Page 145 of 370

143
(Vervolgd)
BELANGRIJK:
Jeep beveelt aan dit kinderzitje te plaatsen
volgens de instructies die moeten worden
meegeleverd.
Vervoer van huisdieren
Een huisdier kan letsel oplopen als een fron-
tairbag wordt opgeblazen. Een niet-aange -
lijnd huisdier kan bij een noodstop of
aanrijding als een projectiel door de auto
worden geslingerd en letsel oplopen of een
passagier verwonden.
Huisdieren moeten aangelijnd meerijden op
de achterbank (indien aanwezig) in een dier -
gordel of in een speciale reismand die is
bevestigd met veiligheidsgordels.
VEILIGHEIDSTIPS
Passagiers vervoeren
VERVOER NOOIT PASSAGIERS IN DE
LAADRUIMTE.
Groep 3
: van 22 tot 36 kg van
136 cm tot 150 cm Britax Roemer Kidfix XP
Typegoedkeuringsnumm
er: E1 04301304 Jeep
bestelcode: 71807984Kan alleen naar voren gericht worden
geplaatst, waarbij gebruik wordt
gemaakt van de driepuntsgordel en
de ISOFIX-verankeringen van het
voertuig, indien aanwezig. Jeep
beveelt aan bij het plaatsen van dit
zitje gebruik te maken van de
ISOFIX-ankerpunten van het
voertuig. Moet worden aangebracht
op de buitenste zitplaatsen achterin.
Gewichtsklasse
KinderzitjeType kinderzitjePlaatsen kinderzitje
WAARSCHUWING!
Laat nooit kinderen of dieren achter in
een geparkeerde auto bij warm weer. De
warmte in het interieur kan ernstige
gezondheidsproblemen veroorzaken en
zelfs dodelijk zijn.
Het is zeer gevaarlijk om tijdens het
rijden personen te vervoeren in de
laadruimte. Bij een ongeval lopen
personen in deze ruimte een groter risico
op ernstig of dodelijk letsel.
Vervoer geen personen in een ruimte van
de auto die niet is voorzien van stoelen
en veiligheidsgordels.
Zorg dat iedereen in uw auto op een stoel
zit en op de juiste wijze de veiligheids-
gordel draagt.
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 143
Page 146 of 370

VEILIGHEID
144
Uitlaatgas De beste bescherming tegen koolmonoxide-
vergiftiging is een goed onderhouden
uitlaatsysteem.
Wanneer u merkt dat het uitlaatgeluid is
veranderd, uitlaatgassen in de auto ruikt of
als de onder- of achterzijde van de auto is
beschadigd, is er mogelijk sprake van
lekkage in het uitlaatsysteem. Laat een
vakbekwame monteur het volledige
uitlaatsysteem en de naburige carrosserie -
delen controleren op breuk, schade, slijtage
of verplaatsingen. Open naden of losse
verbindingen kunnen ertoe leiden dat uitlaat -
gassen binnendringen in het interieur. Laat
het uitlaatsysteem ook altijd controleren
wanneer de auto op een hefbrug wordt gezet
voor het verversen van smeervet of olie. Laat
indien nodig onderdelen vervangen.
Aanbevolen veiligheidscontroles in de auto
Veiligheidsgordels
Controleer regelmatig de autogordels op
scheuren, rafels en losse delen. Laat bescha -
digde onderdelen onmiddellijk vervangen.
Probeer niet zelf de gordels aan te passen of
uit elkaar te halen. De gordelsystemen voorin moeten na een
aanrijding worden vervangen. Gordelsy
-
stemen achterin moeten na een aanrijding
direct worden vervangen als ze zijn bescha -
digd (oprolmechanisme verbogen, scheuren
in de gordel, enz.). Wanneer er ook maar de
geringste twijfel bestaat over de toestand van
de veiligheidsgordels of de oprolmecha -
nismen, laat de veiligheidsgordel dan
vervangen.
Waarschuwingslampje voor het
airbagsysteem
Het airbaglampje gaat ter controle vier tot
acht seconden branden nadat u de contact -
schakelaar de eerste keer in de stand ON/
RUN hebt gezet. Wanneer het lampje niet
brandt tijdens het starten, blijft branden of
gaat branden tijdens het rijden, moet het
systeem zo snel mogelijk door een erkende
dealer worden nagekeken. Na de gloeilamp -
controle gaat dit lampje branden met één
geluidssignaal wanneer er een storing in de
airbag is gedetecteerd. Het blijft branden tot
de storing is verholpen. Als het lampje met
tussenpozen gaat branden of blijft branden
tijdens het rijden, laat dan onmiddellijk uw
voertuig door een erkende dealer contro -
leren.
