Page 65 of 416

WAARSCHUWING!
•Door een verkeerd vastgemaakte anker-
band zal het kind het hoofd misschien te
veel kunnen bewegen en kan het kind
letsel oplopen. Gebruik alleen de anker-
punten pal achter het kinderzitje om de
ankerband voor het kinderzitje vast te ma-
ken.
• Gebruik hiervoor niet de bagageruimteha-
ken op de laadvloer. Onjuist gebruik van de
ankerband kan ertoe leiden dat het kinder-
zitje niet goed functioneert. Het kind kan zo
ernstig of zelfs dodelijk letsel oplopen.
Vervoer van huisdieren
Een huisdier kan letsel oplopen als een voor-
airbag wordt opgeblazen. Een niet-aangelijnd
huisdier kan bij een noodstop of botsing als
projectiel door de auto worden geslingerd en
letsel oplopen of een passagier verwonden.
Huisdieren moeten aangelijnd meerijden op de
achterbank of in een speciale reismand die is
bevestigd met de autogordels.AANBEVELINGEN BIJ INRIJDEN
VAN DE MOTOR
De motor en aandrijflijn (versnellingsbak en as)
van uw auto hebben geen lange inrijperiode
nodig.
Rij gedurende de eerste 500 km niet te snel. Na
de eerste 100 km kunt u snelheden tot 80 of
90 km/h aanhouden.
Terwijl u met constante snelheid rijdt, vormt nu
en dan kort accelereren met plankgas, binnen
de grenzen van de geldende verkeersregels,
een goede bijdrage tot het inrijden. Accelere-
ren met plankgas in een lage versnelling kan
slecht zijn en moet worden vermeden.
De transmissieolie die de fabriek in de motor
heeft aangebracht, is een energiebesparend
smeermiddel van een hoge kwaliteit. Houd bij
het olie verversen rekening met de te verwach-
ten klimaatomstandigheden. Raadpleeg On-
derhoudsprocedures inOnderhoud van uw
auto voor de aanbevolen viscositeit en kwali-
teitsklassen. GEBRUIK GEEN NIET-
REINIGENDE OF ONVERMENGDE MINERALE
OLIËN. Een nieuwe motor kan bij de eerste duizenden
kilometers iets meer olie verbruiken. Dat is bij
het inrijden normaal en duidt niet op een pro-
bleem.
Aanvullende vereisten voor
dieselmotoren — Indien aanwezig
Vermijd in de eerste 1500 km zware belastin-
gen, bv. volgas rijden. Blijf onder 2/3 van het
maximum toelaatbaar toerental voor elke ver-
snelling. Schakel op het juiste tijdstip. Schakel
niet handmatig terug om te remmen.
VEILIGHEIDSTIPS
Passagiers meenemen
VERVOER NOOIT PASSAGIERS IN DE BAGA-
GERUIMTE.
WAARSCHUWING!
•
Laat nooit kinderen of dieren achter in een
in de zon geparkeerde en afgesloten auto.
De hitte in het interieur kan ernstige ge-
zondheidsproblemen veroorzaken en zelfs
dodelijk zijn.
(Vervolgd)
61
Page 66 of 416

WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• Het is zeer gevaarlijk om tijdens het rijden
personen te vervoeren in de bagageruimte.
Bij een aanrijding lopen personen in de
bagageruimte een groter risico om ernstig
of zelfs dodelijk gewond te raken.
• Vervoer geen personen in een ruimte van
de auto die niet is voorzien van stoelen en
autogordels.
• Zorg dat iedereen in uw auto een stoel
heeft en de autogordel op de juiste wijze
heeft omgedaan.
Uitlaatgassen
WAARSCHUWING!
Uitlaatgassen kunnen letsel veroorzaken of
zelfs dodelijk zijn. Ze bevatten koolmonoxide
(CO), een kleur- en reukloos gas. Het inade-
men ervan kan bewusteloosheid en vergifti-
ging veroorzaken. Volg de volgende veilig-
heidstips op om het inademen van
koolmonoxide te vermijden: Laat de motor niet langer in een gesloten
garage of beschutte ruimte draaien dan nood-
zakelijk is om de auto te verplaatsen.
Als u in een geparkeerde auto moet zitten met
een draaiende motor, stel dan de verwarming
of de koeling zodanig af dat er buitenlucht in de
auto wordt aangezogen. Zet de aanjager op de
hoogste snelheid.
Als u met open kofferdeksel/achterklep moet
rijden, zorgt u ervoor dat alle ramen zijn geslo-
ten en de aanjager van de airco in de hoogste
stand staat. Gebruik de hercirculatiestand
NIET.
De beste bescherming tegen koolmonoxide-
vergiftiging is een goed onderhouden uitlaat-
systeem.
Wanneer enige verandering in het uitlaatgeluid
is waar te nemen, als u uitlaatgassen in het
interieur ruikt of als de onder- of achterzijde van
de auto is beschadigd, is er mogelijk sprake
van lekkage in het uitlaatsysteem. Laat een
vakbekwaam monteur het volledige uitlaatsys-
teem en de naburige carrosseriedelen contro-
leren op breuk, schade, slijtage of verkeerde
montage. Open naden of losse verbindingen kunnen zorgen dat uitlaatgas binnendringt in
het interieur. Laat het uitlaatsysteem ook altijd
controleren wanneer de auto op een hefbrug
wordt gezet voor smering of bij olieverversing.
Laat indien nodig delen van het uitlaatsysteem
vervangen.
Veiligheidscontroles in de auto
Veiligheidsgordels
Controleer regelmatig de autogordels op
scheuren, rafels en losse delen. Laat bescha-
digde onderdelen direct vervangen. Probeer
niet zelf de gordels aan te passen of uit elkaar
te halen.
De autogordelsystemen voorin moeten na een
aanrijding worden vervangen. De autogordels
moeten onmiddellijk worden vervangen als na
een aanrijding blijkt dat er beschadigingen zijn
ontstaan (verbogen gordelspanner, ge-
scheurde gordelband, enz.). Wanneer er ook
maar enige twijfel bestaat over de toestand van
de gordels of de rolautomaten, laat de gordel
dan vervangen.
62
Page 67 of 416

