Page 257 of 582

255
4 4-6. Gebruik van overige rijsystemen
Rijden
■Er is mogelijk een storing in het sys-
teem aanwezig wanneer
In de volgende situaties is er mogelijk een
storing aanwezig in het systeem. Laat de
auto nakijken door een erkende Toyota-dea-
ler of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
●Het controlelampje Traction Control brandt.
●Het controlelampje Hill Start Assist Control
AAN gaat uit en er klinkt een zoemer.
*: Indien aanwezig
WAARSCHUWING
■Voorzorgsmaatregelen Hill Start
Assist Control
●Vertrouw niet uitsluitend op de Hill Start
Assist Control. De Hill Start Assist Con-
trol werkt mogelijk niet effectief op steile
hellingen en op met ijs bedekte wegen.
●In tegenstelling tot de parkeerrem is de
Hill Start Assist Control niet bedoeld om
de auto gedurende langere tijd op zijn
plaats te houden. Gebruik de Hill Start
Assist Control niet om de auto op een
helling op zijn plaats te houden omdat
dat kan leiden tot een ongeval.
●Zet de motor niet af als de Hill Start
Assist Control in werking is: de Hill Start
Assist Control zal dan worden uitge-
schakeld wat tot een ongeval zou kun-
nen leiden.
Uitlaatgasfiltersysteem*
Het uitlaatgasfiltersysteem is ont-
worpen om roetdeeltjes in de uit-
laatgassen te verzamelen met
behulp van een uitlaatgasfilter dat
in de uitlaatpijpen is geplaatst.
OPMERKING
■Om storingen in het uitlaatgasfilter-
systeem te voorkomen
●Gebruik geen andere brandstof dan het
voorgeschreven type brandstof
●Breng geen wijzigingen aan de uitlaat-
pijp aan
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 255 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
Page 258 of 582

2564-6. Gebruik van overige rijsystemen
■ABS (antiblokkeersysteem)
Helpt het blokkeren van de wielen te
voorkomen bij plotseling remmen of
remmen op een glad wegdek
■Brake Assist
Zorgt voor een grotere remkracht nadat
het rempedaal is ingetrapt als het sys-
teem oordeelt dat er sprake is van een
noodstop
■VSC (Vehicle Stability Control)
Helpt de bestuurder de auto onder con-
trole te houden bij uitwijkmanoeuvres
en het nemen van bochten op een glad
wegdek.
■TRC (Traction Control)
Zorgt ervoor dat de aandrijfkracht
behouden blijft en voorkomt dat de aan-
drijvende wielen gaan doorslippen bij
het wegrijden met de auto of bij het
accelereren op gladde wegen
Het TRC-systeem is ook uitgerust met
een remfunctie voor het differentieel
met beperkte slip.
■Hill Start Assist Control
→Blz. 253
■EPS (elektrische stuurbekrachti-
ging)
Maakt gebruik van een elektromotor om
de benodigde kracht voor het rond-
draaien van het stuurwiel te verminde-
ren
■Noodstopsignaal
Als het rempedaal plotseling wordt
ingetrapt, gaan de alarmknipperlichten
automatisch knipperen om het achter-
opkomende verkeer te waarschuwen.
■Als het TRC-/VSC-systeem in werking is
Het controlelampje Traction Control knippert
wanneer het TRC-systeem (met remfunctie
voor het differentieel met beperkte
slip)/VSC-systeem in werking is.
■Uitschakelen van het TRC-systeem
Als u met uw auto vast komt te zitten in mod-
der of sneeuw, kan het TRC-systeem het
aandrijfvermogen van de motor naar de wie-
len beperken. Wanneer u het systeem uit-
schakelt door op de schakelaar te druk-
ken, kunt u de auto waarschijnlijk makkelijker
los krijgen door te ‘schommelen’.
In dit geval blijft de remfunctie voor het diffe-
rentieel met beperkte slip ingeschakeld.
Schakel het TRC-systeem uit door de scha-
kelaar snel in te drukken en weer los te
laten.
Het controlelampje TRC OFF gaat branden.
Ondersteunende systemen
Om de veiligheid en de prestaties
tijdens het rijden te verbeteren is
uw auto uitgerust met de volgende
systemen die automatisch in wer-
king treden als de omstandighe-
den daar om vragen. Houd er ech-
ter rekening mee dat dit aanvul-
lende systemen zijn en vertrouw
niet in al te sterke mate op deze
systemen als u de auto bedient.
Overzicht van de
ondersteunende systemen
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 256 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
Page 259 of 582

257
4 4-6. Gebruik van overige rijsystemen
Rijden
Druk nogmaals op de schakelaar om
het systeem weer in te schakelen.
■TRACK-modus
Uw auto beschikt over twee rijprogramma's
die zijn afgestemd op verschillende rijstijlen.
Het gewenste rijprogramma kan worden
geselecteerd met de TRACK-schakelaar. De
NORMAL-modus is afgestemd op een veilige
en soepele normale rijstijl. Als de schakelaar
ten minste 1 seconde ingedrukt wordt gehou-
den, wordt de TRACK-modus geactiveerd.
Als de TRACK-modus wordt geselecteerd,
wordt de regeling van bijvoorbeeld de VSC
en TRC aangepast om de bestuurder de
gelegenheid te bieden sportiever te rijden.
Als de TRACK-modus wordt ingeschakeld,
gaat het multi-informatiedisplay over op de
weergave van de TRACK-modus en gaat het
controlelampje VSC OFF branden.Druk om vanuit de TRACK-modus terug te
gaan naar de NORMAL-modus op de scha-
kelaar of op de TRACK-schakelaar.
■Zowel TRC als VSC uitschakelen
Houd de schakelaar langer dan 3
seconden ingedrukt terwijl de auto stilstaat
om het TRC- en VSC-systeem uit te schake-
len.
De controlelampjes TRC OFF en VSC OFF
gaan branden.
Bij auto's met automatische transmissie blijft
echter de remfunctie van het differentieel met
beperkte slip ingeschakeld.
Druk nogmaals op de schakelaar om de
systemen weer in te schakelen.
■TRC-modus en VSC-modus selecteren
De modi kunnen als volgt worden geselecteerd overeenkomstig de rijomstandigheden:
Rijomstandig-
hedenTRC-modiVSC-modi
Remfunctie
differentieel met
beperkte slip
Controlelampjes
Normale wegenNORMAL-modusNORMAL-modusNORMAL-modus⎯
Onverharde
wegenUITNORMAL-modusNORMAL-modus
Sportief rijden
TRACK-modusTRACK-modusTRACK-modus
UITUIT
TRACK-modus*1
UIT*2
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 257 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
Page 260 of 582

2584-6. Gebruik van overige rijsystemen
*1: Auto's met automatische transmissie
*2: Auto's met handgeschakelde transmissie
■Bijgeluiden en trillingen veroorzaakt
door het ABS, de Brake Assist, de TRC
en de VSC
●Het is mogelijk dat u tijdens het starten van
de motor of bij het wegrijden een geluid in
de motorruimte hoort wanneer het rempe-
daal herhaaldelijk wordt ingetrapt. Dit duidt
niet op een storing in een van deze syste-
men.
●De volgende verschijnselen kunnen zich
voordoen als bovenstaande systemen in
werking zijn. Geen van deze verschijnse-
len duidt op een storing.
• Er kunnen trillingen gevoeld worden in de
carrosserie en de stuurinrichting.
• Nadat de auto tot stilstand is gekomen,
kan het geluid van een elektromotor hoor-
baar zijn.
• Er kan een lichte trilling in het rempedaal
voelbaar zijn als het antiblokkeersysteem
geactiveerd is.
• Het rempedaal kan iets verder naar bene-
den bewegen als het antiblokkeersysteem
geactiveerd is.
■Geluid EPS
Wanneer het stuurwiel bediend wordt, kan
het geluid van een elektromotor (zoemend
geluid) hoorbaar zijn. Dit is normaal en duidt
niet op een storing.
■Automatisch opnieuw inschakelen van
de TRC- en VSC-systemen
Als de TRC- en VSC-systemen zijn uitge-
schakeld, worden deze automatisch opnieuw
ingeschakeld in de volgende situaties:
●Als het contact UIT wordt gezet.
●Als alleen het TRC-systeem wordt uitge-
schakeld, wordt de TRC weer ingescha-
keld zodra de rijsnelheid hoger is dan
ongeveer 50 km/h.
Als zowel het TRC- als het VSC-systeem
is uitgeschakeld, worden deze niet auto-
matisch weer ingeschakeld als de rijsnel-
heid toeneemt.
■Gereduceerde bekrachtiging door het
EPS-systeem
De mate van bekrachtiging door het
EPS-systeem wordt gereduceerd om het sys-
teem tegen oververhitting te beschermen als
er gedurende langere tijd veel stuurbewegin-
gen worden uitgevoerd. Hierdoor kan de
besturing zwaar aanvoelen. Draai, als dat het
geval is, niet overmatig aan het stuur of
breng de auto tot stilstand en schakel de
motor uit. Het EPS-systeem moet na een
poosje weer normaal werken.
■Automatisch uitschakelen van de
TRACK-modus
Wanneer na het rijden in de TRACK-modus
het contact UIT wordt gezet, wordt deze
modus automatisch uitgeschakeld.
■Voorwaarden voor werking noodstop-
signaal
Als aan de volgende drie voorwaarden wordt
voldaan, werkt het noodstopsignaal:
●De alarmknipperlichten zijn uit.
●De werkelijke rijsnelheid is hoger dan 60
km/h.
●Het rempedaal wordt op zo'n manier inge-
trapt dat het systeem op basis van de
deceleratie van de auto oordeelt dat het
om een noodstop gaat.
■Automatisch uitschakelen van nood-
stopsignaal
Het noodstopsignaal wordt in de volgende
situaties uitgeschakeld:
●De alarmknipperlichten worden ingescha-
keld.
●Het rempedaal wordt losgelaten.
●Het systeem oordeelt op basis van de
deceleratie van de auto dat het niet om
een noodstop gaat.
■Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden aangepast
aan de persoonlijke voorkeur. (→Blz. 377)
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 258 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
Page 261 of 582

259
4 4-6. Gebruik van overige rijsystemen
Rijden
WAARSCHUWING
■Het ABS werkt niet effectief als
●De maximale grip van de banden over-
schreden wordt (bijvoorbeeld versleten
banden op een weg die bedekt is met
sneeuw).
●Er sprake is van aquaplaning bij hoge
snelheid op een nat of glad wegdek.
■De remweg met ABS in werking kan
langer zijn dan onder normale
omstandigheden
Het ABS is niet ontworpen om de remweg
van de auto te verkorten. Houd altijd vol-
doende afstand tot uw voorligger, met
name in de volgende gevallen:
●Als wordt gereden op wegen met grind,
zand en dergelijke, of op besneeuwde
wegen
●Als wordt gereden met sneeuwkettingen
●Als wordt gereden op slechte wegen
●Als wordt gereden over wegen met
diepe gaten of andere grote oneffenhe-
den
■De TRC werkt mogelijk niet effectief
als
Het insturen van de juiste richting en het
overbrengen van de aandrijfkracht kunnen
op een gladde weg niet onder alle omstan-
digheden gerealiseerd worden, zelfs niet
als het TRC-systeem in werking is. Rijd
niet met de auto onder omstandigheden
waarbij de stabiliteit en de aandrijfkracht
verloren kunnen gaan.
■Wanneer de VSC en/of de remfunctie
voor het differentieel met beperkte
slip is ingeschakeld
Het controlelampje Traction Control knip-
pert. Rijd altijd voorzichtig. Roekeloos rij-
gedrag kan leiden tot ongevallen. Wees
bijzonder voorzichtig als het controle-
lampje knippert.
■Als de TRC/VSC is uitgeschakeld
Wees zeer voorzichtig en pas uw snelheid
aan de conditie van het wegdek aan.
Schakel de TRC en de VSC alleen in
geval van nood uit, aangezien deze syste-
men zorgdragen voor de voertuigstabiliteit
en het aandrijfvermogen.
■Vervangen van banden
Controleer of alle banden dezelfde maat
hebben, van hetzelfde merk zijn en het-
zelfde profiel en draagvermogen hebben.
