Page 305 of 646

4.5.14 Parking Support Brake-functie (voor voertuigen die achterlangs
rijden)*
*Indien aanwezig
Als een radarsensor achter een voertuig signaleert dat van rechts of links achter nadert en
het systeem bepaalt dat de kans op een aanrijding groot is, activeert deze functie de
remmen om de kans op een aanrijding met het naderende voertuig te verkleinen.
Voorbeelden van het in werking treden van de functie
Deze functie treedt in werking in situaties zoals hieronder aangegeven wanneer in de
rijrichting van de auto een auto wordt gesignaleerd.
Bij het achteruitrijden nadert een auto en het rempedaal wordt niet of te laat ingetrapt
Soorten sensoren
→Blz. 277
WAARSCHUWING!
Ervoor zorgen dat het systeem goed
werkt
→Blz. 277
Voorwaarden voor werking van de
Parking Support Brake-functie (voor
voertuigen die achterlangs rijden)
De functie werkt als het controlelampje
PKSB OFF niet brandt of knippert
(→blz. 71, blz. 73) en aan alle
onderstaande voorwaarden wordt
voldaan:
• Begrenzingsregeling motorvermogen
– De Parking Support Brake isingeschakeld.
– De rijsnelheid is ongeveer 15 km/h
of lager.
– Er naderen voertuigen de auto van
rechts of links achter met een
snelheid van ongeveer 8 km/h of
meer.
– De selectiehendel staat in stand R.
– De Parking Support Brake stelt vast
dat er harder dan normaal moet
worden geremd om een aanrijding
met een naderende auto te
voorkomen.
• Remregeling
– De begrenzingsregeling
motorvermogen is in werking
– De Parking Support Brake stelt vast
dat een noodstop noodzakelijk is om
een aanrijding met een naderende
auto te voorkomen.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
303
4
Rijden
Page 306 of 646

Voorwaarden voor het stoppen van de
werking van de Parking Support
Brake-functie (voor voertuigen die
achterlangs rijden)
De werking van de functie stopt als aan
één van de volgende voorwaarden wordt
voldaan:
• Begrenzingsregeling motorvermogen
– De Parking Support Brake is
uitgeschakeld.
– De aanrijding kan worden
voorkomen met normaal remmen.
– Er nadert niet langer een auto van
rechts of links achter de auto.
• Remfunctieregelsysteem
– De Parking Support Brake is
uitgeschakeld.
– Er zijn ongeveer 2 seconden
verstreken nadat de auto door de
remregeling tot stilstand is
gebracht.
– Het rempedaal wordt ingetrapt
nadat de auto tot stilstand is
gebracht door de remregeling.
– Er nadert niet langer een auto van
rechts of links achter de auto.
Detectiegebied van de Parking Support
Brake-functie (voor voertuigen die
achterlangs rijden)
Het detectiegebied van de Parking
Support Brake-functie (voor voertuigen
die achterlangs rijden) verschilt van dat
van de RCTA (→blz. 292). Daardoor
wordt de Parking Support Brake-functie
(voor voertuigen die achterlangs rijden)
mogelijk niet geactiveerd, ook al
signaleert de RCTA een auto en wordt er
een waarschuwing gegeven.
Situaties waarin het systeem mogelijk
niet goed werkt
→Blz. 293
Situaties waarin het systeem mogelijk
werkt, zelfs als er geen kans op een
aanrijding is
→Blz. 2954.5.15 Stop & Start-systeem*
*Indien aanwezig
Het Stop & Start-systeem schakelt de
motor uit en start deze weer
overeenkomstig de bediening van het
rempedaal (auto's met Multidrive CVT) of
koppelingspedaal (auto's met
handgeschakelde transmissie) of de
selectiehendel als de auto tot stilstand
wordt gebracht, bijvoorbeeld bij een
verkeerslicht of kruising, om het
brandstofverbruik te verlagen en geluid
door een stationair draaiende motor te
voorkomen.
Werking Stop & Start-systeem
Uitzetten van de motor
Auto's met Multidrive CVT
Trap, terwijl u met de selectiehendel in
stand D rijdt, het rempedaal in en breng
de auto tot stilstand. De motor wordt
automatisch uitgezet.
Als de motor uitgezet wordt, gaat het
controlelampje van het Stop &
Start-systeem branden.
Auto's met handgeschakelde transmissie
1. Trap het koppelingspedaal geheel in
en trap het rempedaal in om de auto
tot stilstand te brengen.
2. Zet de selectiehendel in de
neutraalstand en laat het
koppelingspedaal los. De motor wordt
automatisch uitgezet.
Wanneer de motor is uitgeschakeld
door het Stop & Start-systeem, gaat
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
304
Page 307 of 646

het controlelampje van het Stop &
Start-systeem branden.
Opnieuw starten van de motor
Auto's met Multidrive CVT
Laat het rempedaal los. De motor wordt
automatisch weer gestart.
Als de motor start, gaat het
controlelampje van het Stop &
Start-systeem uit.
Auto's met handgeschakelde transmissie
Trap, terwijl de selectiehendel in de
neutraalstand staat, het
koppelingspedaal in. De motor wordt
automatisch weer gestart.
Als de motor start, gaat het
controlelampje van het Stop &
Start-systeem uit.
Wanneer het Brake Hold-systeem in
werking is (auto's met Multidrive CVT)
• Als de motor is uitgeschakeld door het
Stop & Start-systeem, zal de motor
uitgeschakeld blijven als het
rempedaal wordt losgelaten.
• Als het gaspedaal wordt ingetrapt
wanneer de motor uitgezet is door het
Stop & Start-systeem, zal de motor
herstart worden.
• Als de motor is uitgeschakeld door het
Stop & Start-systeem zal, als de motor
herstart wordt, het Brake
Hold-systeem remdruk blijven
uitoefenen, tenzij er niet langer aan debedrijfscondities voor het Brake
Hold-systeem wordt voldaan.
(→Blz. 207)
Wanneer de Dynamic Radar Cruise
Control met volledig snelheidsbereik is
ingeschakeld (auto's met Dynamic Radar
Cruise Control-systeem met volledig
snelheidsbereik)
• Als de auto tot stilstand wordt
gebracht door het Dynamic Radar
Cruise Control-systeem met volledig
snelheidsbereik, wordt de motor
automatisch uitgeschakeld, zelfs als
het rempedaal niet ingetrapt wordt.
• Wanneer de voorligger wegrijdt,
wordt de motor automatisch opnieuw
gestart.
• Als de motor automatisch opnieuw
wordt gestart door het Stop &
Start-systeem tijdens een
gecontroleerde stop door de Dynamic
Radar Cruise Control met volledig
snelheidsbereik, blijft de
gecontroleerde stop aanhouden.
Uitschakelen van het Stop &
Start-systeem
Druk op de uitschakeltoets van het Stop
& Start-systeem om het Stop &
Start-systeem uit te schakelen.
Het controlelampje uitgeschakeld Stop &
Start-systeem gaat branden.
Als nogmaals op de toets wordt gedrukt,
wordt het Stop & Start-systeem weer
ingeschakeld en gaat het controlelampje
uitgeschakeld Stop & Start-systeem uit.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
305
4
Rijden
Page 308 of 646

Automatisch inschakelen van het Stop
& Start-systeem
Als het Stop & Start-systeem is
uitgeschakeld met de uitschakeltoets van
het Stop & Start-systeem, zal het systeem
automatisch weer worden ingeschakeld
als de motor weer wordt gestart nadat
het contact UIT is gezet.