WAARSCHUWING!
Uitlaatgassen kunnen
gezondheidsproblemen veroorzaken of
zelfs dodelijk zijn. Ze bevatten
koolmonoxide (CO), een kleur- en geurloos
gas. Het inademen ervan kan
bewusteloosheid en vergiftiging
veroorzaken. Volg de volgende
veiligheidsvoorschriften om het inademen
van koolmonoxide te vermijden:
Laat de motor niet langer in een gesloten
garage of ruimte draaien dan noodzake-
lijk is om de auto te verplaatsen.
Wanneer u met open kofferdeksel/
achterklep/achterportieren moet rijden,
zorg er dan voor dat alle ramen gesloten
zijn en dat de BLOWER-schakelaar van
de klimaatregeling in een hoge stand
staat. Schakel de recirculatiestand NIET
in.
Als u in een geparkeerde auto moet
zitten met een draaiende motor, stel dan
de verwarming of de koeling zodanig af
dat er buitenlucht in de auto wordt
aangezogen. Zet de aanjager op een hoog
toerental.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 144
Page 147 of 370

145
(Vervolgd)
(Vervolgd)
Raadpleeg de paragraaf "Beveiligingssy
-
stemen voor inzittenden" in het hoofdstuk
"Veiligheid" voor meer informatie.
Ontdooi-inrichting
Controleer de werking door de ontdooistand
te selecteren en de aanjager in een hoge
stand te zetten. U moet nu de lucht kunnen
voelen die langs de voorruit geblazen wordt.
Bezoek een erkende dealer als de
ontdooi-inrichting niet werkt.
Veiligheidsinformatie over vloermatten
Plaats uitsluitend vloermatten die overeen -
komen met de afmetingen van uw voertuig.
Gebruik alleen een vloermat die met de
bediening van het gaspedaal, rem- of koppe -
lingspedaal niet hindert. U mag alleen vloer -
matten gebruiken die goed zijn bevestigd
met de speciale vloermatbevestigingen,
zodat de matten niet kunnen verschuiven en
de beweging van het gaspedaal, rem- of
koppelingspedaal niet kunnen belemmeren
of de veilige besturing van uw voertuig op
een andere manier kunnen hinderen.
WAARSCHUWING!
Een verkeerd bevestigde, beschadigde,
gevouwen, of gestapelde vloermat, of
beschadigde vloermatbevestigingen
kunnen er voor zorgen dat de vloermat de
beweging van het gaspedaal, rem of
koppelingspedalen belemmert en dit kan
leiden tot verlies van de controle over het
voertuig. Om ERNSTIG LETSEL of
DODELIJKE AFLOOP te voorkomen:
Maak uw vloermat ALTIJD goed vast
met gebruik van de vloermatbevesti -
gingen. Plaats uw vloermat NIET onder -
steboven of achterstevoren. Trek
regelmatig licht aan de mat om te
controleren of de mat goed vastligt door
de vloermatbevestigingen.
VERWIJDER ALTIJD DE BESTAANDE
VLOERMAT UIT HET VOERTUIG
alvorens een andere vloermat neer te
leggen. Plaats of stapel NOOIT een extra
vloermat bovenop een bestaande
vloermat.
Plaats UITSLUITEND vloermatten die
ontworpen zijn voor uw voertuig. Plaats
NOOIT een vloermat die niet goed kan
worden aangebracht en bevestigd in uw
voertuig. Als een vloermat moet worden
vervangen, gebruik dan alleen een FCA
goedgekeurde vloermat voor de speci -
fieke uitvoering, het model en het jaar
van uw voertuig.
Gebruik UITSLUITEND de bestuurders-
vloermat voor het daarvoor bestemde
vloerpaneel aan de bestuurderskant.
Parkeer het voertuig naar behoren met
de motor uitgeschakeld, trap het gaspe-
daal, de rem en het koppelingspedaal
(indien aanwezig) helemaal in om te
controleren of de vloermat in de weg zit.
Als uw vloermat in de weg zit bij de
beweging van een pedaal, of niet goed is
bevestigd op de vloer, verwijder de
vloermat dan uit het voertuig en leg de
vloermat in de kofferbak.
Gebruik UITSLUITEND de passagiers-
vloermat voor het daarvoor bestemde
vloerpaneel aan passagierszijde.
