Page 345 of 646

5.1.3 Stuurwielverwarming*/
stoelverwarming*/
stoelventilatoren*
*Indien aanwezig
• Stuurwielverwarming
Verwarmt het stuurwiel
• Stoelverwarming
Verwarmt de stoelbekleding
• Stoelventilatoren
Zorgen voor een goede ventilatie door
lucht door de stoelbekleding te blazen
WAARSCHUWING!
Voorkomen van lichte brandwonden
Wees voorzichtig wanneer iemand uit
onderstaande categorieën in contact
komt met het stuurwiel of de stoelen
wanneer de stuurwiel- of
stoelverwarming is ingeschakeld:
• Baby's, kleine kinderen, oudere
personen, zieken en gehandicapten
• Personen met een gevoelige huid
• Personen die oververmoeid zijn
• Personen die alcohol hebben
gedronken of personen die
rustgevende medicijnen
(slaapmiddel, middel tegen
verkoudheid, enz.) hebben gebruikt
OPMERKING
Voorkomen van schade aan de
stoelverwarming en -ventilatoren
Plaats geen zware voorwerpen met een
ongelijkmatig oppervlak op de stoel en
leg geen scherpe voorwerpen (naalden,
punaises, enz.) op de stoel.
Voorkomen van ontlading van de accu
Gebruik de functies niet wanneer de
motor uitgeschakeld is.Stuurwielverwarming
Schakelt de stuurwielverwarming in/uit
Wanneer de stuurwielverwarming in
werking is, gaat het controlelampje
branden.
Werkingsvoorwaarden
Het contact staat AAN.
Bedienen van de stoelverwarming
Voor
Schakelt de stoelverwarming in/uit
1. Hoge temperatuur
2. Lage temperatuur
Wanneer de stoelverwarming is
ingeschakeld, brandt het controlelampje
op de stoelverwarmingsschakelaar.
Zet de schakelaar in de neutrale stand
wanneer de stoelverwarming niet wordt
gebruikt. Het controlelampje dooft.
5.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
343
5
Voorzieningen in het interieur
Page 346 of 646

Achter
Schakelt de stoelverwarming in/uit
Wanneer de stoelverwarming wordt
ingeschakeld, gaat het controlelampje
branden.
Werkingsvoorwaarden
Het contact staat AAN.
WAARSCHUWING!
Voorkomen van oververhitting en
lichte brandwonden
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht bij het
gebruik van de stoelverwarming:
• Bedek de stoel niet met een kleed of
kussen als de stoelverwarming in
gebruik is.
• Gebruik de stoelverwarming niet
langer dan noodzakelijk is.
Bedienen van de stoelverwarming en
-ventilatoren
Schakelt de stoelverwarming en
-ventilatoren in/uit
De niveau-indicatoren
Abranden
wanneer de functie is ingeschakeld.
Elke keer dat de schakelaar wordt
ingedrukt, wijzigt de werking als volgt.
Hoog (3 segmenten branden)→midden
(2 segmenten branden)→laag
(1 segment brandt)→uit1. Inschakelen van de stoelverwarming
De niveau-indicatoren
Abranden
geel wanneer de functie is
ingeschakeld.
2. Schakelt de stoelventilator in
De niveau-indicatoren
Abranden
groen wanneer de functie is
ingeschakeld.
Werkingsvoorwaarden
Het contact staat AAN.
Aan airconditioning gekoppelde
regelmodus
Wanneer het toerental van de
stoelventilator hoog is, wordt het
toerental hoger overeenkomstig de
aanjagersnelheid van de airconditioning.
WAARSCHUWING!
Voorkomen van oververhitting en
lichte brandwonden
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht bij het
gebruik van de stoelverwarming:
• Bedek de stoel niet met een kleed of
kussen als de stoelverwarming in
gebruik is.
• Gebruik de stoelverwarming niet
langer dan noodzakelijk is.
5.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
344
Page 347 of 646