Controleer verder of alle banden de aan-
bevolen spanning hebben.
Het ABS-, TRC- en VSC-systeem werken
niet goed als er verschillende banden
onder de auto gemonteerd zijn.
Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige voor meer infor-
matie over het vervangen van de wielen of
banden.
■Omgaan met banden en wielop-
hanging
Problemen met de banden of wijzigingen
aan de wielophanging hebben een nega-
tief effect op de ondersteunende systemen
en kunnen een storing veroorzaken.
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 259 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
Page 262 of 582

2604-7. Rijtips
4-7.Rijtips
Gebruik vloeistoffen die geschikt zijn
voor winterse omstandigheden.
• Motorolie
• Koelvloeistof
• Ruitensproeiervloeistof
Laat de toestand van de accu con-
troleren door een monteur.
Laat vier winterbanden onder uw
auto monteren of schaf een set
sneeuwkettingen voor de achterwie-
len aan.
Zorg dat alle 4 de banden de voorgeschre-
ven maat hebben en dat hun merk en profiel
identiek zijn. Zorg er ook voor dat de
sneeuwkettingen bij het formaat van de ban-
den passen.
Rijden in de winter
Tref voor het aanbreken van de
winter de noodzakelijke voorberei-
dingen en voer de benodigde con-
troles uit. Pas uw rijgedrag altijd
aan de actuele weersomstandighe-
den aan.
Voorbereiding voor de winter
WAARSCHUWING
■Rijden met winterbanden
Neem om de kans op ongevallen te beper-
ken de volgende voorzorgsmaatregelen in
acht.
Als u dat niet doet, kunt u de macht over
het stuur verliezen, wat kan leiden tot een
ongeval met dodelijk of ernstig letsel tot
gevolg.
●Zorg dat de banden de voorgeschreven
maat hebben en dat hun merk en profiel
identiek zijn.
●Zorg ervoor dat de bandenspanning aan
de specificatie voldoet.
●Rijd niet harder dan de toegestane snel-
heid of harder dan de snelheidslimiet
die geldt voor de gebruikte winterban-
den.
●Monteer winterbanden op alle wielen.
■Rijden met sneeuwkettingen
●Wanneer een band lek is, kan deze tij-
delijk worden gedicht. Gebruik bij een
tijdelijk gedicht lek geen sneeuwketting
om de band. Als een van de achterban-
den lek is en sneeuwkettingen moeten
worden gebruikt, neem dan contact op
met een erkende Toyota-dealer of her-
steller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
●Neem om de kans op ongevallen te
beperken de volgende voorzorgsmaat-
regelen in acht.
Anders kunnen een aanrijding en dode-
lijk of ernstig letsel het gevolg zijn.
• Rijd niet harder dan de maximaal toege-
stane snelheid voor de gebruikte
sneeuwkettingen of niet harder dan 30
km/h, afhankelijk van welke snelheid de
laagste is.
• Vermijd het rijden over slechte wegdek-
ken en over gaten.
• Vermijd plotseling accelereren, abrupte
stuuracties, plotseling remmen en scha-
kelhandelingen die een plotselinge
motorremwerking veroorzaken.
• Minder uw snelheid alvorens een bocht
aan te snijden zodanig, dat u zeker weet
dat de auto bestuurbaar blijft.
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 260 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
Page 263 of 582

261
4 4-7. Rijtips
Rijden
Voer, afhankelijk van de omstandighe-
den, de volgende handelingen uit:
Probeer een vastgevroren ruit niet
met kracht te openen en zet de rui-
tenwissers niet aan als deze vastge-
vroren zijn. Giet warm water over het
bevroren gedeelte om het ijs te laten
smelten. Veeg het water direct weg
om te voorkomen dat het bevriest.
Verwijder de eventueel aanwezige
sneeuw van de luchtinlaten voor de
voorruit om zeker te kunnen zijn van
een juiste werking van de aanjager
van het airconditioningsysteem.
Controleer of er sprake is van ijs- of
sneeuwophopingen op de verlichting
aan de buitenzijde, op het dak, aan
de onderzijde van de auto, rond de
banden of op de remmen, en verwij-
der deze indien dat het geval is.Verwijder sneeuw en modder van de
onderzijde van uw schoenen voordat
u in de auto stapt.
Wanneer een portier wordt geopend
en gesloten terwijl een zijruit bevro-
ren is, treedt de veiligheidsvoorzie-
ning voor de ruiten in werking en
werkt de aan de portieren gekop-
pelde functie openen/sluiten van de
ruiten mogelijk niet goed. Voer in dit
geval onderstaande procedure uit
nadat het ijs is gesmolten.
Voer nadat de ruit ongeveer half open
is gezet de initialisatie uit. (→Blz. 126)
Verhoog de snelheid geleidelijk, houd
een veilige afstand tussen u en uw
voorligger en pas de snelheid aan de
conditie van de weg aan.
Parkeer de auto en zet de selectie-
hendel in stand P (automatische
transmissie) of in de eerste versnel-
ling of achteruit (handgeschakelde
transmissie), maar activeer de par-
keerrem niet. De parkeerrem kan
vastvriezen en bij het deactiveren
niet vrij komen. Blokkeer bij het par-
keren van de auto de wielen zonder
de parkeerrem te gebruiken.
Het niet in acht nemen hiervan kan
gevaarlijk zijn omdat de auto onver-
wacht in beweging kan komen, het-
geen kan leiden tot een ongeval.
WAARSCHUWING
Ga altijd uiterst voorzichtig te werk bij het
rijden met sneeuwkettingen; overmoedig
rijden omdat u met sneeuwkettingen rijdt
kan een ernstig ongeval tot gevolg heb-
ben.
OPMERKING
■Repareren of vervangen van winter-
banden
Laat winterbanden repareren of vervangen
door een Toyota-dealer of door een ban-
denspecialist.
Het verwijderen en plaatsen van winter-
banden heeft namelijk invloed op de wer-
king van de bandenspanningssensoren en
-zenders.
Voordat u met de auto
gaat rijdenTijdens het rijden
Bij het parkeren
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 261 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
Page 264 of 582

2624-7. Rijtips
Auto's met automatische transmis-
sie: Controleer als de auto gepar-
keerd is zonder de parkeerrem te
activeren of de selectiehendel niet
uit stand P kan worden gezet
*.
*: De selectiehendel wordt geblokkeerd als
wordt geprobeerd deze vanuit stand P in
een andere stand te zetten zonder het
rempedaal in te trappen. Als de selectie-
hendel niet uit stand P kan worden gezet,
kan er een probleem aanwezig zijn in het
schakelblokkeersysteem. Laat de auto
onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
Wij raden u aan contact op te nemen
met een erkende Toyota-dealer of her-
steller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige voor meer informatie over
de te gebruiken sneeuwkettingen.De wetgeving met betrekking tot het
gebruik van sneeuwkettingen verschilt
per land en per soort weg. Stel u op de
hoogte van lokale voorschriften alvo-
rens sneeuwkettingen te monteren.
■Monteren van sneeuwkettingen
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in
acht bij het monteren en verwijderen van
sneeuwkettingen:
●Monteer en verwijder de sneeuwkettingen
op een veilige locatie.
●Monteer de sneeuwkettingen op de achter-
wielen. Gebruik geen sneeuwkettingen om
de voorwielen.
●Plaats de sneeuwkettingen zo strak moge-
lijk om de achterwielen. Zet de sneeuwket-
tingen na ongeveer 100 m te hebben gere-
den opnieuw vast.
●Monteer de sneeuwkettingen volgens de
meegeleverde gebruiksaanwijzing.
Kiezen van sneeuwkettingen
Wetgeving met betrekking
tot het gebruik van
sneeuwkettingen
OPMERKING
■Gebruik van sneeuwkettingen
Gebruik alleen sneeuwkettingen met het
juiste formaat voor uw banden om de car-
rosserie of wielophanging niet te beschadi-
gen.
■Monteren van sneeuwkettingen
Als er sneeuwkettingen gemonteerd zijn,
werken de bandenspanningssensoren en
-zenders mogelijk niet goed.
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 262 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM