Page 153 of 582

151
4 4-2. Rijprocedures
Rijden1Activeer de parkeerrem door de
parkeerremhendel helemaal aan te
trekken terwijl u het rempedaal
intrapt.
2Deactiveer de parkeerrem door de
hendel iets omhoog te trekken en
deze dan volledig naar beneden te
drukken terwijl u de knop op de hen-
del ingedrukt houdt.
■Parkeren van de auto
→Blz. 130
■Als het waarschuwingslampje van het
remsysteem gaat branden
→Blz. 335
■Gebruik in de winter
→Blz. 260
Parkeerrem
Bedieningsinstructies
OPMERKING
■Bij het parkeren
Voordat u de auto verlaat, moet u de par-
keerrem activeren, de selectiehendel in
stand P (automatische transmissie) of in
de neutraalstand (handgeschakelde trans-
missie) zetten en ervoor zorgen dat de
auto niet beweegt.
■Voordat u gaat rijden
Deactiveer de parkeerrem.
Als u gaat rijden terwijl de parkeerrem is
geactiveerd, kunnen de onderdelen van
het remsysteem oververhit raken, waar-
door de remprestaties in negatieve zin
kunnen worden beïnvloed en de onderde-
len van het remsysteem sneller slijten.
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 151 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
Page 154 of 582
1524-2. Rijprocedures
■Bij het wijzigen van de rijmodus (auto's
met automatische transmissie)
Als een andere rijmodus wordt geselecteerd,
wordt het geluid van Active Sound Control
gedurende ongeveer 1 seconde onderbro-
ken, maar dit duidt niet op een storing.
■Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden aangepast
aan de persoonlijke voorkeur. (→Blz. 377)
ASC (Active Sound Control)
Active Sound Control zorgt voor
dynamische motorgeluiden. Als
tijdens het rijden de
SPORT-modus
* (→Blz. 252) is
geselecteerd, zijn de motorgelui-
den extra luid.
*: Indien aanwezig
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 152 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
Page 155 of 582

153
4 4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
Rijden
4-3.Bedienen van verlichting en ruitenwissers
Bedien de schakelaar om de
verlichting als volgt in te schakelen:
1 De koplampen, parkeerlich-
ten/dagrijverlichting (→Blz. 153) en
alle verlichting die hierboven
genoemd is, worden automatisch
in- en uitgeschakeld. (Als het con-
tact AAN staat.)
2 De parkeerlichten voor, achter-
lichten, kentekenplaat- en dash-
boardverlichting gaan branden.
3 De koplampen en alle hierbo-
ven genoemde verlichting (behalve
de dagrijverlichting) gaan branden.
4 De dagrijverlichting wordt inge-
schakeld. (→Blz. 153)
■De AUTO-modus kan worden gebruikt
als
Het contact AAN staat.
■Dagrijverlichting
Om uw auto overdag beter zichtbaar te
maken voor andere weggebruikers, wordt de
dagrijverlichting automatisch ingeschakeld
als de motor wordt gestart en de parkeerrem
wordt gedeactiveerd met de lichtschakelaar
uit of in de stand . (Brandt helderder dan
de parkeerlichten voor.) Dagrijverlichting is
niet ontworpen voor gebruik in het donker.
●Als de richtingaanwijzers knipperen, wordt
de dagrijverlichting aan de desbetreffende
zijde uitgeschakeld.
●Als de alarmknipperlichten knipperen,
wordt de dagrijverlichting aan beide zijden
uitgeschakeld.
■Sensor koplampregeling
In de volgende situaties werkt de automati-
sche verlichting mogelijk niet goed.
●Wanneer een object op de sensor is
geplaatst of als er iets op de ruit is aange-
bracht waardoor de sensor wordt afge-
schermd
●Wanneer de omgeving is verlicht door
ander licht dan natuurlijk daglicht
■Automatisch uitschakelsysteem ver-
lichting
●Wanneer de lichtschakelaar in stand
of staat: De koplampen worden auto-
matisch uitgeschakeld als het contact UIT
wordt gezet.
●Wanneer de lichtschakelaar in stand
staat: De koplampen en alle verlichting
worden automatisch uitgeschakeld als het
contact UIT wordt gezet.
Lichtschakelaar
De koplampen kunnen handmatig
of automatisch worden bediend.
Bedieningsinstructies
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 153 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
Page 156 of 582