5.2 Gebruik van de interieurverlichting
5.2.1 Overzicht interieurverlichting
Plaats van de interieurverlichting
AInterieurverlichting achter
(→blz. 346)
BInterieurverlichting/leeslampjes
voor (→blz. 346, blz. 346)
CVerlichting open opbergvak (indien
aanwezig)*
DVoetenruimteverlichting (indien
aanwezig)*
EVerlichting bekerhouders voor
(indien aanwezig)*
*Deze verlichting gaat branden als een portier wordt ontgrendeld. Auto's met
automatische transmissie of Multidrive CVT: Wanneer de selectiehendel in een andere
stand dan P wordt gezet, neemt de lichtsterkte van deze verlichting af. Auto's met
handgeschakelde transmissie: Wanneer de parkeerrem wordt gedeactiveerd, neemt de
lichtsterkte van deze verlichting af.
Instapverlichting
De verlichting wordt automatisch
in-/uitgeschakeld afhankelijk van de
stand van het contact, de aanwezigheid
van de elektronische sleutel, het
vergrendeld/ontgrendeld zijn van de
portieren en het geopend/gesloten zijn
van de portieren.Voorkomen dat de accu te ver ontladen
raakt
Als de interieurverlichting aan wordt
gelaten wanneer het contact UIT wordt
gezet, gaat de verlichting na 20 minuten
automatisch uit.
5.2 Gebruik van de interieurverlichting
345
5
Voorzieningen in het interieur
Page 348 of 646

De interieurverlichting kan
automatisch gaan branden als
Als een van de airbags wordt geactiveerd
of bij een harde aanrijding van achteren
wordt de interieurverlichting
automatisch ingeschakeld. De
interieurverlichting wordt na ongeveer
20 minuten automatisch uitgeschakeld.
De interieurverlichting kan handmatig
worden uitgeschakeld. Om verdere
aanrijdingen te voorkomen verdient het
echter aanbeveling de verlichting te laten
branden totdat de veiligheid
gegarandeerd is. (De interieurverlichting
wordt mogelijk niet automatisch
ingeschakeld, afhankelijk van de kracht
en de omstandigheden van de
aanrijding.)
Persoonlijke voorkeursinstellingen
De instellingen (bijv. de tijd die verstrijkt
voordat de verlichting uit gaat) kunnen
worden gewijzigd. (Systemen met
mogelijkheden voor persoonlijke
voorkeursinstellingen:→blz. 486)
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de accu
Laat de verlichting niet langer branden
dan noodzakelijk is als de motor niet
draait.
Bedienen van de interieurverlichting
Interieurverlichting voor
Schakelt de verlichting in/uit
Zet de schakelaar in de stand DOOR
(gekoppeld aan portier).Wanneer een portier wordt geopend
terwijl de stand DOOR is ingeschakeld,
gaan de lampjes branden.
1. Schakelt de stand DOOR in
2. Schakelt de verlichting uit
Interieurverlichting achter
1. Schakelt de verlichting in
2. Schakelt de aan het portier
gekoppelde functie in (stand DOOR)
De verlichting wordt in-/
uitgeschakeld overeenkomstig het
openen/sluiten van de portieren.
Bedienen van de leeslampjes
Schakelt de verlichting in/uit
5.2 Gebruik van de interieurverlichting
346
Page 349 of 646
5.3 Gebruik van de opbergmogelijkheden
5.3.1 Overzicht van opbergmogelijkheden
Plaats van de opbergmogelijkheden
AOpen opbergvak (→blz. 350)
BExtra opbergvak (indien aanwezig)
(→blz. 350)
CFleshouders (→blz. 349)
DConsolevak (→blz. 348)
EBekerhouders (→blz. 349)
FDashboardkastje (→blz. 348)
WAARSCHUWING!
Zaken die niet in de auto moeten
worden achtergelaten
Laat geen brillen, aanstekers of
spuitbussen in de opbergvakken liggen.
Als u dat wel doet, kan dat bij hoge
temperaturen leiden tot het volgende:
• Brillen kunnen vervormen als de
temperatuur in de auto te hoog
oploopt of barsten als ze in contact
komen met andere voorwerpen.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Aanstekers en spuitbussen kunnen
exploderen. Als ze in contact komen
met andere voorwerpen, kunnen
aanstekers vlam vatten en kunnen
spuitbussen gas gaan lekken,
waardoor brand kan ontstaan.
5.3 Gebruik van de opbergmogelijkheden
347
5
Voorzieningen in het interieur
Page 350 of 646
Dashboardkastje
Ty p e A
Trek de hendel omhoog om het
dashboardkastje te openen.
Ty p e B
AOntgrendelen met de mechanische
sleutel
BVergrendelen met de mechanische
sleutel
COpenen (trek de hendel omhoog)
WAARSCHUWING!
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Houd het dashboardkastje gesloten. Bij
plotseling remmen of uitwijken kan
letsel ontstaan doordat een inzittende
wordt geraakt door het open
dashboardkastje of door items in het
dashboardkastje.Consolevak
Til het deksel omhoog terwijl u de knop
ingedrukt houdt om de vergrendeling te
ontgrendelen.
Inzetbak consolevak (indien aanwezig)
De inzetbak kan worden verwijderd en
onder in het consolevak worden
opgeborgen.
WAARSCHUWING!
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Houd het consolevak gesloten.
Anders kunt u in geval van een ongeval
of plotseling remmen letsel oplopen.
5.3 Gebruik van de opbergmogelijkheden
348
Page 351 of 646
Bekerhouders
Voor (auto's met automatische transmissie
of Multidrive CVT)
Voor (auto's met handgeschakelde
transmissie)
Achter
Trek de armsteun naar benedenWAARSCHUWING!
Voorwerpen die niet in de
bekerhouders mogen worden
geplaatst
Zet niets anders in de bekerhouders
dan bekers of blikjes. Er mogen geen
ongeschikte voorwerpen in de
bekerhouders worden opgeborgen, ook
niet als het deksel is gesloten. Andere
voorwerpen kunnen bij een ongeval of
plotseling remmen uit de bekerhouders
worden geslingerd en letsel
veroorzaken. Dek indien mogelijk
warme dranken af om verbranding te
voorkomen.
Fleshouders
Voor
Achter
5.3 Gebruik van de opbergmogelijkheden
349
5
Voorzieningen in het interieur
Page 352 of 646

Fleshouders
• Sluit de kap als er een fles wordt
opgeborgen.
• De fles kan mogelijk niet worden
opgeborgen als gevolg van de grootte
of vorm ervan.
WAARSCHUWING!
Voorwerpen die niet in de
fleshouders mogen worden geplaatst
Zet niets anders dan flessen in de
fleshouders. Andere voorwerpen
kunnen bij een ongeval of plotseling
remmen uit de bekerhouders worden
geslingerd en letsel veroorzaken.
OPMERKING
Zaken die niet in de fleshouders
mogen worden geplaatst
Plaats geen flessen zonder dop of glazen
of papieren bekers met vloeistof in de
fleshouders. De inhoud kan gemorst
worden en het glas kan breken.
Extra opbergvak (indien aanwezig)
Druk op het deksel.
WAARSCHUWING!
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Houd het extra opbergvak tijdens het
rijden gesloten.
Anders kunt u in geval van een ongeval
of plotseling remmen letsel oplopen.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
Voorwerpen die niet geschikt zijn om
op te bergen
Berg geen voorwerpen op die zwaarder
zijn dan 200 g.
Zwaardere voorwerpen kunnen ervoor
zorgen dat het extra opbergvak
opengaat, waardoor het voorwerp naar
buiten kan vallen en letsel kan
veroorzaken.
Open opbergvak
Bestuurderszijde
Voorpassagierszijde
Voorzijde console
Auto's met draadloze lader:→blz. 358
5.3 Gebruik van de opbergmogelijkheden
350