167
STOP/START-SYSTEEM -
INDIEN AANWEZIG
De Stop/Start-functie is ontwikkeld om
brandstof te besparen. Het systeem stopt de
motor automatisch tijdens een stop, wanneer
aan alle voorwaarden is voldaan. Door het
rempedaal of het koppelingspedaal los laten
of het gaspedaal in te trappen, zal de motor
automatisch opnieuw worden gestart.
Bedrijfsmodi
Motorstopmodus
Modellen met handgeschakelde versnel-
lingsbak:
Als het voertuig stilstaat, stopt de motor als
de transmissie in de neutraalstand staat en
het koppelingspedaal is losgelaten.
Modellen met automatische transmissie:
Als het voertuig stilstaat en het rempedaal is
ingedrukt, schakelt de motor uit als de scha -
kelhendel in een andere stand staat dan
REVERSE.
In het geval van een heuvelopwaartse stop
wordt de motor niet uitgeschakeld en wordt
de functie "Hill Start Assist" ingeschakeld
(werkt alleen als de motor draait).
Het waarschuwingslampje op het instrumen -
tenpaneel licht op om aan te geven dat de
motor is uitgeschakeld. Modus motor opnieuw starten
Modellen met handgeschakelde versnel
-
lingsbak:
Om de motor opnieuw te starten, trapt u het
koppelingspedaal in.
Als het voertuig niet start wanneer de koppe -
ling wordt ingetrapt, zet u de schakelhendel
in de neutrale stand en herhaalt u de proce -
dure. Als het probleem aanhoudt, neemt u
contact op met de erkende dealer.
Modellen met automatische transmissie:
Als u de motor opnieuw wilt starten, laat u
het rempedaal los.
Terwijl het rempedaal is ingedrukt, en de
schakelhendel in DRIVE staat, kan de motor
opnieuw worden gestart door de schakel -
hendel op REVERSE, NEUTRAL of "AutoS -
tick" te zetten.
Terwijl het rempedaal is ingedrukt, en de
schakelhendel in "AutoStick" staat, kan de
motor opnieuw worden gestart door de scha -
kelhendel op "+", "-" of REVERSE of
NEUTRAL te zetten.
Wanneer de motor automatisch is gestopt en
u het rempedaal ingedrukt houdt, kunt u het
rempedaal loslaten en de motor uitgescha -
WAARSCHUWING!
Controleer voordat u de motorkap opent of
de motor is uitgeschakeld en het contact
op OFF staat. Volg de aanwijzingen op de
plaat onder de motorkap. Het verdient
aanbeveling om de sleutelhouder te
verwijderen als andere personen in het
voertuig achterblijven. Verlaat het voertuig
alleen als de sleutelhouder is verwijderd
en het contact in de stand OFF staat.
Controleer bij het tanken of de motor is
uitgeschakeld (contact staat op OFF).
LET OP!
Neem bij het vervangen van de accu altijd
contact op met uw erkende dealer. Vervang
de accu door hetzelfde type (HEAVY
DUTY) en met dezelfde specificaties.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 167
261
(Vervolgd)
Oliepeil controleren
Om een optimale smering van de motor te
waarborgen, moet het juiste motoroliepeil
gehandhaafd blijven. Controleer het oliepeil
daarom regelmatig, bijvoorbeeld bij elke
tankstop. Het ideale tijdstip voor een
controle van het motoroliepeil is ongeveer
vijf minuten nadat een volledig opgewarmde
motor is uitgeschakeld.
Controleer het oliepeil als de auto op een
vlakke ondergrond staat. De meting is dan
nauwkeuriger.Er zijn vier mogelijke peilstoksoorten,
Gearceerde zone.
Gearceerde zone met markering SAFE.
Kruisarcering met woord MIN aan de
ondergrens en MAX aan de bovengrens.
Kruisarcering gemarkeerd met kuiltjes bij
de MIN- en MAX-uiteinden van het bereik.
OPMERKING:
Handhaaf het motoroliepeil altijd binnen de
kruisarcering op de peilstok.
Als het oliepeil tot het onderste deel van de
peilstok komt en u vult 1,0 liter (1 quart) olie
bij, neemt het oliepeil toe tot het bovenste
merkteken.
