.
Als de motor niet start
WAARSCHUWING!
•Giet nooit brandstof of een andere ontvlam-
bare vloeistof in de luchtinlaat van het
gasklephuis om de auto te starten. Hier-
door kunnen steekvlammen ontstaan die
ernstig letsel kunnen veroorzaken.
• Probeer niet de auto te starten door middel
van aanduwen of slepen. Auto’s met een
automatische versnellingsbak kunnen niet
op die manier worden gestart. Onver-
brande brandstof kan de katalysator bin-
nendringen, na het starten ontbranden en
zo de katalysator en de auto schade toe-
brengen. Wanneer de auto een lege accu
heeft, kunt u startkabels gebruiken en zo
starten vanaf een hulpaccu of de accu van
een andere auto. Deze startmethode kan
gevaarlijk zijn bij ondeskundig gebruik.
Raadpleeg voor meer informatie Starten
met startkabels inWat te doen in geval
van nood.
242
Page 247 of 416

’Verzopen’ motor starten (met de ENGINE
START/STOP-knop)
Als de motor niet start nadat u de procedures
voornormaal starten ofextreme koude hebt
gevolgd, kan het zijn dat de motor ’verzopen’
is. Om de overtollige brandstof weg te krijgen,
houdt u het rempedaal ingetrapt, houdt u het
gaspedaal helemaal ingetrapt, en drukt u ver-
volgens één keer op de ENGINE START/STOP-
knop en laat deze weer los. De startmotor wordt
automatisch ingeschakeld, draait gedurende
10 seconden, en wordt dan uitgeschakeld. Als
dit gebeurt, laat dan het gas- en rempedaal los,
wacht gedurende 10 tot 15 seconden, en her-
haal dan de procedure Normaal starten.
’Verzopen’ motor starten (met houder met
ingebouwde sleutel)
Als de motor niet start nadat u de procedures
voor normaal starten ofextreme koude heeft
gevolgd, kan het zijn dat de motor ’verzopen’
is. Om de overtollige brandstof weg te krijgen,
houdt u het gaspedaal helemaal ingedrukt op
de vloer. Daarna drukt u de contactschakelaar
in de START-stand en laat u deze los zodra de
startmotor aanslaat. De startmotor slaat auto-
matisch binnen 10 seconden af. Als dit ge- beurt, draait u de contactschakelaar in de
vergrendelstand (LOCK), wacht 10 tot 15 se-
conden en herhaal dan de normale startproce-
dure.
LET OP!
Om schade aan de startmotor te voorkomen
wacht u 10 tot 15 seconden voordat u het
nogmaals probeert.
Na het startenHet stationaire toerental wordt automatisch ge-
regeld en loopt terug naarmate de motor war-
mer wordt.
Normaal starten — DieselmotorLet op de volgende zaken als de motor draait.
•
Alle lampjes met berichten zijn uit.
• Storingsindicatielampje (MIL) is uit.
• Oliedruklampje is uit
Voorzorgsmaatregelen bij koud weer
Als wordt gereden bij temperaturen onder het
vriespunt, moeten speciale voorzorgsmaatre-
gelen worden genomen. De volgende tabel
geeft enkele opties. *Dieselbrandstof nr. 1 met ultralaag zwavelge-
halte (ULSD) mag uitsluitend worden gebruikt
op plaatsen met langdurige polaire weersom-
standigheden (-23 °C).
OPMERKING:
•
Bij gebruik van op het klimaat afgestemde
ULSD- dieselbrandstof of ULSD-
dieselbrandstof nr. 1 wordt aanzienlijk
meer brandstof verbruikt.
• Op het klimaat afgestemde ULSD-
dieselbrandstof is een mengsel van nr. 2
ULSD- en nr. 1 ULSD-dieselbrandstof dat
de temperatuur waarbij zich waskristallen
in de brandstof vormen verlaagt.
243
Page 248 of 416

OPMERKING:
Deze motor vereistDieselbrandstof met ul-
tralaag zwavelgehalte. Verkeerde brandstof
kan schade veroorzaken aan het uitlaatsys-
teem. Raadpleeg voor meer informatie “Ei-
sen aan de brandstof – Dieselmotor” onder
“Starten en bedienen”.
Gebruik accudeken
De accu verliest 60 % van zijn tornvermogen
als de temperatuur van de accu daalt tot -18
°C. Voor dezelfde daling in temperatuur heeft
de motor tweemaal zoveel vermogen nodig om
bij hetzelfde toerental aan te slaan. Het gebruik
van een accudeken verhoogt het startvermo-
gen bij lage temperaturen aanzienlijk. Ge-
schikte accudekens zijn verkrijgbaar bij uw
erkende MOPAR-dealer. Startprocedure motor
WAARSCHUWING!
Giet NOOIT brandstof of een andere ontvlam-
bare vloeistof in de luchtinlaat van de motor
om het voertuig te starten. Hierdoor kunnen
steekvlammen ontstaan die ernstig letsel kun-
nen veroorzaken.
1. De keuzehendel moet in de stand NEUTRAL
of PARK staan voordat u de auto kunt starten.
2. Trap het rempedaal in en druk op de knop
ENGINE START/STOP.
3. Kijk naar het controlelampje Wachten met
starten in de instrumentengroep. Raadpleeg
voor meer informatie “Instrumentgroep” onder
“De functies op uw dashboard”. Dit zal onge-
veer 3 seconden branden, afhankelijk van de
motortemperatuur.
4. Wanneer het controlelampje “Wachten met
starten” uitgaat, zal de motor automatisch wor-
den gestart. 5. Laat de motor na aanslaan nog ca. 30 se-
conden stationair draaien voordat u gaat rijden.
De olie kan zo door het motorblok circuleren en
de turbolader smeren.
Laat de motor niet te lang stationair draaien als
de temperatuur buiten lager is dan -18 °C.
Lang stationair draaien kan schadelijk zijn voor
de motor omdat de temperatuur in de verbran-
dingskamer zover daalt dat de brandstof niet
volledig verbrandt. Door onvolledige verbran-
ding vormt zich koolstof en hars op de zuiger-
veren en de inspuitmondstukken. De niet-
verbrande brandstof kan ook in het carter
binnendringen, waardoor de olie wordt ver-
dund en er snelle slijtage aan de motor wordt
veroorzaakt.
Opwarmen motor
De gasklep niet volledig openen als de motor
koud is. Bij starten van een koude motor voert u
de motor langzaam op tot het bedrijfstoerental
zodat de oliedruk wordt gestabiliseerd terwijl
de motor warmdraait.
244