Page 25 of 370

23
FOBIK-Safe wordt alleen uitgevoerd in voer-
tuigen met Passive Entry. Er zijn drie situa -
ties waarin FOBIK-Safe wordt uitgevoerd in
een voertuig met Passive Entry:
Als een portier niet geheel is gesloten,
wordt een vergrendelverzoek gedaan door
een geldige sleutelhouder met Passive
Entry.
Als een portier niet geheel is gesloten,
wordt een vergrendelverzoek gedaan door
de portiergreep met Passive Entry.
Als het portier niet geheel is gesloten,
wordt een vergrendelverzoek gedaan door
de schakelaar in het portierpaneel.
Als een van deze situaties zich voordoet,
nadat alle geopende portieren zijn gesloten,
wordt FOBIK-Safe uitgevoerd. Als het een
sleutelhouder met Passive Entry in de auto
vindt en geen andere sleutelhouders met
Passive Entry buiten de auto vindt, wordt de
auto ontgrendeld en de klant gewaarschuwd.
OPMERKING:
De portieren worden alleen ontgrendeld als
een geldige sleutelhouder met Passive Entry
in het voertuig is gedetecteerd. De portieren
worden niet ontgrendeld onder de volgende
omstandigheden:
De portieren zijn handmatig vergrendeld
met de portiervergrendelknoppen.
Er bevindt zich een geldige sleutelhouder
met Passive Entry buiten het voertuig en
binnen 1,5 m (5 ft) van een van de portiergrepen met Passive Entry.
U heeft drie keer geprobeerd de portieren
te vergrendelen met de schakelaar in het
bekledingspaneel en vervolgens de
portieren te sluiten.
Achterklep ontgrendelen/openen
De ontgrendelfunctie voor de achterklep van
Passive Entry is ingebouwd in de handgreep
van de achterklep. Met een geldige sleutel -
houder met Passive Entry binnen 5 ft
(1,5 m) van de achterklep drukt u op de
elektronische ontgrendeling van de achter -
klep om deze in één vloeiende beweging te
openen.
Achterklep vergrendelen
Met een geldige sleutelhouder met Passive
Entry binnen 1,5 m (5 ft) van de achterklep
drukt u op de vergrendeltoets met Passive
Entry die zich rechts naast de handgreep van
de achterklep bevindt. OPMERKING:
Met de Passive Entry vergrendelknop van de
achterklep worden alle portieren en de
achterklep vergrendeld. De ontgren
-
delfunctie voor de achterklep is ingebouwd
in de elektronische ontgrendeling van de
achterklep.
Elektronische ontgrendeling van achterklep/lo -
catie van Passive Entry voor achterklep
OPMERKING:
Neem altijd de sleutel mee zodra een portier
of de achterklep is vergrendeld om te voor -
komen dat de sleutelhouder in de auto wordt
opgesloten. Als de sleutel in de auto is opge -
sloten, kan hij weer teruggekregen worden
met de meegeleverde tweede sleutelhouder.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 23
Page 26 of 370

UW VOERTUIG LEREN KENNEN
24
Portieren en achterklep van de auto vergren-
delen
Houd één van de sleutelhouders met Passive
Entry van het voertuig binnen 1,5 m (5 ft)
van de handgreep van het bestuurders- of
passagiersportier en druk op de vergrendel -
toets met Passive Entry op de portiergreep
aan de buitenkant om de portieren en achter -
klep te vergrendelen.
OPMERKING:
Pak de portiergreep NIET vast wanneer u op
de vergrendelknop van de handgreep drukt.
Dit kan de portier(en) ontgrendelen.
Druk op de knop om de portierkruk te vergrendelen Pak de portiergreep NIET vast tijdens het
vergrendelen
OPMERKING:
Nadat u de portiergreepknop hebt inge -
drukt, dient u twee seconden te wachten
voordat u de portieren kunt vergrendelen of
ontgrendelen met een Passive
Entry-portiergreep. Op deze wijze kunt u
door aan de portiergreep te trekken contro -
leren of de auto is afgesloten, zonder dat de
auto reageert en de portieren ontgrendelt.
Als Passive Entry is uitgeschakeld via het
Uconnect systeem, blijft de toetsbeveili -
ging zoals beschreven in "Voorkomen dat
de sleutelhouder met Passive Entry per
ongeluk in het voertuig wordt ingesloten"
actief/functioneel.
Het Passive Entry-systeem werkt niet als
de batterij van de sleutelhouder leeg is.
De portieren kunnen ook worden vergrendeld
met de vergrendelknop aan de binnenzijde
van de portieren.
Kinderslot — achterportieren
Voor de veiligheid van kleine kinderen die op
de achterste zitplaatsen meerijden, zijn de
achterportieren voorzien van een kinderslot.
Om het kinderslot in en uit te schakelen
opent u de achterportieren en draait u met
een platte schroevendraaier (of noodsleutel)
de draaiknop naar de stand lock of unlock
(vergrendelen of ontgrendelen). Als het
systeem is ingeschakeld, kunnen de achter -
portieren alleen vanaf de buitenzijde worden
geopend met de handgreep, zelfs als de
vergrendelknop aan de binnenkant van het
portier in de ontgrendelde stand staat.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 24
Page 27 of 370

25
(Vervolgd)
Functie van kinderslot
OPMERKING:
Wanneer het kinderslot is geactiveerd, kan
het portier alleen met de portiergreep van
buitenaf worden geopend, ook als de
ontgrendelknop aan de binnenzijde in de
ontgrendelde stand staat.
Controleer na het uitschakelen van het
kinderslot altijd of het portier van
binnenuit kan worden geopend.
Controleer na het activeren van het kinder -
slot altijd of het portier niet van binnenuit
kan worden geopend.
Als u in een noodsituatie het voertuig moet
verlaten terwijl het systeem is ingescha-
keld, draait u aan de portiervergrendel -
toets totdat de vergrendelingsindicator
niet meer zichtbaar is (ontgrendelde stand), u laat het raam zakken en u maakt
het portier open via de handgreep aan de
buitenkant.
OPMERKING:
Gebruik dit apparaat altijd wanneer u
kinderen vervoert. Controleer na het acti -
veren van het kinderslot op beide achterpor -
tieren, op effectieve inschakeling door te
proberen een portier te openen met de
interne hendel. Wanneer het kinderslot is
ingeschakeld, is het onmogelijk de portieren
van binnenuit de auto te openen. Controleer
voordat u de auto verlaat, of er niemand is
achtergebleven.STOELEN
De stoelen vormen een belangrijk onderdeel
van het beveiligingssysteem voor inzittenden
van de auto.
WAARSCHUWING!
Voorkom dat bij een aanrijding mensen in
de auto worden opgesloten. Vergeet niet
dat u de achterportieren uitsluitend vanaf
de buitenzijde kunt openen wanneer het
kinderslot is geactiveerd (in de
vergrendelstand).
WAARSCHUWING!
Het is gevaarlijk om tijdens het rijden
personen te vervoeren in de laadruimte.
Bij een ongeval lopen personen in deze
ruimte een groter risico op ernstig of
dodelijk letsel.
Vervoer geen personen in een ruimte van
de auto die niet is voorzien van stoelen
en veiligheidsgordels. Bij een ongeval
lopen personen in deze ruimte een groter
risico op ernstig of dodelijk letsel.
Zorg dat iedereen in uw auto op een stoel
zit en op de juiste wijze de veiligheids-
gordel draagt.
WAARSCHUWING!
