Page 81 of 370
79
Raadpleeg de paragraaf "Cyberveiligheid" in
het hoofdstuk "Multimedia" in het instructie-
boekje voor meer informatie.
WAARSCHUWING!
UITSLUITEND een erkende servicemon -
teur mag apparatuur aansluiten op de
OBD II aansluiting voor uitlezen van het
VIN, diagnose of onderhoud van uw auto.
Als niet-goedgekeurde apparatuur wordt
aangesloten op de OBD II aansluiting,
zoals een tracker voor bestuurdersge-
drag, kan:
Het mogelijk zijn dat voertuigsy -
stemen, waaronder ook veiligheids -
gerelateerde systemen, worden
aangetast. Ook kan het voertuig
onbestuurbaar worden wat kan
leiden tot ernstige of zelfs dodelijke
ongevallen.
Informatie die is opgeslagen in de systemen van uw voertuig, waaronder
ook persoonlijke gegevens, toeganke -
lijk worden voor anderen.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 79
Page 82 of 370

80
(Vervolgd)
VEILIGHEID
VEILIGHEIDSVOORZIE-
NINGEN
Antiblokkeersysteem (ABS)
Het ABS-systeem zorgt voor extra voertuig -
stabiliteit en meer remwerking onder de
meeste remomstandigheden. Het systeem
voorkomt automatisch het blokkeren van de
wielen en verbetert de beheersbaarheid van
het voertuig tijdens remmen.
Het ABS-systeem voert een zelftest uit om te
controleren of het ABS naar behoren functi -
oneert telkens wanneer de auto wordt gestart
en wordt gereden. Tijdens de zelftest hoort u
mogelijk ook een zacht klikkend geluid en
enkele hieraan gerelateerde motorgeluiden.
ABS wordt geactiveerd wanneer het systeem
detecteert dat één of meer wielen beginnen
te blokkeren tijdens het remmen. Als de auto
over ijs, sneeuw, grint, kuilen, spoorrails of
voorwerpen rijdt of wanneer u een noodstop
maakt neemt de kans dat ABS ingrijpt toe.
Wanneer het ABS-systeem actief is, kunt u
dit als volgt merken:
Geluid van de ABS-pompmotor (deze kan
nog korte tijd blijven draaien nadat de
auto al tot stilstand is gekomen)
de magneetkleppen maken klikgeluiden,
u voelt pulsaties in het rempedaal,
Het rempedaal daalt iets bij de eindaan -
slag
Dit zijn normale kenmerken van het
ABS-systeem.
ABS is ontworpen voor gebruik met originele
banden (OEM). Wijziging kan leiden tot
verminderde prestaties van het ABS.
ABS-waarschuwingslampje
Het gele ABS-waarschuwingslampje gaat
branden wanneer het contact in de stand
ON/RUN staat en kan daarna nog vier
seconden blijven branden.
WAARSCHUWING!
Het ABS-systeem bevat geavanceerde
elektronica die mogelijk gevoelig is voor
storingen van onjuist geïnstalleerde of
krachtige zendapparatuur. Dergelijke
storingen kunnen ertoe leiden dat de
werking van het ABS-systeem volledig
uitvalt. Dergelijke apparatuur mag
uitsluitend door bevoegde vakmensen
worden geïnstalleerd.
Pompend remmen heeft op het
ABS-systeem een averechtse uitwerking.
De effectieve remkracht wordt hierdoor
verminderd en het risico van een ongeval
neemt toe. Pompend remmen verlengt
de remweg. Wanneer u moet afremmen
of stoppen, trap dan alleen stevig het
rempedaal in.
Met het ABS-systeem wordt niet voor-
komen dat de auto onderworpen blijft
aan de wetten van de natuur. De effecti -
viteit van de remmen wordt door ABS
niet verder verhoogd dan de remmen,
banden en grip van de auto toelaten.
Het ABS voorkomt geen ongelukken ten
gevolge van bijvoorbeeld te hoge snel -
heden in bochten, te weinig afstand
houden of aquaplaning.
