Page 313 of 646

WAARSCHUWING!(Vervolg)
auto terecht kunnen komen, hetgeen
tot de dood kan leiden of zeer
schadelijk kan zijn voor de gezondheid.
• Verlaat de auto niet als de motor is
uitgezet door het Stop &
Start-systeem (zolang het
controlelampje van het Stop &
Start-systeem brandt). Anders kan
door de automatische
motorstartfunctie een ongeval
ontstaan.
• Trap het rempedaal in en activeer
indien nodig de parkeerrem als de
motor is uitgezet door het Stop &
Start-systeem (het controlelampje
van het Stop & Start-systeem
brandt).
OPMERKING
Ervoor zorgen dat het systeem goed
werkt
In onderstaande gevallen werkt het Stop
& Start-systeem mogelijk niet goed.
Laat uw auto controleren door een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
• Het waarschuwingslampje van de
veiligheidsgordel van de bestuurder
en voorpassagier knippert, terwijl de
veiligheidsgordel van de bestuurder is
vastgemaakt.
• Zelfs wanneer de veiligheidsgordel
van de bestuurder niet is
vastgemaakt, gaat het
waarschuwingslampje van de
veiligheidsgordel van de bestuurder
en voorpassagier niet branden.
•
Zelfs wanneer het bestuurdersportier is
gesloten, gaat het
waarschuwingslampje open
portier/achterklep branden of gaat de
interieurverlichting branden wanneer
de schakelaar van de
interieurverlichting in de stand DOOR
staat.
OPMERKING(Vervolg)
• Zelfs wanneer het bestuurdersportier
is geopend, gaat het
waarschuwingslampje open
portier/achterklep niet branden of
gaat de interieurverlichting niet
branden wanneer de schakelaar van
de interieurverlichting de schakelaar
van de interieurverlichting in de stand
DOOR staat.
Als de motor afslaat (auto's met
handgeschakelde transmissie)
Als de werking van het Stop &
Start-systeem is toegestaan en het
koppelingspedaal snel wordt ingetrapt,
kan de motor herstart worden.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
311
4
Rijden
Page 314 of 646

4.5.16 Rijmodusselectieschakelaar
De rijmodi kunnen worden geselecteerd
overeenkomstig de rij- en
gebruiksomstandigheden.
Selecteren van een rijmodus
Auto's met de motor voorin en
voorwielaandrijving/Dynamic Torque
Control AWD-uitvoeringen
1. ECO-rijmodus
Geschikt voor het rijden met een lager
brandstofverbruik doordat er
soepeler koppel wordt gegenereerd in
reactie op de bediening van het
gaspedaal dan in de normale modus
en beperking van de werking van het
airconditioningsysteem
(verwarmen/koelen).
Als de schakelaar wordt ingedrukt
terwijl de ECO-rijmodus niet
ingeschakeld is, schakelt het systeem
naar de ECO-rijmodus en gaat de
ECO-rijmodusindicator in het
multi-informatiedisplay branden.
2. Normale modus
Geschikt voor normaal rijden.De rijmodus gaat naar de normale
modus als de schakelaar wordt
ingedrukt in de ECO-rijmodus of
sportmodus.
3. SPORT-modus
Regelt het stuurgevoel en de motor
voor een acceleratiereactie die
geschikt is voor een sportieve rijstijl.
Geschikt voor wanneer wendbaarheid
gewenst is, bijvoorbeeld bij het rijden
in bergachtige gebieden.
Als de schakelaar wordt ingedrukt
terwijl de sportmodus niet
ingeschakeld is, schakelt het systeem
naar de sportmodus en gaat het
controlelampje voor de sportmodus in
het multi-informatiedisplay branden.
Dynamic Torque Vectoring
AWD-uitvoeringen
1. ECO-rijmodus
Geschikt voor het rijden met een lager
brandstofverbruik doordat er
soepeler koppel wordt gegenereerd in
reactie op de bediening van het
gaspedaal dan in de normale modus
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
312
Page 315 of 646