Vloeistof voor ruitenwisser bijvullen
Het vloeistofreservoir bevindt zich vóór in het
motorcompartiment. Controleer regelmatig
de inhoud van het reservoir. Vul het reservoir
met een ruitensproeieroplossing (geen radia -
teur-antivries) en laat het systeem enkele
seconden werken om de restvloeistof weg te
spoelen.
WAARSCHUWING!
Rook nooit tijdens werkzaamheden in de
motorruimte: deze kan gas en ontvlam -
bare dampen bevatten, met het risico
van brand.
Wees zeer voorzichtig bij werkzaam -
heden in de motorruimte wanneer de
motor heet is: u zou brandwonden
kunnen oplopen. Kom niet te dicht bij de
radiateurventilator: de elektrische venti -
lator kan starten; verwondingsgevaar.
Sjaals, stropdassen en andere losse
kledingstukken kunnen worden gegrepen
door bewegende onderdelen.
LET OP!
Zorg dat u de verschillende soorten vloei -
stoffen niet met elkaar verwisselt
wanneer u deze bijvult: ze zijn niet
onderling compatibel! Als u bijvult met
een ongeschikte vloeistof, kan uw auto
ernstig beschadigd raken.
Het oliepeil mag nooit de MAX-marke-
ring overschrijden.
Vul altijd motorolie bij met dezelfde
specificaties als de olie die al aanwezig
is in de motor.
Wacht bij het bijvullen van de motorolie
tot de motor is afgekoeld voordat u de
vuldop losmaakt, met name bij auto's
met een aluminium dop. WAARSCHU -
WING: verbrandingsgevaar!
Als het carter met te veel of te weinig
motorolie wordt gevuld, kan aëratie of
verlies van oliedruk optreden. Dit kan
leiden tot motorschade.
LET OP! (Vervolgd)
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 261
289
(Vervolgd)
OPMERKING:
Opzettelijk manipuleren van het emissiere-
gelsysteem is strafbaar en kan leiden tot
strafrechtelijke vervolging.
Koolmonoxidewaarschuwingen
BRANDSTOFVEREISTEN —
DIESELMOTOR
Dieselmotor
Tank diesel van goede kwaliteit bij een
benzinestation van een bekend merk. Als de
buitentemperatuur zeer laag is, wordt de
dieselbrandstof dikker als gevolg van de
vorming van paraffineklonten, waardoor het
brandstoftoevoersysteem niet goed werkt.
Om deze problemen te voorkomen, zijn
verschillende soorten brandstof verkrijgbaar
voor ieder seizoen: Type zomer, type winter
en type poolklimaat (koude gebieden/bergge -
bieden). Als dieselbrandstof wordt getankt
waarvan de eigenschappen niet geschikt zijn
voor de gebruikstemperatuur, raden wij u aan
een geschikt additief aan de brandstof toe te voegen. Schenk het additief vóór het tanken
van brandstof in de tank, met de hoeveelheid
die wordt vermeld op de fles.
Wanneer u het voertuig gedurende een lange
tijd gebruikt of parkeert in de bergen of
koude gebieden, raden wij u aan lokaal
verkrijgbare brandstof bij te vullen. In dat
geval raden wij u tevens aan de brandstof
-
tank meer dan voor de helft vol te houden.
Gebruik voor deze auto uitsluitend hoogwaar -
dige diesel welke voldoet aan de richtlijnen
van EN 590. Ook biodieselmengsels tot 7%
welke voldoen aan EN 590 mogen worden
gebruikt.
Dieselbrandstof bevat vrijwel altijd een
kleine hoeveelheid water. Om problemen
met het brandstofsysteem te voorkomen,
dient het water dat is verzameld in de water -
afscheider, te worden afgetapt. Als u hoog -
waardige brandstof gebruikt en het
bovenstaande advies bij koud weer opvolgt,
WAARSCHUWING!
Koolmonoxide (CO) in uitlaatgassen is
dodelijk. Volg de onderstaande
voorschriften om koolmonoxidevergiftiging
te voorkomen:
Adem nooit uitlaatgassen in. Deze
bevatten namelijk koolmonoxide, een
kleurloos en reukloos gas dat dodelijk
kan zijn. Laat de motor nooit in een
gesloten ruimte, zoals een garage,
draaien en blijf nooit lange tijd in een
stilstaande auto met draaiende motor
zitten. Wanneer de auto langere tijd met
draaiende motor buiten stilstaat, stel uw
ventilatiesysteem dan zodanig in dat
buitenlucht naar binnen wordt geblazen.
Regelmatig onderhoud is een prima
bescherming tegen koolmonoxide. Laat
het uitlaatsysteem altijd controleren
wanneer de auto op een hefbrug wordt
gezet. Laat defecten direct repareren.
Rijd tot na de reparatie altijd met de
ramen volledig geopend.
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
WAARSCHUWING!
Meng de brandstof niet met alcohol of
benzine. Deze stoffen kunnen onstabiel
zijn onder bepaalde omstandigheden en
gevaarlijk of explosief wanneer ze worden
gemengd met dieselbrandstof.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 289
363
Spraakherkenningssysteem
(VR) ..................................330, 331 , 334
Stabilisatie-inrichting aanhanger (TSC) .. 89
Stabilisatieregeling, aanhanger (TSC)..... 89
Stallen van het voertuig ........................ 46
Starten ....................................... 17 , 147
Automatische transmissie ............... 148
Knop ............................................... 14
Op afstand....................................... 17
Starten en rijden................................ 147
Starten met startkabels ...................... 229
Startprocedures ................................. 147
Startsysteem met afstandsbediening ...... 17
Steunen, hoofdsteun ............................ 30
Stoel met geheugenfunctie ................... 27
Stoelen ............................................... 25 Afstelling......................................... 25
Geheugen ........................................ 27
Geventileerd .................................... 29
Hendel rugleuning ............................ 26Hoofdsteunen .................................. 30
Kantelbaar....................................... 25
Neerklapbare achterbank ............ 25 , 26
Verwarmd ........................................ 28
Storingslampje (motorcontrole) ............. 70
Sturen Bedieningselementen stuurkolom....... 32
Stuurkolom verstellen ....................... 31
Stuurslot ......................................... 16 Verstellen ........................................ 31
Verwarming ................................31
, 32
Stuurbediening audiosysteem ............. 321
Stuurbediening voor audio .................. 321
T
Tanken ............................................. 188
Tekstberichten ...........................301 , 332
Telefoon (Uconnect) .......................... 324 Koppelen ...................................... 326
Telefoonboek .................................... 331
Telescopische stuurkolom .................... 31
Temperatuurregeling, automatisch
(ATC) ................................................. 45
Tijdvertraging Koplamp ....................................32 , 34
Tractieregeling .................................... 89
Transaxle Automatisch ...........................156 , 195
Bediening ..............................156 , 195
Transmissie ...............................158 , 195
Automatisch ................... 158 , 195 , 267
Handmatig .............................153 , 195
Onderhoud .............................195 , 267
Schakelen ..................................... 195
Vloeistof........................................ 195
Tussenbak ........................................ 195 Elektronisch geschakeld ................. 195Onderhoud .................................... 195 Vierwielaandrijving, werking .............195
Vloeistof ........................................195
U
Uconnect 3 met 5-inch display............300
Uconnect 4 met 7-inch display............303
Uconnect 4C/4C Nav met 8,4-inch
display ..............................................309
Uconnect Phone ................................324 Bellen ...........................................331Koppelen .......................................326
Uconnect Voice Command ..................334
Uitgang Vermogen ........................................55
Uitlaatsysteem ........................... 144 , 263
Universeel gebruikersinterface
(UCI)-schakelaar ................................321
V
Vastgelopen voertuig, bevrijden ...........233
Vastgereden voertuig bevrijden ............233
Veiligheid van auto controleren ............143
Veiligheid, uitlaatgassen .....................144
Veiligheidscontrole aan de
buitenkant van het voertuig .................146
Veiligheidscontrole in het voertuig .......144
Veiligheidscontroles............................143
20_MP_UG_NL_EU_tIX.fm Page 363