Gebruik de mogelijkheden van een auto
met ABS nooit op een roekeloze of risico-
volle wijze die de veiligheid van de
bestuurder of anderen in gevaar brengt.
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 80
Page 83 of 370

81
Als het ABS-waarschuwingslampje tijdens
het rijden blijft of gaat branden, wijst dit
erop dat het ABS-gedeelte van het remsy-
steem niet functioneert en dat onderhoud
nodig is. Het gewone remsysteem zal echter
normaal functioneren wanneer het
ABS-waarschuwingslampje brandt.
Wanneer het ABS-waarschuwingslampje
brandt, moet u het remsysteem zo spoedig
mogelijk laten controleren om weer van de
voordelen van ABS te kunnen profiteren. Als
het ABS-waarschuwingslampje niet gaat
branden wanneer het contact in de stand
ON/RUN is gezet, moet u het lampje zo snel
mogelijk laten repareren.
Elektronisch remregelsysteem (EBC)
Uw auto is uitgerust met een geavanceerde
elektronische remkrachtregeling (EBC). Dit
systeem bestaat uit een elektronische
remkrachtverdeling (EB), antiblokkeersys -
teem (ABS), een remassistent (Brake Assist
System (BAS)), Hill Start Assist (HSA), een
tranctieregelsysteem (Traction Control
System (TCS)), elektronische stabiliteitsre -
geling (ESC), elektronische kantelbeveiliging
(Electronic Roll Mitigation (ERM)). Deze
systemen werken samen zodat de auto stabiel en bestuurbaar is bij verschillende
rijomstandigheden.
Uw voertuig is mogelijk ook uitgerust met
Ready Alert Braking (RAB), Rain Brake
Support (RBS), Trailer Sway Control (TSC),
Hill Descent Control (HDC) en Dynamic
Steering Torque (DST).
Remassistent (BAS)
De remassistent (BAS) is ontworpen om de
remwerking van de auto te optimaliseren
tijdens noodremsituaties. Het systeem
herkent een noodremsituatie aan de hand
van de snelheid en kracht waarmee het
rempedaal wordt ingetrapt en optimaliseert
de remdruk dienovereenkomstig. Dit draagt
bij aan een verkorting van de remweg. Het
BAS-systeem vult het ABS-systeem aan.
Wanneer u het rempedaal zeer snel intrapt,
is de assistentie van het BAS-systeem opti
-
maal. Om van het systeem te profiteren moet
u aanhoudend remdruk uitoefenen tijdens
het stoppen (niet "pompend" remmen).
Verminder de druk op het rempedaal niet,
tenzij u niet langer hoeft te remmen. Zodra u
het rempedaal loslaat, wordt het
BAS-systeem uitgeschakeld.
Waarschuwingslampje remsysteem
Het rode waarschuwingslampje van het
remsysteem gaat branden wanneer u het
contact in de stand ON/RUN zet en kan
daarna nog vier seconden blijven branden.
Als het waarschuwingslampje van het remsy -
steem tijdens het rijden aan blijft of gaat
branden, wijst dit erop dat het remsysteem
niet functioneert en dat onmiddellijk onder -
houd nodig is. Als het waarschuwingslampje
van het remsysteem niet gaat branden
wanneer u het contact in de stand ON/RUN
zet, moet u het lampje zo snel mogelijk laten
repareren.
WAARSCHUWING!
Met het BAS-systeem wordt niet voorkomen
dat de auto onderworpen blijft aan de wetten
van de natuur en het systeem zorgt evenmin
voor meer grip op het wegdek. BAS kan geen
ongevallen voorkomen, zeker geen
ongevallen die worden veroorzaakt door te
hoge snelheden in bochten, het rijden op
zeer glad wegdek, of aquaplaning. Gebruik
de mogelijkheden van een auto met BAS
nooit op een roekeloze of risicovolle wijze die
de veiligheid van uzelf of anderen in gevaar
brengt.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 81
Page 84 of 370

VEILIGHEID
82
Dynamic Steering Torque (DST)
Dynamic Steering Torque (DTS) is een
functie van het elektronisch stabiliteitsregel-
systeem (ESC) en de elektrische stuurbe -
krachtiging (EPS) die een voelbare
waarschuwing op het stuurwiel geeft onder
bepaalde rijomstandigheden waarbij de
ESC-module instabiliteit van het voertuig
detecteert. De voelbare waarschuwing op het
stuurwiel is alleen bedoeld om de bestuurder
te wijzen op optimaal stuurgedrag voor het
bereiken/handhaven van voertuigstabiliteit.
