Page 249 of 582

247
4 4-6. Gebruik van overige rijsystemen
Rijden
Ongeveer 0,5 m vanaf de bumper
(rode horizontale lijn)
Hartlijn van de auto
Rijlijnen
Als de selectiehendel in stand R staat,
geeft het scherm van het multimedia-
systeem de hulplijnen op het beeld van
de achteruitrijcamera weer.
Als u binnen enkele seconden nadat u het
contact AAN hebt gezet de selectiehendel in
stand R zet, wordt de waarschuwingsmelding
mogelijk niet weergegeven. Als u het contact
AAN hebt gezet, wacht dan enkele seconden
tot u de selectiehendel in stand R zet. Vervol-
gens wordt de waarschuwingsmelding weer-
gegeven.
Als “Steering Angle Lines” (koerslijnen) is uit-
geschakeld, verdwijnen de rijlijnen van het
scherm van het multimediasysteem. Zie voor
het in- en uitschakelen van de rijlijnen de
handleiding voor het multimediasysteem.
■Verschillen tussen het weergege-
ven beeld en de werkelijke weg
De afstandsmarkeringen geven de
afstand op een vlakke weg bij een
onbeladen auto weer. Afhankelijk van
de belading van de auto en de hellings-
graad van de weg kan de werkelijke
afstand hiervan afwijken.
Bij een oplopende weg achter de
auto
1 m
De afstand lijkt op het scherm groter
dan hij in werkelijkheid is.
Bij een aflopende weg achter de
auto
1 m
De afstand lijkt op het scherm kleiner
dan hij in werkelijkheid is.
Als de auto zwaar is beladen, lijkt net als bij
een oplopende weg de afstand op het
scherm groter dan hij in werkelijkheid is.
WAARSCHUWING
●Vertrouw tijdens het achteruitrijden niet
alleen op de hulplijnen en kijk ook goed
door de ruiten en in de spiegels.
Als u dat niet doet, kan dat leiden tot
een ongeval met letsel tot gevolg.
●De werkelijke positie van uw auto kan
afwijken van wat wordt weergegeven
door de hulplijnen.
●Verschillen kunnen worden veroorzaakt
door het aantal inzittenden of de bela-
ding van de auto.
●Als de auto op een helling staat of ach-
terover helt, wijkt de weergave af van de
werkelijke positie.
A
A
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 247 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
Page 250 of 582

2484-6. Gebruik van overige rijsystemen
■Eigenschap van de afstandsmar-
keringen
1m-lijn
3m-lijn
De afstandsmarkering geeft de afstand
op het wegdek aan. Als er een auto of
ander object dicht achter de auto staat,
kan de afstand niet correct worden
weergegeven.
●De conventionele cruise control biedt u de
mogelijkheid om een constante rijsnelheid
aan te houden zonder het gaspedaal in te
trappen en werkt vanaf een rijsnelheid van
30 km/h.
●Schakel de conventionele cruise control uit
als u deze niet gebruikt, om te voorkomen
dat de conventionele cruise control per
ongeluk wordt geactiveerd.
●Wanneer het waarschuwingslampje van
het benzineroetfiltersysteem knippert of
brandt, kan de conventionele cruise control
niet worden gebruikt.
●Wanneer het waarschuwingslampje laag
brandstofniveau brandt, is de conventio-
nele cruise control mogelijk niet beschik-
baar.
A
Conventionele cruise
control (auto's zonder
EyeSight)
De conventionele cruise control is
een ondersteunend systeem dat
het comfort tijdens het rijden op
autowegen en snelwegen verbe-
tert. Dit systeem kan worden
gebruikt om een door de bestuur-
der ingestelde snelheid aan te
houden. Neem echter altijd de ter
plaatse geldende snelheidslimiet
in acht.
WAARSCHUWING
●Gebruik de conventionele cruise control
niet onder de volgende omstandighe-
den. Als u dat wel doet, kunt u de macht
over het stuur verliezen.
• In druk verkeer
• Op wegen met scherpe bochten
• Op slingerende wegen
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 248 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
Page 251 of 582