Het verstellen van een stoel tijdens het
rijden kan gevaarlijk zijn. Het verstellen
van een stoel tijdens het rijden kan ertoe
leiden dat u de macht over het stuur
verliest en een aanrijding met ernstig of
zelfs dodelijk letsel veroorzaakt.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 25
Page 28 of 370

UW VOERTUIG LEREN KENNEN
26
Handmatig verstellen (achterbank)60/40-gedeelde achterbank met
neerklapfunctie
Om extra bagageruimte te creëren kan de
elke achterstoel worden neergeklapt. Hier
-
door ontstaat er meer bagageruimte en is er
toch nog zitruimte beschikbaar achterin.
OPMERKING:
Voordat u de achterbank neerklapt, moet u
wellicht de voorstoel in de stand halverwege
de glijrails zetten. Controleer ook of de
rugleuning van de voorstoelen helemaal
rechtop is gezet en dat de stoelen naar voren
zijn geplaatst. Zo kan de achterbank
probleemloos worden neergeklapt.
De achterbank neerklappen
1. Trek aan de ontgrendelhendel van de rugleuning aan weerszijden van de
bovenste buitenrand van de bank.
Hendel voor ontgrendelen achterbank
2. Klap die kant van de rugleuning van de achterbank helemaal naar voren.
Achterbank recht klappen
OPMERKING:
Wanneer inferentie van de laadruimte ervoor
zorgt dat de rugleuning niet volledig kan
vergrendelen, zult u problemen ondervinden
om de stoel weer terug te zetten in zijn
normale stand.
Het verstellen van de stoelen moet
plaatsvinden voordat de veiligheidsgor -
dels zijn vastgegespt en terwijl de auto is
geparkeerd. Een slecht afgestelde veilig-
heidsgordel kan ernstig of dodelijk letsel
tot gevolg hebben.
Rijd nooit met de rugleuning zo schuin
ingesteld dat de schoudergordel niet
meer tegen uw borstkas rust. Tijdens een
botsing bestaat het gevaar dat u onder de
veiligheidsgordel door schuift, waardoor
ernstig of zelfs dodelijk letsel kan
ontstaan.
WAARSCHUWING!
Stapel bagage of lading niet hoger op dan
tot aan de bovenrand van de rugleuning.
Anders kan het zicht naar achteren worden
belemmerd of kunnen voorwerpen worden
gekatapulteerd bij een noodstop of een
ongeval.
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
WAARSCHUWING!
Het is zeer gevaarlijk om tijdens het
rijden personen te vervoeren in de
laadruimte. Bij een ongeval lopen
personen in deze ruimte een groter risico
op ernstig of dodelijk letsel.
Vervoer geen personen in een ruimte van
de auto die niet is voorzien van stoelen
en veiligheidsgordels.
Zorg dat iedereen in uw auto op een stoel
zit en op de juiste wijze de veiligheids-
gordel draagt.
1 — Ontgrendelhendels rugleuning
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 26
Page 29 of 370

27
Klap de rugleuning van de achterbank recht
en zet hem vast.
De ontgrendelingshendel geeft een rode indi-
cator in de ontgrendelde stand. Zodra de
stoel is vergrendeld is de rode indicator niet
meer zichtbaar.
Bestuurdersstoel met geheugenfunctie —
indien aanwezig
Met deze functie kunt u twee verschillende
geheugenprofielen opslaan, die met de
geheugentoets eenvoudig geselecteerd
kunnen worden. Elk geheugenprofiel bestaat
uit de gewenste voorkeurinstellingen voor de
bestuurdersstoel en een aantal voorkeurzen -
ders van de radio.
De geheugenschakelaar bevindt zich op het
bekledingspaneel van het bestuurderspor -
tier. De schakelaar bestaat uit drie toetsen,
een toets set (S, instellen) waarmee u de instellingen in het geheugen opslaat, en de
geheugenprofieltoetsen (1) en (2). Met de
geheugentoetsen kan de bestuurder een van
de twee voorgeprogrammeerde geheugenpro
-
fielen opvragen door op desbetreffende
cijferknop op de schakelaar te drukken.