De bestuurder merkt alleen dat de functie is
ingeschakeld als de voelbare waarschuwing
op het stuurwiel wordt gegeven.
OPMERKING:
De DST-functie is alleen bedoeld om de
bestuurder te wijzen op de juiste hande -
lingen via rukjes aan het stuurwiel. Dit bete -
kent dat de effectiviteit van de DST-functie
in hoge mate afhankelijk is van de oplettend -
heid en de reactie op de voelbare waarschu -
wing van de bestuurder. Het is van groot
belang te beseffen dat deze functie het voer -
tuig niet bestuurt, hetgeen betekent dat de
bestuurder nog steeds verantwoordelijk is
voor de besturing van het voertuig.
Elektronische remkrachtverdeling (EBD)
De elektronische remkrachtverdeling (EBD)
regelt de verdeling van het remkoppel over
de voor- en achteras door de remdruk op de
achteras te begrenzen. Dit wordt gedaan om
overmatige wielslip van de achterwielen en
instabiliteit van het voertuig te voorkomen,
en om te voorkomen dat ABS eerder ingrijpt
op de achteras dan op de vooras.
Electronic Roll Mitigation (ERM)
Door bewaking van de stuurbewegingen en
de snelheid van de auto anticipeert dit
systeem op de mogelijkheid dat een wiel
loskomt van het wegdek. Wanneer Electronic
Roll Mitigation (ERM) vaststelt dat de mate
waarin de hoek van het stuur verandert, en
de snelheid van het voertuig voldoende zijn
om het wiel op te tillen, wordt er bijgeremd
en kan het motorvermogen worden vermin -
derd. Zo wordt de kans kleiner dat het wiel
wordt opgetild. ERM kan de kans op het
optillen van een wiel alleen verminderen
tijdens zeer ernstige of ontwijkende rijma -
noeuvres. Het systeem kan niet voorkomen
dat het wiel wordt opgetild als gevolg van
andere factoren, zoals de staat van de weg,
het verlaten van de rijbaan of het raken van
objecten of andere voertuigen.
Elektronisch stabiliteitsregelsysteem (ESC)
Het elektronisch stabiliteitssysteem (ESC)
zorgt onder diverse rijomstandigheden voor
een betere controle over de rijrichting en
meer stabiliteit van het voertuig. ESC corri -
geert over- en ondersturen van het voertuig
door het/de juiste wiel(en) af te remmen. Zo
wordt tegengestuurd bij onder- of oversturen.
Ook kan het motorvermogen worden vermin -
derd om het voertuig te helpen bij het hand -
haven van de juiste rijrichting.
WAARSCHUWING!
Er zijn veel factoren, zoals de belading van
het voertuig en de weg- en
rijomstandigheden, die ervoor kunnen
zorgen dat een wiel wordt opgetild of het
voertuig kantelt. Het ERM-systeem kan
niet in alle gevallen voorkomen dat een
wiel wordt opgetild of de auto kantelt, met
name niet wanneer de rijbaan wordt
verlaten of wanneer er objecten of andere
voertuigen worden geraakt. Gebruik de
mogelijkheden van een auto met ERM
nooit op een roekeloze of gevaarlijke wijze
die de veiligheid van de bestuurder of
anderen in gevaar brengt.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 82
Page 85 of 370

83
(Vervolgd)
ESC bepaalt met behulp van sensors in het
voertuig de door de bestuurder gewenste
rijrichting. Het systeem vergelijkt deze baan
dan met de werkelijke rijrichting van het
voertuig. Wanneer de werkelijke baan niet
overeenkomt met de gewenste baan, remt
ESC het juiste wiel af om over- of onderstuur
tegen te gaan.
Overstuur — het voertuig draait meer dan
correct is voor de stand van het stuur.
