Om de noodsleutel te verwijderen schuift u de
mechanische vergrendeling boven op de sleu-
telhouder opzij met uw duim en haalt u de
sleutel er vervolgens met uw andere hand uit.
OPMERKING:
U kunt de tweezijdige noodsleutel in de
slotcilinders steken met eender welke kant
naar boven.
De sleutelhouder uit het contact
verwijderen
Zet de hendel in PARK Draai de sleutel in de
stand OFF en neem de sleutel er uit.Als uw auto is uitgerust met de functie Keyless
Enter-N-Go, zal het EVIC de stand van de
contactschakelaar
OFF/ACC/RUNweerge-
ven. Voor meer informatie raadpleegt u het
Elektronisch voertuiginformatiecentrum
(EVIC) inDe functies op uw dashboard.
OPMERKING:
• Als u de sleutelhouder probeert te verwij-
deren voordat u de keuzehendel in de
stand PARK hebt gezet, kan de sleutel-
houder tijdelijk vast komen te zitten in de
contactschakelaar. Als dit gebeurt, moet u
de keuzehendel in de stand PARK zetten
en de sleutel voorzichtig naar rechts
draaien. Daarna verwijdert u de sleutel-
houder volgens de beschrijving. Als er
een storing optreedt, zal het systeem de
sleutel vasthouden in de contactschake-
laar om u te waarschuwen dat deze bevei-
liging niet meer werkt. U kunt de motor
starten en uitzetten, maar u kunt de sleu-
telhouder niet verwijderen zolang u de
auto niet hebt aangeboden voor onder-
houd. •
De schakelaars voor elektrische raambe-
diening, de radio, het elektrisch schuifdak
(indien aanwezig) en de aansluitcontac-
ten blijven nog maximaal 10 minuten wer-
ken nadat de contactschakelaar in de
stand OFF is gedraaid. Door het openen
van een voorportier wordt deze functie
uitgeschakeld. De tijdsduur van deze
functie is programmeerbaar. Voor meer
informatie raadpleegt u Elektronisch
voertuiginformatiecentrum (EVIC)/
Persoonlijke Instellingen (door de klant te
programmeren functies) inDe functies
op uw dashboard.
LET OP!
• Als uw accu leeg is of het begeeft, komt de
sleutelhouder vast te zitten in de contact-
schakelaar.
• Verwijder de sleutelhouder in dit geval niet,
om schade aan de sleutelhouder of con-
tactschakelaar te voorkomen. Gebruik de
noodsleutel uitsluitend om de portieren te
vergrendelen en te ontgrendelen.
(Vervolgd)Verwijderen van de noodsleutel
14
•De apparatuur moet eventuele ontvangen
storingen kunnen verwerken, inclusief storin-
gen die kunnen leiden tot een foutieve wer-
king.
Als uw afstandsbediening niet goed werkt
vanaf een normale afstand, controleer dan het
volgende.
1. Lege batterijen afstandsbediening. De ver-
wachte levensduur van de batterij bedraagt
minimaal drie jaar.
2. De nabijheid tot radiozendapparatuur als
een zendmast, een luchthavenzender en som-
mige mobiele radio’s of 27 MC zendappara-
tuur.
PORTIERVERGRENDELINGDe centrale portiervergrendeling kan vanuit de
auto handmatig worden vergrendeld met be-
hulp van de portiervergrendelknop. Om de alle
portieren te vergrendelen, drukt u de portier-
vergrendelknop op het bekledingpaneel om-
laag. Om de voorportieren te ontgrendelen
trekt u de hendel aan de binnenkant van het
portier naar het eerste drukpunt. Om de ach-
terportieren te ontgrendelen, trekt u de portier- vergrendelknop op het bekledingpaneel om-
hoog. Als de vergrendelknop omlaag staat
terwijl u het portier sluit, zal het portier worden
vergrendeld. Zorg daarom dat de sleutel niet
binnen in de auto is voordat u het portier dicht
doet.
WAARSCHUWING!
•
Voor uw persoonlijke veiligheid en beveili-
ging in geval van een ongeluk moet u de
portieren tijdens het rijden evenals wan-
neer u het voertuig parkeert en verlaat
vergrendelen.
• Verwijder altijd de sleutel uit het contactslot
en vergrendel de autoportieren wanneer u
de auto verlaat.
• Laat kinderen nooit alleen achter in een
auto en sluit uw auto altijd af als u hem
onbeheerd achterlaat binnen bereik van
kinderen.
• Kinderen zonder toezicht achterlaten in
een auto is om verschillende redenen ge-
vaarlijk. Kinderen of derden kunnen ern-
stige of dodelijke verwondingen oplopen.
Verbied kinderen aan de handrem, het
rempedaal of de keuzehendel te komen.
(Vervolgd)
Handmatige portiervergrendelknop
22
•PARKSENSE PARKEERHULP — INDIEN AANWEZIG .... 146
• ParkSense-sensors ...................... 147
• Waarschuwingsdisplay van ParkSense .......... 147
• Display van ParkSense .................... 148
• ParkSense in- en uitschakelen ............... 149
• Onderhoud van de ParkSense parkeerhulp ........ 150
• ParkSense systeem reinigen ................. 150
• Voorzorgsmaatregelen bij gebruik van de parkeerhulp . . 150
• ACHTERUITRIJCAMERA PARKVIEW — INDIEN
AANWEZIG .............................. 152
• ParkView in- of uitschakelen — met navigatie-/
multimedia-radio ........................ 153
• ParkView aan- of uitzetten — zonder navigatie-/
multimedia-radio ........................ 153
• DAKCONSOLE ............................ 154
• Lees-/instaplampjes ...................... 154
• Opbergvakje zonnebril ..................... 154
• ELEKTRISCH SCHUIFDAK — INDIEN AANWEZIG ....... 155
• Schuifdak openen — snel ................... 155
• Schuifdak openen — Handmatig ............... 155
• Schuifdak sluiten — snel ................... 155
• Schuifdak sluiten — handmatig ................ 156
70
Het BSM-systeem waarschuwt de bestuurder
voor objecten in de detectiezones door middel
van het BSM-waarschuwingslampje in de bui-
tenspiegels. Daarnaast kan er ook een geluids-
signaal klinken of kan het volume van de radio
worden verlaagd. Raadpleeg “Bedrijfsmodi”
voor meer informatie.Het BSM-systeem bewaakt de detectiezone
tijdens het rijden vanuit drie verschillende pun-
ten (zijkant, achter- en voorzijde) om te beoor-
delen of een waarschuwing noodzakelijk is. Het
BSM-systeem zal een waarschuwing afgeven
wanneer voertuigen vanuit de volgende richtin-
gen in de zone komen.
In de zone komen vanaf de zijkant
Voertuigen op de naastgelegen rijbanen links
of rechts van uw auto.In de zone komen vanaf de achterzijde
Voertuigen die uw auto links of rechts aan de
achterzijde naderen en de detectiezone bin-
nengaan met een relatieve snelheid van minder
dan 48 km/u.
Locatie van het waarschuwingslampje
Bewaking van zijkant
Bewaking van achterzijde
77
WAARSCHUWING!
Het systeem voor dodehoekbewaking dient
slechts als hulpmiddel voor het detecteren
van objecten die zich in de dode hoeken
bevinden. Het BSM-systeem is niet ontwor-
pen voor het detecteren van voetgangers,
fietsers of dieren. Ook wanneer uw auto is
uitgerust met het BSM-systeem, moet u altijd
uw spiegels gebruiken, over uw schouder
kijken en de richtingaanwijzer inschakelen
voordat u van rijbaan wisselt. Anders bestaat
er een risico op ernstig of dodelijk letsel.
Rear Cross PathDe voorziening Rear Cross Path (RCP) is be-
doeld als hulp voor de bestuurder bij het ach-
teruit wegrijden uit parkeerplaatsen, waarbij
het zicht op naderende voertuigen mogelijk
wordt belemmerd. Rijd langzaam en voorzich-
tig uit de parkeerplaats totdat de achterzijde
van de auto is vrijgekomen. Het RCP-systeem
heeft nu naar links en rechts vrij zicht op
passerende voertuigen en zal de bestuurder
waarschuwen wanneer een voertuig nadert.Het RCP-systeem bewaakt de achterste detec-
tiezones links en rechts van de auto tegen
objecten die de zijkant van de auto naderen
met een snelheid van minimaal ongeveer 1 tot
3 km/u tot maximaal ongeveer 16 km/u, zoals
gebruikelijk is in parkeersituaties.
OPMERKING:
In parkeersituaties kunnen naderende voer-
tuigen aan het zicht worden onttrokken door
links en rechts geparkeerde voertuigen. Als
de sensoren worden geblokkeerd door an-
dere objecten of voertuigen, zal het systeem
niet in staat zijn de bestuurder te waarschu-
wen.
Wanneer het RCP-systeem actief is en de auto
zich in de stand REVERSE bevindt, wordt de
bestuurder gewaarschuwd door middel van
zowel visuele als geluidssignalen, terwijl ook
het volume van de radio wordt verlaagd.
Tegemoetkomend verkeer
RCP-detectiezones
79
WAARSCHUWING!
Het RCP-systeem dient niet als achteruitrij-
hulp. Het systeem is uitsluitend bedoeld als
hulp voor de bestuurder bij het detecteren van
naderende voertuigen in parkeersituaties. Ga
altijd voorzichtig te werk tijdens het achteruit-
rijden, ook als u RCP gebruikt. Controleer het
gebied achter de auto altijd zorgvuldig, kijk
naar achteren en wees bedacht op voetgan-
gers, dieren, andere voertuigen, obstakels en
dode hoeken. Anders bestaat er een risico op
ernstig of dodelijk letsel.
BedrijfsmodiIn het elektronisch voertuiginformatiecentrum
(EVIC) kunnen drie bedrijfsmodi worden gese-
lecteerd. Voor meer informatie raadpleegt u
Elektronisch voertuiginformatiecentrum
(EVIC)/Persoonlijke Instellingen (door de klant
te programmeren functies)inDe functies op
uw dashboard.
Dodehoekwaarschuwing
Als de modus Dodehoekwaarschuwing actief
is, geeft het BSM-systeem een visuele waar- schuwing af in de desbetreffende buitenspie-
gel wanneer een object wordt gedetecteerd.
Als het systeem echter in RCP werkt, zal zowel
een visuele als akoestische waarschuwing wor-
den afgegeven wanneer een object wordt ge-
detecteerd. Bij elke akoestische waarschuwing
wordt het volume van de radio verlaagd.
Dodehoekwaarschuwing, lampjes/
geluidssignaal
Als de modus Dodehoekwaarschuwing actief
is, geeft het BSM-systeem een visuele waar-
schuwing af in de desbetreffende buitenspie-
gel wanneer een object wordt gedetecteerd.
Als vervolgens de richtingaanwijzer wordt inge-
schakeld aan de zijde van de auto waarvoor
een waarschuwing geldt, zal ook een geluids-
signaal klinken. Wanneer de richtingaanwijzer
is ingeschakeld en tegelijkertijd aan dezelfde
zijde van de auto een object wordt gedetec-
teerd, wordt zowel de visuele als de akoesti-
sche waarschuwing afgegeven. Ter ondersteu-
ning van de akoestische waarschuwing wordt
het volume van de radio (indien ingeschakeld)
verlaagd.
OPMERKING:
•
Bij elke akoestische waarschuwing van
het BSM-systeem wordt het volume van
de radio verlaagd.
• Als de alarmknipperlichten zijn ingescha-
keld, zal het systeem alleen een visuele
waarschuwing afgeven.
Als het systeem in RCP werkt, zal zowel een
visuele als akoestische waarschuwing wor-
den afgegeven wanneer een object wordt
gedetecteerd. Bij elke akoestische waar-
schuwing wordt het volume van de radio
verlaagd. Als RCP actief is, zal altijd een
geluidssignaal worden afgegeven en de sta-
tus van de richtingaanwijzer/
alarmknipperlichten worden genegeerd.
Dodehoekwaarschuwing uit
Als het BSM-systeem is uitgeschakeld, worden
er geen visuele of akoestische waarschuwin-
gen afgegeven door het BSM- of RCP-systeem.
OPMERKING:
Het BSM-systeem slaat de huidige bedrijfs-
modus op wanneer de contactschakelaar
wordt uitgezet. Tijdens het starten van de
80
auto wordt de laatst opgeslagen modus op-
geroepen en geactiveerd.
Astronomische Zone — systeem tijdelijk
niet beschikbaar
Wanneer de auto deze zone binnengaat, zal
het systeem tijdelijk niet beschikbaar zijn en
toont het EVIC het berichtDodehoeksysteem
tijdelijk niet beschikbaar - astronomische
zone. De LED’s in de buitenspiegels lichten op
en blijven branden totdat de auto deze zone
verlaat.
Uconnect™ Phone — INDIEN
AANWEZIG
OPMERKING:
Raadpleeg het gedeelte over Uconnect™
Phones in de gebruikershandleiding van het
navigatiesysteem of de multimediaradio (af-
zonderlijk boekje) voor meer informatie over
de Uconnect™ Phone met navigatie of mul-
timediaradio.
De Uconnect™ Phone is een via spraak te
activeren, handsfree communicatiesysteem
voor in de auto. Met de Uconnect™ Phone kunt
u een nummer kiezen op uw mobiele telefoon* met behulp van eenvoudige gesproken op-
drachten (zoals
BelJanWerkof
Kies012 34 56 78). Het geluid van de
mobiele telefoon wordt doorgegeven via het
audiosysteem van de auto en het systeem zet
automatisch de radio zachter wanneer de
Uconnect™ Phone wordt gebruikt.
Met de Uconnect™ Phone kunt u tijdens het in-
of uitstappen gesprekken doorschakelen tus-
sen de Uconnect™ Phone en uw mobiele tele-
foon, terwijl u ook de microfoon van het
Uconnect™-systeem kunt uitschakelen wan-
neer u een privégesprek wilt voeren.
De Uconnect™ Phone wordt aangestuurd via
het Bluetooth Handsfree Profiel van uw mo-
biele telefoon. De Uconnect™ Phone is voor-
zien van Bluetooth-technologie, de wereld-
wijde standaard waarmee verschillende
elektronische toestellen zonder draden of
dockstation aan elkaar kunnen worden gekop-
peld. De Uconnect™ Phone werkt dan ook
ongeacht de plaats waar uw mobiele telefoon
zich bevindt (handtas, zak of aktetas), op voor-
waarde dat uw telefoon is ingeschakeld en aan
de Uconnect™ Phone van de auto is gekop-
peld. Met de Uconnect™ Phone kunnen maxi- maal zeven mobiele telefoons op het systeem
worden aangesloten. Met de Uconnect™
Phone kan slechts één aangesloten (of gekop-
pelde) mobiele telefoon tegelijk worden ge-
bruikt. De Uconnect™ Phone is verkrijgbaar in
de talen Engels, Nederlands, Frans, Duits, Ita-
liaans of Spaans (zoals aanwezig).
WAARSCHUWING!
Elk systeem waarmee u mondeling opdrach-
ten geeft mag alleen gebruikt worden als de
rij-omstandigheden veilig zijn en in overeen-
stemming met plaatselijke wetgeving en tele-
foongebruik. Alle aandacht moet gericht blij-
ven op de weg vooruit. Als u dit niet doet, kan
een botsing met ernstig of dodelijk letsel ont-
staan.
Toets voor Uconnect™ Phone De twee toetsen (de toets voor
Uconnect™ Phone
en de
toets voor gesproken opdrachten
) waarmee u toegang hebt
tot het systeem, bevinden zich bij
de bedieningselementen op de ra-
dio of op het stuurwiel (indien aanwezig). Wan-
81
neer u op de toets drukt, hoort u het woord
Uconnecten vervolgens een pieptoon. De
pieptoon is het teken dat u een opdracht moet
geven.
Toets voor gesproken opdrachten De plaats van de toets kan afhan-
kelijk van de radio verschillen. De
afzonderlijke toetsen worden be-
schreven in het hoofdstuk Bedie-
ning.
De Uconnect™ Phone kan worden gebruikt in
combinatie met mobiele telefoons met
Bluetooth Handsfree Profiel. Het is mogelijk
dat sommige telefoons niet alle functies van de
Uconnect™ Phone ondersteunen. Raadpleeg
de leverancier van uw mobiele telefoon of de
telefoonfabrikant voor nadere bijzonderheden.
De Uconnect™ Phone is volledig geïntegreerd
in het audiosysteem van de auto. De geluids-
sterkte van de Uconnect™ Phone kan worden
ingesteld met de volumeregelaar van de radio
of, indien aanwezig, via de radiotoetsen op het
stuurwiel. Het display van de radio wordt gebruikt voor
visuele meldingen van de Uconnect™ Phone,
zoals
CELL (GSM) of Beller-ID bij bepaalde
radio’s.
Compatibele telefoons* Voor het gebruik van de Uconnect™ Phone
is een mobiele telefoon met Bluetooth
Handsfree Profiel versie 1.0 of hoger vereist.
Raadpleeg de Uconnect™-website voor een
overzicht van de compatibele telefoons.
• www.chrysler.com/uconnect
• www.dodge.com/uconnect
• www.jeep.com/uconnect
Navigeer door de volgende menu’s om de lijst
met compatibele telefoons op te vragen:
• Selecteer het bouwjaar van uw voertuig
• Selecteer het voertuigtype
• Selecteer onder de tab Beginnen compati-
bele telefoons.
BedieningU kunt gesproken opdrachten gebruiken om de
Uconnect™ Phone te bedienen en door de menu’s van de Uconnect™ Phone te navige-
ren. Na het merendeel van de prompts van de
Uconnect™ Phone zijn gesproken opdrachten
nodig. U wordt aangespoord om een speci-
fieke opdracht uit te spreken en vervolgens
wordt u door de beschikbare opties geleid.
•
Voordat u een gesproken opdracht geeft,
moet u wachten op de pieptoon, die volgt op
de prompt Gereedof op een andere
prompt.
• Voor bepaalde bewerkingen kunnen samen-
gestelde opdrachten worden gebruikt. U
kunt bijvoorbeeld in plaats van Instellenen
daarna Telefoonkoppeling ook de vol-
gende samengestelde opdracht geven: In-
stellen telefoonkoppeling.
• In de beschrijvingen van de functies in dit
hoofdstuk wordt alleen de samengestelde
vorm van de gesproken opdracht vermeld. U
kunt de opdrachten ook in delen splitsen en
elk onderdeel van de opdracht afzonderlijk
zeggen, indien dat wordt gevraagd. U kunt
bijvoorbeeld de samengestelde opdracht
“Telefoonboek nieuwe invoer” geven, maar u
kunt deze opdracht ook opsplitsen in de
82