Waarschuwingslampje voor het
airbagsysteem
Het lampje moet ter controle van de gloeilamp
ongeveer vier tot acht seconden gaan branden
wanneer de contactschakelaar de eerste keer
naar de stand ON wordt gedraaid. Ga naar uw
erkende dealer als het lampje tijdens het star-
ten niet oplicht. Wanneer het lampje blijft bran-
den, knippert of gaat branden tijdens het rij-
den, laat het systeem dan door een erkende
dealer controleren.
Ruitverwarming
Controleer de werking door de ontdooistand te
selecteren en de aanjager op de hoogste snel-
heid te zetten. U moet nu de lucht kunnen
voelen die langs de voorruit geblazen wordt.
Bezoek uw erkende servicedealer als het ont-
dooimechanisme niet werkt.
Veiligheidsinformatie over vloermatten
Plaats uitsluitend vloermatten die overeenko-
men met de afmetingen van het voetenge-
deelte van uw auto. U mag alleen vloermatten
gebruiken die het gebied rondom de pedalen
vrijlaten en stevig vastliggen, zodat de matten
niet kunnen verschuiven, de baan van de pe-dalen kunnen belemmeren of de veilige wer-
king van uw auto op een andere manier kunnen
verstoren.
WAARSCHUWING!
Als de pedalen niet vrij kunnen bewegen, kunt
u de controle over de auto verliezen, waar-
door gevaar voor ernstig letsel ontstaat.
•
Controleer altijd of de vloermatten op de
juiste wijze zijn vastgemaakt aan de beves-
tigingspunten voor de matten.
• Plaats nooit vloermatten of andere vloerbe-
dekkingen die u niet op de juiste wijze kunt
vastmaken en voorkom te allen tijde dat de
matten verschuiven, de baan van de peda-
len belemmeren of de controle over de auto
verstoren.
• Plaats nooit vloermatten of andere vloerbe-
dekkingen over reeds aanwezige vloermat-
ten. Extra vloermatten en andere vloerbe-
dekkingen verkleinen de ruimte voor de
pedalen en belemmeren de baan van de
pedalen.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• Controleer regelmatig of de matten nog
correct zijn bevestigd. Matten die zijn ver-
wijderd om te worden gereinigd, moeten
altijd op de juiste wijze opnieuw worden
geplaatst en vastgemaakt.
• Voorkom te allen tijde dat er tijdens het
rijden voorwerpen kunnen vallen in het
voetengedeelte van de bestuurder. Deze
voorwerpen kunnen beklemd raken onder
het rem- en gaspedaal, waardoor u de
controle over de auto verliest.
• Bevestigingspunten moeten, indien nodig,
op de juiste wijze worden aangebracht als
deze niet af fabriek aanwezig zijn.
Als de vloermatten niet op de juiste wijze
worden geplaatst of bevestigd, kunnen de
banen van het rem- en gaspedaal worden
belemmerd, waardoor u de controle over de
auto verliest.
63
Page 68 of 416

Periodieke veiligheidscontroles aan
de buitenzijde
Banden
Controleer de banden op overmatige of onge-
lijkmatige slijtage. Controleer de banden op
stenen, spijkers, glas of andere voorwerpen die
in het loopvlak of de wang vast zijn blijven
zitten. Controleer het loopvlak op insnijdingen
en scheuren. Controleer de wangen op insnij-
dingen, scheuren en bobbels. Controleer of de
wielmoeren stevig zijn aangedraaid. Controleer
de bandenspanning (met inbegrip van het re-
servewiel) terwijl de banden koud zijn.Verlichting
Laat iemand de werking van de verlichting
controleren terwijl u in de auto de verlichting
bedient. Kijk naar de controlelampjes voor de
richtingaanwijzers en het grootlicht op het in-
strumentenpaneel.
Portiersloten
Controleer de sloten op juiste afstelling wat
betreft openen, sluiten en vergrendelen.
Vloeistoflekkage
Kijk na een nacht parkeren onder de auto.
Controleer op brandstof-, koelvloeistof-, olie- of
andere vloeistoflekkage. Ook als u een benzi-
nelucht ruikt of lekkage van brandstof of rem- of
stuurbekrachtigingsvloeistof vermoedt, moet
direct de oorzaak worden gevonden en gecor-
rigeerd.
64
Page 69 of 416
3
VOORZIENINGEN IN UW AUTO LEREN
KENNEN
•SPIEGELS ............................... 73
• Binnenspiegel met dag/nachtstand .............. 73
• Binnenspiegel met automatische dimstand — indien
aanwezig .............................. 73
• Buitenspiegels ........................... 73
• Wegklapbare buitenspiegels .................. 74
• Buitenspiegels met automatische dimstand — indien
aanwezig .............................. 74
• Elektrisch bediende buitenspiegels .............. 74
• Elektrisch wegklapbare buitenspiegels -
indien aanwezig .......................... 75
• Verwarmde buitenspiegels — indien aanwezig ........ 75
• Verlichte make-upspiegels .................... 75
• Verlengstuk zonneklep - indien aanwezig ........... 75
• DODEHOEKBEWAKING — INDIEN AANWEZIG .......... 76
• Rear Cross Path .......................... 79
65
Page 70 of 416

•Bedrijfsmodi ............................ 80
• Uconnect™ Phone — INDIEN AANWEZIG ............. 81
• Compatibele telefoons ...................... 82
• Bediening ............................. 82
• Functies telefoongesprekken .................. 87
• Functies van de Uconnect™ Phone .............. 89
• Geavanceerde telefoonverbindingen .............. 91
• Wat u moet weten over uw Uconnect™ Phone ........ 93
• SPRAAKHERKENNING — INDIEN AANWEZIG ......... 100
• Bediening van het spraakherkenningssysteem ...... 100
• Commando’s ........................... 101
• Stemtraining ........................... 103
• STOELEN ............................... 103
• Elektrische stoelverstelling — indien aanwezig ...... 103
• Elektrisch verstelbare passagiersstoel ........... 105
• Elektrische lendensteun — indien aanwezig ........ 106
• Neerklapbare voorstoel passagierszijde — indien
aanwezig ............................. 106
• Stoelverwarming — Indien aanwezig ............ 106
• Stoelventilatie — indien aanwezig .............. 108
• Hoofdsteunen .......................... 109
• 60/40 deelbare achterbank ................... 111
66
Page 71 of 416

•Verstelbare achterbank ..................... 113
• BESTUURDERSSTOEL MET GEHEUGENFUNCTIE — INDIEN
AANWEZIG .............................. 113
• Geheugenposities en afstandsbediening instellen in het
geheugen ............................. 114
• Geheugenpositie oproepen .................. 114
• Een afstandsbediening uitschakelen die is gekoppeld
aan het geheugen ........................ 115
• Stoel met de functie Easy Entry/Easy Exit
(Gemakkelijk in- en uitstappen) ................ 115
• OPENEN EN SLUITEN VAN DE MOTORKAP .......... 116
• VERLICHTING ............................ 117
• Schakelaar koplampen ..................... 117
• Automatisch inschakelende koplampen — Indien
aanwezig ............................. 118
• Koplampen automatisch aan met ruitenwissers ...... 118
• SmartBeam™ — indien aanwezig .............. 118
• Dagverlichting — indien aanwezig .............. 119
• Automatische koplampverstelling — Alleen HID-
koplampen ............................ 120
• Vertraagde uitschakeling koplampen ............ 120
• Stadslichten en instrumentenverlichting .......... 120
• Voorste en achterste mistlampen - indien aanwezig .... 121
67
Page 72 of 416

•Binnenverlichting ........................ 121
• Waarschuwing lichten-aan ................... 122
• Accuspaarfunctie ........................ 122
• Leeslampjes voorin ....................... 122
• Omgevingsverlichting ..................... 123
• Multifunctionele hendel .................... 123
• Richtingaanwijzers ....................... 123
• Makkelijk van rijstrook veranderen .............. 123
• Passeersignaal ......................... 123
• Dimlicht/grootlicht schakelaar ................ 123
• RUITENWISSERS EN -SPROEIERS ................ 124
• Bediening van ruitenwissers voorruit ............ 124
• Intervalstand ........................... 124
• Bediening van de ruitensproeier op de voorruit ...... 125
• Wasem-functie .......................... 125
• Ruitenwissers met regensensor — Indien aanwezig . . . 125
• IN LENGTE EN HOOGTE VERSTELBARE STUURKOLOM . . 126
• IN LENGTE EN HOOGTE ELEKTRISCH VERSTELBARE
STUURKOLOMSTUURKOLOM —INDIEN INGEBOUWD .... 127
• VERWARMD STUURWIEL — INDIEN AANWEZIG ....... 127
• ELEKTRONISCHE SNELHEIDSREGELING ........... 128
• In werking stellen ........................ 129
68