83
(Vervolgd)
ESC bepaalt met behulp van sensors in het
voertuig de door de bestuurder gewenste
rijrichting. Het systeem vergelijkt deze baan
dan met de werkelijke rijrichting van het
voertuig. Wanneer de werkelijke baan niet
overeenkomt met de gewenste baan, remt
ESC het juiste wiel af om over- of onderstuur
tegen te gaan.
Overstuur — het voertuig draait meer dan
correct is voor de stand van het stuur.
Onderstuur — het voertuig draait minder
dan correct is voor de stand van het stuur.
Het controle-/storingslampje ESC (in de
instrumentengroep) begint te knipperen
zodra het ESC-systeem wordt geactiveerd.
Het controle-/storingslampje ESC knippert
ook wanneer het TCS-systeem actief is. Als
het controle-/storingslampje ESC gaat knip -
peren tijdens het optrekken, neem dan gas
terug en rijd verder terwijl u zo min mogelijk
gas geeft. Pas uw snelheid en rijstijl altijd
aan de toestand van het wegdek aan.
WAARSCHUWING!
De elektronische stabiliteitsregeling
(ESC) kan niet voorkomen dat de auto
onderhevig is aan de natuurkundige
wetten en kan evenmin zorgen voor meer
grip op het wegdek. ESC kan geen onge-
lukken voorkomen, zeker geen onge-
lukken die worden veroorzaakt door te
hoge snelheden in bochten, het rijden op
zeer glad wegdek, of aquaplaning. ESC
kan evenmin ongelukken voorkomen die
het gevolg zijn van het verlies van de
controle over het voertuig doordat het
rijgedrag niet is aangepast aan de
omstandigheden. Alleen een oplettende
en bekwame bestuurder met een veilige
rijstijl kan ongelukken voorkomen.
Gebruik de mogelijkheden van een auto
met ESC nooit op een roekeloze of risico-
volle wijze die de veiligheid van de
bestuurder of anderen in gevaar brengt.Wijzigingen van uw voertuig of slecht
onderhoud van uw voertuig kunnen
leiden tot verandering van de rijeigen -
schappen van het voertuig en kunnen
een negatief effect hebben op de
werking van het ESC-systeem. Wijzi -
gingen van de stuurinrichting, ophan -
ging, het remsysteem, bandentype en
banden- of wielmaat kunnen een nade-
lige invloed hebben op de werking van
ESC. Een onjuiste bandenspanning of
ongelijkmatige bandenslijtage kan
leiden tot een verslechterde werking van
ESC. Elk wijziging van het voertuig of
onvoldoende onderhoud van het voertuig
die leidt tot een afname van de effectivi -
teit van het ESC-systeem kan het risico
van verlies van de macht over het stuur,
het over de kop slaan en (dodelijk) letsel
vergroten.
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 83
167
STOP/START-SYSTEEM -
INDIEN AANWEZIG
De Stop/Start-functie is ontwikkeld om
brandstof te besparen. Het systeem stopt de
motor automatisch tijdens een stop, wanneer
aan alle voorwaarden is voldaan. Door het
rempedaal of het koppelingspedaal los laten
of het gaspedaal in te trappen, zal de motor
automatisch opnieuw worden gestart.
Bedrijfsmodi
Motorstopmodus
Modellen met handgeschakelde versnel-
lingsbak:
Als het voertuig stilstaat, stopt de motor als
de transmissie in de neutraalstand staat en
het koppelingspedaal is losgelaten.
Modellen met automatische transmissie:
Als het voertuig stilstaat en het rempedaal is
ingedrukt, schakelt de motor uit als de scha -
kelhendel in een andere stand staat dan
REVERSE.
In het geval van een heuvelopwaartse stop
wordt de motor niet uitgeschakeld en wordt
de functie "Hill Start Assist" ingeschakeld
(werkt alleen als de motor draait).
Het waarschuwingslampje op het instrumen -
tenpaneel licht op om aan te geven dat de
motor is uitgeschakeld. Modus motor opnieuw starten
Modellen met handgeschakelde versnel
-
lingsbak:
Om de motor opnieuw te starten, trapt u het
koppelingspedaal in.
Als het voertuig niet start wanneer de koppe -
ling wordt ingetrapt, zet u de schakelhendel
in de neutrale stand en herhaalt u de proce -
dure. Als het probleem aanhoudt, neemt u
contact op met de erkende dealer.
Modellen met automatische transmissie:
Als u de motor opnieuw wilt starten, laat u
het rempedaal los.