en beperking van de werking van het
airconditioningsysteem
(verwarmen/koelen).
Als de schakelaar wordt ingedrukt
terwijl de ECO-rijmodus niet
ingeschakeld is, schakelt het systeem
naar de ECO-rijmodus en gaat de
ECO-rijmodusindicator in het
multi-informatiedisplay branden.
2. Normale modus
Geschikt voor normaal rijden.
De rijmodus gaat naar de normale
modus als de schakelaar wordt
ingedrukt in de ECO-rijmodus of
sportmodus.
3. SPORT-modus
Regelt het stuurgevoel en de motor
voor een acceleratiereactie die
geschikt is voor een sportieve rijstijl.
Geschikt voor wanneer wendbaarheid
gewenst is, bijvoorbeeld bij het rijden
in bergachtige gebieden.
Als de schakelaar wordt ingedrukt
terwijl de sportmodus niet
ingeschakeld is, schakelt het systeem
naar de sportmodus en gaat het
controlelampje voor de sportmodus in
het multi-informatiedisplay branden.
Als de rijmodus wordt gewijzigd
• De achtergrondkleur van het
multi-informatiedisplay wijzigt
overeenkomstig de geselecteerde
rijmodus.
• Als de snelheidsmeter is ingesteld op
analoge weergave, wijzigt ook de kleur
van het snelheidsmeterdisplay.
(Alleen auto's met 7 inch
multi-informatiedisplay)
• Schakelt naar AWD-regeling passend
bij de geselecteerde modus. (Alleen
Dynamic Torque Vectoring
AWD-uitvoeringen)
• Auto's met handgeschakelde
transmissie: De iMT werkt als de
sportmodus is geselecteerd.Werking airconditioningsysteem in
ECO-rijmodus
In de ECO-rijmodus worden de
verwarming/koeling en de
aanjagersnelheid geregeld voor een zo
laag mogelijk brandstofverbruik. Voer de
volgende procedures uit om de
prestaties van de airconditioning te
verbeteren.
• Wijzig de aanjagersnelheid
(→blz. 332, blz. 337)
• Annuleren ECO-rijmodus
Annuleren van een rijmodus
• De sportmodus wordt automatisch
geannuleerd en de rijmodus keert
terug naar de normale modus als het
contact UIT wordt gezet.
• De normale modus en de
ECO-rijmodus worden niet
geannuleerd zolang er geen andere
rijmodus wordt geselecteerd. (Zelfs
als het contact UIT wordt gezet,
worden de normale modus en de
ECO-rijmodus niet automatisch
geannuleerd.)
4.5.17 Multi-terrain Select
(AWD-uitvoeringen)
Multi-terrain Select is ontworpen om
AWD-, rem- en aandrijfsystemen te
regelen overeenkomstig de
wegomstandigheden. Gebruik het
systeem bij het rijden op een modderig,
zanderig of slecht wegdek.
WAARSCHUWING!
Voor gebruik van Multi-terrain Select
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht.
Wanneer u deze voorzorgsmaatregelen
niet in acht neemt, kan een ongeval
ontstaan.
• Controleer voor het rijden of de
controlelampjes Mud & Sand en Rock
& Dirt branden.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
313
4
Rijden
Page 316 of 646

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Multi-terrain Select is niet
ontworpen voor het vergroten van de
limieten van de auto. Controleer
altijd zorgvuldig de conditie van de
weg en de route voordat u gaat rijden
en rijd veilig.
Regeling in elke modus
Selecteer een modus die geschikt is voor
de wegconditie.
Mud & Sand-modus
Geschikt voor het rijden op wegen met
een hogere rijweerstand waar uw auto
vast kan komen te zitten, bijvoorbeeld
zanderige wegen of modderige wegen.
Rock & Dirt-modus
Geschikt voor het rijden op zeer
hobbelige wegen, zoals onverharde
bospaden.
Normale modus
Geschikt voor normaal rijden. Gebruik de
normale modus als u niet in het terrein rijdt.
Wijzigen van de modus
Dynamic Torque Control AWD-
uitvoeringen (indien aanwezig)
Door het indrukken van de schakelaar
wordt de modus als volgt gewijzigd:
1. Inschakelen van de Mud &
Sand-modus
2. Inschakelen van de normale modus
3. Inschakelen van de Rock &
Dirt-modus
Wanneer de modus wordt gewijzigd,
wijzigt het controlelampje/
waarschuwingslampje als volgt:
• Mud & Sand-modus
Het controlelampje Mud & Sand, het
controlelampje VSC OFF (→blz. 73) en
het waarschuwingslampje PCS
(→blz. 71) gaan branden.
• Rock & Dirt-modus
Het controlelampje Rock & Dirt gaat
branden.
• Normale modus
De bovenstaande controlelampjes
en/of waarschuwingslampjes doven.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
314
Page 317 of 646