1544-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
Zet, om de verlichting weer in te schakelen,
het contact AAN of zet de lichtschakelaar een
keer in stand OFF en daarna terug in stand
of .
■Zoemer verlichting
Er klinkt een zoemer als het contact UIT
wordt gezet en het bestuurdersportier wordt
geopend terwijl de verlichting is ingescha-
keld.
■Automatische verticale koplampverstel-
ling
De koplamphoogte wordt automatisch gere-
geld op basis van het aantal passagiers in de
auto en de mate van belading om verblinding
van andere weggebruikers door de koplam-
pen te voorkomen.
■Aan ruitenwissers voor gekoppeld
inschakelen van koplampen
Als de ruitenwissers voor worden gebruikt
wanneer de lichtschakelaar tijdens het rijden
overdag in stand staat, worden de kop-
lampen na enkele seconden automatisch
ingeschakeld om uw auto beter zichtbaar te
maken.
■Energiebesparende functie
Om te voorkomen dat de accu van de auto
ontladen raakt wanneer de lichtschakelaar in
de stand of staat terwijl het contact
UIT wordt gezet, schakelt de energiebespa-
rende functie van de accu alle verlichting na
ongeveer 20 minuten automatisch uit.
Onder de volgende omstandigheden wordt
de energiebesparende functie van de accu
uitgeschakeld.
●Wanneer het contact in stand ACC of AAN
wordt gezet
●Wanneer de lichtschakelaar in de stand
staat
●Wanneer een portier wordt geopend of
gesloten
■Verlichting Welcome Light-systeem
De koplampen en achterlichten gaan in het
donker automatisch branden wanneer u de
portieren ontgrendelt met de afstandsbedie-
ning als de lichtschakelaar in de stand
staat. De koplampen en achterlichten worden
na ongeveer 30 seconden automatisch uitge-
schakeld.
■Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden aangepast
aan de persoonlijke voorkeur. (→Blz. 377)
1Druk bij ingeschakelde koplampen
de hendel van u af om het grootlicht
in te schakelen.
Auto's zonder High Beam Assist: Duw de
hendel van u af en laat hem los om het
grootlicht in te schakelen. Trek de hendel
naar u toe en laat hem los om het grootlicht
uit te schakelen en over te schakelen op
dimlicht.
Auto's met High Beam Assist: Duw met de
lichtschakelaar in de stand de hendel
van u af en laat hem los om de High Beam
Assist in te schakelen. Wanneer de High
Beam Assist is ingeschakeld, wordt afhan-
kelijk van de omstandigheden automatisch
overgeschakeld op grootlicht of dimlicht. Als
u de hendel van u af duwt en weer loslaat,
wordt de High Beam Assist uitgeschakeld en
wordt het grootlicht ingeschakeld.
Grootlicht handmatig inschakelen: Duw met
de lichtschakelaar in de stand de hen-
del van u af en laat hem weer los. Als u de
hendel naar u toe trekt en weer loslaat,
OPMERKING
■Voorkomen van ontlading van de
accu
Laat de verlichting niet langer branden dan
noodzakelijk is als de motor niet draait.
Inschakelen van het grootlicht
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 154 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
Page 157 of 582

155
4 4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
Rijden
wordt het grootlicht uitgeschakeld en wordt
overgeschakeld op dimlicht.
2Een grootlichtsignaal geven door
aan de hendel te trekken
Hierdoor kan ook als de verlichting is uitge-
schakeld een grootlichtsignaal worden gege-
ven. Als de hendel wordt losgelaten, keert
de verlichting terug in de dimstand of wordt
de verlichting uitgeschakeld.
Dankzij dit systeem kunnen de koplam-
pen gedurende ongeveer 30 seconden
worden ingeschakeld wanneer het con-
tact UIT staat.
Trek, nadat u het contact UIT hebt
gezet, de hendel naar u toe en laat hem
los terwijl de lichtschakelaar in de stand
of staat.
De lichten doven onder de volgende
omstandigheden:
Het contact wordt AAN gezet.
De lichtschakelaar wordt ingescha-
keld.
U trekt de lichtschakelaar naar u toe
en laat hem los.
De portieren worden ontgrendeld
met het Smart entry-systeem met
startknop of de afstandsbediening.
■Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden aangepast
aan de persoonlijke voorkeur. (→Blz. 377)
*: Indien aanwezig
SRH (Steering Responsive Headlights)
is een functie die afhankelijk van de
stuurwielhoek en de rijsnelheid als
vooruit wordt gereden automatisch de
hoek van de koplampen aanpast om
kruispunten en bochten beter te verlich-
ten.
De functie werkt bij een rijsnelheid vanaf 8
km/h.
■Uitschakelen van SRH
SRH kan worden uitgeschakeld via een
instelling op het instrumentenpaneel.
(→Blz. 377)
Als SRH wordt uitgeschakeld, gaat het con-
trolelampje SRH OFF branden.
Extended Headlight
Lighting-systeem
SRH (Steering Responsive
Headlights)
*
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 155 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
Page 158 of 582