Hill Start Assist Control (auto's met
Multidrive CVT)
Als de motor wordt uitgeschakeld door
het Stop & Start-systeem wanneer de
auto op een helling rijdt, worden de
remmen nog enige tijd bekrachtigd nadat
het rempedaal is losgelaten om te
voorkomen dat de auto achteruitrolt
voordat de motor weer wordt gestart en
er aandrijfkracht wordt gegenereerd. Als
er aandrijfkracht wordt gegenereerd,
wordt de vastgehouden remkracht
automatisch uitgeschakeld.
• Deze functie werkt zowel op vlakke
oppervlakken als op steile hellingen.
• Het remsysteem kan geluid maken,
maar dit duidt niet op een storing.
• De reactie van het rempedaal kan
veranderen en er kunnen trillingen
aanwezig zijn, maar dit duidt niet op
een storing.
Punten bij het gebruik
• Als de motor is uitgezet door het Stop
& Start-systeem en de startknop
wordt ingedrukt, kan de motor niet
worden herstart door de
automatische motorstartfunctie.
Start in dat geval de motor volgens de
normale startprocedure. (→Blz. 186,
blz. 187)
• Wanneer de motor wordt herstart
door het Stop & Start-systeem, zijn de
accessoireaansluitingen mogelijk
tijdelijk niet bruikbaar. Dit duidt
echter niet op een storing.
• Het plaatsen en verwijderen van
elektrische onderdelen en draadloze
apparaten is mogelijk van invloed op
het Stop & Start-systeem. Neemcontact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
• Zet het contact UIT en zet de motor
volledig uit wanneer de auto voor
langere tijd wordt stilgezet.
Voorwaarden voor werking
• Het Stop & Start-systeem werkt als
aan de volgende voorwaarden wordt
voldaan:
– Er is gedurende een bepaalde tijd
met de auto gereden.
– Het rempedaal wordt stevig
ingetrapt.
(behalve als de auto door het
Dynamic Radar Cruise
Control-systeem met volledig
snelheidsbereik tot stilstand is
gebracht in de afstandsregelmodus)
– Het koppelingspedaal wordt niet
ingetrapt (auto's met
handgeschakelde transmissie).
– Schakelstand D is geselecteerd
(auto's met Multidrive CVT).
– De selectiehendel staat in de
neutraalstand (auto's met
handgeschakelde transmissie).
– De veiligheidsgordel van de
bestuurder is vastgemaakt.
– Het bestuurdersportier is gesloten.
– De geselecteerde rijmodus is de
normale modus of de ECO-rijmodus.
– De geselecteerde rijmodus is niet de
SNOW-modus (AWD-uitvoeringen).
– De Mud & Sand- of Rock &
Dirt-modus voor de Multi-terrain
Select is niet geselecteerd
(AWD-uitvoeringen).
– De voorruitverwarming is
uitgeschakeld. (auto's zonder
handmatig bediende
airconditioning)
– Het gaspedaal wordt niet ingetrapt
(auto's met Multidrive CVT).
– De motor is op bedrijfstemperatuur.
– De buitentemperatuur is -5°C of
hoger.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
306
Page 309 of 646

– De motorkap is gesloten.
(→Blz. 308)
• Onder de volgende omstandigheden
wordt de motor mogelijk niet
uitgeschakeld door het Stop &
Start-systeem. Dit wijst niet op een
storing van het Stop & Start-systeem.
– Als de airconditioning wordt
gebruikt.
– Als de accu periodiek wordt
opgeladen.
– Als de accu niet voldoende is
opgeladen, bijvoorbeeld als de auto
gedurende lange tijd heeft
stilgestaan en de ladingstoestand is
afgenomen, als de elektrische
belasting hoog is, als de
temperatuur van de accuvloeistof
extreem laag is of als de accu
verouderd is.
– Als het vacuüm van de
rembekrachtiger te laag is.
– Als de verstreken tijd sinds het
starten van de motor kort is.
– Als de auto frequent tot stilstand
wordt gebracht, bijvoorbeeld in een
file.
