Page 65 of 646

• Terwijl het alarm is geactiveerd,
ontgrendelt een in de auto
achtergebleven persoon het portier.
• Bij het bijladen of vervangen van de
accu.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
(indien aanwezig)
Het alarm kan zo worden ingesteld, dat
het wordt uitgeschakeld wanneer de
sleutel (auto's zonder Smart
entry-systeem en startknop) of
mechanische sleutel (auto's met Smart
entry-systeem en startknop) wordt
gebruikt om de auto te ontgrendelen.
(Systemen met mogelijkheden voor
persoonlijke voorkeursinstellingen:
→blz. 476)
OPMERKING
Ervoor zorgen dat het systeem goed
werkt
Verander of verwijder het systeem niet.
Na veranderen of verwijderen kan de
juiste werking van het systeem niet
worden gegarandeerd.
Inbraaksensor en hellingsensor (indien
aanwezig)
Signalering inbraaksensor en
hellingsensor
• De inbraaksensor signaleert
indringers of een beweging in de auto.
• De hellingsensor signaleert een
verandering van de hoek van de auto
ten opzichte van het wegdek, die
bijvoorbeeld ontstaat als de auto
weggesleept wordt.
Dit systeem is ontworpen om diefstal te
voorkomen, maar een optimale
beveiliging tegen elke vorm van inbraak
kan niet worden gegarandeerd.De inbraaksensor en hellingsensor
instellen
Als het alarm wordt ingeschakeld, worden
de inbraaksensor en de hellingsensor
automatisch ingesteld. (→Blz. 62)
De inbraaksensor en de hellingsensor
uitschakelen
Als u huisdieren of bewegende
voorwerpen in de auto achterlaat, moet u
ervoor zorgen dat u de inbraaksensor en
de hellingsensor uitschakelt voordat u
het alarm instelt, omdat deze sensoren
reageren op bewegingen binnen in de
auto.
1. Zet het contact UIT.
2. Druk op de uitschakeltoets van de
inbraaksensor en hellingsensor.
Druk opnieuw op de toets om de
inbraaksensor en de hellingsensor
weer in te schakelen.
Telkens wanneer de inbraaksensor en
de hellingsensor worden
uitgeschakeld/ingeschakeld, wordt er
een melding weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
Uitschakelen en automatisch weer
inschakelen van de inbraaksensor en
hellingsensor
• Het alarm wordt ingeschakeld zelfs
wanneer de inbraaksensor en de
hellingsensor zijn uitgeschakeld.
1 .4 Antidiefstalsysteem
63
1
Veiligheid en beveiliging
Page 66 of 646

• Auto's zonder Smart entry-systeem
en startknop: Nadat de inbraaksensor
en hellingsensor zijn uitgeschakeld,
kunnen deze opnieuw worden
ingeschakeld door het contact AAN te
zetten of door de portieren met de
afstandsbediening te ontgrendelen.
• Auto's met Smart entry-systeem en
startknop: Nadat de inbraaksensor en
de hellingsensor zijn uitgeschakeld,
kunnen deze opnieuw worden
ingeschakeld door op de startknop te
drukken of de portieren te
ontgrendelen met de instapfunctie
(indien aanwezig) of de
afstandsbediening.
• De inbraaksensor en de hellingsensor
zullen automatisch weer worden
ingeschakeld wanneer het
alarmsysteem weer wordt
ingeschakeld.
Informatie over de inbraaksensor
De sensor activeert in de volgende
gevallen mogelijk het alarm:
• Er bevinden zich nog personen of
huisdieren in de auto.
• Een zijruit, het schuifdak (indien
aanwezig) of het panoramadak (indien
aanwezig) is open.
In dit geval registreert de sensor
mogelijk het volgende:
– Wind of beweging van voorwerpen,
zoals bladeren en insecten, in de
auto
– Ultrasoongolven van apparaten,
zoals de inbraaksensoren van
andere auto's– Het bewegen van mensen buiten de
auto
• Er bevinden zich onstabiele
voorwerpen, zoals loshangende
accessoires of kleding aan
kledinghaakjes, in de auto.
• De auto is geparkeerd op een plek
waar extreme trillingen of geluiden
optreden, zoals in een parkeergarage.
• Er wordt ijs of sneeuw van de auto
verwijderd, waardoor de auto
herhaaldelijk wordt blootgesteld aan
schokken of trillingen.
1 .4 Antidiefstalsysteem
64
Page 67 of 646