1564-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
■Waarschuwingslampje SRH
Bij een storing in SRH brandt het waar-
schuwingslampje SRH en wordt een
melding weergegeven op het
multi-informatiedisplay. Laat de auto zo
snel mogelijk nakijken door een
erkende Toyota-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar beho-
ren gekwalificeerde en uitgeruste des-
kundige. (→Blz. 344)
■Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden aangepast
aan de persoonlijke voorkeur. (→Blz. 377)
*: Indien aanwezig
Zet de lichtschakelaar in de stand
en duw de hendel naar voren.
Als u de hendel loslaat, keert hij onmiddellijk
terug naar zijn oorspronkelijke positie.
De High Beam Assist wordt ingeschakeld en
het controlelampje High Beam Assist gaat
branden.
High Beam Assist*
De High Beam Assist gebruikt de
stereocamera aan de bovenzijde
van de voorruit om de helderheid
van de verlichting van tegenlig-
gers en voorliggers, straatverlich-
ting, enz. te beoordelen en scha-
kelt, indien nodig, het grootlicht
automatisch in en uit.
WAARSCHUWING
■Beperkingen van de High Beam
Assist
Vertrouw niet blindelings op de High Beam
Assist. Rijd altijd voorzichtig en houd hier-
bij de omgeving in de gaten en schakel
indien nodig handmatig het grootlicht in of
uit.
■Voorkomen van onjuiste werking van
de High Beam Assist
Voorkom overbelading van uw auto.
Inschakelen van de High Beam
Assist
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 156 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
Page 159 of 582

157
4 4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
Rijden
■Voorwaarden voor het automatisch in-
en uitschakelen van het grootlicht
●Als aan alle onderstaande voorwaarden
wordt voldaan, wordt het grootlicht auto-
matisch ingeschakeld (na ongeveer 1
seconde):
• De rijsnelheid is ongeveer 60 km/h of
hoger.
• Het gebied voor de auto is niet verlicht.
• Er zijn geen tegenliggers of voorliggers
met ingeschakelde koplampen of achter-
lichten.
• Er bevinden zich weinig straatlantaarns op
de weg voor u.
●Als aan een van onderstaande voorwaar-
den wordt voldaan, wordt het grootlicht
automatisch uitgeschakeld:
• De rijsnelheid is lager dan ongeveer 50
km/h.
• Het gebied voor de auto is verlicht.
• Tegenliggers of voorliggers hebben de
koplampen of achterlichten ingeschakeld.
• Er bevinden zich veel straatlantaarns op
de weg voor u.
■Detectie-informatie stereocamera
●Als EyeSight is uitgevallen door een sto-
ring of tijdelijk is uitgeschakeld, werkt de
High Beam Assist niet. In dat geval worden
de dimlichten ingeschakeld.
●In de volgende situaties wordt het groot-
licht mogelijk niet automatisch uitgescha-
keld:
• Als plotseling een tegenligger uit een bocht
opdoemt
• Als plotseling een andere auto voor de
eigen auto invoegt
• Als tegenliggers of voorliggers niet kunnen
worden gesignaleerd als gevolg van een
reeks bochten, wegafscheidingen of
bomen langs de weg• Wanneer tegenliggers opdoemen in de
rechter tegemoetkomende rijstrook op een
brede weg
• Wanneer de verlichting van tegenliggers of
voorliggers niet is ingeschakeld
●Het grootlicht wordt mogelijk uitgeschakeld
als een tegenligger wordt gesignaleerd die
zijn mistlampen aan heeft terwijl de kop-
lampen uit zijn.
●Door de aanwezigheid van huisverlichting,
straatverlichting, verkeerslichten of ver-
lichte billboards en andere reflecterende
objecten wordt mogelijk geschakeld van
grootlicht naar dimlicht of blijft het dimlicht
mogelijk ingeschakeld.
●De volgende factoren kunnen van invloed
zijn op de reactietijd voor het in- of uitscha-
kelen van het grootlicht:
• De helderheid van koplampen, mistlampen
en achterlichten van tegenliggers en voor-
liggers
• De beweging en richting van tegenliggers
en voorliggers
• Als de verlichting van een tegenligger of
voorligger slechts aan één kant werkt
• Als een tegenligger of voorligger een voer-
tuig op twee wielen betreft
• De toestand van de weg (stijgingspercen-
tage, bochten, toestand van het wegdek,
enz.)
• Het aantal inzittenden en de hoeveelheid
bagage in de auto
• Als er een vertraging in de respons zit door
de beperkingen van het detectiebereik van
de stereocamera
●Het grootlicht wordt mogelijk onverwacht
in- of uitgeschakeld.
●Fietsen of vergelijkbare voertuigen worden
mogelijk niet gesignaleerd.
●In de volgende situaties kan het systeem
de helderheid van het omgevingslicht
mogelijk niet juist signaleren. Hierdoor blij-
ven de dimlichten mogelijk branden of gaat
het grootlicht knipperen of worden voet-
gangers, tegenliggers of voorliggers ver-
blind. Als dat het geval is, moet handmatig
geschakeld worden tussen grootlicht en
dimlicht.
• Bij rijden in slecht weer (zware regenval,
mist, sneeuw, zandstormen, enz.)
• Als het zicht door de voorruit wordt belem-
merd door damp, wasem, ijs, vuil, enz.
• Als de voorruit gebarsten of beschadigd is
• Als de stereocamera vervormd of vuil is
• Als de temperatuur van de stereocamera
extreem hoog is
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 157 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
Page 160 of 582

1584-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
• Als de helderheid van het omgevingslicht
overeenkomt met die van koplampen, ach-
terlichten of mistlampen
• Als de koplampen of achterlichten van
tegenliggers of voorliggers zijn uitgescha-
keld, vuil zijn, een andere kleur hebben of
niet correct zijn afgesteld
• Als de auto wordt geraakt door water,
sneeuw, stof, enz. van een voorligger
• In gebieden waar lichte en donkere stuk-
ken elkaar afwisselen.
• Als geregeld en herhaaldelijk over stij-
gende en dalende wegen wordt gereden,
of over wegen met een slecht of oneffen
wegdek (zoals klinkerwegen, grindwegen,
enz.)
• Als geregeld en herhaaldelijk over boch-
tige wegen wordt gereden.
• Als er zich een sterk spiegelend voorwerp,
zoals een verkeersbord of spiegel, voor de
auto bevindt
• Als de achterzijde van een voorligger sterk
spiegelend is, zoals een container op een
truck
• Als de koplampen van de auto beschadigd
of vuil zijn, of niet correct zijn afgesteld
• Als de auto naar één kant overhelt door bij-
voorbeeld een lekke band, of aan de ach-
terzijde wat lager ligt doordat een aan-
hangwagen is aangekoppeld, enz.
• Direct nadat de motor is gestart
• Als herhaaldelijk op een abnormale manier
wordt geschakeld tussen grootlicht en dim-
licht
• Als de bestuurder meent dat het grootlicht
mogelijk knippert of voetgangers of andere
bestuurders verblindt
• Als de auto wordt gebruikt in een gebied
waar men aan de andere kant van de weg
rijdt, bijvoorbeeld een auto bestemd voor
rechtsrijdend verkeer in een gebied voor
linksrijdend verkeer of vice versa
■Dimlicht inschakelen
Zet de lichtschakelaar in de stand .
Het controlelampje High Beam Assist dooft.
Zet de lichtschakelaar in de stand om
de High Beam Assist weer in te schakelen.
■Grootlicht inschakelen
Duw de hendel naar voren.
Het controlelampje High Beam Assist dooft
en het controlelampje grootlicht gaat bran-
den.
Duw de hendel nogmaals naar voren om de
High Beam Assist weer in te schakelen.
Handmatig in- en uitschakelen
van het grootlicht
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 158 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM