8
BEVEILIGINGSSYSTEMEN VOOR
INZITTENDEN....................................... 100
Beveiligingssystemen voor
inzittenden ................................. 100 Belangrijke
veiligheidsmaatregelen .................. 100 Veiligheidsgordelsystemen ............ 102
Aanvullend veiligheidssysteem
(SRS) .......................................... 109 Kinderzitjes — Kinderen veilig
vervoeren ..................................... 127 Vervoer van huisdieren ................. 143
VEILIGHEIDSTIPS ................................ 143
Passagiers vervoeren ..................... 143
Uitlaatgas ................................... 144
Aanbevolen veiligheidscontroles in
de auto ....................................... 144 Veiligheidscontroles buiten de
auto ............................................ 146
STARTEN EN RIJDEN
DE MOTOR STARTEN ........................... 147
Normaal starten — benzinemotor .. 147
De motor uitschakelen .................. 149
Normaal starten — dieselmotor ...... 149
HANDREM ........................................... 151
Elektrische handrem (EPB) ........... 151
HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK —
INDIEN AANWEZIG ..............................153
Schakelen ................................... 154
Terugschakelen ............................ 155
Parkeren...................................... 156
AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK —
INDIEN AANWEZIG ..............................156
Sleutelblokkering ......................... 158
Rem/Schakelblokkering................. 158
Negentraps automatische
versnellingsbak ........................... 158
BEDIENING VIERWIELAANDRIJVING —
INDIEN AANWEZIG ...............................164
Actieve aandrijving van Jeep.......... 164
SELEC-TERRAIN - INDIEN AANWEZIG .....166
Gids Selecteren modus ................. 166
STOP/START-SYSTEEM - INDIEN
AANWEZIG ..........................................167
Bedrijfsmodi ................................ 167
Handmatig activeren/deactiveren ... 168
ACTIEVE SNELHEIDSBEGRENZER - INDIEN
AANWEZIG .........................................168
Activeren ..................................... 168
De ingestelde snelheid
overschrijden ............................... 168 Uitschakelen ............................... 169
CRUISECONTROL — INDIEN
AANWEZIG ..........................................169
Activeren .....................................169
De gewenste snelheid instellen.......170
Om de snelheid te hervatten .........170
Uitschakelen ...............................170
ADAPTIEVE CRUISE CONTROL (ACC) —
INDIEN AANWEZIG ...............................170
De functie in- of uitschakelen ........171
Gewenste ACC-snelheid instellen ....171
Hervatten .....................................171
Ingestelde snelheid aanpassen .......172
Volgafstand instellen in ACC ..........173
PARKSENSE PARKEERSENSOREN ACHTER —
INDIEN AANWEZIG ..............................173
ParkSense sensoren ......................174
ParkSense waarschuwingsscherm ...174
ParkSense in- en uitschakelen .......174
Voorzorgsmaatregelen bij gebruik van
ParkSense ....................................175
PARKSENSE PARKEERSENSOREN VOOR EN
ACHTER — INDIEN AANWEZIG .............176
ParkSense sensoren ......................176
ParkSense in- en uitschakelen .......176
Waarschuwingssysteem afstand aan
de zijkant .....................................177
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 8
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
14
Portieren en achterklep ontgrendelen
Druk eenmaal kort op de ontgrendeltoets op
de sleutelhouder om het portier aan de
bestuurderszijde te ontgrendelen of druk
tweemaal binnen vijf seconden om alle
portieren en de achterklep te ontgrendelen.
Alle portieren kunnen worden geprogram-
meerd om te worden ontgrendeld bij de
eerste druk op de ontgrendeltoets. Raad -
pleeg de paragraaf "Instellingen van Ucon -
nect" in het hoofdstuk "Multimedia" in het
instructieboekje voor meer informatie.
Portieren en achterklep vergrendelen
Druk kort op de vergrendelknop van de sleu -
telhouder om alle portieren en de achterklep
te vergrendelen.
Verzoek om extra sleutelhouders
OPMERKING:
De auto kan alleen bediend en gestart
worden met sleutelhouders die specifiek zijn
geprogrammeerd voor de elektronica van de
auto. Nadat een sleutelhouder voor een auto
is geprogrammeerd, kan deze niet voor een
andere auto worden geprogrammeerd.
OPMERKING:
Gebruikte accu's kunnen schadelijk zijn voor
het milieu als ze niet op de juiste manier
worden afgevoerd. Voer gebruikte accu's
altijd af in een speciale afvalcontainer voor
accu's of lever ze in bij een erkende dealer.
Duplicaten van sleutelhouders kunnen
worden geleverd door een erkende dealer.
Deze procedure bestaat uit het program -meren van een 'blanco' sleutelhouder voor de
elektronica van het voertuig. Een blanco
sleutelhouder is een exemplaar dat niet
eerder is geprogrammeerd.
OPMERKING:
Als de Sentry Key startonderbreker moet
worden gerepareerd, dient u alle sleutels van
de auto naar de erkende dealer mee te
brengen.
CONTACTSCHAKELAAR
Keyless Enter-N-Go — Contact — indien
aanwezig
Met deze functie kan de bestuurder de
contactschakelaar bedienen door op een
knop te drukken zolang de sleutelhouder
zich in het passagierscompartiment bevindt.
De contactschakelaar in de vorm van een
START/STOP-drukknop heeft drie bedrijfs
-
modi. Deze drie standen zijn OFF, ON/RUN
en START.
OPMERKING:
Wanneer de status/modus van het contact na
het indrukken van een toets niet reageert, is
de batterij van de sleutelhouder mogelijk
bijna leeg of leeg. Als dit het geval is, kan de
contactschakelaar ook op een andere manier
WAARSCHUWING!
Druk alleen op de ontgrendelknop van de
mechanische sleutel met de sleutelhouder
weggedraaid van uw lichaam, vooral van
uw ogen en voorwerpen die beschadigd
kunnen raken, zoals kleding.
WAARSCHUWING!
Verwijder altijd de sleutelhouders uit de
auto en vergrendel alle portieren
wanneer u de auto zonder toezicht
achterlaat.
Als uw voertuig is uitgerust met Keyless
Enter-N-Go contact, vergeet dan niet de
contactschakelaar in de stand OFF te
zetten.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 14
15
(Vervolgd)
worden bediend. Druk de voorzijde (zijde
tegenover de noodsleutel) van de sleutel-
houder tegen de knop START/STOP om de
contactschakelaar te bedienen.
START/STOP-contactschakelaar
De contactschakelaar in de vorm van een
drukknop kan in de volgende modi worden
gezet:
OFF
De motor wordt uitgeschakeld.
Sommige elektrische apparaten (bijv.
centrale vergrendeling, alarm, enz. ) zijn
nog steeds beschikbaar.
ON/RUN
Rijmodus.
Alle elektrische apparaten zijn beschikbaar.
START
Start de motor.
OPMERKING:
Raadpleeg de paragraaf "De motor starten" in
het hoofdstuk "Starten en rijden" in het
instructieboekje voor meer informatie.
WAARSCHUWING!
Verwijder altijd de sleutelhouder uit het
voertuig bij het verlaten van het voertuig
en sluit het voertuig af.
Laat nooit kinderen alleen in een auto
achter of in de buurt van een auto die
niet is afgesloten.
Het achterlaten van kinderen zonder
toezicht in een auto is om verschillende
redenen gevaarlijk. Kinderen of derden
lopen dan het risico op ernstig of zelfs
dodelijk letsel. Waarschuw kinderen dat
ze niet aan de handrem, het rempedaal
of de schakelhendel mogen komen.
Laat de sleutelhouder niet achter in of in
de buurt van het voertuig (of op een voor
kinderen bereikbare plaats) en laat het
contact van een voertuig met Keyless
Enter-N-Go niet in de stand ON/RUN
staan. Een kind zou de knoppen van de
elektrische raambediening of andere
schakelaars kunnen bedienen of de auto
in beweging kunnen zetten.
Laat nooit kinderen of dieren achter in
een geparkeerde auto bij warm weer. De
warmte in het interieur kan ernstige
gezondheidsproblemen veroorzaken en
zelfs dodelijk zijn.
Verwijder nooit de mechanische sleutel
tijdens het rijden, omdat het stuur auto-
matisch wordt vergrendeld zodra de
sleutel wordt gedraaid. Dit geldt ook voor
voertuigen die worden gesleept.
LET OP!
Een niet-afgesloten voertuig is een
uitnodiging voor dieven. Verwijder altijd de
sleutelhouder uit het voertuig en
vergrendel alle portieren wanneer u het
voertuig zonder toezicht achterlaat.
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 15
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
16
Geïntegreerd/handmatig contact — indien
aanwezig
Dit voertuig is mogelijk uitgerust met een
geïntegreerde/handmatige contactschake-
laar. Er zijn drie bedieningsstanden, waar -
onder twee klikstanden en een stand met
veerbelasting. De klikstanden zijn OFF en
ON/RUN. De stand START is een veerbelaste
contactstand. Bij het loslaten uit de stand
START keert de schakelaar automatisch
terug in de stand ON/RUN.
Geïntegreerde contactschakelaar OFF
De motor wordt uitgeschakeld.
De sleutel kan uit de contactschakelaar
worden verwijderd.
De stuurkolom kan worden vergrendeld
(nadat u de contactsleutel hebt verwij -
derd).
Sommige elektrische apparaten (bijv.
centrale portiervergrendeling, alarm, enz.)
zijn nog steeds beschikbaar.
ON/RUN
Rijpositie.
Elektrische apparaten zijn beschikbaar.
START
Start de motor.
De contactschakelaar is voorzien van een
veiligheidsmechanisme. Als de motor niet
aanslaat, moet het contact weer op de stand
STOP/OFF worden gezet voordat de startpro -
cedure wordt herhaald.
Bij modellen met een automatische trans -
missie kan de contactsleutel alleen worden
verwijderd wanneer de schakelhendel in
PARK is gezet.
Elektronisch stuurslot — indien aanwezig
Uw auto is mogelijk uitgerust met een
passief elektronisch stuurslot. Dit slot zorgt
ervoor dat de auto niet kan worden gestuurd
als de contactschakelaar in de stand OFF
staat. Het stuurslot wordt ontgrendeld als het
contact in de stand ON staat. Als het slot niet
ontgrendelt en de auto niet start, draai het
stuurwiel dan naar links en naar rechts om
het stuurslot te ontgrendelen.
Mechanisch stuurslot — indien aanwezig
Uw auto is mogelijk uitgerust met een
mechanisch stuurslot. Dit slot zorgt ervoor
dat de auto niet kan worden gestuurd als de
contactschakelaar in de stand OFF staat.
Draai het stuurwiel een halve slag in een van
beide richtingen bij draaiende motor
(zes-uur-stand). Zet de motor af en verwijder
de contactsleutel. Draai het stuur een iets in
een willekeurige richting tot het wordt
vergrendeld.
1 — OFF
2 — ON/RUN
3 — START
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 16
17
STARTSYSTEEM MET
AFSTANDSBEDIENING —
INDIEN AANWEZIG
Druk twee keer binnen vijf
seconden op de toets remote start
(starten op afstand) op de sleutel -
houder. Door een derde keer op de toets
remote start (starten op afstand) te
drukken wordt de motor uitgeschakeld.
Om met het voertuig te gaan rijden, drukt
u op de knop START/STOP om het contact
in de stand ON/RUN te zetten.
Met remote start (starten op afstand)
draait de motor slechts 15 minuten
(time-out), tenzij het contact in de stand
ON/RUN is gezet.
Het voertuig moet worden gestart met de
sleutel na twee opeenvolgende time-outs.
Starten met afstandsbediening — indien
aanwezig
Druk twee keer binnen vijf seconden op de
toets remote start (starten op afstand) op de
sleutelhouder. Door een derde keer op de
toets remote start (starten op afstand) te
drukken wordt de motor uitgeschakeld.
Om met de auto te rijden, drukt u op de
ontgrendeltoets, steekt u de sleutel in het
contact en draait u deze naar de stand ON/
RUN. OPMERKING:
Met remote start (starten op afstand)
draait de motor slechts 15 minuten
(time-out), tenzij het contact in de stand
ON/RUN is gezet.
Het voertuig moet worden gestart met de
sleutel na twee opeenvolgende time-outs.
Aan alle volgende voorwaarden moet worden
voldaan om de motor met de afstandsbedie -
ning te kunnen starten:
Schakelhendel in de stand PARK
Portieren gesloten
Motorkap gesloten
Achterklep gesloten
Schakelaar waarschuwingsknipperlichten
uit
Remschakelaar niet geactiveerd (rempe-
daal niet ingetrapt)
Accu voldoende geladen
Lampje Motor controleren mag niet inge-
schakeld zijn
Systeem niet uitgeschakeld door eerder
starten met de afstandsbediening
WAARSCHUWING!
Laat een motor niet in een gesloten
garage of afgesloten ruimte draaien.
Uitlaatgas bevat koolmonoxide (CO),
hetgeen geurloos en kleurloos is. Kool -
monoxide is giftig en kan bij inademing
leiden tot erstig of dodelijk letsel.
Houd sleutelhouders buiten het bereik
van kinderen. Door met de afstandsbe-
diening de motor te starten of de ramen,
portiersloten of andere onderdelen te
bedienen kunt u of kunnen anderen
ernstig gewond raken of om het leven
komen.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 17
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
18
Controlelampje alarmsysteem knippert
Contactschakelaar in de stand STOP/OFF
Brandstofniveau voldoet aan de minimale
vereisten
Alarmsysteem meldt geen inbraak
De modus starten met afstandsbediening
activeren
Druk tweemaal binnen vijf seconden op de
toets remote start (starten op afstand) op de
sleutelhouder. De portieren worden vergren-
deld, de parkeerlichten knipperen en de claxon klinkt twee keer (indien geprogram
-
meerd). De motor start en het voertuig blijft
15 minuten in de modus voor starten met
afstandsbediening.
OPMERKING:
Als er sprake is van een storing in de motor
of het brandstofpeil te laag is, slaat de motor
aan en vervolgens binnen 10 seconden weer
af.
De parkeerlichten gaan branden en blijven
tijdens de modus starten met afstandsbe-
diening branden.
Om veiligheidsredenen kunnen de elek-
trisch bedienbare ramen en het zonnedak
(indien aanwezig) niet worden bediend
wanneer de modus starten met afstands-
bediening actief is.
De motor kan tweemaal achter elkaar met
de sleutelhouder worden gestart. Voordat
u de startprocedure een derde keer kunt
herhalen, moet u echter het contact in en
uit schakelen door twee keer op de START/
STOP-knop te drukken (of het contactslot
eerst in de stand ON/RUN te zetten).
ALARMSYSTEEM — INDIEN
AANWEZIG
Het alarmsysteem bewaakt de portieren,
motorkap, achterklep en het Keyless
Enter-N-Go contact tegen bediening door onbe-
voegden. Als het alarmsysteem is ingescha-
keld, zijn de schakelaars van de portiersloten
en de achterklep in het interieur uitgeschakeld.
Als het alarm afgaat, geeft het alarmsysteem de
volgende geluids- en lichtsignalen:
De claxon klinkt
De richtingaanwijzers knipperen
Het controlelampje van het alarmsysteem
knippert op het display in de instrumenten -
groep
Alarm inschakelen
Volg deze stappen om het alarmsysteem in te
schakelen:
1. Zorg ervoor dat het contact van het voer -
tuig in de stand OFF staat.
Als uw voertuig is uitgerust met Keyless Entry (portierontgrendeling),
dient u ervoor te zorgen dat het bijbe -
horende ontstekingssysteem zonder
sleutel op OFF is gezet.
WAARSCHUWING!
Laat een motor niet in een gesloten
garage of afgesloten ruimte draaien.
Uitlaatgas bevat koolmonoxide (CO),
hetgeen geurloos en kleurloos is. Kool -
monoxide is giftig en kan bij inademing
leiden tot erstig of dodelijk letsel.
Houd sleutelhouders buiten het bereik
van kinderen. Door met de afstandsbe-
diening de motor te starten of de ramen,
portiersloten of andere onderdelen te
bedienen kunt u of kunnen anderen
ernstig gewond raken of om het leven
komen.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 18
21
paragraaf "Portieren" in het hoofdstuk "Uw
voertuig leren kennen" in uw instructie-
boekje voor meer informatie.
Draai de contactschakelaar uit de stand
OFF.
Als uw voertuig is uitgerust metKeyless Enter-N-Go — Passive Entry,
druk dan op de START/STOP-contact -
schakelaar (hiertoe dient minimaal
één geldige sleutelhouder aanwezig te
zijn in het voertuig).
Wanneer uw voertuig niet is uitgerust
met Keyless Enter-N-Go — Passive
Entry, steek dan een geldige sleutel in
de contactschakelaar en draai de
sleutel naar de stand ON.
OPMERKING:
Het alarmsysteem kan niet worden in- of
uitgeschakeld via de slotcilinder van het
bestuurdersportier of de achterklepknop
op de sleutelhouder.
Het alarmsysteem blijft actief wanneer de
elektrisch bediende achterklep wordt
geopend. Als u op de achterklepknop
drukt, wordt het alarmsysteem niet uitge-
schakeld. Als iemand de auto binnen -dringt via de achterklep en een portier
opent, gaat het alarm af.
Als het alarmsysteem is geactiveerd, kunt
u de portieren niet ontgrendelen met de
schakelaars voor de centrale portierver
-
grendeling in het interieur.
Het alarmsysteem is bedoeld om uw voertuig
te beveiligen, maar er zijn omstandigheden
die een ongewenst alarm veroorzaken. Als
een van de eerder beschreven procedures
voor het inschakelen van het alarm is uitge -
voerd, zal het alarmsysteem worden inge -
schakeld, ongeacht of u zich in de auto
bevindt. Wanneer u dan in de auto blijft
zitten en vervolgens een portier opent, gaat
het alarm af. Als deze situatie zich voordoet,
schakel dan het alarmsysteem uit.
Wanneer het alarmsysteem is geactiveerd en
de accu wordt losgekoppeld, blijft het alarm -
systeem actief nadat de accu weer is aange -
sloten; de buitenlampen knipperen en de
claxon geeft een geluidssignaal. Als deze
situatie zich voordoet, schakel dan het
alarmsysteem uit.
Alarmsysteem handmatig omzeilen
Het alarmsysteem wordt niet ingeschakeld
als u de portieren vergrendelt via de handbe -
diende vergrendelknop.
PORTIEREN
Keyless Enter-N-Go — Passive Entry
Het Passive Entry systeem is een uitbreiding
van het afstandsbedieningsysteem van het
voertuig en is een functie van Keyless
Enter-N-Go — Passive Entry. Met deze
functie kunt u de portieren en de brandstof -
vulklep van het voertuig vergrendelen en
ontgrendelen zonder dat u op de vergrendel-
en ontgrendelknoppen van de sleutelhouder
hoeft te drukken.
OPMERKING:
Passive Entry kan door middel van
programmeren worden in- en uitgescha-
keld.
Als u handschoenen draagt of als de
portiergreep met Passive Entry is natgere-
gend of -gesneeuwd, is het mogelijk dat de
vergrendeling minder gevoelig wordt en
daardoor langzamer reageert.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 21
45
Wanneer zich wasem of condens vormt op
de voorruit of zijramen, kiest u de
ontdooistand en verhoogt u indien nodig
het aanjagertoerental.
Als het lijkt of de airconditioning minder
goed werkt dan verwacht, controleer dan
of de voorzijde van de airco-condensor
(vóór in de radiateur) is verstopt door vuil
of insecten. Maak schoon door voorzichtig
water te spuiten vanaf de achterzijde van
de radiateur en door de condensor heen.
MAX A/C
Met MAX A/C wordt maximaal gekoeld.
Druk kort op de knop om te schakelen tussen
MAX A/C en de voorgaande instellingen. De
toets gaat branden wanneer MAX A/C is inge -
schakeld.
De gebruiker kan in de modus MAX A/C het
gewenste aanjagertoerental en de gewenste
stand kiezen. Door op andere instellingen te
drukken, schakelt de MAX A/C-werking over
naar de geselecteerde instelling en wordt
MAX A/C verlaten.
Recirculatie
Bij koud weer kunnen de ruiten, bij gebruik
van de recirculatiestand, sneller beslaan. De recirculatiefunctie is mogelijk niet beschik
-
baar (schermtoets grijs weergegeven) bij
omstandigheden waarin de voorruit aan de
binnenkant kan beslaan.
Automatische temperatuurregeling (ATC)
Automatische werking
1. Druk op de toets AUTO op het front of kies de schermtoets AUTO (indien
aanwezig) in het bedieningspaneel van
de automatische temperatuurregeling
(ATC).
2. Vervolgens stelt u de gewenste tempera -
tuur in met behulp van de toetsen voor
het regelen van de temperatuur. Zodra de
gewenste temperatuur wordt weerge -
geven, zorgt het systeem dat deze tempe -
ratuur wordt bereikt en automatisch
wordt gehandhaafd.
3. Nadat de gewenste temperatuur is inge -
steld, hoeft u de instellingen niet meer te
wijzigen. U ervaart het meeste gebruiks -
gemak wanneer u het systeem automa -
tisch laat werken. OPMERKING:
U hoeft de temperatuurinstelling niet te
wijzigen wanneer de auto warm of koud is.
Het systeem past automatisch de tempe-
ratuur, de luchtverdeling en het aanjager
-
toerental aan om zo snel mogelijk de door
u gewenste instelling te bereiken.
De temperatuur kan worden weergegeven
in Amerikaanse of metrische maateen -
heden, door de programmeerbare optie US
of Metric (metrisch) te kiezen.
Voor optimaal comfort in de stand AUTO
blijft de aanjager tijdens een koude start op
een lage stand draaien totdat de motor is
opgewarmd. De snelheid van de aanjager
neemt toe en de aanjager gaat over in de
automatische modus.
Handmatige bediening opheffen
Het systeem is uitgerust met een hele reeks
functies die handmatig instellen mogelijk
maken. Het symbool AUTO op het
ATC-scherm voorin gaat uit als u het systeem
handmatig bedient.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 45