Onderstuur — het voertuig draait minder
dan correct is voor de stand van het stuur.
Het controle-/storingslampje ESC (in de
instrumentengroep) begint te knipperen
zodra het ESC-systeem wordt geactiveerd.
Het controle-/storingslampje ESC knippert
ook wanneer het TCS-systeem actief is. Als
het controle-/storingslampje ESC gaat knip -
peren tijdens het optrekken, neem dan gas
terug en rijd verder terwijl u zo min mogelijk
gas geeft. Pas uw snelheid en rijstijl altijd
aan de toestand van het wegdek aan.
WAARSCHUWING!
De elektronische stabiliteitsregeling
(ESC) kan niet voorkomen dat de auto
onderhevig is aan de natuurkundige
wetten en kan evenmin zorgen voor meer
grip op het wegdek. ESC kan geen onge-
lukken voorkomen, zeker geen onge-
lukken die worden veroorzaakt door te
hoge snelheden in bochten, het rijden op
zeer glad wegdek, of aquaplaning. ESC
kan evenmin ongelukken voorkomen die
het gevolg zijn van het verlies van de
controle over het voertuig doordat het
rijgedrag niet is aangepast aan de
omstandigheden. Alleen een oplettende
en bekwame bestuurder met een veilige
rijstijl kan ongelukken voorkomen.
Gebruik de mogelijkheden van een auto
met ESC nooit op een roekeloze of risico-
volle wijze die de veiligheid van de
bestuurder of anderen in gevaar brengt.Wijzigingen van uw voertuig of slecht
onderhoud van uw voertuig kunnen
leiden tot verandering van de rijeigen -
schappen van het voertuig en kunnen
een negatief effect hebben op de
werking van het ESC-systeem. Wijzi -
gingen van de stuurinrichting, ophan -
ging, het remsysteem, bandentype en
banden- of wielmaat kunnen een nade-
lige invloed hebben op de werking van
ESC. Een onjuiste bandenspanning of
ongelijkmatige bandenslijtage kan
leiden tot een verslechterde werking van
ESC. Elk wijziging van het voertuig of
onvoldoende onderhoud van het voertuig
die leidt tot een afname van de effectivi -
teit van het ESC-systeem kan het risico
van verlies van de macht over het stuur,
het over de kop slaan en (dodelijk) letsel
vergroten.
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 83
Page 86 of 370

VEILIGHEID
84
Bedrijfsmodi van ESC
OPMERKING:
Afhankelijk van het model en de bedrijfs-
modus, heeft het ESC-systeem meerdere
standen.
Toets ESC OFF
ESC ingeschakeld
Dit is de normale bedrijfsmodus voor het
ESC-systeem. Als de auto wordt gestart,
bevindt het ESC-systeem zich in deze
modus. Deze modus moet worden gebruikt
voor het merendeel van de rijomstandig -
heden. Alternatieve ESC-modi mogen alleen
om specifieke redenen worden gebruikt,
zoals wordt beschreven in de volgende para -
grafen. Gedeeltelijk uitgeschakeld
De modus "Gedeeltelijk uit" is bedoeld voor
situaties waarin een meer dynamische rijer
-
varing gewenst is. Deze modus wijzigt moge -
lijk de drempelwaarden voor activering van
TCS en ESC, waardoor meer wielspin wordt
toegestaan dan normaal. Deze modus kan
nuttig zijn wanneer u met de auto vast komt
te zitten.
Als u de modus "Gedeeltelijk uit" wilt acti -
veren, drukt u kort op de toets "ESC OFF",
waarna het controlelampje "ESC OFF" gaat
branden. Als u ESC opnieuw wilt inscha -
kelen, drukt u nogmaals kort op de toets
"ESC OFF". Het controlelampje "ESC OFF"
gaat uit.
OPMERKING:
Tijdens het rijden met sneeuwkettingen of
bij het wegrijden in diepe sneeuw, zand of
grind, kan het wenselijk zijn om meer wiel -
spin toe te staan. Dit kunt u doen door op de
knop "ESC OFF" te drukken om naar de
gedeeltelijke modus "Partial Off" (gedeelte -
lijk uit) te gaan. Wanneer er geen reden meer
is om de bedrijfsmodus "Partial Off" (gedeel -
telijk uit) te gebruiken, schakelt u ESC weer
in door op de knop "ESC OFF" te drukken. Dit
is ook mogelijk tijdens het rijden. "Volledig uit" (alleen modellen met vierwiel
-
aandrijving)
Deze modus is uitsluitend bedoeld voor
gebruik buiten openbare wegen of bij terrein -
rijden als de ESC-stabiliteitfuncties de
manoeuvreerbaarheid van de auto vanwege
terreinomstandigheden kunnen blokkeren.
Deze modus wordt geactiveerd door gedu -
rende vijf seconden op de schakelaar "ESC
OFF" te drukken wanneer de auto stilstaat en
de motor loopt. Na vijf seconden gaat het
WAARSCHUWING!
Wanneer ESC in de stand "Gedeeltelijk
uit" staat, wordt de TCS-functie van ESC
uitgeschakeld (behalve de slipbeperking
die is beschreven de paragraaf over TCS)
en brandt het indicatielampje "ESC uit".
Wanneer ESC in de stand "Gedeeltelijk
uit" staat, wordt de functie voor het
verminderen van het motorvermogen van
TCS uitgeschakeld en neemt de verbe-
terde voertuigstabiliteit die het
ESC-systeem biedt af.
Trailer Sway control (TSC) is uitgescha-
keld wanneer het ESC-systeem in de
stand "Gedeeltelijk uit" staat.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 84
Page 87 of 370

85
controlelampje "ESC OFF" branden en wordt
de melding "ESC Off" (ESC uit) in het display
in de instrumentengroep weergegeven.
In deze modus worden ESC en TCS, met
uitzondering van de functie "Beperkte slip"
beschreven in hoofdstuk TCS, uitgeschakeld
totdat de auto een snelheid van 64 km/u
(40 mph) bereikt. Bij 64 km/u (40 mph)keert het systeem terug naar de modus
"Partial Off" (gedeeltelijk uit), zoals hier -
boven wordt beschreven. TCS blijft uit.
Wanneer het voertuig vertraagt tot minder
dan 48 km/u (30 mph) wordt het ESC-systeem uitgeschakeld. ESC wordt bij
lage snelheden uitgeschakeld, zodat het
terreinrijden niet wordt belemmerd. De
ESC-functie zorgt echter weer voor stabiliteit
bij snelheden boven 64 km/u (40 mph). Het
controlelampje ESC uit brandt altijd wanneer
ESC is uitgeschakeld.
Om ESC weer in te schakelen, drukt u kort op
de toets "ESC OFF". Hierdoor wordt de
normale bedrijfsmodus "ESC aan" hersteld.
OPMERKING:
De melding "ESC Off" (ESC uit) verschijnt en
er klinkt een geluidssignaal wanneer de
schakelhendel vanuit een andere stand in de stand PARK wordt gezet en vervolgens weer
uit de stand PARK wordt gezet. Dit gebeurt
ook wanneer de melding voorheen is gewist.
Controle-/storingslampje ESC en
controlelampje ESC UIT
Het controle-/storingslampje van
het elektronisch stabiliteitsregelsy
-
steem (ESC) in de instrumenten -
groep gaat branden wanneer het
contact in de stand ON wordt gezet. Als de
motor draait, behoort dit lampje uit te gaan.
Wanneer controle-/storingslampje ESC
continu blijft branden terwijl de motor draait,
is een storing gedetecteerd in het
ESC-systeem. Als het lampje blijft branden
nadat er verschillende keren is gestart en u meerdere kilometers (mijlen) hebt gereden
met een snelheid hoger dan 48 km/u
(30 mph), dient u zo snel mogelijk contact
op te nemen met een erkende dealer om het
probleem te laten opsporen en verhelpen.
Het controle-/storingslampje ESC (in de
instrumentengroep) begint te knipperen
zodra de banden grip verliezen en het
ESC-systeem wordt geactiveerd. Het
controle-/storingslampje ESC knippert ook
wanneer het TCS-systeem actief is. Als het
controle-/storingslampje ESC gaat knipperen
tijdens het optrekken, neem dan gas terug en
rijd verder terwijl u zo min mogelijk gas
geeft. Pas uw snelheid en rijstijl altijd aan de
toestand van het wegdek aan.
OPMERKING:Het controle-/storingslampje ESC en het
controlelampje "ESC OFF" (ESC uit) gaan
altijd kort branden wanneer het contact in
de stand ON wordt gezet.
Telkens wanneer de contactschakelaar in
de stand ON wordt gezet, wordt het
ESC-systeem ingeschakeld, ook wanneer
dit eerder werd uitgeschakeld.
WAARSCHUWING!
In de stand waarbij ESC "volledig uit" is
geschakeld, worden de reductie van het
koppel en de functies van de
stabiliteitsregeling uitgeschakeld. Bij een
uitwijkende beweging in een noodgeval
wordt het ESC-systeem niet geactiveerd
als hulpmiddel bij de stabiliteitsregeling
van de auto. De volledig uitgeschakelde
modus is uitsluitend bedoeld voor
terreinrijden.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 85
Page 88 of 370

VEILIGHEID
86
Het ESC-systeem maakt zoemende of klik-
kende geluiden wanneer het actief is. Dit
is normaal. De geluiden houden op
wanneer ESC inactief wordt na de
manoeuvre die de activering van het
ESC-systeem heeft veroorzaakt.Het controlelampje "ESC uit" geeft
aan dat de klant het elektronisch
stabiliteitsregelsysteem (ESC)
gedeeltelijk heeft uitgeschakeld.
HDC-systeem (Hill Descent Control —
afdalingsregeling) — indien aanwezig
Hill Descent Control (Trailhawk)
Hill Descent Control (HDC) is bedoeld voor
terreinrijden met lage snelheid in de schakel -
groep 4L. HDC handhaaft de voertuigsnelheid
wanneer u hellingen afrijdt, onder verschil -
lende rijomstandigheden. HDC regelt de voer -
tuigsnelheid door de remmen actief te regelen.
HDC heeft drie standen:
1. Uit (functie is niet ingeschakeld en wordt
niet geactiveerd).
2. Ingeschakeld (functie is ingeschakeld en gereed maar er wordt niet voldaan aan de
voorwaarden voor activering of de
bestuurder negeert de functie actief door
te remmen of gas te geven).
3. Actief (functie is ingeschakeld en regelt actief de voertuigsnelheid).
HDC inschakelen
HDC wordt ingeschakeld door op de
HDC-schakelaar te drukken, maar er moet
ook aan de volgende voorwaarden worden
voldaan om HDC te activeren:
De aandrijflijn staat in de groep 4L
De voertuigsnelheid is lager dan 12 km/u
(7,5 mph)
Elektrische parkeerrem (EPB) is vrijgezet
Het bestuurdersportier is gesloten
HDC activeren
Wanneer HDC is ingeschakeld, wordt deze
automatisch geactiveerd als er van een
helling wordt gereden waarvan de hellings -hoek groot genoeg is (groter dan ongeveer
8%). De instelsnelheid voor HDC kan door de
bestuurder worden geselecteerd en kan
binnen de drempelwaarden worden aange
-
past met de schakelhendel of remmen.
Ingreep door de bestuurder:
De bestuurder kan de activering van de HDC
bij een bepaalde snelheid te allen tijde
opheffen met het gaspedaal of de remmen.
HDC deactiveren
HDC wordt gedeactiveerd maar blijft
beschikbaar als een van de volgende omstan -
digheden zich voordoet:
De bestuurder heft de instelsnelheid van
HDC op bij een voertuigsnelheid hoger dan
12 km/u (7,5 mph) maar lager dan
40 km/u (25 mph).
Auto bevindt zich op een neerwaartse
helling met een hellingshoek die niet groot
genoeg is (kleiner dan ongeveer 8%), op
een vlakke ondergrond of op een
opwaartse helling.
Voertuig is in de stand PARK (P) gezet.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 86