– Als de temperatuur van de
koelvloeistof of van de
transmissievloeistof extreem laag of
hoog is.
– Als de auto stilstaat op een steile
helling (auto's met Multidrive CVT).
– Als het stuurwiel wordt bediend.
– Als de auto op grote hoogte rijdt.
– Als de temperatuur van de
accuvloeistof extreem laag of hoog
is.
– Enige tijd nadat de accupolen zijn
losgenomen en weer aangesloten.
• De motor wordt automatisch herstart
wanneer deze is uitgeschakeld door
het Stop & Start-systeem als aan een
van de volgende voorwaarden voldaan
is:
(Rijd met de auto om ervoor te zorgen
dat de motor weer door het Stop &
Start-systeem wordt uitgeschakeld.)– De airconditioning wordt
ingeschakeld. (auto's zonder
handmatig bediende
airconditioning)
– De voorruitverwarming wordt
ingeschakeld. (auto's zonder
handmatig bediende
airconditioning)
– De selectiehendel wordt uit stand D
gezet. (auto's met Multidrive CVT)
– De veiligheidsgordel van de
bestuurder wordt losgemaakt.
– Het bestuurdersportier wordt
geopend.
– De rijmodus wordt gewijzigd van de
normale of ECO-rijmodus in een
andere modus.
– De rijmodus is gewijzigd in de
SNOW-modus (AWD-uitvoeringen).
– De Mud & Sand- of Rock &
Dirt-modus voor de Multi-terrain
Select is geselecteerd
(AWD-uitvoeringen).
– De uitschakeltoets van het Stop &
Start-systeem wordt ingedrukt.
– Het stuurwiel wordt bediend.
– Het gaspedaal wordt ingetrapt
(auto's met Multidrive CVT).
– De auto begint te rollen op een
helling.
• Onder de volgende omstandigheden
wordt de motor mogelijk automatisch
herstart wanneer deze is
uitgeschakeld door het Stop &
Start-systeem: (Rijd met de auto om
ervoor te zorgen dat de motor weer
door het Stop & Start-systeem wordt
uitgeschakeld.)
– Als het rempedaal pompend of diep
wordt ingetrapt.
– Als de airconditioning wordt
gebruikt.
– Als een schakelaar van het
airconditioningsysteem wordt
bediend (schakelaar
achterruitverwarming, enz.).
– Als de accu bijna leeg is.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
307
4
Rijden
Page 310 of 646

Als de motorkap wordt geopend
• Als de motor is uitgezet door het Stop
& Start-systeem en de motorkap
wordt geopend, slaat de motor af en
kan de motor niet worden gestart
door de automatische
motorstartfunctie. Start in dat geval
de motor volgens de normale
startprocedure. (→Blz. 186, blz. 187)
• Als de motorkap wordt gesloten nadat
de motor is gestart terwijl de
motorkap was geopend, werkt het
Stop & Start-systeem niet. Sluit de
motorkap, zet het contact UIT, wacht
ten minste 30 seconden en start
vervolgens de motor.
Airconditioning terwijl de motor door
het Stop & Start-systeem is
uitgeschakeld
Auto's met een automatische
airconditioning: Als de airconditioning in
de automatische modus staat en de
motor is uitgeschakeld door het Stop &
Start-systeem, kan de ventilator met
een lage snelheid gaan draaien om te
voorkomen dat de temperatuur in het
interieur hoger of lager wordt, of kan hij
worden uitgeschakeld.
Schakel het Stop & Start-systeem uit
door de uitschakeltoets van het Stop &
Start-systeem in te drukken om de
prestaties van de airconditioning
voorrang te geven als de auto stilstaat.
• Als de voorruit beslagen is
Schakel de voorruitverwarming in.
(→Blz. 333, blz. 338)
Druk als de voorruit blijft beslaan op
de uitschakeltoets van het Stop &
Start-systeem om het Stop &
Start-systeem uit te schakelen.
• Als het airconditioningsysteem een
onaangename geur verspreidt
– Auto's met een handmatig bediende
airconditioning:
Als de tijd voor uitschakeling bijstilstand is ingesteld op “Extended”
(verlengd), wijzig de instelling dan
in “Standard” (standaard). Als er
een onaangename geur verspreid
wordt terwijl de tijd voor
uitschakeling bij stilstand is
ingesteld op “Standard”
(standaard), druk dan op de
uitschakeltoets voor het Stop &
Start-systeem om het Stop &
Start-systeem te deactiveren.
– Auto's met automatische
airconditioning:
Druk op de uitschakeltoets van het
Stop & Start-systeem om het Stop &
Start-systeem uit te schakelen.
Wijzigen van de tijd voor uitschakeling
bij stilstand bij ingeschakelde
airconditioning
De werkingsduur van het Stop &
Start-systeem als de airconditioning is
ingeschakeld, kan via
van het
multi-informatiedisplay (→blz. 94,
blz. 102) worden gewijzigd. (De
werkingsduur van het Stop &
Start-systeem als de airconditioning is
uitgeschakeld, kan niet worden
gewijzigd.)
Weergeven van de status van het Stop
& Start-systeem
Sinds starten: Geeft de totale tijd weer
die de motor door het Stop &
Start-systeem is uitgeschakeld vanaf het
moment dat de motor werd gestart
totdat de motor werd uitgeschakeld.
Telkens als de motor uitgezet wordt,
wordt dit item gereset.
Meldingen multi-informatiedisplay
In de volgende gevallen kunnen
en
een melding worden weergegeven op
het multi-informatiedisplay.
• Wanneer de motor niet kan worden
uitgeschakeld door het Stop &
Start-systeem
“Press Brake More to Activate”
(trap het rempedaal dieper in om te
activeren)
*
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
308
Page 311 of 646

– Het rempedaal wordt niet ver
genoeg ingetrapt.
→Als het rempedaal verder wordt
ingetrapt, werkt het systeem.
*Auto's met Multidrive CVT“Non-Dedicated Battery”
(ongeschikte accu)
– Er is een accu geplaatst die niet is
ontworpen voor gebruik met een
Stop & Start-systeem.
→Laat de auto nakijken door een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
“Battery Charging” (batt. laadt
op)
– De accu is mogelijk bijna leeg.
→Het uitschakelen van de motor is
tijdelijk niet mogelijk om voorrang
te geven aan het laden van de accu.
Nadat de motor gedurende een
bepaalde periode heeft gedraaid,
wordt het systeem weer
geactiveerd.
– Mogelijk wordt een
onderhoudslaadprocedure
uitgevoerd
→Wanneer de
onderhoudslaadprocedure van
maximaal een uur is voltooid, kan
het systeem worden bediend.
– Indien continu weergegeven
gedurende een langere tijd (meer
dan een uur)
→De accu kan verouderd zijn. Neem
voor meer informatie contact op
met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
“Stop & Start System
Unavailable” (Stop & Start-systeem
niet beschikbaar)
– Het Stop & Start-systeem is tijdelijk
uitgeschakeld.
→Laat de motor gedurende enige
tijd draaien.
– De motor is mogelijk herstart terwijl
de motorkap was geopend.
→Sluit de motorkap, zet het contactUIT, wacht ten minste 30 seconden
en start vervolgens de motor.
“In Preparation” (in
voorbereiding)
– De auto rijdt op grote hoogte.
– Het vacuüm van de rembekrachtiger
is te laag.
*
→Wanneer het vacuüm van de
rembekrachtiger een bepaald
niveau bereikt, wordt het systeem
ingeschakeld.
*Auto's met Multidrive CVT“For Climate Control” (voor
klimaatregeling)
– De airconditioning wordt gebruikt
wanneer de omgevingstemperatuur
hoog of laag is.
→Het systeem treedt in werking
wanneer het verschil tussen de
ingestelde temperatuur en de
temperatuur in het interieur te klein
wordt.
– De voorruitverwarming is
ingeschakeld.
• Wanneer de motor automatisch wordt
herstart terwijl hij was uitgeschakeld
door het Stop & Start-systeem
“In Preparation” (in
voorbereiding)*
– Het rempedaal is dieper of pompend
ingetrapt.
→Het systeem wordt ingeschakeld
als de motor draait en het vacuüm
van de rembekrachtiger een
bepaald niveau heeft bereikt.
*Auto's met Multidrive CVT“For Climate Control” (voor
klimaatregeling)
– De airconditioning wordt
ingeschakeld of gebruikt.
– De voorruitverwarming is
ingeschakeld.
“Battery Charging” (accu aan
het opladen)
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
309
4
Rijden
Page 312 of 646

– De accu is mogelijk bijna leeg.
→De motor wordt herstart om
voorrang te geven aan het laden van
de accu. Nadat de motor gedurende
een bepaalde periode heeft
gedraaid, wordt het systeem weer
geactiveerd.
• Wanneer de motor niet weer kan
worden gestart door het Stop &
Start-systeem
“Stop & Start system active Shift to N
and press clutch to restart” (Stop &
Start-systeem actief. Schakel naar N
en trap koppeling in om opnieuw te
starten)
*
– Terwijl de motor is uitgeschakeld
door het Stop & Start-systeem,
wordt de selectiehendel in een
andere stand dan de neutraalstand
gezet zonder dat het
koppelingspedaal is ingetrapt.
→Zet de selectiehendel in stand N
en trap het koppelingspedaal in om
de motor weer te starten.
*Auto's met handgeschakelde
transmissie
Wanneer de zoemer klinkt (auto's met
Multidrive CVT)
Als het bestuurdersportier wordt
geopend terwijl de motor is uitgezet
door het Stop & Start-systeem en de
selectiehendel in D staat, klinkt er een
zoemer en gaat het controlelampje Stop
& Start knipperen. Sluit het
bestuurdersportier om de zoemer te
stoppen.
Beveiligingsfunctie van het Stop &
Start-systeem
• Als het volume van het audiosysteem
hoog staat, wordt het geluid van het
audiosysteem mogelijk plotseling
uitgeschakeld om het stroomverbruik
te beperken. Stel het volume van het
audiosysteem op een gematigd niveau
in om te voorkomen dat het
audiosysteem wordt uitgeschakeld.
Zet, als het audiosysteem wordt
uitgeschakeld, het contact UIT, wachtten minste 3 seconden en zet
vervolgens het contact in stand ACC
of AAN om het audiosysteem weer in
te schakelen.
• Het audiosysteem wordt mogelijk niet
ingeschakeld wanneer de accukabels
zijn losgenomen en weer aangesloten.
Zet als dit gebeurt het contact UIT en
herhaal de onderstaande procedure
tweemaal om het audiosysteem
normaal in te schakelen.
– Zet het contact AAN en vervolgens
UIT.
Batterij vervangen
→Blz. 456
Als het controlelampje uitgeschakeld
Stop & Start-systeem continu knippert
Er is mogelijk een storing in het systeem
aanwezig. Laat de auto nakijken door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Als “Stop & Start System Malfunction
Visit Your Dealer” (storing Stop &
Start-systeem, ga naar uw dealer) op
het multi-informatiedisplay wordt
weergegeven
Er is mogelijk een storing in het systeem
aanwezig. Laat de auto nakijken door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
WAARSCHUWING!
Als het Stop & Start-systeem is
ingeschakeld
Zorg ervoor dat het Stop &
Start-systeem uitgeschakeld is als de
auto zich in een slecht geventileerde
ruimte bevindt.
Als het systeem niet wordt
uitgeschakeld, kan de motor
onverwacht automatisch weer worden
gestart, waardoor er uitlaatgassen in de
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
310