Page 233 of 582

231
4 4-6. Gebruik van overige rijsystemen
Rijden
• Bij een duidelijk verschil in hoogte tussen
uw rijstrook en de aangrenzende rijstrook
• Direct nadat de BSD/RCTA is ingescha-
keld door op “BSD/RCTA” te drukken
• Direct nadat de selectiehendel in stand R
is gezet
• Als extreem zware lading wordt vervoerd
in de bagageruimte
In de volgende gevallen gaat tijdens
het achteruitrijden het naderings-
lampje BSD/RCTA mogelijk te laat
branden en klinkt de waarschu-
wingszoemer mogelijk te laat, of
geeft het systeem mogelijk helemaal
geen waarschuwingen.
• Bij het achteruit uitrijden van een schuin
parkeervak.
• Wanneer een groot voertuig naast uw
auto is geparkeerd (Het voertuig houdt de
verspreiding van radargolven tegen.)
• Bij het achteruitrijden op een helling
omhoog of omlaag
• Bij het met hoge snelheid achteruitrijden
Het naderingslampje BSD/RCTA
gaat mogelijk branden als u te dicht
bij vaste voorwerpen op de weg of in
de berm rijdt (zoals vangrails, tunnel-
wanden en scheidingsmuren).
Bij het afslaan op een kruising in ste-
delijk gebied of op een kruising met
meerdere rijstroken gaat het nade-
ringslampje BSD/RCTA mogelijk
knipperen.Als u bij het achteruitrijden richting
een gebouw of muur rijdt, kan het
naderingslampje BSD/RCTA gaan
knipperen en kan de waarschu-
wingszoemer klinken.
Onder de volgende omstandigheden
signaleert het systeem mogelijk een
voertuig op de rijstrook naast de
aangrenzende rijstrook.
• Wanneer uw auto zo dicht mogelijk bij de
rand van de rijstrook rijdt, aan de kant
waar het desbetreffende voertuig zich
bevindt
• Wanneer het voertuig op de rijstrook
naast de aangrenzende rijstrook zo dicht
mogelijk bij de rand van de rijstrook rijdt,
aan de kant waar uw auto zich bevindt
■Systeem stopt tijdelijk
Dit lampje brandt en deze melding
wordt weergegeven als het systeem
wordt gebruikt bij zeer hoge of lage
temperaturen of wanneer er sprake is
van een abnormale spanning. Zodra
deze situaties zich niet meer voordoen,
gaat het systeem weer normaal wer-
ken, gaat het lampje uit en verdwijnt de
melding.
Als het lampje langere tijd blijft branden
en de melding langere tijd weergege-
ven wordt, laat het systeem dan nakij-
ken door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige.
Controlelampje
BSD/RCTA OFF
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 231 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
Page 234 of 582

2324-6. Gebruik van overige rijsystemen
“BSD/RCTA Disabled” (BSD/RCTA
uitgeschakeld)
Controlelampje BSD/RCTA OFF
■Systeem stopt tijdelijk vanwege
een verminderde gevoeligheid
van de radar
Dit lampje brandt en deze melding
wordt weergegeven als de detectie-
prestaties van de radarsensoren
beperkt zijn. Zodra deze situatie zich
niet meer voordoet, gaat het systeem
weer normaal werken, gaat het lampje
uit en verdwijnt de melding.
Als het lampje langere tijd blijft branden
en de melding langere tijd weergege-
ven wordt, laat het systeem dan nakij-
ken door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige.“BSD/RCTA Disabled Sensor Bloc-
ked” (BSD/RCTA uitgeschakeld,
sensor geblokkeerd)
Controlelampje BSD/RCTA OFF
■Systeemstoring
Dit lampje brandt en deze melding
wordt weergegeven als er een storing
optreedt in het systeem. Neem contact
op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige om het systeem te
laten controleren.
“BSD/RCTA Disabled Check
Owner's Manual” (BSD/RCTA uitge-
schakeld, zie handleiding)
Waarschuwingslampje BSD/RCTA
A
Waarschuwingslampje
BSD/RCTA
A
A
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 232 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
Page 235 of 582

233
4 4-6. Gebruik van overige rijsystemen
Rijden
Bedien het multi-informatiedisplay
(→Blz. 377) of het scherm van het mul-
timediasysteem om de BSD/RCTA in
en uit te schakelen (zie de handleiding
voor het multimediasysteem).
Wanneer het BSD/RCTA-systeem is
uitgeschakeld, brandt het controle-
lampje BSD/RCTA OFF op het
multi-informatiedisplay.
●Schakel in de volgende gevallen de
BSD/RCTA uit. Het systeem werkt mogelijk
niet goed door geblokkeerde radargolven.
• Bij het slepen van de auto
• Wanneer een fietsendrager of een ander
voorwerp op de achterzijde van de auto is
gemonteerd
• Wanneer de auto op een vermogensbank,
een rollenbank of iets dergelijks wordt
getest
• Wanneer u de wielen van de auto laat
draaien door gas te geven terwijl de auto
met de wielen van de grond is
●Als het contact UIT wordt gezet, wordt de
laatst bekende status van het systeem in
het geheugen opgeslagen. Als bijvoor-
beeld het contact UIT wordt gezet terwijl de
BSD/RCTA is uitgeschakeld, blijft de
BSD/RCTA uitgeschakeld als het contact
de volgende keer AAN wordt gezet.
De radarsensoren, één aan elke zijde
van de auto, zijn in de achterbumper
gemonteerd.
Radarsensoren
Als de radarsensoren gerepareerd of vervan-
gen moeten worden of als het gedeelte van
de bumper rondom de radarsensoren gere-
pareerd, gespoten of vervangen moet wor-
den, neem dan contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uit-
geruste deskundige.
In-/uitschakelen van de
BSD/RCTAOmgaan met de radarsensoren
A
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 233 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
Page 236 of 582

2344-6. Gebruik van overige rijsystemen
*: Indien aanwezig
Als de remmen automatisch worden geacti-
veerd, worden door het Reverse Automatic
Braking-systeem (RAB) de volgende gege-
vens geregistreerd en opgeslagen. Er wor-
den geen gesprekken, persoonsgegevens of
andere audiogegevens opgeslagen.
●Afstand tot het object
●Rijsnelheid
●Bedieningsstatus van het gaspedaal
●Bedieningsstatus van het rempedaal
●Stand selectiehendel
●Buitentemperatuur
●De instelling van de gevoeligheid van de
sonarsensoren
Toyota en derden waarmee Toyota een con-
tract heeft, kunnen de opgeslagen gegevens
opvragen en gebruiken voor R&D op automo-
tivegebied. Toyota en derden waarmee
Toyota een contract heeft, zullen de opge-
vraagde gegevens uitsluitend onder de vol-
gende voorwaarden publiceren of verstrek-
ken aan andere partijen.
●De eigenaar van de auto heeft zijn of haar
toestemming gegeven.
●De publicatie/verstrekking is opgedragen
door een gerechtelijk bevel of een wettelijk
voorschrift.
OPMERKING
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen
in acht voor een juiste werking van de
BSD/RCTA.
●Houd het oppervlak van de bumper
rondom de radarsensoren altijd schoon.
●Bevestig geen stickers of andere zaken
op het oppervlak van de bumper in de
buurt van de radarsensoren. Neem voor
meer informatie contact op met een
erkende Toyota-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar beho-
ren gekwalificeerde en uitgeruste des-
kundige.
●Wijzig het gedeelte van de bumper in de
buurt van de radarsensoren niet.
●Spuit het gedeelte van de bumper in de
buurt van de radarsensoren niet.
●Stel het gedeelte van de bumper in de
buurt van de radarsensoren niet bloot
aan sterke schokken. Als een sensor
niet meer goed uitgelijnd is, kan zich
een systeemstoring voordoen waarbij
het risico bestaat dat bijvoorbeeld voer-
tuigen die het detectiegebied binnenko-
men niet meer worden gesignaleerd.
Wanneer de bumper is blootgesteld aan
een sterke schok, neem dan voor een
controle contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
●Haal de radarsensoren niet uit elkaar.
Reverse Automatic
Braking-systeem (RAB)*
Reverse Automatic Braking (RAB)
is een hulpsysteem om aanrijdin-
gen tijdens het achteruitrijden te
voorkomen of de schade ervan te
beperken. Als tijdens het achter-
uitrijden een muur of obstakel ach-
ter de auto wordt gesignaleerd,
waarschuwt het systeem de
bestuurder met een waarschu-
wingsgeluid en kan het de rem-
men van de auto automatisch acti-
veren.
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 234 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
Page 237 of 582

235
4 4-6. Gebruik van overige rijsystemen
Rijden
●Gegevens die zodanig zijn aangepast dat
de gebruiker en de auto niet identificeer-
baar zijn, worden verstrekt aan een onder-
zoeksinstituut voor statistische verwerking
of gelijksoortige doeleinden.
Het Reverse Automatic Braking-sys-
teem (RAB) voert de volgende 2 func-
ties uit met behulp van 4 sonarsenso-
ren.
Sonaralarm
Het Reverse Automatic Braking-systeem
(RAB) signaleert objecten achter de auto en
waarschuwt de bestuurder met een waar-
schuwingsmelding op het scherm van het
multimediasysteem en piepsignalen.
Automatisch remmen
Het systeem signaleert objecten achter de
auto en als het risico van een aanrijding
groot is, remt het systeem de auto af en
bedient het de remmen om zo de schade te
beperken.
Bij het achteruitrijden
Wanneer krachtig automatisch wordt
geremd of de koppelregeling wordt
toegepast om een aanrijding te voor-
komen (in dit geval klinken er korte
piepsignalen of klinkt er een perma-
nent waarschuwingsgeluid)
“Object Close Behind” (object dicht
bij achterkant auto)
WAARSCHUWING
●Ondanks de aanwezigheid van Reverse
Automatic Braking (RAB) moet de
bestuurder de omgeving blijven contro-
leren op de aanwezigheid van voertui-
gen of objecten om een aanrijding te
voorkomen.
●Veilig rijden blijft altijd de verantwoorde-
lijkheid van de bestuurder. Trap het rem-
pedaal in en controleer visueel de
omgeving voordat u achteruitrijdt.
●Door de werkingslimieten van het sys-
teem kan de auto in sommige gevallen
een aanrijding niet voorkomen. Het
waarschuwingsgeluid of het automa-
tisch remmen kan vertraagd of helemaal
niet worden geactiveerd, zelfs als er een
obstakel aanwezig is.
●Controleer of het automatisch remmen
UIT is gezet als de auto wordt getest op
een rollenbank of vermogensbank.
Gebeurt dit niet, dan kan de auto zich in
beweging zetten, waardoor een ongeval
kan ontstaan.
●Controleer of het automatisch remmen
UIT is gezet als de auto wordt gesleept.
Gebeurt dit niet, dan kan de auto zich in
beweging zetten, waardoor een ongeval
kan ontstaan.
●Het systeem is niet ontworpen om men-
sen (of kinderen), dieren of andere
bewegende objecten te signaleren.
●Afhankelijk van de voertuigconditie of
de omgeving kan het vermogen van de
sonarsensor om objecten te signaleren
aan veranderingen onderhevig zijn.
Overzicht Reverse Automatic
Braking-systeem (RAB)
A
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 235 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
Page 238 of 582

2364-6. Gebruik van overige rijsystemen
Wanneer de auto door het systeem
tot stilstand wordt gebracht (in dit
geval blijft het permanente geluids-
signaal klinken)
“Apply Brake To Hold Position” (trap
rempedaal in om auto op zijn plaats
te houden)
Het Reverse Automatic Braking-sys-
teem (RAB) werkt wanneer aan alle
onderstaande voorwaarden wordt vol-
daan:
Het contact staat AAN.
Het waarschuwingslampje EyeSight
brandt niet.
Het waarschuwingslampje RAB
brandt niet.
Het controlelampje RAB OFF brandt
niet.
De selectiehendel staat in stand R.Waarschuwingslampje EyeSight
Waarschuwingslampje RAB
Controlelampje RAB OFF
Sonaralarm
Het sonaralarm is ingesteld op “ON”
(aan).
De rijsnelheid ligt tussen de 0 en 15
km/h.
Automatisch remmen
Het automatisch remmen is inge-
steld op “ON” (aan).
De rijsnelheid ligt tussen de 1,5 en
15 km/h.
●In de volgende situaties werkt het Reverse
Automatic Braking-systeem (RAB) niet.
Neem direct contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige om het systeem
te laten controleren.
• Het waarschuwingslampje EyeSight
brandt.
• Het waarschuwingslampje RAB brandt.
●In de volgende situaties kan het Reverse
Automatic Braking-systeem (RAB) niet
worden bediend.
• Het controlelampje RAB OFF brandt.
●In de volgende situaties werken de functies
mogelijk niet goed. Neem direct contact op
met een erkende Toyota-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige
om het systeem te laten controleren.
WAARSCHUWING
Als uw auto tot stilstand is gekomen op
een spoorwegovergang en u probeert ach-
teruit tussen de slagbomen door weg te
komen, kan het systeem de slagbomen als
een obstakel interpreteren en de remmen
activeren. Blijf in dat geval kalm en houd
het gaspedaal ingetrapt of schakel het
systeem uit. (→Blz. 241)
Voorwaarden voor werking
A
A
C
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 236 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
Page 239 of 582

237
4 4-6. Gebruik van overige rijsystemen
Rijden
• Er is een sticker, verf of een chemisch mid-
del aangebracht op de sonarsensoren of
op de achterbumper bij de sonarsensoren.
• De achterbumper is gewijzigd.
• De achterbumper is verwijderd en weer
geplaatst.
• De bodemvrijheid is veranderd door een
zware belading van de auto of een wijzi-
ging aan de wielophanging.
• De sonarsensoren of het gedeelte van de
achterbumper bij de sonarsensoren zijn
beschadigd.
• De achterbumper is blootgesteld aan een
krachtige schok of is vervormd.
●Op een steile helling werkt de functie auto-
matisch remmen van het systeem minder
doeltreffend.
●Het systeem is ontwikkeld om aanrijdingen
te voorkomen door automatisch hard te
remmen als de auto achteruitrijdt met een
snelheid van maximaal ongeveer 5 km/h.
Het systeem garandeert echter niet dat de
auto in elke situatie in staat is om een aan-
rijding te voorkomen.
●Als de auto extreem langzaam achteruit-
rijdt, kan het zijn dat de handelingen van
de bestuurder voorrang hebben boven de
werking van het systeem. In dit geval werkt
de functie automatisch remmen niet.
●De volgende objecten kunnen mogelijk niet
door het systeem worden gesignaleerd
met als gevolg dat de remmen niet auto-
matisch worden geactiveerd.
• Scherp gevormde of smalle objecten zoals
palen, hekken en kabels die de door de
sonarsensor uitgezonden geluidsgolven
mogelijk niet weerkaatsen.
• Objecten die zich te dicht bij de achter-
bumper bevinden als de selectiehendel in
stand R wordt gezet.
• Objecten met een oppervlak dat de door
de sonarsensor uitgezonden geluidsgolven
mogelijk niet weerkaatst, zoals een hek
van draadgaas.
●Het systeem is zo ontworpen dat het de
volgende objecten niet kan signaleren. De
auto zal er dus ook niet voor afremmen.
• Voetgangers.
• Bewegende objecten, waaronder rijdende
voertuigen.
• Objecten die geluidsgolven absorberen,
zoals kledingstukken of sneeuw.
• Objecten waarvan het oppervlak een dia-
gonale hoek maakt.
• Objecten die zich dicht bij de grond bevin-
den, zoals parkeerblokken.• Objecten die zich ver boven de grond
bevinden, zoals hangende objecten.
• Objecten die in horizontale richting buiten
het bereik liggen gezien vanuit het midden
van de auto.
• Platte, op de grond liggende objecten.
• Objecten die niet loodrecht op de grond
staan.
• Objecten die zich niet rechtstreeks in de rij-
richting van de auto bevinden.
• Ongelijkmatige of golvende objecten.
●Bij het achteruitrijden werken de functies
mogelijk niet correct of kan er een sys-
teemstoring optreden als de volgende situ-
atie zich voordoet.
Hoogfrequent geluid van andere geluidsbron-
nen in de omgeving:
• Geluid van een claxon van een ander voer-
tuig.
• Motorgeluid van andere voertuigen.
• Geluid van luchtremmen.
• Voertuigdetectiesysteem of sonar van een
ander voertuig.
• In de buurt wordt een geluidsgolf met een
frequentie die vergelijkbaar is met die van
het systeem van de auto uitgezonden.
• Een voertuig met hetzelfde systeem rijdt
achteruit naar uw achteruitrijdende auto
toe.
●Weersomstandigheden:
• Extreem hoge of lage temperaturen waar-
bij het gedeelte rondom de sonarsensor te
warm of te koud wordt en de sensor niet
meer kan werken.
• De sonarsensoren of het gedeelte van de
achterbumper bij de sonarsensoren wordt
blootgesteld aan zware regenval of een
grote hoeveelheid water.
• Mist, sneeuw, zandstormen, enz.
• De lucht stroomt met hoge snelheid langs
de auto, zoals bij harde wind.
●Onderdelen die zijn aangebracht op het
gedeelte van de achterbumper bij de
sonarsensor:
• Er zijn op de markt beschikbare elektroni-
sche onderdelen (mistachterlicht, spatbor-
dantenne, radio-antenne) of bevestigings-
accessoires (trekhaak, fietsendrager, bum-
perbeschermplaat) aangebracht.
• Er zijn onderdelen die een hoogfrequent
geluid uitzenden, zoals een claxon of een
luidspreker, aangebracht.
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 237 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
Page 240 of 582

2384-6. Gebruik van overige rijsystemen
●Voertuigcondities:
• Er heeft zich ijs, sneeuw of modder
gehecht aan de sonarsensoren of het
gedeelte van de achterbumper bij de
sonarsensoren.
• De auto helt sterk naar één kant.
• De bodemvrijheid is sterk veranderd door
een zware belading van de auto, enz.
• Als de sensor niet goed is uitgelijnd door
een aanrijding of een ongeval.
●Omgeving:
• Achter de achteruitrijdende auto bevindt
zich een doek, vlag, overhangende tak of
spoorboom.
• Tijdens het achteruitrijden op een onder-
grond met gravel of gras.
• Tijdens het achteruitrijden in een gebied
met objecten of muren dicht bij de zijkan-
ten van de auto, zoals nauwe tunnels,
nauwe bruggen, nauwe wegen of nauwe
garages.
• Er bevinden zich karrensporen of kuilen
achter de auto tijdens het achteruitrijden.
• Tijdens het achteruit over een putdeksel
(afvoerrooster) of wildrooster rijden.
• Tijdens het achteruitrijden bevindt zich
achter de auto een steile helling.
• Bij het hellingaf achteruitrijden.
• Bij het achteruitrijden in een garage met
een laag plafond of in een tunnel.
• Tijdens het achteruitrijden rijdt de auto een
stoeprand op of af.• Er bevindt zich een hoop sneeuw achter
de auto tijdens het achteruitrijden.
• Er is een waterplas.
• Er bevindt zich een obstakel naast een
object.
• Tijdens het achteruitrijden langs een muur.
• Tijdens het achteruitrijden op een weg
waarbij het wegdek overgaat van een
schoon wegdek naar een wegdek met
daarop modder of sneeuw.
• Tijdens het achteruitrijden op een weg met
slecht wegdek.
●In de volgende situaties kan een aanrijding
mogelijk niet worden vermeden ondanks
dat het systeem normaal werkt.
• Op glad wegdek.
• De bandenspanning is niet correct.
• De banden zijn versleten.
• Er zijn sneeuwkettingen aangebracht.
• Er zijn banden gemonteerd waarvan de
maat afwijkt van de oorspronkelijke maat.
• Er is een band gemonteerd die met een
bandenreparatieset is gerepareerd.
• De wielophanging is gewijzigd.
• Het rijgedrag van de auto is instabiel
geworden door een ongeval of een storing.
• Het waarschuwingslampje van het remsys-
teem brandt.
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 238 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM