Page 57 of 646

Gebruikersinformatie uitvoering regelgeving, bijlage 1, DEEL 3Conformi-
teit
2.4. Maatregelen m.b.t. de gegevensverwerking
2.4.1.Het in het voertuig geïntegreerde op 112 gebaseerde eCall-systeem
is zo ontworpen dat de gegevens in het geheugen van het systeem
niet toegankelijk zijn voordat een eCall wordt verzonden.O
2.4.2.Het in het voertuig geïntegreerde op 112 gebaseerde eCall-systeem
is zo ontworpen dat het niet te traceren is en niet constant kan wor-
den getraceerd tijdens de normale werkingsstatus van het systeem.O
2.4.3.Het in het voertuig geïntegreerde op 112 gebaseerde eCall-systeem
is zo ontworpen dat de gegevens in het interne geheugen van het
systeem automatisch en permanent worden gewist.O
2.4.3.1.De gegevens over de locatie van het voertuig worden op zo'n manier
permanent overschreven in het interne geheugen van het systeem
dat altijd maximaal de drie laatste actuele locaties van het voertuig
bewaard blijven. Deze locaties zijn nodig voor de normale werking
van het systeem.O
2.4.3.2.Het logbestand van de activiteitengegevens in het in het voertuig
geïntegreerde op 112 gebaseerde eCall-systeem wordt niet langer
bewaard dan nodig is voor het doel van de verwerking van de eCall-
noodoproep en in elk geval niet langer dan 13 uur gerekend vanaf
het moment dat de eCall-noodoproep was verzonden.O
2.5. Voorwaarden voor uitoefenen van rechten door betrokkenen
2.5.1.De betrokkene (de eigenaar van het voertuig) heeft het recht op
inzage in de gegevens en, in voorkomende gevallen, het recht op
rectificatie, wissen of blokkeren van gegevens over hem of haar als
de verwerking van de gegevens niet overeenkomt met de bepalin-
gen in richtlijn 95/46/EG. Derden die de gegevens hebben ontvan-
gen moeten worden geïnformeerd over de rectificatie, het wissen of
het blokkeren van deze gegevens, uitgevoerd conform deze richtlijn,
behalve als kan worden bewezen dat dit onmogelijk is of onevenre-
dig veel inspanning vereist.O
2.5.2.De betrokkene heeft het recht een klacht in te dienen bij de be-
voegde gegevensbeschermingsautoriteit als hij of zij van mening is
dat zijn of haar rechten zijn geschonden door de verwerking van zijn
of haar persoonsgegevens.O
2.5.3.Klantenservice die verantwoordelijk is voor het behandelen van ver-
zoeken om inzage (indien van toepassing):
→Blz. 56O
1 .3 Noodoproep
55
1
Veiligheid en beveiliging
Page 58 of 646

Gebruikersinformatie uitvoering regelgeving, bijlage 1, DEEL 3Conformi-
teit
3. INFORMATIE OVER DIENSTEN VAN DERDEN EN ANDERE DIENSTEN MET TOEGEVOEGDE
WAARDE (INDIEN VAN TOEPASSING)
3.1.Beschrijving van de werking en de functionaliteiten van het TPS-
systeem/een dienst met toegevoegde waarde→Blz. 53
3.2.Elke verwerking van persoonsgegevens die via het TPS-systeem/
een andere dienst met toegevoegde waarde zijn verzameld, moet
voldoen aan de regelgeving met betrekking tot persoonsgegevens
zoals vastgelegd in richtlijn 95/46/EG en 2002/58/EG.O
3.2.1.Wettelijke basis voor het gebruik van het TPS-systeem en/of de
diensten met toegevoegde waarde, en voor het verwerken van ge-
gevens die via dit systeem/deze diensten zijn verzameldDe Euro-
pese Alge-
mene Ver-
ordening
Gegevens-
bescher-
ming
3.3.Alleen op basis van de uitdrukkelijke toestemming van de betrok-
kene (de eigenaar(s) van het voertuig) mogen persoonsgegevens
worden verwerkt door het TPS-systeem en/of andere diensten met
toegevoegde waarde.O
3.4.Voorwaarden voor het verwerken van gegevens via het TPS-
systeem en/of andere diensten met toegevoegde waarde, inclusief
de noodzakelijke aanvullende informatie over de traceerbaarheid,
het traceren en het verwerken van persoonsgegevens→Blz. 53
3.5.De eigenaar van een auto met een TPS eCall-systeem en/of een an-
dere dienst met toegevoegde waarde die tevens beschikt over het in
het voertuig geïntegreerde op 112 gebaseerde eCall-systeem heeft
het recht te kiezen voor het in het voertuig geïntegreerde op
112 gebaseerde eCall-systeem in plaats van voor het TPS eCall-
systeem en andere diensten met toegevoegde waarde.O
3.5.1.Contactgegevens voor het behandelen van verzoeken om uitschake-
ling van het TPS eCall-systeemN.b.
Klantenservice die verantwoordelijk is voor het behandelen van verzoeken om inzage
Land Contactgegevens
Oostenrijk [email protected]
België/Luxemburg [email protected]
Kroatië [email protected]
Tsjechië/Hongarije/Slowakije [email protected]
Denemarken [email protected]
Estland [email protected]
Finland [email protected]
Frankrijk [email protected]
Duitsland [email protected]
Groot-Brittannië [email protected]
Griekenland [email protected]
IJsland [email protected]
Ierland [email protected]
Italië [email protected]
1 .3 Noodoproep
56
Page 59 of 646

Land Contactgegevens
Nederland www.toyota.nl/klantenservice
Noorwegen [email protected]
Polen [email protected]
Portugal [email protected]
Roemenië [email protected]
Slovenië [email protected]
Spanje [email protected] / [email protected].
Zweden [email protected]
Zwitserland [email protected]
1.3.2 ERA-GLONASS/EVAK*1, 2, 3
*1Indien aanwezig
*2Werkt in regio's waar noodoproepdi-
ensten worden aangeboden. Neem voor
meer informatie contact op met een
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
*3De systeemnaam kan per land
verschillend zijn.
Het noodoproepapparaat is een apparaat
dat in een auto is geplaatst om (met behulp
van GLONASS-signalen [Global Navigation
Satellite System] en GPS-signalen [Global
Positioning System]) de locatie en
rijrichting van de auto te bepalen en om
ervoor te zorgen dat er bij verkeer-
songevallen en andere incidenten op
autowegen in de landen waar
noodoproepdiensten worden aangeboden
(niet-aanpasbare) informatie over de auto
wordt verzameld en verzonden. Daarnaast
zorgt het apparaat via mobiele netwerken
(GSM) voor het verzenden en ontvangen
van gesproken communicatie tussen de
auto en de ERA-GLONASS/
EVAK-systeembeheerder.
Er zijn automatische noodoproepen
(automatische melding van een
aanrijding) en handmatige
noodoproepen (door het indrukken van
de toets SOS) mogelijk naar het
ERA-GLONASS/EVAK-controlecentrum.Deze service is verplicht krachtens de
technische voorschriften van de
douane-unie.
Systeemonderdelen
AToets SOS*
BControlelampjes
CMicrofoon
*Deze toets is bestemd voor communicatie
met de ERA-GLONASS/EVAK-
systeembeheerder. Andere SOS-toetsen
van overige systemen van een auto hebben
geen betrekking op het apparaat en zijn
niet bestemd voor communicatie met de
ERA-GLONASS/EVAK-systeembeheerder.
Noodoproepdiensten
Automatische noodoproepen
Als een airbag wordt geactiveerd, belt het
systeem automatisch het ERA-
GLONASS/EVAK-controlecentrum.
*De
medewerker van het controlecentrum
ontvangt de locatie van de auto, het
tijdstip waarop het ongeval plaatsvond
en het VIN van de auto, en probeert de
1 .3 Noodoproep
57
1
Veiligheid en beveiliging
Page 60 of 646

inzittenden van de auto te spreken om de
ernst van de situatie te beoordelen. Als
de inzittenden niet in staat zijn om te
communiceren, behandelt de
medewerker de oproep als een
noodgeval, neemt hij of zij contact op met
de dichtstbijzijnde hulpdiensten (112,
enz.) en verzoekt hij of zij om assistentie
ter plaatse.
*In sommige gevallen kan er geen oproep
worden verzonden. (→Blz. 58)
Handmatige noodoproepen
Druk in een noodsituatie op de toets SOS
om het ERA-GLONASS/EVAK-
controlecentrum te bellen.
*De
medewerker van het controlecentrum zal
de locatie van uw auto bepalen, de
situatie beoordelen en de benodigde
hulpdiensten sturen.
Als u per ongeluk op de toets SOS hebt
gedrukt, zeg dan tegen de medewerker
dat er geen sprake is van een noodgeval.
*In sommige gevallen kan er geen oproep
worden verzonden. (→Blz. 58)
Controlelampjes
Wanneer het contact AAN wordt gezet,
gaat het rode controlelampje gedurende
10 seconden branden en gaat vervolgens
het groene controlelampje branden om
aan te geven dat het systeem is
ingeschakeld. De controlelampjes geven
het volgende aan:
• Als het groene controlelampje gaat
branden en blijft branden, is het
systeem ingeschakeld.
• Als het groene controlelampje
tweemaal per seconde knippert, wordt
er een automatische of handmatige
noodoproep gedaan.
• Als er geen controlelampjes branden,
is het systeem niet ingeschakeld.
• Als het rode controlelampje brandt op
een ander moment dan direct na het
AAN zetten van het contact, is er
mogelijk een storing in het systeemaanwezig of is de back-upbatterij
mogelijk leeg. Neem contact op met
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
•
Als het rode controlelampje gedurende
ongeveer 30 seconden knippert tijdens
een noodoproep, is de verbinding
verbroken of is het signaal van het
mobiele netwerk te zwak.
De back-upbatterij heeft een
levensduur van ten minste 3 jaar.
Testmodus apparaat
Het apparaat is voorzien van een
testmodus om de werking van het
noodoproepsysteem te testen. Neem
contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige om het
apparaat te testen.
WAARSCHUWING!
Wanneer er geen noodoproep kan
worden geplaatst
• In de volgende situaties kunnen
mogelijk geen noodoproepen
worden gedaan. Neem in dergelijke
gevallen op een andere wijze contact
op met hulpdiensten (112, enz.).
– Zelfs als de auto zich in het
ontvangstgebied van de mobiele
telefoon bevindt, kan het moeilijk
zijn om contact te leggen met het
ERA-GLONASS/EVAK-
controlecentrum als de ontvangst
slecht is of de lijn bezet is. In
dergelijke gevallen krijgt u
mogelijk geen contact met het
ERA-GLONASS/EVAK-
controlecentrum en kunt u dus
geen noodoproepen doen en
kunnen hulpdiensten niet worden
ingeschakeld, ook al probeert het
systeem verbinding te maken met
het ERA-GLONASS/
EVAK-controlecentrum.
1 .3 Noodoproep
58
Page 61 of 646

WAARSCHUWING!(Vervolg)
– Wanneer de auto zich buiten het
dekkingsgebied van het
mobiele-telefoonnetwerk bevindt,
kunnen er geen noodoproepen
worden verzonden.
– Wanneer er een storing aanwezig
is in de bijbehorende apparatuur
(zoals het paneel van de toets SOS,
de controlelampjes, microfoon,
luidspreker, DCM, antenne of op de
apparatuur aangesloten
bedrading) of deze beschadigd of
kapot is, kan er geen noodoproep
worden geplaatst.
– Tijdens een noodoproep doet het
systeem herhaaldelijk een poging
om contact op te nemen met het
ERA-GLONASS/EVAK-
controlecentrum. Als er echter als
gevolg van een slechte ontvangst
geen contact kan worden gelegd
met het ERA-GLONASS/EVAK-
controlecentrum, kan het systeem
mogelijk geen contact maken met
het mobiele netwerk en wordt de
noodoproep beëindigd zonder dat
er verbinding is gemaakt. Het rode
controlelampje knippert
gedurende ongeveer 30 seconden
om aan te geven dat de verbinding
is verbroken.
– Het apparaat werkt mogelijk niet
wanneer er een kracht op wordt
uitgeoefend.
• Als de spanning van de accu afneemt
of als de accu is losgenomen, kan het
systeem mogelijk geen verbinding
maken met het ERA-GLONASS/
EVAK- controlecentrum.
Als het noodoproepsysteem wordt
vervangen door een nieuw exemplaar
Het noodoproepsysteem moet worden
geregistreerd. Neem contact op met
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
Voor uw veiligheid
• Rijd voorzichtig. De functie van dit
systeem is om u te helpen bij het
plaatsen van een noodoproep bij
ongevallen, zoals een
verkeersongeval of een plotseling
medisch noodgeval. Het systeem
biedt de bestuurder en de passagiers
op geen enkele wijze bescherming.
Rijd voorzichtig en doe voor uw
veiligheid altijd uw veiligheidsgordel
om.
• Geef bij noodgevallen uw leven en de
levens van anderen topprioriteit.
• Wanneer u een branderige lucht of
anderszins een vreemde lucht ruikt,
verlaat dan de auto en zoek
onmiddellijk een veilige plek op.
• Het systeem signaleert schokken,
waardoor de automatische
meldingen mogelijk niet altijd
overeenkomen met de werking van
het airbagsysteem. (Als de auto van
achteren wordt aangereden, enz.)
• Verstuur om veiligheidsredenen
geen noodoproep tijdens het rijden.
Wanneer u tijdens het rijden belt, kan
het zijn dat u het stuurwiel niet goed
kunt bedienen, waardoor er een
ongeval kan ontstaan. Breng de auto
tot stilstand en controleer of de
omgeving veilig is alvorens een
noodoproep te plaatsen.
• Vervang zekeringen altijd door de
voorgeschreven zekeringen. Als u
andere zekeringen gebruikt, kan er
kortsluiting in het circuit optreden en
kan er brand ontstaan.
• Wanneer u het systeem gebruikt
terwijl er rook is of sprake is van een
ongewone geur, kan er brand
ontstaan. Stop onmiddellijk met het
gebruik van het systeem en neem
contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
1 .3 Noodoproep
59
1
Veiligheid en beveiliging
Page 62 of 646

OPMERKING
Voorkomen van schade
Voorkom dat er vloeistof op het paneel
van de toets SOS, enz. komt en sla er
niet tegenaan.
In geval van een storing in het paneel
van de toets SOS, de luidspreker of de
microfoon tijdens een noodoproep of
een handmatige onderhoudscontrole
Het is wellicht niet mogelijk om
noodoproepen te doen, de systeemstatus
te bevestigen of te communiceren met de
medewerker van het ERA-GLONASS/
EVAK-controlecentrum. Als de apparatuur
beschadigd is, neem dan contact op met
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
1.4 Antidiefstalsysteem
1.4.1 Startblokkering
De sleutels van de auto zijn uitgerust met
ingebouwde transponderchips die
voorkomen dat de motor gestart kan
worden met een sleutel die niet in een
eerder stadium geregistreerd is in de
boordcomputer van de auto.
Laat de sleutels nooit in de auto achter
als u de auto verlaat.
Dit systeem is ontworpen om autodiefstal
te voorkomen, maar absolute beveiliging
tegen elke vorm van diefstal kan niet
worden gegarandeerd.
Bedienen van het systeem
Auto's zonder Smart entry-systeem en
startknop
Het controlelampje gaat knipperen als de
sleutel uit het contactslot is verwijderd,
om aan te geven dat het systeem is
ingeschakeld. Het controlelampje gaat uit
als de geregistreerde sleutel in het
contactslot is gestoken om aan te geven
dat het systeem is uitgeschakeld.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Het controlelampje knippert nadat het
contact UIT is gezet om aan te geven dat
het systeem in werking is. Het
controlelampje gaat uit als het contact in
stand ACC of AAN is gezet om aan te
geven dat het systeem is uitgeschakeld.
Onderhoud van het systeem
De auto is voorzien van een onderhoud-
svrije startblokkering.
Omstandigheden waardoor het
systeem mogelijk niet goed werkt
• Als de greep van de sleutel tegen een
metalen voorwerp wordt gehouden
• Als de sleutel dicht bij of tegen een
sleutel met ingebouwde transpon-
derchip van een andere auto wordt
gehouden
OPMERKING
Ervoor zorgen dat het systeem goed
werkt
Verander of verwijder het systeem niet.
Na veranderen of verwijderen kan de
juiste werking van het systeem niet
worden gegarandeerd.
1 .3 Noodoproep
60
Page 63 of 646

1.4.2 Supervergrendeling*
*Indien aanwezig
Toegang door onbevoegden wordt
voorkomen door het ontgrendelen van de
portieren zowel van buitenaf als van
binnenuit onmogelijk te maken.
Auto's die met dit systeem zijn uitgerust,
zijn voorzien van labels op de zijruiten voor.
Inschakelen/uitschakelen van de
supervergrendeling
Inschakelen
Zet het contact UIT, laat alle inzittenden
de auto verlaten en controleer of alle
portieren gesloten zijn.
Bij gebruik van de instapfunctie (indien
aanwezig): Raak binnen 5 seconden twe-
emaal het sensorgebied van de buiten-
portiergreep van het voorportier aan.
Bij gebruik van de afstandsbediening:
Druk tweemaal binnen 5 seconden op
.
Uitschakelen
Bij gebruik van de instapfunctie (indien
aanwezig): Houd de buitenportiergreep
voor vast.
Met de afstandsbediening: Druk op
.
WAARSCHUWING!
Voorzorgsmaatregelen voor de
supervergrendeling
Schakel de supervergrendeling nooit in
als er zich nog personen in de auto
bevinden, omdat de portieren dan niet
van binnenuit kunnen worden geopend.
1.4.3 Alarm*
*Indien aanwezig
Met licht en geluid worden alarmsignalen
gegeven wanneer er een inbraakpoging
wordt gedetecteerd.
Wanneer het alarmsysteem is
ingeschakeld, wordt het alarm onder de
volgende omstandigheden geactiveerd:
•
Als een vergrendeld portier wordt
ontgrendeld of geopend zonder gebruik
te maken van de instapfunctie (indien
aanwezig) of de afstandsbediening. (De
portieren zullen automatisch opnieuw
worden vergrendeld.)
• De motorkap wordt geopend.
• De inbraaksensor (indien aanwezig)
signaleert een beweging in de auto.
(Voorbeeld: een indringer breekt een
ruit en dringt de auto binnen.)
•
De hellingsensor (indien aanwezig)
signaleert een verandering in de hoek
van de auto ten opzichte van het
wegdek.
Inschakelen/uitschakelen/uitzetten van
het alarmsysteem
Zaken die gecontroleerd moeten worden
alvorens de auto te vergrendelen
Controleer onderstaande zaken om
ongewild activeren van het alarm en
diefstal te voorkomen:
• Er is niemand in de auto.
• De zijruiten en het schuifdak (indien
aanwezig) of het panoramadak (indien
aanwezig) zijn gesloten voordat het
alarm wordt ingeschakeld.
• Er zijn geen waardevolle spullen of
persoonlijke zaken in de auto
achtergebleven.
1 .4 Antidiefstalsysteem
61
1
Veiligheid en beveiliging
Page 64 of 646

Inschakelen
Sluit de portieren, de achterklep en de
motorkap en vergrendel alle portieren
met de instapfunctie (indien aanwezig) of
de afstandsbediening. Na 30 seconden
wordt het systeem automatisch
ingeschakeld.
Het systeem is ingeschakeld zodra het
controlelampje niet meer constant
brandt maar knippert.
Uitschakelen of uitzetten
Deactiveer of schakel het alarm uit
volgens een van de onderstaande
manieren:
• Ontgrendel de portieren met de
instapfunctie (indien aanwezig) of de
afstandsbediening.
• Start de motor. (Het alarm wordt na
enkele seconden gedeactiveerd of
uitgeschakeld.)
Onderhoud van het systeem
De auto is voorzien van een
onderhoudsvrij alarmsysteem.
Activeren van het alarm
Het alarm wordt in de volgende gevallen
mogelijk geactiveerd: (Door het alarm te
stoppen wordt het alarmsysteem
uitgeschakeld.)
• De portieren worden met de sleutel
ontgrendeld.• Een persoon in de auto opent een
portier, de achterklep of de motorkap
of ontgrendelt de auto met de
vergrendelknop aan de binnenzijde.
• De accu wordt opgeladen of
vervangen terwijl de auto is
vergrendeld. (→Blz. 454)
Door alarmsysteem bediende
portiervergrendeling
In de volgende gevallen worden,
afhankelijk van de situatie, de portieren
automatisch vergrendeld om potentiële
indringers buiten de auto te houden:
• Wanneer een in de auto
achtergebleven persoon het portier
ontgrendelt en het alarm wordt
geactiveerd.
1 .4 Antidiefstalsysteem
62