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 145
Page 148 of 370

VEILIGHEID
146
(Vervolgd)
Veiligheidscontroles buiten de auto
Banden
Controleer de banden op overmatige of onge-
lijkmatige slijtage. Controleer de banden op
stenen, spijkers, glas of andere voorwerpen
die in het loopvlak of de wang vast zijn
blijven zitten. Controleer het loopvlak op
sneden en scheuren. Controleer de wangen
op sneden, scheuren en bobbels. Controleer
of de wielmoeren stevig zijn aangedraaid.
Controleer de bandenspanning (met inbegrip
van het reservewiel) wanneer de banden
koud zijn.
Verlichting
Laat iemand de werking van de rem- en
buitenverlichting controleren terwijl u in de
auto de verlichting bedient. Controleer de
controlelampjes voor de richtingaanwijzers
en het grootlicht op het instrumentenpaneel.
Portiersloten
Controleer of de portieren goed sluiten en
worden vergrendeld.
Vloeistoflekkage
Kijk na een nacht parkeren onder het voer -
tuig. Controleer op brandstof-, koelvloeistof-,
olie- of andere vloeistoflekkage. Ook als u
een benzinelucht ruikt of lekkage van brand -
stof of remvloeistof vermoedt, moet direct de
oorzaak worden opgespoord en verholpen.
Voorkom ALTIJD dat er tijdens het rijden
voorwerpen op de vloer aan bestuurders-
zijde kunnen vallen of glijden. Voor -
werpen kunnen beklemd raken onder
gaspedaal, rem of koppelingspedalen en
dit kan leiden tot verlies van de controle
over het voertuig.
Plaats NOOIT voorwerpen onder de
vloermat (bijv. doeken, sleutels enz.).
Deze voorwerpen kunnen de positie van
de vloermat veranderen en dit kan leiden
tot hindering van de beweging van het
gaspedaal, rem of koppelingspedaal.
Als de vloerbedekking van het voertuig is
verwijderd en opnieuw geplaatst,
bevestig de vloerbedekking dan altijd
naar behoren op de vloer en controleer of
de vloermatbevestigingen goed vast -
zitten aan de vloerbedekking. Druk elk
pedaal volledig in om te controleren op
hindering van de beweging van het
gaspedaal, rem of koppelingspedalen en
plaats vervolgens de vloermatten
opnieuw.
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
Het wordt aanbevolen om uitsluitend
milde zeep en water te gebruiken voor
het reinigen van uw vloermatten. Na het
reinigen moet u altijd controleren of uw
vloermat correct is geplaatst en beves-
tigd met behulp van de vloermatbevesti -
gingen door licht aan de mat te trekken.
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 146
Page 149 of 370

147
(Vervolgd)
DE MOTOR STARTEN
Voordat u het voertuig start, moet u uw stoel
verstellen, de binnen- en buitenspiegels
verstellen en uw autogordel vastmaken.Start de motor met de schakelhendel in de
stand NEUTRAL of PARK. Trap het rempe-
daal in voordat u een rijstand inschakelt.
Normaal starten — benzinemotor
OPMERKING:
Bij normaal starten van een koude of warme
motor hoeft u het gaspedaal niet te
bedienen.
Draai de contactschakelaar in de stand
"START" en laat los zodra de motor aanslaat.
Als de motor niet binnen 10 seconden
aanslaat, draait u de contactschakelaar in de
stand LOCK/OFF, wacht u 10 tot 15 seconden
en herhaalt u de procedure voor normaal
starten.
Tip startfunctie
Zet het contact in de stand START en laat het
los zodra de startmotor inschakelt. De start -
motor blijft draaien en slaat automatisch af
als de motor begint te draaien. Als de motor
niet aanslaat, draait u de contactschakelaar in
de stand OFF, wacht u 10 tot 15 seconden en
herhaalt u de procedure voor normaal starten.
WAARSCHUWING!
Verwijder altijd de sleutelhouder uit het
voertuig bij het verlaten van het voertuig
en sluit het voertuig af.
Laat nooit kinderen alleen in een auto
achter of in de buurt van een auto die
niet is afgesloten.
Het achterlaten van kinderen zonder
toezicht in een auto is om verschillende
redenen gevaarlijk. Kinderen of derden
lopen dan het risico op ernstig of zelfs
dodelijk letsel. Waarschuw kinderen dat
ze niet aan de handrem, het rempedaal
of de schakelhendel mogen komen.
Laat de sleutelhouder niet achter in of in
de buurt van de auto (of op een voor
kinderen bereikbare plaats) en laat het
contact van een voertuig met Keyless
Enter-N-Go niet in de stand ACC of ON/
RUN staan. Een kind zou de knoppen
van de elektrische raambediening of
andere schakelaars kunnen bedienen of
de auto in beweging kunnen zetten.
