Page 449 of 646
2. Vervang het wiel met de lekke
voorband door het wiel dat van de
achterzijde afkomstig is.
3. Monteer sneeuwkettingen op de
voorwielen.
Opbergen van de krik
Stel voor het opbergen van de krik de
hoogte van de krik af totdat deze
overeenkomt met de vorm van de
krikhouder.
Verklaring voor de krik
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
447
7
Bij problemen
Page 450 of 646
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
448
Page 451 of 646

WAARSCHUWING!
Gebruik van het compacte
reservewiel (indien aanwezig)
• Houd er rekening mee dat het
reservewiel speciaal ontworpen is
voor gebruik onder uw auto. Gebruik
uw reservewiel daarom niet onder
een andere auto.
• Monteer niet gelijktijdig meer dan
één compact reservewiel onder uw
auto.
• Vervang het reservewiel zo snel
mogelijk door een wiel met een
standaardband.
• Vermijd plotseling accelereren,
abrupte stuuracties, plotseling
remmen en schakelhandelingen die
een plotselinge motorremwerking
veroorzaken.
Als het compacte reservewiel (indien
aanwezig) is gemonteerd
Het kan voorkomen dat de rijsnelheid
niet goed wordt weergegeven en dat de
volgende systemen niet goed werken:
– ABS en Brake Assist
– VSC/Trailer Sway Control (indien
aanwezig)
–TRC
– Cruise control (indien aanwezig)
– Dynamic Radar Cruise Control
(indien aanwezig)
– Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik (indien
aanwezig)
– PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
(indien aanwezig)
– EPS
– LTA (Lane Tracing Assist) (indien
aanwezig)
– Bandenspanningswa-
arschuwingssysteem (indien
aanwezig)
– AHB (Automatic High Beam)
(indien aanwezig)
– BSM (indien aanwezig)
– RCTA (indien aanwezig)
– PKSB (indien aanwezig)
– Toyota Parking Assist-sensor
(indien aanwezig)
WAARSCHUWING!(Vervolg)
– Downhill Assist Control (indien
aanwezig)
– Rear View Monitor-systeem
(indien aanwezig)
– Panoramic View Monitor (indien
aanwezig)
– Toyota Parking Assist-monitor
(indien aanwezig)
– Navigatiesysteem (indien
aanwezig)
Niet alleen kunnen de volgende
systemen niet optimaal worden
gebruikt, maar ook kan dit een
negatief effect hebben op de
onderdelen van de aandrijflijn:
– Dynamic Torque Vectoring
AWD-systeem (indien aanwezig)
– Dynamic Torque Control
AWD-systeem (indien aanwezig)
Snelheidsbeperking bij gebruik van
het compacte reservewiel (indien
aanwezig)
Rijd niet harder dan 80 km/h als er een
compact reservewiel onder de auto is
gemonteerd.
Het compacte reservewiel is niet
ontworpen voor gebruik bij hoge
snelheden. Het niet opvolgen van deze
voorzorgsmaatregel kan leiden tot een
ongeval met dodelijk of ernstig letsel
tot gevolg.
Na gebruik van gereedschap en krik
Controleer voor het rijden of het
gereedschap en de krik weer goed zijn
opgeborgen en bevestigd. Dit om te
voorkomen dat een van deze
voorwerpen bij een aanrijding of bij
hard remmen letsel veroorzaakt.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
449
7
Bij problemen
Page 452 of 646

OPMERKING
Rijd voorzichtig over oneffenheden in
het wegdek heen als het compacte
reservewiel onder de auto gemonteerd
is (indien aanwezig)
De auto ligt lager op de weg als het
compacte reservewiel is gemonteerd
dan wanneer er gereden wordt met de
standaardbanden. Wees voorzichtig bij
het rijden over slechte wegen.
Rijden met sneeuwkettingen en het
compacte reservewiel (indien
aanwezig)
Monteer geen sneeuwketting op het
compacte reservewiel.
De sneeuwketting kan de carrosserie
beschadigen en het rijgedrag in
negatieve zin beïnvloeden.
Bij het vervangen van banden (auto's
met bandenspanningswaarschuwings-
systeem)
Neem voor het verwijderen en plaatsen
van wielen, banden of
bandenspanningssensoren en -zenders
contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige, omdat de
bandenspanningssensoren en -zenders
beschadigd kunnen raken als er niet
voorzichtig mee wordt omgegaan.
7.2.8 Als de motor niet wil
aanslaan
Als de motor niet wil aanslaan terwijl wel
de juiste startprocedures zijn gevolgd
(→blz. 186, blz. 187), kan dat de volgende
oorzaken hebben:
De motor slaat niet aan terwijl de
startmotor wel normaal werkt
Een van de onderstaande punten kan het
probleem veroorzaken:• Er is mogelijk onvoldoende brandstof
aanwezig in de tank. Vul de
brandstoftank.
• De motor kan verzopen zijn. Probeer
nogmaals de motor te starten en volg
daarbij de juiste startprocedures.
(→Blz. 186, blz. 187)
• Er kan een storing aanwezig zijn in de
startblokkering. (→Blz. 60)
De startmotor draait langzaam rond, de
interieurverlichting en de koplampen
gaan zwakker branden of de claxon
maakt geen of weinig geluid
Een van de onderstaande punten kan het
probleem veroorzaken:
• De accu kan te ver ontladen zijn.
(→Blz. 454)
• De accuklemmen kunnen loszitten of
gecorrodeerd zijn.
De startmotor draait niet (auto's met
Smart entry-systeem en startknop)
Het startsysteem van de motor is
mogelijk defect als gevolg van een
elektrische storing, zoals een ontladen
batterij van de elektronische sleutel of
een defecte zekering. Er bestaat echter
een tijdelijke maatregel om de motor te
starten. (→Blz. 451)
De startmotor draait niet, de
interieurverlichting en de koplampen
gaan niet aan of de claxon maakt geen
geluid.
Een van de onderstaande punten kan het
probleem veroorzaken:
• De accu kan te ver ontladen zijn.
(→Blz. 454)
• Een of beide accuklemmen zit(ten) los.
• Auto's met Smart entry-systeem met
startknop: Er is mogelijk een storing in
het stuurslotsysteem (indien
aanwezig).
Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
450
Page 453 of 646

gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige als het probleem niet
verholpen kan worden of als de
reparatieprocedure niet bekend is.
Noodstartfunctie (auto's met Smart
entry-systeem en startknop)
Als de motor niet start maar de startknop
normaal werkt, kan de motor aan de hand
van de volgende stappen als een tijdelijke
maatregel worden gestart:
1. Trek aan de parkeerremschakelaar om
te controleren of de parkeerrem is
geactiveerd. (→Blz. 204)
Het waarschuwingslampje van de
parkeerrem gaat branden.
2. Zet de selectiehendel in stand P
(automatische transmissie of
Multidrive CVT) of in de neutraalstand
(handgeschakelde transmissie).
3. Zet het contact in stand ACC.
4. Houd de startknop ongeveer
15 seconden ingedrukt terwijl u het
rempedaal en het koppelingspedaal
(handgeschakelde transmissie) stevig
ingetrapt houdt.
Ook als de auto aan de hand van deze
stappen kan worden gestart, kan er een
storing in het systeem zijn. Laat de auto
nakijken door een erkende Toyota-dealer
of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
7.2.9 Als u uw sleutels verliest
Een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige kan een nieuwe sleutel
maken met behulp van de andere
originele sleutel en het sleutelnummer op
uw plaatje met sleutelnummer. Bewaar
het plaatje met het sleutelnummer op
een veilige plaats buiten de auto,
bijvoorbeeld in uw portemonnee.
OPMERKING
Wanneer u een elektronische sleutel
verliest (indien aanwezig)
Als de elektronische sleutel zoek blijft,
wordt het risico aanzienlijk groter dat de
auto wordt gestolen. Ga onmiddellijk
met alle overgebleven elektronische
sleutels die bij uw auto zijn geleverd naar
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
7.2.10 Als de elektronische
sleutel niet goed werkt (auto's
met Smart entry-systeem en
startknop)
Als de communicatie tussen de
elektronische sleutel en de auto is
verbroken (→blz. 137) of de
elektronische sleutel niet kan worden
gebruikt omdat de batterij leeg is, werken
het Smart entry-systeem met startknop
en de afstandsbediening niet. In dat geval
kunnen de portieren worden geopend of
kan de motor worden gestart door de
onderstaande procedure te volgen.
Als de elektronische sleutel niet goed
werkt
• Controleer of het Smart
entry-systeem met startknop niet is
uitgeschakeld via de persoonlijke
voorkeursinstellingen. Is de functie
uitgeschakeld, schakel hem dan in.
(Systemen met mogelijkheden voor
persoonlijke voorkeursinstellingen:
→blz. 480)
• Controleer of de
energiebespaarmodus is
ingeschakeld. Is de functie
ingeschakeld, schakel hem dan uit.
(→Blz. 136)
• Mogelijk wordt de elektronische
sleutel niet gesignaleerd. (→Blz. 136)
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
451
7
Bij problemen
Page 454 of 646

OPMERKING
In geval van storingen in het Smart
entry-systeem met startknop of
andere sleutelgerelateerde problemen
Breng uw auto, inclusief alle
elektronische sleutels die bij uw auto zijn
geleverd, naar een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Vergrendelen en ontgrendelen van de
portieren
Gebruik de mechanische sleutel
(→blz. 113) om de volgende handelingen
uit te voeren:
1. Vergrendelen van alle portieren
2. Ontgrendelen van alle portieren
Aan de sleutel gekoppelde functies
1. Sluit de ruiten en het schuifdak
*1of
panoramadak*1(draaien en
vasthouden)*2
2. Open de ruiten en het schuifdak*1of
panoramadak*1(draaien en
vasthouden)*2
*1
Indien aanwezig
*2Deze instellingen moeten aan de
persoonlijke voorkeur worden aangepast
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
WAARSCHUWING!
Bij het gebruik van de mechanische
sleutel en het bedienen van de
elektrisch bedienbare ruiten of het
schuifdak (indien aanwezig) of
panoramadak (indien aanwezig)
Bedien de elektrisch bedienbare ruiten
of het schuifdak of het panoramadak
nadat u hebt gecontroleerd of er geen
risico is dat een passagier met een
lichaamsdeel bekneld kan raken tussen
de ruiten of het schuifdak of
panoramadak. Laat tevens de
mechanische sleutel niet bedienen
door kinderen. Het kan gebeuren dat
een lichaamsdeel van een kind of een
andere passagier klem komt te zitten
tussen de elektrisch bedienbare ruiten
of het schuifdak of het panoramadak.
Starten van de motor
Automatische transmissie of Multidrive CVT
1. Zorg ervoor dat de selectiehendel in
stand P staat en trap het rempedaal
in.
2. Houd de zijde van de elektronische
sleutel met het Toyota-logo tegen de
startknop.
Wanneer de elektronische sleutel
wordt gesignaleerd, klinkt er een
zoemer en wordt het contact AAN
gezet.
Wanneer het Smart entry-systeem
met startknop is uitgeschakeld via de
persoonlijke voorkeursinstellingen,
wordt het contact in stand ACC gezet.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
452
Page 455 of 646

3. Trap het rempedaal stevig in en
controleer ofop het
multi-informatiedisplay wordt
weergegeven.
4. Druk kort en krachtig op de startknop.
Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige als de motor
nog steeds niet kan worden gestart.
Handgeschakelde transmissie
1. Zorg ervoor dat de selectiehendel in
de neutraalstand staat en trap het
koppelingspedaal in.
2. Houd de zijde van de elektronische
sleutel met het Toyota-logo tegen de
startknop.
Wanneer de elektronische sleutel
wordt gesignaleerd, klinkt er een
zoemer en wordt het contact AAN
gezet.
Wanneer het Smart entry-systeem
met startknop is uitgeschakeld via de
persoonlijke voorkeursinstellingen,
wordt het contact in stand ACC gezet.3. Trap het koppelingspedaal stevig in en
controleer of
wordt
weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
4. Druk kort en krachtig op de startknop.
Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige als de motor
nog steeds niet kan worden gestart.
Uitzetten van de motor
Automatische transmissie of Multidrive CVT
Zet de selectiehendel in stand P, activeer
de parkeerrem en druk op de startknop
zoals u normaal doet bij het uitschakelen
van de motor.
Handgeschakelde transmissie
Zet de selectiehendel in de neutraalstand,
activeer de parkeerrem en druk op de
startknop zoals u normaal doet bij het
uitschakelen van de motor.
Vervangen van de sleutelbatterij
Omdat deze procedure een
noodmaatregel is, wordt geadviseerd de
batterij van de elektronische sleutel zo
snel mogelijk te laten vervangen als deze
ontladen is. (→Blz. 398)
Alarm (indien aanwezig)
Het alarmsysteem wordt niet
ingeschakeld als de mechanische sleutel
wordt gebruikt om de portieren te
vergrendelen.
Het alarm kan worden geactiveerd als een
portier met de mechanische sleutel wordt
ontgrendeld terwijl het alarmsysteem is
ingeschakeld. (→Blz. 61)
Wijzigen van de stand van het contact
Automatische transmissie of Multidrive CVT
Laat het rempedaal los en druk tijdens
stap3hierboven op de startknop. De
motor wordt niet gestart en de stand
verandert iedere keer dat de knop wordt
ingedrukt. (→Blz. 190)
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
453
7
Bij problemen
Page 456 of 646

Handgeschakelde transmissie
Laat het koppelingspedaal los en druk
tijdens stap3hierboven op de startknop.
De motor wordt niet gestart en de stand
verandert iedere keer dat de knop wordt
ingedrukt. (→Blz. 190)
7.2.11 Als de accu ontladen is
U kunt de volgende procedures gebruiken
om de motor te starten als de accu leeg is.
U kunt ook contact opnemen met een
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Opnieuw starten van de motor
Als u de beschikking hebt over een set
startkabels en een tweede voertuig met
een 12V-accu, kunt u uw auto starten met
behulp van de onderstaande
hulpstartprocedure.
1. Auto's met alarmsysteem: Controleer
of u de elektronische sleutel bij u hebt.
Als u de startkabels aansluit, kan het
alarm afgaan of kunnen de portierenworden vergrendeld, afhankelijk van
de situatie. (→Blz. 62)
2. Open de motorkap. (→Blz. 376)
3. Sluit de positieve startkabelklem aan
op
Avan uw auto en sluit de klem
aan de andere zijde van de positieve
startkabel aan op
Bvan de tweede
auto. Sluit vervolgens de negatieve
kabelklem aan op
Cvan de tweede
auto en sluit de klem aan de andere
zijde van de negatieve startkabel aan
op
D.
M20A-FKS motor
APluspool (+) accu (uw auto)
BPluspool (+) accu (tweede auto)
CMinpool (-) accu (tweede auto)
DStevig, niet-bewegend,
niet-gelakt metalen punt, ver weg van
de accu en bewegende delen, zoals
aangegeven in de afbeelding.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
454