Page 209 of 646

OPMERKING
Bij het parkeren
• Auto's met automatische transmissie
of Multidrive CVT: Zet de
selectiehendel in stand P en activeer
de parkeerrem voordat u de auto
verlaat en controleer of de auto niet
beweegt.
• Auto's met handgeschakelde
transmissie: Zet de selectiehendel in
de neutraalstand en activeer de
parkeerrem voordat u de auto verlaat
en controleer of de auto niet beweegt.
Wanneer een storing in het systeem
optreedt
Breng de auto op een veilige plaats tot
stilstand en controleer de
waarschuwingsmeldingen.
Wanneer de voertuigaccu leeg is
De parkeerrem kan niet worden
geactiveerd. (→Blz. 454)
Wanneer de parkeerrem niet
gedeactiveerd kan worden door een
storing
Als u gaat rijden terwijl de parkeerrem is
geactiveerd, kunnen de onderdelen van
het remsysteem oververhit raken,
waardoor de remprestaties in negatieve
zin kunnen worden beïnvloed en de
onderdelen van het remsysteem sneller
slijten. Laat, als dit gebeurt, de auto
onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
4.2.8 Brake Hold-systeem
Auto's met automatische transmissie of
Multidrive CVT
Het Brake Hold-systeem houdt na
activering de remmen vast wanneer de
selectiehendel in stand D of S (auto's met
automatische transmissie), M (auto's met
Multidrive CVT) of N staat en het
rempedaal ingetrapt werd om de auto tot
stilstand te brengen. Het systeem laat derem los wanneer het gaspedaal wordt
ingetrapt en de selectiehendel in stand D
of S (auto's met automatische
transmissie) of M (auto's met Multidrive
CVT) staat om zo voor soepel wegrijden
te zorgen.
Auto's met handgeschakelde transmissie
Het Brake Hold-systeem houdt na
activering de remmen vast wanneer de
selectiehendel niet in stand R staat en
het rempedaal ingetrapt werd om de auto
tot stilstand te brengen. Het systeem laat
de rem los wanneer het gaspedaal wordt
ingetrapt en de selectiehendel in een
vooruitversnelling staat om zo voor
soepel wegrijden te zorgen.
Inschakelen van het systeem
Activeert het Brake Hold-systeem
Het controlelampje voor de
stand-bystand van het Brake
Hold-systeem (groen)
Agaat branden.
Als het systeem de remmen vasthoudt,
gaat het controlelampje Brake
Hold-systeem in werking (geel)
Bbranden.
Voorwaarden voor werking Brake
Hold-systeem
Het Brake Hold-systeem kan onder de
volgende omstandigheden niet
geactiveerd worden:
• Het bestuurdersportier is niet
gesloten.
• De bestuurder draagt geen
veiligheidsgordel.
4.2 Rijprocedures
207
4
Rijden
Page 210 of 646

• De parkeerrem wordt geactiveerd.
Als onder een van de bovenstaande
omstandigheden het Brake Hold-systeem
is ingeschakeld, wordt het systeem
uitgeschakeld en gaat het controlelampje
voor de stand-bystand van het Brake
Hold-systeem uit. Wanneer een van deze
omstandigheden zich voordoet terwijl het
systeem de remmen vasthoudt, klinkt een
waarschuwingszoemer en wordt een
melding weergegeven op het
multi-informatiedisplay. De parkeerrem
wordt dan automatisch geactiveerd.
Brake Hold-functie
•
Nadat het systeem ongeveer 3 minuten
de remmen heeft vastgehouden en het
rempedaal niet ingetrapt wordt, wordt
automatisch de parkeerrem
geactiveerd. In dat geval klinkt een
zoemer en verschijnt er een
waarschuwingsmelding op het
multi-informatiedisplay.
• Trap het rempedaal krachtig in en druk
opnieuw op de schakelaar om het
systeem te deactiveren.
•
De Brake Hold-functie kan de auto
mogelijk niet stilhouden op een steile
helling. In deze situatie kan het nodig
zijn dat de bestuurder zelf het
rempedaal ingetrapt houdt. Er klinkt
een waarschuwingszoemer en het
multi-informatiedisplay zal de
bestuurder over de situatie informeren.
Lees de op het multi-informatiedisplay
weergegeven waarschuwingsmelding
en volg de aanwijzingen op.
