Page 41 of 370
39
Overzicht handmatige klimaatregeling met touchscreen
Bedieningselementen automatische klimaatregeling Uconnect 4 met 7-inch display
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 39
Page 42 of 370
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
40
Bedieningselementen automatische klimaatregeling Uconnect 4C4C NAV met 8,4-inch display
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 40
Page 43 of 370

41
Beschrijving van klimaatregeling
PictogramOmschrijving
Knop MAX A/C
Druk kort op de schermtoets MAX A/C om de huidige instelling in te stellen op de koudste stand. Het
controlelampje MAX A/C gaat branden wanneer MAX A/C is ingeschakeld. Wanneer u nogmaals op de knop drukt,
wordt de werking van MAX A/C beëindigd.
OPMERKING:
De MAX A/C-toets is alleen beschikbaar op het touchscreen.
A/C-knop
Kies kort deze schermtoets of druk op de toets op het front om de huidige instelling te wijzigen. Het A/C-indicatie -
lampje gaat branden wanneer A/C is ingeschakeld.
Recirculatieknop
Druk kort op deze toets om het systeem te laten wisselen tussen recirculatie- en buitenluchtmodus. De recircula -
tie-indicator en het A/C-controlelampje gaan branden wanneer de recirculatieknop is ingedrukt. Recirculatie kan
worden gebruikt om te voorkomen dat rook, vieze luchtjes, stof of vocht van buitenaf binnendringen. Recirculatie
kan worden gebruikt in alle modi. Recirculatie is mogelijk niet beschikbaar (schermtoets grijs weergegeven) bij
omstandigheden waarin de voorruit aan de binnenkant kan beslaan. De airco kan handmatig worden afgezet zonder
dat de functiekeuze wordt verstoord. Langdurig gebruik van de recirculatiestand maakt de interieurlucht benauwd
en daardoor kunnen de ruiten gaan beslaan. Langdurig gebruik van deze stand is niet verstandig.
Toets AUTO
Kies kort deze schermtoets of druk op de toets op het front om de huidige instelling te wijzigen. Het indicatie -
lampje AUTO gaat branden wanneer AUTO is ingeschakeld. Deze functie regelt automatisch de interieurtempera -
tuur door de luchtverdeling en de luchthoeveelheid in te stellen. Door het inschakelen van deze functie, wordt
tussen de automatische werking en de handmatige modus geschakeld. Raadpleeg "Automatische werking" in dit
hoofdstuk voor meer informatie.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 41
Page 44 of 370

UW VOERTUIG LEREN KENNEN
42
Knop Ontdooien vóór
Druk kort op de schermtoets of druk kort op de toets op het front om de huidige ingestelde luchtstroom te wijzigen
in de modus Ontdooien. Het controlelampje Ontdooien vóór brandt wanneer Ontdooien vóór is ingeschakeld. De
lucht stroomt via de roosters voor ontwaseming van de voorruit en zijramen. Wanneer de toets Ontdooien wordt
geselecteerd, zal het aanjagertoerental toenemen. Gebruik de ontdooistand in combinatie met de hoogste
temperatuurinstelling om zo snel mogelijk de voorruit en de zijramen te ontdooien.
Als de ontdooistand vóór wordt uitgeschakeld, wordt de vorige instelling van de klimaatregeling opnieuw actief.
Knop Ontdooien achter
Druk kort op de schermtoets of druk kort op de toets op het front om de achterruitverwarming en de verwarmde
buitenspiegels in te schakelen (indien aanwezig). Het controlelampje Ontdooien achter brandt wanneer de
achterruitverwarming is ingeschakeld. De achterruitverwarming wordt na ongeveer 10 minuten automatisch
uitgeschakeld.
Toetsen temperatuur omhoog en omlaag voor bestuurderszijde en passagierszijde
Biedt de bestuurder en de passagier een onafhankelijke temperatuurregeling. Druk op de rode toets op het front of
de rode schermtoets of druk op de temperatuurbalk en schuif deze naar de schermtoets met de rode pijl om de
ingestelde temperatuur te verhogen. Druk op de blauwe toets op het front of de blauwe schermtoets of druk op de
temperatuurbalk en schuif deze naar de schermtoets met de blauwe pijl om de ingestelde temperatuur te verlagen.
Knop SYNC
Druk op de schermtoets SYNC (synchroniseren) om de Sync-functie in of uit te schakelen. Het indicatielampje
SYNC gaat branden wanneer SYNC is ingeschakeld. Met SYNC wordt de temperatuurinstelling aan passagierszijde
gesynchroniseerd met die aan bestuurderszijde. Als de temperatuurinstelling aan passagierszijde wordt gewijzigd
terwijl de functie SYNC (synchroniseren) actief is, zal deze functie automatisch worden uitgeschakeld.
OPMERKING:
De SYNC-toets is alleen beschikbaar op het touchscreen.
PictogramOmschrijving
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 42
Page 45 of 370