GeheugenstoelschakelaarsGeheugenfunctie programmeren
Een nieuw geheugenprofiel maken:
OPMERKING:
Als u een nieuw geheugenprofiel opslaat,
wordt het bestaande profiel uit het geheugen
gewist.
1. Zet het contact in de stand ON.
2. Zet alle instellingen van het geheugen -
profiel op de gewenste voorkeuren (bijv.
stoel en voorkeurzenders van de radio).
3. Druk kort op de insteltoets (S) op de geheu
-
genschakelaar en druk vervolgens binnen
vijf seconden op geheugentoets (1). Het
display in de instrumentengroep geeft aan
welke geheugenpositie wordt ingesteld.
Indien gewenst kunt u een tweede geheugen -
profiel als volgt in het geheugen opslaan:
1. Zet het contact in de stand ON.
2. Zet alle instellingen van het geheugen -
profiel op de gewenste voorkeuren (bijv.
stoel en voorkeurzenders van de radio).
3. Druk kort op de insteltoets (S) op de geheu -
genschakelaar en druk vervolgens binnen
vijf seconden op geheugentoets (2). Het
display in de instrumentengroep geeft aan
welke geheugenpositie wordt ingesteld.
OPMERKING:
De auto hoeft niet in de stand PARK te
staan voor het instellen van geheugenposi -
ties, maar dit is wel vereist als u een
geheugenpositie wilt oproepen.
Raadpleeg voor het instellen van een
geheugenprofiel op uw sleutelhouder de
paragraaf "Sleutelhouder met afstandsbe-
diening aan geheugen koppelen en
ontkoppelen" in dit hoofdstuk.
WAARSCHUWING!
Controleer of de rugleuning stevig is
vergrendeld. Als de rugleuning niet goed is
vergrendeld, biedt de zitting onvoldoende
stabiliteit voor kinderzitjes en/of
passagiers. Een instabiele zitting kan
leiden tot ernstig letsel.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 27
Page 30 of 370

UW VOERTUIG LEREN KENNEN
28
Sleutelhouder met afstandsbediening aan
geheugen koppelen en ontkoppelen
U kunt uw sleutelhouder met afstandsbedie-
ning zodanig programmeren, dat één van de
twee vooraf ingestelde geheugenprofielen
wordt opgeroepen als op de ontgrendeltoets
van de sleutelhouder wordt gedrukt.
OPMERKING:
Voordat u de sleutelhouders programmeert
dient u de functie "Memory Linked To FOB"
(geheugen gekoppeld aan sleutelhouder) te
selecteren via het scherm van het Uconnect
systeem. Raadpleeg de paragraaf "Instel -
lingen van Uconnect" in het hoofdstuk
"Multimedia" in het instructieboekje voor
meer informatie.
Ga als volgt te werk om uw sleutelhouder te
programmeren:
1. Zet het contact in de stand OFF.
2. Selecteer het gewenste geheugenprofiel (1) of (2).
OPMERKING:
Als nog geen geheugenprofiel is ingesteld,
raadpleeg dan de paragraaf "Geheugen -
functie programmeren" in dit hoofdstuk voor
informatie over het instellen van een geheu -
genprofiel. 3. Druk kort op de insteltoets (S) op de
geheugenschakelaar en druk vervolgens
binnen vijf seconden kort op de toets met
het label (1) of (2). "Memory Profile Set"
(geheugenprofiel ingesteld) (1 of 2)
wordt weergegeven op het display in de
instrumentengroep.
4. Druk binnen 10 seconden kort op de vergrendelknop van de sleutelhouder.
OPMERKING:
U kunt uw sleutelhouder met afstandsbedie -
ning loskoppelen van de geheugeninstel -
lingen door eerst op de insteltoets (S) te
drukken en daarna binnen 10 seconden op
de ontgrendeltoets van de afstandsbedie -
ning.
Geheugenpositie oproepen
OPMERKING:
De auto moet in de stand PARK staan om
geheugenposities op te kunnen roepen. Als u
een geheugenpositie probeert op te roepen
als het voertuig niet in de stand PARK staat,
verschijnt er een melding op het display in
de instrumentengroep.
Druk op geheugentoets (1) of op de
ontgrendeltoets van de sleutelhouder die
is gekoppeld aan geheugenpositie 1, als u de instellingen voor bestuurder 1 wilt
oproepen.
Druk op geheugentoets (2) of op de
ontgrendeltoets van de sleutelhouder die
is gekoppeld aan geheugenpositie 2, als u
de instellingen voor bestuurder 2 wilt
oproepen.
U kunt het oproepen annuleren door tijdens
het oproepen op één van de geheugentoetsen
(S, 1 of 2) te drukken. Als het oproepen
wordt geannuleerd, stopt de beweging van de
bestuurdersstoel. Na een vertraging van één
seconde kunt u een nieuwe geheugenpositie
oproepen.
Stoelverwarming voor — indien aanwezig
De schermtoetsen voor de stoelverwarming
vóór bevinden zich in het Uconnect systeem.
U vindt de bedieningstoetsen via het scherm
"Climate” (klimaat) of "Controls" (bedie -
ningselementen).
Kies de schermtoets stoelverwarming
om de instelling HI (hoge stand) in te
schakelen.
Kies de schermtoets stoelverwarming
een tweede keer om de instelling LO (lage
stand) in te schakelen.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 28
Page 31 of 370

29
Kies de schermtoets stoelverwarming
een derde keer om de verwarmingsele-
menten uit te schakelen.
Als uw voertuig is uitgerust met automati -
sche temperatuurregeling met een geïnte -
greerd centraal deel, of handmatige
temperatuurregeling, vindt u de schakelaars
voor stoelverwarming in de rij schakelaars
onder het radioscherm.
Als de hoge stand (HI) is geselecteerd, scha -
kelt het systeem na ongeveer 60 minuten
continue werking automatisch naar de lage
stand (LO). Op dat moment verandert het
display van HI (hoge stand) in LO (lage
stand). De lage stand (LO) wordt na ongeveer
45 minuten automatisch uitgeschakeld.
OPMERKING:
De stoelverwarming werkt uitsluitend
wanneer de motor draait.
Voertuigen met starten op afstand — indien
aanwezig
Bij uitvoeringen met een op afstand bediend
startsysteem kunt u programmeren dat de
stoelventilatie wordt ingeschakeld tijdens
het starten op afstand.
Deze functie kan worden geprogrammeerd
via het Uconnect systeem. Raadpleeg de paragraaf "Instellingen van Uconnect" in het
hoofdstuk "Multimedia" in het instructie
-
boekje voor meer informatie.
Stoelventilatie voor — indien aanwezig
Als uw voertuig is uitgerust met stoelventi -
latie, bevinden zich in de stoelzitting en de
rugleuning ventilatoren die lucht uit het
passagierscompartiment door kleine perfora -ties in de stoelbekleding blazen, ter verkoe
-
ling van de bestuurder en voorpassagier bij
hoge omgevingstemperaturen. De ventila -
toren werken bij twee snelheden, HI (hoge
snelheid) en LO (lage snelheid).
De schermtoetsen voor de stoelventilatie vóór
bevinden zich in het Uconnect systeem. U
vindt de bedieningstoetsen via het scherm
"Climate” (klimaat) of "Controls" (bedie -
ningselementen).
Druk eenmaal op de toets van de stoelven -
tilatie om HI (hoge stand) te kiezen.
Druk een tweede keer op de toets van de
stoelventilatie om LO (lage stand) te
kiezen.
Druk een derde keer op de toets van de
stoelventilatie om de stoelventilatie uit
te schakelen.
OPMERKING:
De stoelventilatie werkt uitsluitend wanneer
de motor draait.
WAARSCHUWING!
Personen die geen pijn op de huid
kunnen voelen als gevolg van ouderdom,
chronische ziekte, diabetes, rugletsel,
medicatie, alcoholgebruik, uitputting of
een andere lichamelijke conditie,
moeten voorzichtig zijn bij het gebruik
van de stoelverwarming. Deze kan zelfs
bij lage temperaturen brandwonden
veroorzaken, met name als de verwar -
ming langdurig wordt gebruikt.
Plaats geen voorwerpen op de zitting of
de rugleuning die warmte-isolerend
werken, zoals een deken of kussen. Hier -
door kan de stoelverwarming oververhit
raken. Een oververhitte stoel kan leiden
tot ernstige brandwonden als gevolg van
de verhoogde oppervlaktetemperatuur
van de zitting.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 29
Page 32 of 370

UW VOERTUIG LEREN KENNEN
30
Voertuigen met starten op afstand — indien
aanwezig
Bij uitvoeringen met een op afstand bediend
startsysteem kunt u programmeren dat de
stoelventilatie wordt ingeschakeld tijdens
het starten op afstand.
Deze functie kan worden geprogrammeerd
via het Uconnect systeem. Raadpleeg het
instructieboekje voor meer informatie.
40/20/40 armsteun achter - indien
aanwezig
Het middelste gedeelte van de achterbank
kan ook worden gebruikt als armsteun achter
met bekerhouders. Trek aan de lip van de
armsteun achter om deze los te maken van
de stoel en trek hem naar voren.
HOOFDSTEUNEN
Hoofdsteunen zijn ontworpen om het risico
van letsel te verlagen door de bewegingsvrij-
heid van het hoofd te beperken tijdens
aanrijdingen van achteren. De hoofdsteunen
moeten zodanig worden afgesteld, dat de
bovenkant van uw oor zich onder de boven -
kant van de hoofdsteun bevindt.
OPMERKING:
Draai de hoofdsteunen niet om (waardoor de
achterkant van de hoofdsteun naar voren
wordt gericht) in een poging om extra ruimte
te scheppen tussen de steun en de achter -
kant van uw hoofd.
Afstellen hoofdsteun voor
Uw voertuig is voorin aan de bestuurders- en
passagierskant uitgerust met hoofdsteunen
met vier standen.
Trek aan de hoofdsteunen om ze te verhogen.
Als u de hoofdsteun wilt verlagen, drukt u op
de verstelknop onder aan de hoofdsteun en
drukt u de hoofdsteun naar beneden.
Als u de hoofdsteun naar voren wilt afstellen,
trekt u de top van de hoofdsteun richting de
voorkant van het voertuig tot de gewenste
stand is bereikt en laat u deze weer los. Als
u de hoofdsteun naar achteren wilt afstellen,
trekt u de top van de hoofdsteun zo ver
mogelijk naar voren en laat u deze weer los.
De hoofdsteun keert terug naar de achterste
positie.
Knop voor hoofdsteunafstelling
WAARSCHUWING!
Controleer of de rugleuning stevig is
vergrendeld. Als de rugleuning niet goed is
vergrendeld, biedt de zitting onvoldoende
stabiliteit voor kinderzitjes en/of
passagiers. Een instabiele zitting kan
leiden tot ernstig letsel.
WAARSCHUWING!
Alle inzittenden, inclusief de bestuurder,
mogen de auto niet besturen en niet in de
auto zitten totdat de hoofdsteunen in de
juiste stand staan om het risico op
nekletsel bij een botsing te minimaliseren.
De hoofdsteunen mogen nooit worden
afgesteld tijdens het rijden. Rijden in
een auto zonder hoofdsteunen of met
onjuist afgestelde hoofdsteunen kan
leiden tot ernstig of zelfs dodelijk letsel
in het geval van een aanrijding.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 30