Wanneer de parkeerrem automatisch
geactiveerd wordt terwijl het systeem
de remmen vasthoudt
Voer een van de volgende handelingen
uit om de parkeerrem te deactiveren.
• Trap het gaspedaal in. (De parkeerrem
zal niet automatisch gedeactiveerd
worden als de veiligheidsgordel niet is
vastgemaakt.)
• Bedien de parkeerremschakelaar
terwijl u het rempedaal intrapt.Controleer of het waarschuwingslampje
van de parkeerrem uitgaat. (→Blz. 203)
Wanneer een controle door een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige nodig is
Als het controlelampje stand-bystand
Brake Hold-systeem (groen) niet brandt
terwijl de Brake Hold-schakelaar wordt
ingedrukt en aan de
werkingsvoorwaarden van het Brake
Hold-systeem is voldaan, is het systeem
mogelijk defect. Laat de auto nakijken
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Als “Brake Hold Malfunction Press
Brake to Deactivate Visit Your Dealer”
(Storing in Brake Hold-functie. Trap
rempedaal in om te deactiveren. Ga
naar uw dealer) of “Brake Hold
Malfunction Visit Your Dealer”
(Storing in Brake Hold-functie. Ga naar
uw dealer) op het multi-
informatiedisplay wordt weergegeven
Er is mogelijk een storing in het systeem
aanwezig. Laat de auto nakijken door
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Waarschuwingsmeldingen en zoemers
Waarschuwingsmeldingen en zoemers
worden gebruikt om een systeemstoring
aan te geven of om de bestuurder te
informeren dat hij extra moet opletten.
Lees de op het multi-informatiedisplay
weergegeven waarschuwingsmelding en
volg de aanwijzingen op.
Als het controlelampje Brake
Hold-systeem in werking knippert
→Blz. 423
4.2 Rijprocedures
208
Page 211 of 646

WAARSCHUWING!
Als de auto op een steile helling staat
Wees voorzichtig wanneer u het Brake
Hold-systeem gebruikt op een steile
helling. De Brake Hold-functie kan de
remmen in een dergelijke situatie
mogelijk niet vasthouden.
Mogelijk wordt het systeem ook niet
geactiveerd, afhankelijk van de hoek
van de helling.
Wanneer u stilhoudt op een glad
wegdek
Het systeem kan de auto niet
stilhouden wanneer de banden hun
grip hebben verloren. Gebruik het
systeem niet wanneer u stilhoudt op
een glad wegdek.
OPMERKING
Bij het parkeren
Het Brake Hold-systeem is niet
ontworpen voor langdurig gebruik bij
het parkeren van de auto. Als u het
contact UIT zet terwijl het systeem de
remmen vasthoudt, worden de remmen
mogelijk gelost, waardoor de auto in
beweging komt. Trap het rempedaal in,
zet de selectiehendel in stand P (auto's
met automatische transmissie of
Multidrive CVT) of de neutraalstand
(auto's met handgeschakelde
transmissie) en activeer de parkeerrem
wanneer u de startknop bedient.
4.3 Bedienen van
verlichting en ruitenwissers
4.3.1 Lichtschakelaar
De koplampen kunnen handmatig of
automatisch worden bediend.
Inschakelen van de koplampen
Bedien de schakelaar
om de
verlichting als volgt in te schakelen:1.
De parkeerlichten voor,
achterlichten, kentekenplaat- en
dashboardverlichting gaan branden.
2.
De koplampen en alle verlichting
die hierboven genoemd is, gaan
branden.
3.
De koplampen, de
dagrijverlichting (→blz. 209) en alle
verlichting die hieronder genoemd is,
worden automatisch in- en
uitgeschakeld.
De AUTO-modus kan worden gebruikt
als
Het contact AAN staat.
Dagrijverlichting
Om uw auto overdag beter zichtbaar te
maken voor andere weggebruikers, wordt
de dagrijverlichting automatisch
ingeschakeld als de motor wordt gestart
en de parkeerrem wordt gedeactiveerd
met de lichtschakelaar in de stand
.
(Brandt helderder dan de parkeerlichten
voor.) Dagrijverlichting is niet ontworpen
voor gebruik in het donker.
Sensor koplampregeling
De werking van de sensor kan in
negatieve zin beïnvloed worden als er iets
over de sensor heen geplaatst wordt of
als er iets op de ruit wordt aangebracht
waardoor de sensor wordt afgeschermd.
Hierdoor kan de sensor niet op de juiste
4.2 Rijprocedures
209
4
Rijden
Page 212 of 646

manier de hoeveelheid omgevingslicht
signaleren, waardoor het automatische
koplampsysteem mogelijk onjuist
functioneert.
Automatisch uitschakelsysteem
verlichting
Ty p e A
De verlichting wordt automatisch
uitgeschakeld als het contact in stand
ACC of UIT wordt gezet en het
bestuurdersportier wordt geopend.
Zet om de verlichting weer in te
schakelen het contact AAN of zet de
lichtschakelaar een keer in stand
en
daarna weer in standof.
Ty p e B
• Als de lichtschakelaar in de stand
ofstaat: De koplampen en de
mistlampen voor worden automatisch
uitgeschakeld als het contact in stand
ACC of UIT wordt gezet.
• Als de lichtschakelaar in de stand
staat: De koplampen en alle
overige verlichting worden
automatisch uitgeschakeld als het
contact in stand ACC of UIT wordt
gezet.
Zet om de verlichting weer in te
schakelen het contact AAN of zet de
lichtschakelaar een keer in stand
en
daarna weer in standof.Zoemer verlichting
Er klinkt een zoemer als het contact UIT
wordt gezet en het bestuurdersportier
wordt geopend terwijl de verlichting is
ingeschakeld.
Automatische verticale
koplampverstelling
De koplamphoogte wordt automatisch
geregeld op basis van het aantal
passagiers in de auto en de mate van
belading om verblinding van andere
weggebruikers door de koplampen te
voorkomen.
Energiebesparende functie
Ty p e A
Om te voorkomen dat de accu van de
auto ontladen raakt wanneer de
koplampen en/of de achterlichten aan
zijn terwijl het contact UIT wordt gezet,
schakelt de energiebesparende functie
van de accu alle verlichting na ongeveer
20 minuten automatisch uit.
Onder de volgende omstandigheden
wordt de energiebesparende functie van
de accu eenmaal uitgeschakeld en
vervolgens weer geactiveerd. Alle
verlichting gaat 20 minuten nadat de
energiebesparende functie van de accu
weer is geactiveerd automatisch uit:
• Wanneer de lichtschakelaar wordt
bediend
• Wanneer een portier wordt geopend
of gesloten
Ty p e B
Om te voorkomen dat de accu van de
auto ontladen raakt wanneer de
lichtschakelaar in de stand
staat
terwijl het contact UIT wordt gezet,
schakelt de energiebesparende functie
van de accu alle verlichting na ongeveer
20 minuten automatisch uit.
Onder de volgende omstandigheden
wordt de energiebesparende functie van
de accu eenmaal uitgeschakeld en
vervolgens weer geactiveerd. Alle
4.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
210
Page 213 of 646

verlichting gaat 20 minuten nadat de
energiebesparende functie van de accu
weer is geactiveerd automatisch uit:
• Wanneer de lichtschakelaar wordt
bediend
• Wanneer een portier wordt geopend
of gesloten
Als “Headlight System Malfunction
Visit Your Dealer” (Storing in
koplampsysteem. Ga naar uw dealer)
op het multi-informatiedisplay wordt
weergegeven
Er is mogelijk een storing in het systeem
aanwezig. Laat de auto nakijken door
een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
De instellingen (bijv. gevoeligheid
lichtsensor) kunnen worden gewijzigd.
(Systemen met mogelijkheden voor
persoonlijke voorkeursinstellingen:
→blz. 483)
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de accu
Laat de verlichting niet langer branden
dan noodzakelijk is als de motor niet
draait.
Inschakelen van het grootlicht
1. Druk bij ingeschakelde koplampen de
hendel van u af om het grootlicht in te
schakelen.Door de hendel weer in de
middenstand te zetten, wordt het
grootlicht weer uitgeschakeld.
2. Trek de hendel naar u toe en laat deze
meteen weer los om één keer met het
grootlicht te knipperen.
U kunt lichtsignalen geven met de
koplampen in- of uitgeschakeld.
Extended Headlight Lighting-systeem
(indien aanwezig)
Dankzij dit systeem kunnen de
koplampen gedurende 30 seconden
worden ingeschakeld wanneer het
contact UIT wordt gezet.
Trek, nadat u het contact UIT hebt gezet,
de hendel naar u toe en laat hem los
terwijl de lichtschakelaar in de stand
staat.
Trek de hendel naar u toe en laat hem
weer los om de verlichting uit te
schakelen.
4.3.2 AHB (Automatic High
Beam)*
*Indien aanwezig
Het Automatic High Beam-systeem
maakt gebruik van een ingebouwde
camera voor om de helderheid van
bijvoorbeeld de straatverlichting en de
verlichting van tegenliggers en
voorliggers te meten, en schakelt indien
nodig automatisch het grootlicht in of uit.
4.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
211
4
Rijden
Page 214 of 646

WAARSCHUWING!
Beperkingen van het Automatic High
Beam-systeem
Vertrouw niet blindelings op het
Automatic High Beam-systeem. Rijd
altijd voorzichtig, houd hierbij de
omgeving in de gaten en schakel indien
nodig handmatig het grootlicht in of
uit.
Voorkomen van onjuiste werking van
het Automatic High Beam-systeem
Voorkom overbelading van uw auto.
Inschakelen van het Automatic High
Beam-systeem
1. Druk de Automatic High
Beam-schakelaar in.
2. Zet de lichtschakelaar in de stand
of.
Het controlelampje van het Automatic
High Beam-systeem gaat branden als
het systeem werkt.Voorwaarden voor het automatisch in-
of uitschakelen van het grootlicht
• Als aan alle onderstaande
voorwaarden is voldaan, wordt het
grootlicht automatisch ingeschakeld
(na ongeveer 1 seconde):
– De rijsnelheid hoger is dan
ongeveer 30 km/h.
– Het gebied voor de auto is niet
verlicht.
– Er zijn geen tegenliggers of
voorliggers met ingeschakelde
koplampen of achterlichten.
– Er bevinden zich weinig
straatlantaarns op de weg voor u.
• Als aan een van onderstaande
voorwaarden is voldaan, wordt het
grootlicht automatisch uitgeschakeld:
– De rijsnelheid wordt lager dan
ongeveer 25 km/h.
– Het gebied voor de auto is verlicht.
– Tegenliggers of voorliggers hebben
de koplampen of achterlichten
ingeschakeld.
– Er bevinden zich veel
straatlantaarns op de weg voor u.
Detectie-informatie camera voor
• In de volgende situaties wordt het
grootlicht mogelijk niet automatisch
uitgeschakeld:
– Als plotseling een tegenligger uit
een bocht opdoemt
– Als plotseling een andere auto voor
de eigen auto invoegt
–
Als tegenliggers of voorliggers aan
het zicht zijn onttrokken als gevolg
van een reeks bochten, wegafsche-
idingen of bomen langs de weg
– Wanneer tegenliggers opdoemen
uit de rechter tegemoetkomende
rijstrook op een brede weg
– Wanneer er tegenliggers of
voorliggers met uitgeschakelde
verlichting zijn
• Het grootlicht wordt mogelijk
uitgeschakeld als een tegenligger
wordt gesignaleerd die zijn
mistlampen aan heeft terwijl zijn
koplampen uit zijn.
4.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
212
Page 215 of 646

• Door de aanwezigheid van
huisverlichting, straatverlichting,
verkeerslichten of verlichte billboards
of verkeersborden wordt mogelijk
geschakeld van grootlicht naar
dimlicht of blijft het dimlicht mogelijk
ingeschakeld.
• De volgende factoren kunnen van
invloed zijn op de reactietijd voor het
in- of uitschakelen van het grootlicht:
– De helderheid van koplampen,
mistlampen en achterlichten van
tegenliggers en voorliggers
– De beweging en richting van
tegenliggers en voorliggers
– Als de verlichting van een
tegenligger of voorligger slechts
aan één kant werkt
– Als een tegenligger of voorligger
een voertuig op twee wielen betreft
– De toestand van de weg
(stijgingspercentage, bochten,
toestand van het wegdek, enz.)
– Het aantal inzittenden en de
hoeveelheid bagage
• Het grootlicht kan op voor de
bestuurder onverwachte momenten
worden in- en uitgeschakeld.
• Fietsen of vergelijkbare objecten
worden mogelijk niet gesignaleerd.
•
In de onderstaande situaties kan het
systeem de helderheid van het
omgevingslicht mogelijk niet juist
signaleren. Hierdoor blijven de
dimlichten mogelijk branden of zorgt
het grootlicht mogelijk voor problemen
bij voetgangers, tegenliggers of voorlig-
gers of anderen. In dergelijke gevallen
moet handmatig worden geschakeld
tussen grootlicht en dimlicht.
– Bij slecht weer (regen, sneeuw, mist,
zandstormen, enz.)
– Het zicht door de voorruit wordt
belemmerd door mist, wasem, ijs,
vuil, enz.
– De voorruit is gebarsten of
beschadigd
– De camera voor is vervormd of vuil.
– Als de temperatuur van de camera
voor extreem hoog is– De helderheid van het
omgevingslicht komt overeen met
die van koplampen, achterlichten of
mistlampen.
– Als de koplampen of achterlichten
van tegenliggers of voorliggers zijn
uitgeschakeld, vuil zijn, een andere
kleur hebben of niet correct zijn
afgesteld
– Als de auto wordt geraakt door
water, sneeuw, stof, enz. van een
voorligger
– In gebieden waar lichte en donkere
stukken elkaar afwisselen.
– Als geregeld en herhaaldelijk over
stijgende en dalende wegen wordt
gereden, of over wegen met een
slecht of oneffen wegdek (zoals
klinkerwegen, grindwegen, enz.)
– Als geregeld en herhaaldelijk over
bochtige wegen wordt gereden.
– Als er zich een sterk spiegelend
voorwerp, zoals een verkeersbord of
spiegel, voor de auto bevindt
– De achterzijde van een voorligger is
sterk spiegelend, zoals een
container op een truck
– De koplampen van de auto zijn
beschadigd of vuil of zijn niet
correct afgesteld
– De auto helt naar één kant over
door bijvoorbeeld een lekke band of
ligt aan de achterzijde wat lager
doordat een aanhangwagen is
aangekoppeld.
– Er wordt herhaaldelijk en op een
abnormale manier geschakeld
tussen dimlicht en grootlicht.
– De bestuurder meent dat andere
bestuurders of voetgangers last
hebben van het grootlicht.
– De auto wordt gebruikt in een
gebied waar men aan de andere
kant van de weg rijdt. Bijvoorbeeld,
een auto bestemd voor
rechtsrijdend verkeer in een gebied
voor linksrijdend verkeer of vice
versa
– Wanneer men door een lange
tunnel rijdt.
4.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
213
4
Rijden
Page 216 of 646

Als “Headlight System Malfunction
Visit Your Dealer” (Storing in
koplampsysteem. Ga naar uw dealer)
op het multi-informatiedisplay wordt
weergegeven
Er is mogelijk een storing in het systeem
aanwezig. Laat de auto nakijken door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Handmatig in- en uitschakelen van het
grootlicht
Grootlicht inschakelen
Duw de hendel van u af.
Het controlelampje van het Automatic
High Beam-systeem dooft en het
controlelampje van het grootlicht gaat
branden.
Trek de hendel in de oorspronkelijke
stand om het Automatic High
Beam-systeem weer te activeren.
Dimlicht inschakelen
Druk de Automatic High Beam-
schakelaar in.
Het controlelampje van het Automatic
High Beam-systeem dooft.
Druk de schakelaar in om het Automatic
High Beam-systeem weer in te schakelen.Tijdelijk inschakelen van het dimlicht
Trek de hendel naar u toe en zet hem
vervolgens terug in de oorspronkelijke
stand.
Het grootlicht blijft ingeschakeld terwijl
de hendel naar u toe is getrokken. Nadat
de hendel echter weer in de
oorspronkelijke stand is gezet, blijft het
dimlicht gedurende enige tijd branden.
Vervolgens wordt de Automatic High
Beam weer ingeschakeld.
Tijdelijk inschakelen van het dimlicht
Het verdient aanbeveling om het dimlicht
in te schakelen wanneer het grootlicht
andere bestuurders of voetgangers in de
buurt hindert.
4.3.3 Schakelaar mistlampen*
*Indien aanwezig
De mistlampen zorgen voor meer zicht bij
ongunstige rijomstandigheden, zoals bij
regen en mist.
4.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
214