Laat nooit kinderen of dieren achter in
een geparkeerde auto bij warm weer. De
warmte in het interieur kan ernstige
gezondheidsproblemen veroorzaken en
zelfs dodelijk zijn.
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 147
Page 150 of 370

STARTEN EN RIJDEN
148
Automatische versnellingsbak
De schakelhendel moet in de stand
NEUTRAL of PARK staan voordat u de motor
kunt starten. Trap het rempedaal in voordat
u naar een rijstand schakelt.
Functies van Keyless Ignition (contact zonder
sleutel) — de knop ENGINE START/STOP
gebruiken
1. De schakelhendel moet in de standPARK of NEUTRAL staan.
2. Houd het rempedaal ingetrapt terwijl u één keer op de knop ENGINE START/
STOP drukt. 3. Het systeem neemt het dan over en
probeert de auto te starten. Als de auto
niet start, wordt de startmotor automa -
tisch na 10 seconden uitgeschakeld.
4. Als u de startpogingen wilt onderbreken voordat de motor aanslaat, drukt u
nogmaals op de knop.
OPMERKING:
Bij normaal starten van een koude of warme
motor hoeft u het gaspedaal niet te bedienen.
Functies van de Keyless Ignition — rempedaal/
koppelingspedaal niet ingetrapt (in de stand
PARK of NEUTRAL)
De werking van Keyless Ignition is vergelijk -
baar met die van een contactschakelaar.
Deze heeft drie standen: OFF, ON/RUN en
START. Om de contactmodus te kiezen
zonder het voertuig te starten en om de
accessoires te kunnen gebruiken, volgt u de
onderstaande stappen, te beginnen met de
contactschakelaar in de stand OFF:
1. Druk op de knop ENGINE START/STOP om de contactschakelaar in de stand ON/
RUN te zetten.
2. Druk nogmaals op de knop ENGINE START/STOP om de contactschakelaar in
de stand OFF te zetten.
Handgeschakelde versnellingsbak
De schakelhendel moet in de stand
NEUTRAL staan voordat u de motor kunt
starten. Trap het rempedaal in voordat u naar
een rijstand schakelt.
Functies van Keyless Ignition (contact zonder
sleutel) — de knop ENGINE START/STOP
gebruiken
1. De schakelhendel moet in de standNEUTRAL staan.
2. Houd het koppelingspedaal ingetrapt terwijl u één keer op de knop ENGINE
START/STOP drukt.
3. Het systeem neemt het dan over en probeert de auto te starten. Als de auto
niet start, wordt de startmotor automa -
tisch na 10 seconden uitgeschakeld.
4. Als u de startpogingen wilt onderbreken voordat de motor aanslaat, drukt u
nogmaals op de knop.
OPMERKING:
Bij normaal starten van een koude of warme
motor hoeft u het gaspedaal niet te
bedienen.
LET OP!
De versnellingsbak kan beschadigd raken
indien de volgende voorzorgsmaatregelen
niet in acht genomen worden:
Schakel niet tussen PARK, REVERSE,
NEUTRAL of DRIVE bij een hoger motor -
toerental dan stationair.
Schakel alleen naar of uit PARK of
REVERSE als de auto volledig stilstaat.
Voordat u naar een versnelling schakelt,
moet u het rempedaal stevig intrappen.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 148
Page 151 of 370

149
(Vervolgd)
Functies van de Keyless Ignition — rempedaal/
koppelingspedaal niet ingetrapt (in de stand
PARK of NEUTRAL)
De werking van Keyless Ignition is vergelijk-
baar met die van een contactschakelaar.
Deze heeft drie standen: OFF, ON/RUN en
START. Om de contactmodus te kiezen
zonder het voertuig te starten en om de
accessoires te kunnen gebruiken, volgt u de
onderstaande stappen, te beginnen met de
contactschakelaar in de stand OFF:
1. Druk op de toets ENGINE START/STOP om de contactschakelaar in de stand ON/
RUN te zetten.
2. Druk nogmaals op de knop ENGINE START/STOP om de contactschakelaar in
de stand OFF te zetten.
De motor uitschakelen
Voertuigen met een mechanische sleutel -
houder:
Ga als volgt te werk om de motor uit te scha -
kelen:
1. Parkeer het voertuig zodanig dat het geen gevaar voor het overige verkeer oplevert. 2. Zet de transmissie in de versnelling
(handgeschakelde modellen) of zet de
schakelhendel in PARK (P) (modellen
met automatische transmissie).
3. Terwijl de motor stationair draait, zet u de contactschakelaar op STOP/OFF.
4. Verwijder de sleutel uit het contact als de motor uit is.
Voertuigen die zijn uitgerust met een elektroni -
sche sleutel (contact zonder sleutel):
Als u de motor wilt uitschakelen terwijl de
voertuigsnelheid groter is dan 8 km/u
(5 mph), moet u de knop START/STOP
indrukken en vasthouden of binnen enkele
seconden drie keer achtereen op de knop
START/STOP drukken. De motor wordt uitge -
schakeld en de contactschakelaar wordt in
de stand RUN gezet.
Wanneer u de auto uitzet (de contactschake -
laar van RUN op STOP zet), blijft de voeding
naar de accessoires nog drie minuten actief.
Wanneer u het bestuurdersportier opent
terwijl de contactschakelaar op RUN staat,
klinkt er een kort signaal dat de bestuurder
eraan herinnert de contactschakelaar op
STOP te zetten. Wanneer de contactschakelaar op de stand
STOP/OFF staat, blijven de ruitschakelaars
nog drie minuten actief. Door het openen van
een voorportier wordt deze functie uitgescha
-
keld.
Laat de motor na intensief rijden enige tijd
stationair draaien, zodat de temperatuur in
het motorcompartiment kan dalen voordat u
de motor uitschakelt.
Normaal starten — dieselmotor
Voordat u het voertuig start, moet u uw stoel
verstellen, de binnen- en buitenspiegels
verstellen en uw veiligheidsgordel vast -
maken.
De startmotor mag niet langer dan 30 seconden
worden bediend om de motor te starten. Wacht
enkele minuten tussen startpogingen om de
startmotor tegen oververhitting te beschermen.
WAARSCHUWING!
Wanneer u het voertuig verlaat, moet u
zich er altijd van verzekeren dat de
Keyless Ignition Node in de stand "OFF"
staat. Verwijder daarna de sleutelhouder
uit het voertuig en vergrendel het voer -
tuig.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 149
Page 152 of 370

STARTEN EN RIJDEN
150
OPMERKING:
Wanneer de motor wordt gestart bij een zeer
lage omgevingstemperatuur kan dit witte
rook tot gevolg hebben. Het roken houdt op
naarmate de motor warmer wordt.
Normale startprocedure — Keyless
Enter-N-Go
Let op het display in de instrumentengroep
tijdens het starten van de motor.
OPMERKING:
Bij normaal starten van een koude of warme
motor hoeft u het gaspedaal niet te
bedienen.
1. Trek altijd de handrem aan.
2. Houd het rempedaal ingetrapt terwijl uéén keer op de knop ENGINE START/
STOP drukt.
OPMERKING:
Een vertraging voor het starten van maximaal
vijf seconden is mogelijk onder zeer koude
omstandigheden. Het controlelampje
"Wachten met starten" gaat branden tijdens het voorverwarmingsproces. Wanneer het
motorlampje "Wachten met starten" dooft,
wordt de motor automatisch gestart.
3. Het systeem schakelt automatisch de
startmotor in om de motor te starten. Als
de auto niet start, wordt de startmotor
automatisch na 30 seconden uitgescha -
keld.
4. Als u de startpogingen wilt onderbreken voordat de motor aanslaat, drukt u
nogmaals op de knop.
5. Controleer of het waarschuwingslampje oliedruk gedoofd is.
6. Zet de handrem vrij.
Laat nooit kinderen alleen in een auto
achter of in de buurt van een auto die
niet is afgesloten. Kinderen zonder
toezicht achterlaten in een auto is om
verschillende redenen gevaarlijk.
Kinderen of derden lopen dan het risico
op ernstig of zelfs dodelijk letsel. Waar -
schuw kinderen dat ze niet aan de
handrem, het rempedaal of de schakel -
hendel mogen komen.
Laat de sleutelhouder niet achter in of in
de buurt van de auto (of op een voor
kinderen bereikbare plaats) en laat het
contact van een voertuig met Keyless
Enter-N-Go niet in de stand ACC of RUN
staan. Een kind zou de knoppen van de
elektrische raambediening of andere
schakelaars kunnen bedienen of de auto
in beweging kunnen zetten.
WAARSCHUWING! (Vervolgd) LET OP!
De startmotor mag 30 seconden worden
bediend om de motor te starten. Als de
motor niet start binnen deze tijd, dient u
ten minste twee minuten te wachten om
de startmotor te laten afkoelen voordat u
opnieuw start.
LET OP!
Als het "Water in Fuel Indicator Light"
(controlelampje water in brandstof) blijft
branden, START de motor dan NIET tot
het water is afgetapt uit de brandstoffilters
om schade aan de motor te voorkomen.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 150