Terwijl het rempedaal is ingedrukt, en de
schakelhendel in DRIVE staat, kan de motor
opnieuw worden gestart door de schakel -
hendel op REVERSE, NEUTRAL of "AutoS -
tick" te zetten.
Terwijl het rempedaal is ingedrukt, en de
schakelhendel in "AutoStick" staat, kan de
motor opnieuw worden gestart door de scha -
kelhendel op "+", "-" of REVERSE of
NEUTRAL te zetten.
Wanneer de motor automatisch is gestopt en
u het rempedaal ingedrukt houdt, kunt u het
rempedaal loslaten en de motor uitgescha -
WAARSCHUWING!
Controleer voordat u de motorkap opent of
de motor is uitgeschakeld en het contact
op OFF staat. Volg de aanwijzingen op de
plaat onder de motorkap. Het verdient
aanbeveling om de sleutelhouder te
verwijderen als andere personen in het
voertuig achterblijven. Verlaat het voertuig
alleen als de sleutelhouder is verwijderd
en het contact in de stand OFF staat.
Controleer bij het tanken of de motor is
uitgeschakeld (contact staat op OFF).
LET OP!
Neem bij het vervangen van de accu altijd
contact op met uw erkende dealer. Vervang
de accu door hetzelfde type (HEAVY
DUTY) en met dezelfde specificaties.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 167
289
(Vervolgd)
OPMERKING:
Opzettelijk manipuleren van het emissiere-
gelsysteem is strafbaar en kan leiden tot
strafrechtelijke vervolging.
Koolmonoxidewaarschuwingen
BRANDSTOFVEREISTEN —
DIESELMOTOR
Dieselmotor
Tank diesel van goede kwaliteit bij een
benzinestation van een bekend merk. Als de
buitentemperatuur zeer laag is, wordt de
dieselbrandstof dikker als gevolg van de
vorming van paraffineklonten, waardoor het
brandstoftoevoersysteem niet goed werkt.
Om deze problemen te voorkomen, zijn
verschillende soorten brandstof verkrijgbaar
voor ieder seizoen: Type zomer, type winter
en type poolklimaat (koude gebieden/bergge -
bieden). Als dieselbrandstof wordt getankt
waarvan de eigenschappen niet geschikt zijn
voor de gebruikstemperatuur, raden wij u aan
een geschikt additief aan de brandstof toe te voegen. Schenk het additief vóór het tanken
van brandstof in de tank, met de hoeveelheid
die wordt vermeld op de fles.
Wanneer u het voertuig gedurende een lange
tijd gebruikt of parkeert in de bergen of
koude gebieden, raden wij u aan lokaal
verkrijgbare brandstof bij te vullen. In dat
geval raden wij u tevens aan de brandstof
-
tank meer dan voor de helft vol te houden.
Gebruik voor deze auto uitsluitend hoogwaar -
dige diesel welke voldoet aan de richtlijnen
van EN 590. Ook biodieselmengsels tot 7%
welke voldoen aan EN 590 mogen worden
gebruikt.
Dieselbrandstof bevat vrijwel altijd een
kleine hoeveelheid water. Om problemen
met het brandstofsysteem te voorkomen,
dient het water dat is verzameld in de water -
afscheider, te worden afgetapt. Als u hoog -
waardige brandstof gebruikt en het
bovenstaande advies bij koud weer opvolgt,
WAARSCHUWING!
Koolmonoxide (CO) in uitlaatgassen is
dodelijk. Volg de onderstaande
voorschriften om koolmonoxidevergiftiging
te voorkomen:
Adem nooit uitlaatgassen in. Deze
bevatten namelijk koolmonoxide, een
kleurloos en reukloos gas dat dodelijk
kan zijn. Laat de motor nooit in een
gesloten ruimte, zoals een garage,
draaien en blijf nooit lange tijd in een
stilstaande auto met draaiende motor
zitten. Wanneer de auto langere tijd met
draaiende motor buiten stilstaat, stel uw
ventilatiesysteem dan zodanig in dat
buitenlucht naar binnen wordt geblazen.
Regelmatig onderhoud is een prima
bescherming tegen koolmonoxide. Laat
het uitlaatsysteem altijd controleren
wanneer de auto op een hefbrug wordt
gezet. Laat defecten direct repareren.
Rijd tot na de reparatie altijd met de
ramen volledig geopend.
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
WAARSCHUWING!
Meng de brandstof niet met alcohol of
benzine. Deze stoffen kunnen onstabiel
zijn onder bepaalde omstandigheden en
gevaarlijk of explosief wanneer ze worden
gemengd met dieselbrandstof.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 289