249
4 4-6. Gebruik van overige rijsystemen
Rijden1Druk bij draaiende motor op de
toets ON-OFF van de cruise con-
trol-schakelaar.
Het controlelampje conventionele cruise
control (wit) op het instrumentenpaneel gaat
branden.
2Trap het gaspedaal in om de
gewenste snelheid te bereiken.
3Duw als de gewenste rijsnelheid is
bereikt de cruise control-schake-
laar in de richting van +RES of
-SET. De rijsnelheid op het moment
dat de schakelaar wordt bediend,
wordt de ingestelde snelheid die
vanaf dat moment wordt aangehou-
den.
Dit wordt bevestigd door het branden van
het controlelampje cruise control (groen) op
het instrumentenpaneel. De ingestelde snel-
heid wordt weergegeven op het instrumen-
tenpaneel. U kunt de weergegeven eenhe-
den wijzigen door het display van het instru-
mentenpaneel in te stellen. (→Blz. 377)
De auto houdt de gewenste snelheid aan.
Als de conventionele cruise control is geacti-
veerd, is het mogelijk om de rijsnelheid tijde-
lijk te verhogen. Dit kunt u doen door een-
voudigweg het gaspedaal in te trappen.
Zodra u het gaspedaal loslaat, neemt de
auto de ingestelde snelheid van de cruise
control weer aan.
WAARSCHUWING
• Op wegen die door regen, ijs of sneeuw
glad zijn
• Op steile hellingen
• Bij het afdalen van een steile helling kan
de rijsnelheid de ingestelde snelheid
overschrijden.
• Tijdens het slepen in een noodgeval
●Houd bij het instellen van de snelheid
voor de conventionele cruise control
altijd rekening met de geldende snel-
heidslimiet, de verkeersintensiteit, de
wegcondities en overige omstandighe-
den.
Instellen van de conventionele
cruise control
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 249 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
Page 252 of 582

2504-6. Gebruik van overige rijsystemen
Weergave van de ingestelde snel-
heid in MPH
Weergave van de ingestelde snel-
heid in km/h
De conventionele cruise control kan op
de volgende manieren tijdelijk worden
uitgeschakeld.
Als de conventionele cruise control wordt uit-
geschakeld, wordt het controlelampje cruise
control op het instrumentenpaneel wit in
plaats van groen.
Trek de cruise control-schakelaar
naar u toe.
Trap het rempedaal in.
Trap het koppelingspedaal in.
Duw bij een rijsnelheid van ten minste
30 km/h de hendel omhoog. De werking van de conventionele
cruise control wordt dan automatisch
hervat met de laatste ingestelde snel-
heid.
Het controlelampje cruise control op het
instrumentenpaneel wordt groen in plaats
van wit.
U kunt de conventionele cruise control
op twee manieren uitschakelen:
Druk nogmaals op de toets ON-OFF
van de cruise control-schakelaar.
Zet het contact in stand ACC of UIT
(maar alleen als de auto volledig stil-
staat).
■Verhogen van de snelheid (via de
cruise control-schakelaar)
Houd de cruise control-schakelaar in de
richting van +RES geduwd tot de auto
de gewenste snelheid heeft bereikt.
Laat de schakelaar vervolgens los. De
rijsnelheid van dat moment wordt opge-
slagen als de nieuwe ingestelde snel-
heid.
Tijdelijk uitschakelen van de
conventionele cruise control
A
Uitschakelen van de
conventionele cruise control
Wijzigen van de ingestelde
snelheid
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 250 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
Page 253 of 582

251
4 4-6. Gebruik van overige rijsystemen
Rijden
Weergave van de ingestelde snel-
heid in MPH:
De ingestelde snelheid kan in stappen
van 1 mph (1,6 km/h) worden verhoogd
door de cruise control-schakelaar in de
richting van +RES te duwen.
Weergave van de ingestelde snel-
heid in km/h:
De ingestelde snelheid kan in stappen
van 1 km/h (0,6 mph) worden verhoogd
door de cruise control-schakelaar in de
richting van +RES te duwen.
■Verhogen van de snelheid (via het
gaspedaal)
1Trap het gaspedaal in om de rijsnel-
heid te verhogen tot de gewenste
snelheid.
2Duw de cruise control-schakelaar
één keer in de richting van -SET. De
gewenste snelheid is nu ingesteld
en de auto houdt deze snelheid aan
zonder dat het gaspedaal wordt
ingetrapt.
■Verlagen van de snelheid (via de
cruise control-schakelaar)
Houd de cruise control-schakelaar in de
richting van -SET geduwd tot de auto
de gewenste snelheid heeft bereikt.
Laat de schakelaar vervolgens los. De
rijsnelheid van dat moment wordt opge-
slagen als de nieuwe ingestelde snel-
heid.
Weergave van de ingestelde snel-
heid in MPH:
De ingestelde snelheid kan in stappen
van 1 mph (1,6 km/h) worden verlaagd
door de cruise control-schakelaar in de
richting van -SET te duwen.
Weergave van de ingestelde snel-
heid in km/h:
De ingestelde snelheid kan in stappen
van 1 km/h (0,6 mph) worden verlaagd
door de cruise control-schakelaar in de
richting van -SET te duwen.
■Verlagen van de snelheid (via het
rempedaal)
1Trap het rempedaal in om de wer-
king van de conventionele cruise
control tijdelijk te onderbreken.
2Duw als de rijsnelheid is gedaald tot
de gewenste snelheid de cruise
control-schakelaar in de richting van
-SET. De gewenste snelheid is nu
ingesteld en de auto houdt deze
snelheid aan zonder dat het gaspe-
daal wordt ingetrapt.
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 251 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
Page 254 of 582

2524-6. Gebruik van overige rijsystemen
*: Indien aanwezig
Druk op de SPORT-modusschakelaar of de
SNOW-modusschakelaar om de SPORT- of
SNOW-modus te selecteren.
Druk nogmaals op de desbetreffende scha-
kelaar om de SPORT- of SNOW-modus uit
te schakelen en terug te keren naar de
NORMAL-modus.
1NORMAL-modus
Biedt een optimale balans tussen brandstof-
verbruik, laag geluidsniveau en dynamische
prestaties. Geschikt voor normaal rijden.
2SPORT-modus
Gebruik de SPORT-modus voor sportief rij-
den en het rijden op bochtige bergwegen.
Het controlelampje SPORT gaat branden.
Bovendien wordt als de SPORT-modus is
geselecteerd terwijl de selectiehendel in
stand D staat ook de ingeschakelde versnel-
ling (D1 t/m D6) weergegeven op het instru-
mentenpaneel.
3SNOW-modus
Gebruik de SNOW-modus voor het accele-
reren en rijden op een glad wegdek, bijvoor-
beeld als het gesneeuwd heeft.
Het controlelampje SNOW-modus gaat
branden.
■SPORT-modus
●In de SPORT-modus worden lagere ver-
snellingen gebruikt en wordt bij hogere
motortoerentallen een andere versnelling
ingeschakeld.
●In de volgende situaties kan de
SPORT-modus mogelijk niet worden inge-
schakeld. Als de SPORT-modus niet kan
worden ingeschakeld, klinkt er een zoemer
en wordt een melding weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
• Als de Adaptive Cruise Control of de con-
ventionele cruise control in werking is
• Bij koude motor
■SNOW-modus
Om slippen te voorkomen kan de 1e versnel-
ling niet worden ingeschakeld wanneer de
SNOW-modus is ingeschakeld.
■Automatisch uitschakelen van de
SPORT-modus en SNOW-modus
In de volgende gevallen wordt de rijmodus
automatisch uitgeschakeld:
●Wanneer de motor na het rijden in de
SPORT-modus of SNOW-modus wordt uit-
gezet.
●Wanneer de Adaptive Cruise Control of de
conventionele cruise control wordt geacti-
veerd terwijl wordt gereden in de
SPORT-modus.
●Wanneer de SPORT-modus is ingescha-
keld en automatisch wordt gestopt/wegge-
reden in de tweede versnelling.
(→Blz. 144)
Rijmodusselectie-
schakelaar*
De rijmodi kunnen worden gese-
lecteerd overeenkomstig de rijom-
standigheden.
Selecteren van een rijmodus
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 252 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
Page 255 of 582

253
4 4-6. Gebruik van overige rijsystemen
Rijden
Als het contact AAN wordt gezet, gaat
het controlelampje Hill Start Assist Con-
trol AAN branden.
Als de Hill Start Assist Control wordt
geactiveerd, gaat het controlelampje
knipperen.1Zet uw auto stil op een vlakke, vei-
lige plaats.
Zorg dat de parkeerrem geactiveerd is.
2Zet de motor af door het contact UIT
te zetten.
3Start de motor en controleer of het
waarschuwingslampje ABS en het
controlelampje Traction Control uit
zijn.
4Houd de schakelaar ongeveer
30 seconden ingedrukt.
Controleer of de controlelampjes TRC OFF
en VSC OFF gaan branden en vervolgens
doven.
5Laat binnen 5 seconden na het
doven van de controlelampjes de
schakelaar los. Druk vervol-
gens binnen 2 seconden na het los-
laten van de schakelaar nogmaals
op de schakelaar .
Het controlelampje Hill Start Assist Control
AAN dooft en gaat vervolgens branden.
6Zet het contact UIT.
Hill Star t Assist Control
De Hill Start Assist Control houdt
de remkracht enige tijd in stand
om het vooruit helling op wegrij-
den of het achteruit helling af weg-
rijden te vergemakkelijken.
Controlelampje Hill Start Assist
Control AAN
Uitschakelen van de Hill Start
Assist Control
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 253 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
Page 256 of 582

2544-6. Gebruik van overige rijsystemen
7Start nogmaals de motor en contro-
leer of het controlelampje Hill Start
Assist Control AAN dooft.
De Hill Start Assist Control wordt uitgescha-
keld.
Voer om de Hill Start Assist Control
weer in te schakelen stap 1 t/m 7 nog-
maals uit.
■Bij het inschakelen van de Hill Start
Assist Control
●Zet als het controlelampje Hill Start Assist
Control AAN niet dooft of als een van de
stappen van de procedure niet goed is uit-
gevoerd het contact UIT en herhaal de pro-
cedure vanaf stap 4.
●Als de schakelaar ten minste 30
seconden ingedrukt wordt gehouden,
doven de controlelampjes TRC OFF en
VSC OFF en heeft het bedienen van de
schakelaar geen effect meer. In dat geval
werkt de VSC in de normale modus.
(→Blz. 257) Als het contact UIT wordt
gezet en de motor opnieuw wordt gestart,
kan de schakelaar weer worden
bediend.
■Voorwaarden voor werking Hill Start
Assist Control
Als aan de volgende voorwaarden wordt vol-
daan, werkt de Hill Start Assist Control:
●Auto's met automatische transmissie: De
selectiehendel staat in stand D of M (wan-
neer vooruit helling op wordt weggereden)
of in stand R (wanneer achteruit helling af
wordt weggereden).
●Auto's met handgeschakelde transmissie:
De selectiehendel staat in een andere
stand dan R (wanneer vooruit helling op
wordt weggereden) of in stand R (wanneer
achteruit helling af wordt weggereden).
●De auto staat stil.
●Het gaspedaal wordt niet ingetrapt.
●De parkeerrem is niet geactiveerd.
■De Hill Start Assist Control treedt niet in
werking als
De Hill Start Assist Control treedt niet in wer-
king als aan een van de volgende voorwaar-
den wordt voldaan:
●Auto's met automatische transmissie: De
selectiehendel staat in een andere stand
dan stand D of M (wanneer vooruit helling
op wordt weggereden) of in een andere
stand dan stand R (wanneer achteruit hel-
ling af wordt weggereden).
●Auto's met handgeschakelde transmissie:
De selectiehendel staat in stand R (wan-
neer vooruit helling op wordt weggereden)
of in een andere stand dan stand R (wan-
neer achteruit helling af wordt weggere-
den).
●Auto's met automatische transmissie: Het
gaspedaal wordt ingetrapt.
●De parkeerrem is geactiveerd.
●Auto's met handgeschakelde transmissie:
Het koppelingspedaal is losgelaten.
●Er zijn ongeveer 2 seconden verstreken
nadat het rempedaal is losgelaten.
●Het controlelampje Hill Start Assist Control
AAN brandt niet.
●Het contact wordt in de stand ACC of UIT
gezet.
■Opmerkingen met betrekking tot de Hill
Start Assist Control
●Er kan een lichte schok voelbaar zijn als na
het achteruit wegrijden met de selectiehen-
del in stand R vooruit wordt gereden.
●Als het remvermogen van de Hill Start
Assist Control onvoldoende is, trap dan het
rempedaal in.
●Trap het rempedaal in als de auto stilstaat.
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 254 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM