Page 217 of 646

Bediening
Schakelaar mistlampen voor
1.
Schakelt de mistlampen voor
uit
2.
Schakelt de mistlampen voor in
Schakelaar mistachterlicht
1.
Schakelt het mistachterlicht uit
2.
Schakelt het mistachterlicht in
Als de schakelaarring wordt
losgelaten, keert de ring terug naar de
stand
.
Door de schakelaarring nogmaals te
draaien, wordt het mistachterlicht
uitgeschakeld.Schakelaar mistlampen
voor/mistachterlicht
1.
Schakelt de mistlampen voor en
het mistachterlicht uit
2.
Schakelt de mistlampen voor in
3.
Schakelt de mistlampen voor en
het mistachterlicht in
Als de schakelaarring wordt
losgelaten, keert de ring terug naar de
stand
.
Door de schakelaarring nogmaals te
draaien, wordt alleen het
mistachterlicht uitgeschakeld.
Mistlampen kunnen worden gebruikt
als
Auto's met schakelaar mistlampen voor
De koplampen of parkeerlichten voor zijn
ingeschakeld.
Auto's met schakelaar mistachterlicht
De koplampen zijn ingeschakeld.
Auto's met schakelaar mistlampen
voor/mistachterlicht
Mistlampen voor: De koplampen of
parkeerlichten voor zijn ingeschakeld.
Mistachterlicht: De mistlampen voor zijn
ingeschakeld.
4.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
215
4
Rijden
Page 218 of 646

4.3.4 Ruitenwissers en
-sproeiers
Door de hendel te bedienen kan worden
geschakeld tussen automatische werking
en handbediening, of kan de sproeier
worden gebruikt.
OPMERKING
Als de voorruit droog is
Gebruik de ruitenwissers niet als de
voorruit droog is omdat hierdoor de
voorruit beschadigd kan worden.
Bedienen van de ruitenwisserhendel
Door de hendel
te bedienen
werken de ruitenwissers en -sproeiers als
volgt:
Ruitenwissers met intervalstand
1.
Uit
2.
Intervalwerking
3.
Lage snelheid
4.
Hoge snelheid
5.
Enkele slag
Het wisinterval kan worden gewijzigd
als de intervalstand wordt
geselecteerd.6. Verkort het interval van de
wisserwerking
7. Verlengt het interval van de
wisserwerking
8.
Gelijktijdig inschakelen
ruitensproeiers en ruitenwissers
Door aan de hendel te trekken treden
de ruitenwissers en -sproeiers in
werking.
De ruitenwissers zullen automatisch
een aantal slagen maken als de
ruitensproeiers worden ingeschakeld.
Auto's met koplampsproeiers: Als het
contact AAN staat, de koplampen zijn
ingeschakeld en u de hendel naar u
toe trekt, werken de
koplampsproeiers één keer. Daarna
werken de koplampsproeiers elke
vijfde keer dat u de hendel naar u toe
trekt.
4.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
216
Page 219 of 646

Ruitenwissers met regensensor
1.
Uit
2.
Stand AUTO
3.
Lage snelheid
4.
Hoge snelheid
5.
Enkele slag
In de stand AUTO werken de
ruitenwissers automatisch wanneer
de sensor signaleert dat het regent.
De wissnelheid wordt automatisch
afgestemd op de hoeveelheid
neerslag en de rijsnelheid.
In de stand AUTO kan de
sensorgevoeligheid worden ingesteld.
6. Verhoogt de gevoeligheid
7. Verlaagt de gevoeligheid8.
Gelijktijdig inschakelen
ruitensproeiers en ruitenwissers
Door aan de hendel te trekken treden
de ruitenwissers en -sproeiers in
werking.
De ruitenwissers zullen automatisch
een aantal slagen maken als de
ruitensproeiers worden ingeschakeld.
Auto's met koplampsproeiers: Als het
contact AAN staat, de koplampen zijn
ingeschakeld en u de hendel naar u
toe trekt, werken de
koplampsproeiers één keer. Daarna
werken de koplampsproeiers elke
vijfde keer dat u de hendel naar u toe
trekt.
De ruitenwissers en ruitensproeiers
kunnen worden bediend als
Het contact AAN staat.
Effecten van de rijsnelheid op de
ruitenwisserwerking
Auto's met ruitenwissers met intervalstand
In de stand voor de lage snelheid schakelt
de ruitenwisser over van lage snelheid
naar interval als de auto stilstaat. (Echter,
wanneer het interval op het hoogste
niveau staat ingesteld, schakelt de modus
niet over.)
Auto's met ruitenwissers met regensensor
In de stand voor de lage snelheid schakelt
de ruitenwisser over van lage snelheid
naar interval als de auto stilstaat. (Maar
als de gevoeligheid van de sensor wordt
aangepast tot het hoogste niveau, kan de
stand niet worden veranderd.)
4.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
217
4
Rijden
Page 220 of 646

Regensensor (auto's met ruitenwissers
met regensensor)
• De regensensor registreert de
hoeveelheid neerslag.
• Als de ruitenwisserschakelaar in de
stand AUTO wordt gezet en het
contact AAN staat, werken de
ruitenwissers één keer om aan te
geven dat de stand AUTO is
geactiveerd.
• Als de ruitenwisser gevoeliger wordt
afgesteld, kan de wisser één keer
werken om aan te geven dat de
gevoeligheid is gewijzigd.
• Als de temperatuur van de
regensensor 85°C of hoger, of -15°C
of lager is, werkt de automatische
functie mogelijk niet. Zet de
ruitenwisserschakelaar in dat geval in
een andere stand dan AUTO.
Als er geen vloeistof uit de
ruitensproeiers komt
Controleer of er ruitensproeiervloeistof
in het reservoir aanwezig is en
controleer als dat het geval is of de
sproeierkoppen niet verstopt zijn.
Sproeierkopverwarming (indien
aanwezig)
De sproeierkopverwarming treedt in
werking om te voorkomen dat de
sproeierkoppen bevriezen wanneer de
buitentemperatuur 5°C of lager is en het
contact AAN staat.WAARSCHUWING!
Waarschuwing met betrekking tot
het gebruik van de ruitenwissers in
de stand AUTO (auto's met
ruitenwissers met regensensor)
De ruitenwissers voor kunnen
onverwacht in werking treden als de
sensor wordt aangeraakt of als de
voorruit aan trillingen wordt
blootgesteld terwijl de ruitenwissers in
de stand AUTO staan. Let erop dat er
niets bekneld raakt als de ruitenwissers
in werking treden.
Waarschuwing met betrekking tot
het gebruik van
ruitensproeiervloeistof
Gebruik bij koud weer de
ruitensproeiervloeistof pas wanneer de
voorruit warm is. De vloeistof kan
anders op de voorruit bevriezen en zo
het zicht belemmeren. Dit kan leiden
tot een ongeval met dodelijk of ernstig
letsel tot gevolg.
Wanneer de sproeierkopverwarming
in werking is (indien aanwezig)
Raak het oppervlak rond de
sproeierkop niet aan, omdat dit heet
kan worden en brandwonden kan
veroorzaken.
OPMERKING
Als het sproeierreservoir leeg is
Druk niet constant op de schakelaar,
aangezien de sproeierpomp oververhit
kan raken.
Wanneer een sproeier verstopt raakt
Neem in dit geval contact op met een
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige. Probeer deze niet schoon te
maken met een naald of iets dergelijks.
Anders kan de sproeierkop beschadigd
raken.
4.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
218
Page 221 of 646

OPMERKING(Vervolg)
Voorkomen van ontlading van de accu
Laat de ruitenwissers niet langer
ingeschakeld dan noodzakelijk is als de
motor niet draait.
4.3.5 Achterruitenwisser en
-sproeier
De achterruitenwisser en -sproeier
kunnen worden bediend met de hendel.
OPMERKING
Als de achterruit droog is
Gebruik de ruitenwisser niet als de
achterruit droog is omdat de achterruit
hierdoor beschadigd kan raken.
Bedienen van de ruitenwisserhendel
Door de schakelaar
te bedienen
werkt de achterruitenwisser als volgt:
1.
Uit
2.
Intervalwerking
3.
Normale werking4.
Gelijktijdig inschakelen
ruitensproeiers en ruitenwissers
Door de hendel naar voren te duwen
treden de ruitenwissers en -sproeiers
in werking.
De ruitenwisser maakt automatisch
een aantal wisbewegingen nadat de
sproeier in werking is getreden.
De achterruitenwisser en -sproeier
kunnen worden bediend als
Het contact AAN staat.
Als er geen ruitensproeiervloeistof op
de ruit terechtkomt
Controleer of er ruitensproeiervloeistof
in het reservoir aanwezig is en controleer,
als dat het geval is, of de sproeierkop niet
verstopt is.
Aan het openen van de achterklep
gekoppelde onderbreking van de
werking van de achterruitenwisser
Als de achterruitenwisser in werking is en
bij stilstaande auto de achterklep wordt
geopend, wordt de werking van de
achterruitenwisser onderbroken om te
voorkomen dat iemand in de buurt van de
auto natgespetterd wordt. Als de
achterklep wordt gesloten, wordt de
werking van de achterruitenwisser
hervat.
*
*
Deze instellingen moeten aan de
persoonlijke voorkeur worden aangepast
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
4.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
219
4
Rijden
Page 222 of 646

Aan de achteruitversnelling gekoppelde
werking van de achterruitenwisser
Als de selectiehendel in stand R wordt
gezet terwijl de ruitenwissers voor in
werking zijn, maakt de achterruitenwisser
één wisslag.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
De instelling van de aan de
achteruitversnelling gekoppelde werking
kan worden gewijzigd.
(Systemen met mogelijkheden voor
persoonlijke voorkeursinstellingen:
→blz. 483)
OPMERKING
Als het sproeierreservoir leeg is
Druk niet constant op de schakelaar,
aangezien de sproeierpomp oververhit
kan raken.
Wanneer een sproeier verstopt raakt
Neem in dit geval contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige. Probeer deze niet schoon te
maken met een naald of iets dergelijks.
Anders kan de sproeierkop beschadigd
raken.
Voorkomen van ontlading van de accu
Laat de ruitenwissers niet langer
ingeschakeld dan noodzakelijk is als de
motor niet draait.
4.4 Tanken
4.4.1 Openen van de tankdop
Voer de volgende stappen uit om de
tankdop te openen:
Voor het tanken
• Sluit alle portieren en ruiten en zet het
contact UIT.
• Controleer de brandstofsoort.Brandstofsoorten
→Blz. 473
Vulopening brandstoftank voor
loodvrije benzine
Om vergissingen bij tankstations te
voorkomen, is uw auto uitgerust met een
kleinere vulopening speciaal voor
loodvrije benzine.
WAARSCHUWING!
Bij het tanken
Neem bij het tanken de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
• Raak na het verlaten van de auto en
voor het openen van de tankdopklep
een ongeverfd metalen oppervlak
aan om eventuele statische
elektriciteit af te voeren. Het is
belangrijk om statische elektriciteit
af te voeren voordat u gaat tanken,
omdat vonken als gevolg van
statische elektriciteit
brandstofdampen tot ontbranding
kunnen brengen.
• Pak de tankdop bij de greep vast en
draai hem langzaam los. Tijdens het
losdraaien van de tankdop kan er een
sissend geluid hoorbaar zijn. Wacht
tot het geluid verdwenen is alvorens
de tankdop te verwijderen. Bij hoge
buitentemperaturen kan er brandstof
uit de vulpijp spuiten en letsel
veroorzaken.
• Zorg ervoor dat er niemand die de
eventueel aanwezige statische
elektriciteit van zijn lichaam niet
heeft afgevoerd, in de buurt van een
niet afgesloten brandstoftank komt.
• Adem de brandstofdampen niet in.
Brandstof bevat stoffen die
schadelijk zijn als ze ingeademd
worden.
• Rook niet tijdens het tanken. Als u
dat wel doet, kan er brand ontstaan.
4.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
220
Page 223 of 646

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Keer niet naar de auto terug als ustatisch geladen bent. Statische
elektriciteit kan vonkvorming en
daarmee brand veroorzaken.
Bij het tanken
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht om te
voorkomen dat de brandstoftank
overstroomt:
• Plaats het vulpistool nauwkeurig in de vulpijp.
• Stop met het vullen van de tank wanneer het vulpistool automatisch
uit klikt.
• Vul de brandstoftank niet tot de rand.
OPMERKING
Tanken
Mors geen brandstof tijdens het tanken.
Anders kan schade aan de auto
ontstaan, zoals het slecht functioneren
van het emissieregelsysteem, of
beschadiging van de onderdelen van het
brandstofsysteem of van de lak.
Openen van de tankdop 1. Trek de ontgrendeling van de tankdopklep omhoog om de
tankdopklep te openen.
2. Draai de tankdop langzaam open en plaats hem in de houder in de
tankdopklep. Sluiten van de tankdop
Draai na het tanken van brandstof de
tankdop tot u een klik hoort. Als u de dop
loslaat, zal hij iets in de andere richting
draaien.
WAARSCHUWING!
Vervangen van de tankdop
Gebruik alleen de originele
Toyota-tankdop voor uw auto. Als u
een andere tankdop gebruikt, kan er
brand ontstaan of kunnen er andere
problemen optreden met mogelijk
dodelijk of ernstig letsel tot gevolg.
4.5 Gebruik van de
ondersteunende systemen
4.5.1 Toyota Safety Sense*
*Indien aanwezig
Toyota Safety Sense bestaat uit de
volgende ondersteunende systemen en
draagt bij aan een veilige en comfortabele
rijervaring:
4.4 Tanken
221
4
Rijden
Page 224 of 646

Ondersteunend systeem
PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
→Blz. 226
LTA (Lane Tracing Assist)
→Blz. 237
AHB (Automatic High Beam)
→Blz. 211
RSA (Road Sign Assist) (indien aanwezig)
→Blz. 248
Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik (indien
aanwezig)
→Blz. 252
Dynamic Radar Cruise Control (indien
aanwezig)
→Blz. 263
WAARSCHUWING!
Toyota Safety Sense
Toyota Safety Sense is ontworpen om te
werken met als uitgangspunt dat de
bestuurder voorzichtig rijdt om te helpen
de gevolgen van een aanrijding voor de
inzittenden en de auto te beperken of de
bestuurder te assisteren onder normale
rijomstandigheden. Vertrouw niet
blindelings op het systeem, aangezien er
een grens is aan de mate van
nauwkeurigheid bij de herkenning en de
ondersteunende mogelijkheden die dit
systeem kan bieden. Het is altijd de
verantwoordelijkheid van de bestuurder
om de omgeving van de auto in de gaten
te houden en veilig te rijden.
Sensoren
Twee soorten sensoren, die zich achter de
grille en de voorruit bevinden, signaleren
informatie die nodig is voor de werking
van de ondersteunende systemen
ARadarsensor
BCamera voor
WAARSCHUWING!
Voorkomen van storingen in de
radarsensor
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Als u dat
niet doet, werkt de radarsensor
mogelijk niet goed, hetgeen kan leiden
tot een ongeval met dodelijk of ernstig
letsel tot gevolg.
• Houd de radarsensor en de afdekking
van de radarsensor altijd schoon.
ARadarsensor
BAfdekking radarsensor
Reinig de voorzijde van de
radarsensor of de voor- of achterzijde
van afdekking van de radarsensor als
ze vuil zijn of als er waterdruppels,
sneeuw, enz. op zit(ten).
Reinig de radarsensor en de kap van
de radarsensor met een zachte doek
om te voorkomen dat er
beschadigingen ontstaan.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
222