• De auto staat in een wasstraat of een
hogedruk-wasinstallatie.
• De auto is blootgesteld aan schokken
die het gevolg zijn van hagel, onweer
of andere van buitenaf komende
herhaalde schokken of trillingen.
Informatie over de hellingsensor
De sensor activeert in de volgende
gevallen mogelijk het alarm:
• De auto wordt vervoerd per boot,
aanhangwagen, trein, enz.
• De auto staat geparkeerd in een
parkeergarage.
• De auto bevindt zich in een wasstraat
waarin de auto verplaatst wordt.
• Een van de banden verliest zijn
spanning.
• De auto wordt opgekrikt.
• Er doet zich een aardbeving of
wegverzakking voor.
OPMERKING
Ervoor zorgen dat de inbraaksensor
goed werkt
• Raak de sensoren niet aan en bedek ze
ook niet, omdat hierdoor de werking
van de sensoren in negatieve zin
beïnvloed kan worden.
• Spuit geen luchtverfrisser of andere
producten rechtstreeks in de
openingen van de sensoren.
• Als u andere accessoires installeert
dan originele Toyota-onderdelen of
wanneer u voorwerpen achterlaat
tussen de bestuurdersstoel en de
stoel van de voorpassagier, werkt de
inbraaksensor mogelijk minder goed.
• Auto's met Smart entry-systeem en
startknop: De werking van de
inbraaksensor wordt mogelijk gestopt
wanneer de elektronische sleutel zich
in de buurt van de auto bevindt.
1 .4 Antidiefstalsysteem
65
1
Veiligheid en beveiliging
Page 68 of 646
1 .4 Antidiefstalsysteem
66
Page 69 of 646
2.1 Instrumentenpaneel...........68
2.1.1 Waarschuwingslampjes en
controlelampjes...........68
2.1.2 Meters en tellers (4,2 inch display) .75
2.1.3 Meters en tellers (7 inch display) . .79
2.1.4 Meters en tellers (12,3 inch
multi-informatiedisplay)......84
2.1.5 Multi-informatiedisplay
(4,2inchof7inchdisplay)......88
2.1.6 Multi-informatiedisplay
(12,3inchdisplay)..........98
2.1.7 Informatie over brandstofverbruik .106
Voertuigstatusinformatie en
controlelampjes2
67
Page 70 of 646
2.1 Instrumentenpaneel
2.1.1 Waarschuwingslampjes en controlelampjes
De waarschuwingslampjes en controlelampjes op het instrumentenpaneel, het
middenpaneel en de buitenspiegels informeren de bestuurder over de status van de
diverse systemen van de auto.
Instrumentenpaneel
Om de functie van alle lampjes uit te leggen, zijn in de volgende afbeelding alle
waarschuwingslampjes en controlelampjes brandend afgebeeld.
4,2 inch display
De eenheden op de tellers en enkele indicatoren kunnen per regio verschillen.
2.1 Instrumentenpaneel
68
Page 71 of 646
7 inch display
Voor de weergave kan worden gekozen uit een analoge en een digitale snelheidsmeter.
(→Blz. 94)
Wanneer de analoge snelheidsmeter wordt weergegeven
De eenheden op de tellers en enkele indicatoren kunnen per regio verschillen.
Wanneer de digitale snelheidsmeter wordt weergegeven
De eenheden op de tellers en enkele indicatoren kunnen per regio verschillen.
2.1 Instrumentenpaneel
69
2
Voertuigstatusinformatie en controlelampjes
Page 72 of 646
12,3 inch display
Het type instrumentenpaneel kan worden gewijzigd via
op het multi-
informatiedisplay. (→Blz. 102)
Ty p e 1
De eenheden op de tellers en enkele indicatoren kunnen per regio verschillen.
Ty p e 2
De eenheden op de tellers en enkele indicatoren kunnen per regio verschillen.
2.1 Instrumentenpaneel
70