43
Aanjagerknop op frontSchermtoetsen voor aanjager Aanjagerschakelaar
De aanjagerregeling wordt gebruikt om de hoeveelheid lucht te regelen, die door het klimaatsysteem stroomt. Er
zijn zeven aanjagerstanden. Als u het aanjagertoerental wijzigt, schakelt het systeem van automatische werking
naar handmatige bediening. De toerentallen kunnen worden geselecteerd met behulp van de aanjagerknop op het
front of met de schermtoetsen.
Front:
Het aanjagertoerental neemt toe wanneer u de aanjagerknop vanuit de laagste stand rechtsom draait. Het
aanjagertoerental neemt af wanneer u de aanjagerknop linksom draait.
Aanraakscherm: Gebruik het kleine aanjagerpictogram om het aanjagertoerental te verlagen en het grote pictogram
om dit toerental te verhogen. De aanjager kan ook worden geselecteerd door op de aanjagerbalk tussen de picto -
grammen te drukken.
Modusknop op front
Schermtoetsen voor modus Modusregeling
Met de modusregeling wordt de luchtverdeling geregeld. De luchtroosters voor de luchtverdeling zijn: luchtroosters
in het instrumentenpaneel, vloerroosters, ontdooiroosters en ontwasemingsroosters.
Front:
druk op de modusknop om de luchtverdeling in te stellen.
Aanraakscherm: kies de modustoetsen om de luchtverdeling in te stellen.
De volgende standen zijn beschikbaar:
Ventilatie
instrumentenpaneel Ventilatie instrumentenpaneel
Er komt lucht naar binnen via de roosters in het instrumentenpaneel. U kunt deze roosters afzonderlijk verstellen
om zo de luchtstroming te regelen. De lamellen van de uitblaasopeningen in het midden en in de zijpanelen
kunnen omhoog en omlaag en naar links en naar rechts worden bewogen om zo de richting van de luchtstroom te
regelen. Onder de lamellen bevindt zich een stelwiel waarmee de uitblaasopening kan worden afgesloten of
aangepast om zo de uitstromende hoeveelheid lucht te regelen.
Pictogram
Omschrijving
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 43
Page 46 of 370

UW VOERTUIG LEREN KENNEN
44
Functies van de klimaatregeling
A/C (airconditioning)
Met de knop voor de A/C (airconditioning)
kan de gebruiker het aircosysteem hand-
matig in- of uitschakelen. Als het aircosy -
steem is ingeschakeld, stroomt via de
luchtroosters koele, droge lucht in het inte -rieur. Druk voor een lager brandstofverbruik
op knop A/C om de airconditioning uit te
schakelen en stel met de hand de aanjager
en luchtverdeling in. Zorg ook dat u alleen de
stand Instrumentenpaneel, Ventilatie op
twee niveaus of Vloer kiest.
OPMERKING:
Als het systeem bij handmatige klimaatre-
geling in de stand Mengen, Vloer of
Ontdooien/ontwasemen staat, kan de A/C
worden uitgeschakeld, maar blijft het
aircosysteem actief om te voorkomen dat
de ruiten beslaan.
Stand Twee niveaus Stand Twee niveaus
Lucht stroomt uit de luchtroosters in het instrumentenpaneel en de roosters in de vloer. Een geringe hoeveelheid
lucht stroomt via de openingen voor voorruitontdooiing en zijraamontwaseming.
OPMERKING:
De stand Twee niveaus is bedoeld om comfort te bieden door koele lucht uit de luchtroosters in het instrumenten -
paneel en warme lucht uit de vloerroosters te laten stromen.
Vloerstand Vloerstand Lucht stroomt uit de luchtroosters in de vloer. Een geringe hoeveelheid lucht stroomt via de openingen voor
voorruitontdooiing en zijraamontwaseming.
Gemengde stand Gemengde stand De lucht stroomt via de vloeropeningen, ontdooiroosters en de roosters voor de voorruit- en zijruitontwaseming.
Deze instelling is ideaal voor koud weer en sneeuw, wanneer de voorruit extra verwarming nodig heeft. Deze
instelling is goed voor extra comfort en om condensvorming op de voorruit te verminderen.
Toets klimaatregeling aan/uit
Druk op deze toets om de klimaatregeling in of uit te schakelen.
Pictogram Omschrijving
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 44
Page 47 of 370

45
Wanneer zich wasem of condens vormt op
de voorruit of zijramen, kiest u de
ontdooistand en verhoogt u indien nodig
het aanjagertoerental.
Als het lijkt of de airconditioning minder
goed werkt dan verwacht, controleer dan
of de voorzijde van de airco-condensor
(vóór in de radiateur) is verstopt door vuil
of insecten. Maak schoon door voorzichtig
water te spuiten vanaf de achterzijde van
de radiateur en door de condensor heen.
MAX A/C
Met MAX A/C wordt maximaal gekoeld.
Druk kort op de knop om te schakelen tussen
MAX A/C en de voorgaande instellingen. De
toets gaat branden wanneer MAX A/C is inge -
schakeld.
De gebruiker kan in de modus MAX A/C het
gewenste aanjagertoerental en de gewenste
stand kiezen. Door op andere instellingen te
drukken, schakelt de MAX A/C-werking over
naar de geselecteerde instelling en wordt
MAX A/C verlaten.
Recirculatie
Bij koud weer kunnen de ruiten, bij gebruik
van de recirculatiestand, sneller beslaan. De recirculatiefunctie is mogelijk niet beschik
-
baar (schermtoets grijs weergegeven) bij
omstandigheden waarin de voorruit aan de
binnenkant kan beslaan.
Automatische temperatuurregeling (ATC)
Automatische werking
1. Druk op de toets AUTO op het front of kies de schermtoets AUTO (indien
aanwezig) in het bedieningspaneel van
de automatische temperatuurregeling
(ATC).
2. