Page 457 of 646

A25A-FKS motor
APluspool (+) accu (uw auto)
BPluspool (+) accu (tweede auto)
CMinpool (-) accu (tweede auto)
DStevig, niet-bewegend,
niet-gelakt metalen punt, ver weg van
de accu en bewegende delen, zoals
aangegeven in de afbeelding.
4. Start de motor van de tweede auto.
Verhoog het motortoerental iets en
laat de motor gedurende ongeveer
5 minuten met het verhoogde
toerental draaien om de accu van uw
auto op te laden.
5. Auto's met stuurslotfunctie: Open en
sluit een van de portieren terwijl het
contact UIT staat.
6. Auto's zonder Smart entry-systeem
met startknop: Houd het
motortoerental van de tweede auto
constant en start de motor van uw
auto.
Auto's met Smart entry-systeem met
startknop: Houd het motortoerental
van de tweede auto constant en start
de motor van uw auto door het
contact AAN te zetten.7. Verwijder de startkabels in exact de
omgekeerde volgorde van aansluiten
als de motor van uw auto aangeslagen
is.
Laat, nadat de motor van uw auto
aangeslagen is, de auto zo snel mogelijk
nakijken door een erkende Toyota-dealer
of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Starten van de motor als de accu leeg is
De motor kan niet worden gestart door
de auto aan te duwen.
Voorkomen van ontlading van de accu
• Zet de koplampen en het
audiosysteem uit als de motor is
uitgeschakeld. (Auto's met Stop &
Start-systeem: Behalve wanneer de
motor is uitgezet door het Stop &
Start-systeem)
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
455
7
Bij problemen
Page 458 of 646

• Schakel niet-noodzakelijke
elektrische verbruikers uit als er
gedurende langere tijd met lage
snelheden gereden wordt,
bijvoorbeeld in een file.
Als de accu verwijderd of ontladen is
• De in de ECU opgeslagen informatie
wordt gewist. Laat wanneer de accu
volledig is ontladen de auto nakijken
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
• Sommige systemen moeten mogelijk
worden geïnitialiseerd. (→Blz. 487)
Verwijderen van de accuklemmen
Wanneer de accuklemmen worden
verwijderd, wordt de in de ECU
opgeslagen informatie gewist. Neem
voordat u de accuklemmen losneemt
contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Laden van de accu
De accu zal geleidelijk aan ontladen,
zelfs wanneer de auto niet in gebruik is.
Dit wordt veroorzaakt door natuurlijke
ontlading en het effect van bepaalde
elektrische apparatuur. Als de auto
langere tijd niet gebruikt wordt, kan de
accu ontladen en kan de auto mogelijk
niet meer worden gestart. (De accu laadt
automatisch op tijdens het rijden.)
Opladen of vervangen van de accu
(auto's zonder Smart entry-systeem
en startknop)
Mogelijk start de motor niet bij de eerste
poging nadat de accu weer is opgeladen,
maar start hij wel normaal na de tweede
poging. Dit duidt niet op een storing.Opladen of vervangen van de accu
(auto's met Smart entry-systeem en
startknop)
• Wanneer de accu is ontladen, is het in
sommige gevallen niet mogelijk om de
portieren te ontgrendelen met het
Smart entry-systeem met startknop.
Gebruik de afstandsbediening of de
mechanische sleutel om de portieren
te vergrendelen of te ontgrendelen.
• Mogelijk start de motor niet bij de
eerste poging nadat de accu weer is
opgeladen, maar start hij wel normaal
na de tweede poging. Dit duidt niet op
een storing.
• De stand van het contact wordt door
de auto opgeslagen. Wanneer de accu
weer wordt aangesloten, keert het
systeem terug naar de stand die was
geselecteerd voordat de accu
ontladen raakte. Zet vóór het
losnemen van de accu het contact UIT.
Wees extra voorzichtig bij het
aansluiten van de accu wanneer u niet
zeker weet in welke stand het contact
stond voordat de accu ontladen
raakte.
Als de accu verwijderd of ontladen is
(auto's met Stop & Start-systeem)
De motor wordt gedurende maximaal
een uur mogelijk niet automatisch door
het Stop & Start-systeem uitgeschakeld.
Bij het vervangen van de accu
• Auto's met Stop & Start-systeem:
Gebruik een originele accu die
speciaal is ontworpen voor gebruik
met het Stop & Start-systeem of een
accu met gelijkwaardige specificaties.
Wanneer een niet-ondersteunde accu
wordt gebruikt, wordt de werking van
het Stop & Start-systeem mogelijk
beperkt om de accu te beschermen.
Ook nemen de prestaties van de accu
mogelijk af en kan de motor mogelijk
niet worden herstart. Neem voor meer
informatie contact op met een
erkende Toyota-dealer of
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
456
Page 459 of 646

hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
• Gebruik een accu die voldoet aan de
Europese wetgeving.
Type A:
Gebruik een accu van hetzelfde
formaat als de vorige (LN2), met een
gelijkwaardige capaciteit van 20 uur
(20HR) (60 Ah) of meer, en een
gelijkwaardig koudstartvermogen
(CCA) (360 A) of meer.
Type B:
Gebruik een accu van hetzelfde
formaat als de vorige (LN3), met een
gelijkwaardige capaciteit van 20 uur
(20HR) (65 Ah) of meer, en een
gelijkwaardig koudstartvermogen
(CCA) (603 A) of meer.
– Als het formaat verschilt, kan de
accu niet goed worden bevestigd.
– Als de capaciteit laag is, zelfs als de
auto korte tijd niet gebruikt is, kan
de accu ontladen en kan de motor
mogelijk niet meer worden gestart.
WAARSCHUWING!
Verwijderen van de accuklemmen
Verwijder altijd eerst de minkabel (-).
Als de pluspool (+) wordt verwijderd en
daarbij contact maakt met metaal in de
omgeving, kan er een vonk ontstaan die
tot brand, een elektrische schok en
dodelijk of ernstig letsel kan leiden.
Voorkomen van brand en explosie
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht om te
voorkomen dat het licht ontvlambare
gas dat uit de accu kan komen, per
ongeluk tot ontbranding komt:
• Zorg ervoor dat de startkabel
aangesloten wordt op de juiste
accupool en niet per ongeluk in
aanraking komt met een ander
onderdeel dan de bedoelde accupool.
• Zorg ervoor dat de op de “+”-pool
aangesloten startkabel niet in
contact komt met andere onderdelen
WAARSCHUWING!(Vervolg)
of metalen oppervlakken, zoals
metalen steunen en ongelakt metaal.
• Laat de “+” en “-” klemmen van de
startkabels niet in contact komen
met elkaar.
• Rook niet en gebruik geen lucifers,
aanstekers en open vuur in de buurt
van de accu.
Voorzorgsmaatregelen met
betrekking tot de accu
De accu bevat giftige en corrosieve
elektrolyt en de onderdelen van de accu
bevatten lood en loodhoudende
samenstellingen. Neem bij het omgaan
met de accu de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht:
• Draag bij het werken met de accu
altijd een veiligheidsbril en zorg
ervoor dat de vloeistof uit de accu
niet in contact komt met de huid,
kleding of de carrosserie van de auto.
• Leun niet over de accu heen.
• Was accuvloeistof, die op de huid of
in de ogen terecht is gekomen, direct
weg met water en raadpleeg een arts.
Bedek de plaats waar de
accuvloeistof op terechtgekomen is
met een natte spons of doek totdat
er medische hulp kan worden
verkregen.
• Was altijd uw handen nadat u de
accudrager, de accupolen en andere
accu-gerelateerde onderdelen hebt
aangeraakt.
• Houd kinderen uit de buurt van de
accu.
Bij het vervangen van de accu
Neem voor meer informatie over het
vervangen van de accu contact op met
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
457
7
Bij problemen
Page 460 of 646

WAARSCHUWING!(Vervolg)
Voorkomen van schade aan de auto
(auto's met handgeschakelde
transmissie)
Probeer de auto niet aan te duwen of
aan te slepen omdat hierdoor de
driewegkatalysator te heet kan worden
en er brand kan ontstaan.
OPMERKING
Omgaan met startkabels
Zorg er bij het aansluiten van de
startkabels voor dat deze niet verstrikt
raken in de koelventilator of in de
aandrijfriem van de motor.
7.2.12 Als uw auto oververhit
raakt
Het volgende kan erop duiden dat de auto
oververhit raakt.
• De koelvloeistoftemperatuurmeter
(→blz. 75, blz. 79) komt in het rode
gebied of u merkt dat de motor
minder vermogen levert. (De auto
accelereert bijvoorbeeld niet als het
gaspedaal wordt ingetrapt.)
• “Engine Coolant Temp High Stop in a
Safe Place See Owner’s Manual”
(Temperatuur koelvloeistof te hoog.
Breng auto op veilige plaats tot
stilstand. Raadpleeg handleiding)
wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
• Er komt stoom onder de motorkap uit.
Correctieprocedures
1. Breng de auto op een veilige plaats tot
stilstand, schakel de airconditioning
uit en zet vervolgens de motor af.
2. Als er stoom te zien is: Open, nadat de
stoom is verdwenen, voorzichtig de
motorkap.
Als er geen stoom te zien is: Open
voorzichtig de motorkap.3. Controleer nadat de motor voldoende
is afgekoeld de slangen en het
radiateurblok (radiateur) op sporen
van lekkage.
ARadiateur
BKoelventilator
Neem bij lekkage van een grote
hoeveelheid koelvloeistof
onmiddellijk contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
4. Het koelvloeistofniveau is correct als
het zich tussen de streepjes FULL en
LOW van het reservoir bevindt.
AReservoir
BFULL-streepje
CLOW-streepje
5. Vul indien nodig koelvloeistof bij.
In noodgevallen mag ook water
gebruikt worden als u geen
koelvloeistof bij de hand hebt. Laat,
als in een noodgeval water is
toegevoegd, zo snel mogelijk de auto
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
458
Page 461 of 646

nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
6. Start de motor, schakel de
airconditioning in en controleer of de
koelventilator van de radiateur draait
en of er geen koelvloeistof lekt uit de
radiateur of de slangen.
De koelventilator gaat draaien als de
airconditioning wordt ingeschakeld
direct na een koude start. Controleer
of de ventilator draait door ernaar te
luisteren en te voelen of er
luchtstroom is. Schakel als u hier niet
zeker van bent de airconditioning nog
een aantal keer in en uit. (De
ventilator werkt mogelijk niet bij
temperaturen beneden het
vriespunt.)
7. Als de koelventilator niet draait: Zet
de motor onmiddellijk uit en neem
contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Als de koelventilator draait: Laat de
auto nakijken door de dichtstbijzijnde
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.8. Controleer of “Engine Coolant Temp
High Stop in a Safe Place See Owner’s
Manual (Temperatuur koelvloeistof te
hoog. Breng auto op veilige plaats tot
stilstand. Raadpleeg handleiding)”
wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
Als de melding niet verdwijnt: Zet de
motor uit en neem contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Als de melding niet wordt
weergegeven: Laat de auto nakijken
door de dichtstbijzijnde erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
WAARSCHUWING!
Bij controles in de motorruimte van
uw auto
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan ernstig
letsel, zoals brandwonden, tot gevolg
hebben.
• Als er stoom onder de motorkap
vandaan komt, open de motorkap
dan niet voordat de stoom is
verdwenen. De motorruimte kan zeer
heet zijn.
• Houd uw handen en kleding (met
name stropdassen, sjaals en dassen)
uit de buurt van de ventilator en
aandrijfriemen. Als u dit niet doet,
kunnen uw handen of kleding
bekneld raken, wat kan leiden tot
ernstig letsel.
• Draai de dop van het
koelvloeistofreservoir niet los als de
motor en de radiateur heet zijn. Er
kan hete stoom of koelvloeistof uit
spuiten.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
459
7
Bij problemen
Page 462 of 646

OPMERKING
Bij het bijvullen van koelvloeistof
Vul langzaam koelvloeistof bij nadat de
motor voldoende is afgekoeld. Het te
snel bijvullen van koude koelvloeistof bij
een hete motor kan schade aan de motor
veroorzaken.
Voorkomen van beschadigingen aan
het koelsysteem
Houd u aan de volgende
voorzorgsmaatregelen:
• Zorg dat de koelvloeistof niet
verontreinigd raakt (bijvoorbeeld met
zand of stof )
• Gebruik geen koelvloeistofadditief.
7.2.13 Als de auto vast komt te
zitten
Voer de volgende procedures uit als de
banden doorslippen of als de auto vastzit
in modder, sneeuw, enz.:
Herstelprocedure
1. Zet de motor af. Activeer de
parkeerrem en zet de selectiehendel
in stand P (auto's met automatische
transmissie of Multidrive CVT) of in
stand N (auto's met handgeschakelde
transmissie).
2. Verwijder de modder, sneeuw, enz.
rond het doorslippende wiel.
3. Plaats een stuk hout, stenen of andere
materialen die ervoor kunnen zorgen
dat de wielen weer grip krijgen onder
de banden.
4. Start de motor opnieuw.
5.
Zet de selectiehendel in stand D of R
(auto's met automatische transmissie of
Multidrive CVT) of 1 of R (auto's met
handgeschakelde transmissie) en
deactiveer de parkeerrem. Trap vervo-
lgens voorzichtig het gaspedaal in.
Wanneer u de auto moeilijk los kunt
krijgen
Druk op
om de TRC uit te schakelen.
(→Blz. 320)
WAARSCHUWING!
Bij het vrij proberen te krijgen van
een auto die vastzit
Als u de auto in beweging wilt krijgen
door te “schommelen”, controleer dan
eerst of er in de omgeving van de auto
geen andere auto's, objecten of personen
aanwezig zijn die geraakt zouden kunnen
worden als de auto plotseling in bewe-
ging komt. De auto kan ook een plot-
selinge beweging maken als de wielen
weer grip krijgen. Neem de grootst
mogelijke voorzichtigheid in acht.
Bedienen van de selectiehendel
(auto's met automatische transmissie
of Multidrive CVT)
Zet de selectiehendel niet in een andere
stand als het gaspedaal is ingetrapt.
Als u dat wel doet, kan de auto
onverwacht snel accelereren. Dit kan
leiden tot een ongeval met dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg.
OPMERKING
Beschadiging van de transmissie en
andere componenten voorkomen
•
Voorkom dat de wielen gaan
doorslippen en dat het gaspedaal verder
wordt ingetrapt dan noodzakelijk is.
• Als de auto na deze pogingen nog
steeds vastzit, moet deze door een
ander voertuig worden losgetrokken.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
460
Page 463 of 646
8.1 Specificaties...............462
8.1.1 Onderhoudsgegevens (brandstof,
oliepeil, enz.)............462
8.1.2 Informatie over brandstof.....473
8.2 Persoonlijke voorkeursinstellingen . . .474
8.2.1 Systemen met mogelijkheden voor
persoonlijke
voorkeursinstellingen.......474
8.3Initialisatie ...............487
8.3.1 Te initialiseren onderdelen.....487
Voertuigspecificaties8
461
Page 464 of 646

8.1 Specificaties
8.1.1 Onderhoudsgegevens
(brandstof, oliepeil, enz.)
Afmetingen
Totale lengte*14.600 mm (181,1 in.)*2
4.610 mm (181,5 in.)*3
Totale breedte*11.855 mm (73,0 in.)*2
1.865 mm (73,4 in.)*3
Totale hoogte*11.685 mm (66,3 in.)*4
1.690 mm (66,5 in.)*5
Wielbasis*12.690 mm (105,9 in.)
Spoorbreedte
*1Voor1.605 mm (63,2 in.)*4
1.595 mm (62,8 in.)*5
Achter1.625 mm (64,0 in.)*4
1.615 mm (63,6 in.)*5
*1Ongeladen auto
*2Behalve AXAA54L-ANZVB- en MXAA54L-ANXVB-uitvoeringen*6
*
3AXAA54L-ANZVB- en MXAA54L-ANXVB-uitvoeringen*6
*4
Auto's zonder 235/55R19 banden
*5Auto's met 235/55R19 banden
*6De modelcode staat vermeld op het typeplaatje. (→Blz. 464)
Gewichten
A25A-FKS motor
Maximaal toelaatbaar voertuiggewicht2.140 kg (4.718 lb.)*1
2.190 kg (4.828 lb.)*2
Maximale asbelastingVoor 1.150 kg (2.535 lb.)
Achter 1.150 kg (2.535 lb.)
*1AXAA54L-ANZXB- en AXAA54L-ANZMB-uitvoeringen*3
*2
AXAA54L-ANZGB- en AXAA54L-ANZVB-uitvoeringen*3
*3
De modelcode staat vermeld op het typeplaatje. (→Blz. 464)
8.1 Specificaties
462