Dynamic Torque Vectoring
AWD-uitvoeringen (indien aanwezig)
Door het bedienen van de knop wordt de
modus als volgt gewijzigd:
1. Inschakelen van de Mud &
Sand-modus
2. Inschakelen van de normale modus
3. Inschakelen van de Rock &
Dirt-modus
Wanneer de modus wordt gewijzigd,
wijzigt het controlelampje/
waarschuwingslampje als volgt:
• Mud & Sand-modus
Het controlelampje Mud & Sand, het
controlelampje VSC OFF (→blz. 73) en
het waarschuwingslampje PCS
(→blz. 71) gaan branden.
• Rock & Dirt-modus
Het controlelampje Rock & Dirt gaat
branden.
• Normale modus
De bovenstaande controlelampjes
en/of waarschuwingslampjes doven.Multi-terrain Select
• Multi-terrain Select is ontworpen voor
gebruik tijdens terreinrijden. Rijd bij
normaal rijden in de normale modus.
• De Mud & Sand-modus en Rock &
Dirt-modus regelen de auto zo dat
deze de maximale aandrijfkracht op de
weg kan overbrengen en de
aandrijfkracht op slecht wegdek
verbeteren. Het resultaat kan zijn dat
vergeleken met de normale modus het
brandstofverbruik toeneemt.
Als de Mud & Sand- of Rock &
Dirt-modus is geselecteerd (auto's
met handgeschakelde transmissie)
De iMT werkt.
Als de Multi-terrain Select-
remregeling in werking is
Het controlelampje Traction Control
knippert als de Multi-terrain
Select-remregeling in werking is.
AWD-regeling voor Mud & Sand- en
Rock & Dirt-modi
Als de rijsnelheid de hieronder
genoemde snelheden overschrijdt,
wordt de AWD-regeling op dezelfde
wijze uitgevoerd als in de normale
modus, zelfs als de Mud & Sand- of Rock
& Dirt-modus is geselecteerd.
• Mud & Sand-modus: De rijsnelheid is
ongeveer 40 km/h of hoger.
• Rock & Dirt-modus: De rijsnelheid is
ongeveer 25 km/h of hoger.
Als de rijsnelheid lager wordt dan
bovenstaande snelheden, keert het
systeem automatisch terug naar de
AWD-regeling, passend bij elke modus.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
315
4
Rijden
Page 318 of 646

Als “Traction Control Turned OFF”
(Traction Control uitgeschakeld) wordt
weergegeven op het
multi-informatiedisplay
De Multi-terrain Select-remregeling
wordt tijdelijk uitgeschakeld door
oververhitting van de remmen.
Breng de auto zo snel mogelijk op een
veilige plaats tot stilstand en wacht
totdat de melding is verdwenen van het
multi-informatiedisplay.
Als het systeem automatisch
overschakelt op de normale modus
In de volgende situaties schakelt het
systeem automatisch over op de
normale modus:
• Als de rijmodus wordt gewijzigd
(→blz. 312)
• Als het contact UIT wordt gezet
Geluiden en trillingen bij rijden in de
Mud & Sand- of Rock & Dirt-modus
Elk van de volgende verschijnselen kan
zich voordoen als de Multi-terrain Select
in werking is. Geen van deze
verschijnselen duidt op een storing:
• Er kunnen trillingen gevoeld worden
in de carrosserie en de stuurinrichting
• Er kunnen geluiden hoorbaar zijn uit
de motorruimte.
Als het controlelampje Traction
Control gaat branden
Er is mogelijk een storing in het systeem
aanwezig. Laat de auto onmiddellijk
nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Als het controlelampje voor elke
modus niet gaat branden
Als het controlelampje niet gaat
branden als een andere modus dan de
normale modus wordt geselecteerd, zit
er mogelijk een storing in het systeem.Laat de auto onmiddellijk nakijken door
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
OPMERKING
Ervoor zorgen dat de Multi-terrain
Select goed werkt
Gebruik de Multi-terrain Select niet
continu gedurende langere tijd.
Afhankelijk van de rijomstandigheden
neemt de belasting op de gerelateerde
onderdelen toe en werkt het systeem
mogelijk niet goed
4.5.18 Schakelaar SNOW-modus
(AWD-uitvoeringen)
De SNOW-modus kan worden
geselecteerd om de auto af te stemmen
op de omstandigheden bij rijden op een
glad wegdek, bijvoorbeeld als het heeft
gesneeuwd.
Werking systeem
Dynamic Torque Control AWD-
uitvoeringen
Druk de schakelaar SNOW-modus in.
Als de schakelaar wordt ingedrukt,
schakelt het systeem naar de
SNOW-modus en gaat het
controlelampje SNOW-modus in het
multi-informatiedisplay branden.
Als de schakelaar nogmaals wordt
ingedrukt, gaat het controlelampje
SNOW-modus uit.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
316
Page 319 of 646

Dynamic Torque Vectoring
AWD-uitvoeringen
Druk de schakelaar SNOW-modus in.
Als de schakelaar wordt ingedrukt,
schakelt het systeem naar de
SNOW-modus en gaat het
controlelampje SNOW-modus in het
multi-informatiedisplay branden.
Als de schakelaar nogmaals wordt
ingedrukt, gaat het controlelampje
SNOW-modus uit.
Bij het wijzigen naar de SNOW-modus
De achtergrond van het multi-
informatiedisplay verandert.Uitschakelen van de SNOW-modus
De SNOW-modus wordt automatisch
uitgeschakeld als de Mud & Sand- of Rock
& Dirt-modus voor de Multi-terrain Select
is geselecteerd.
4.5.19 Downhill Assist Control*
*Indien aanwezig
De Downhill Assist Control helpt te hoge
snelheden op steile neerwaartse
hellingen te voorkomen. Het systeem
wordt ingeschakeld als de rijsnelheid
lager is dan 25 km/h terwijl het gaspedaal
en het rempedaal niet ingetrapt zijn.
WAARSCHUWING!
Bij gebruik van Downhill Assist
Control
Vertrouw niet uitsluitend op de Downhill
Assist Control. Met deze functie worden
de fysieke grenzen van de auto niet
verlegd. Controleer altijd zorgvuldig de
conditie van de weg en rijd veilig.
Werking systeem
Druk op de schakelaar DAC.
Het controlelampje van de Downhill
Assist Control gaat branden en het
systeem treedt in werking.
Wanneer het systeem in werking is, gaat
het controlelampje Traction Control
knipperen en gaan de remlichten en het
derde remlicht branden. Tijdens de werking
van het systeem kan een geluid worden
waargenomen. Dit is normaal en duidt niet
op een storing.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
317
4
Rijden
Page 320 of 646

Uitschakelen van het systeem
Druk op de schakelaar DAC terwijl het
systeem in werking is.
Het controlelampje van de Downhill
Assist Control gaat knipperen terwijl het
systeem geleidelijk wordt uitgeschakeld,
en dooft wanneer het systeem volledig is
uitgeschakeld. Druk op de schakelaar DAC
terwijl het controlelampje van de
Downhill Assist Control knippert om het
systeem opnieuw in te schakelen.
Bedieningstips
Het systeem werkt als de selectiehendel
in bereik 1 van de S-modus (auto's met
automatische transmissie) of in de
M-modus (auto's met Multidrive CVT) of
in stand R staat.
Als het controlelampje Downhill Assist
Control knippert
• In de volgende situaties knippert het
controlelampje en werkt het systeem
niet:
– Het systeem werkt als de
selectiehendel in een andere stand
dan bereik 1 van de S-modus (auto's
met automatische transmissie) of
de M-modus (auto's met Multidrive
CVT) of stand R staat.
– Het gaspedaal of het rempedaal is
ingetrapt.
– De rijsnelheid wordt hoger dan
ongeveer 25 km/h.
– Het remsysteem raakt oververhit.
• In de volgende situatie knippert het
controlelampje om de bestuurder te
waarschuwen, maar werkt het
systeem wel:
– De schakelaar DAC wordt
uitgeschakeld terwijl het systeem in
werking is.
Het systeem zal de werking geleidelijk
onderbreken. Het controlelampje zal
knipperen tijdens de werking en gaat uit
wanneer het systeem volledig is
uitgeschakeld.Wanneer de Downhill Assist Control
continu wordt gebruikt
Hierdoor kan de hydraulische
regeleenheid oververhit raken. In dat
geval stopt de werking van de Downhill
Assist Control, er klinkt een zoemer, het
controlelampje Downhill Assist Control
gaat knipperen en “Traction Control
Turned OFF” (Traction Control UIT) wordt
weergegeven op het multi-
informatiedisplay. Gebruik het systeem
niet voordat het controlelampje Downhill
Assist Control blijft branden en de
melding verdwijnt. (Gedurende deze
periode kan normaal met de auto worden
gereden.)
Bijgeluiden en trillingen die worden
veroorzaakt door de Downhill Assist
Control
• Tijdens het starten of kort nadat de
auto begint te rijden kan in de
motorruimte een geluid worden
gehoord. Dit duidt niet op een storing
in de Downhill Assist Control.
• Elk van de onderstaande
omstandigheden treedt mogelijk op
wanneer de Downhill Assist Control in
werking is. Geen van deze
verschijnselen duidt op een storing.
– Er kunnen trillingen gevoeld
worden in de carrosserie en de
stuurinrichting.
– Nadat de auto tot stilstand is
gekomen, kan het geluid van een
elektromotor hoorbaar zijn.
Systeemstoring
Laat uw auto in de volgende gevallen
nakijken door een erkende Toyota-dealer
of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
• Het controlelampje Downhill Assist
Control gaat niet branden wanneer
het contact AAN wordt gezet.
• Het controlelampje Downhill Assist
Control gaat niet branden wanneer de
schakelaar DAC wordt ingedrukt.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
318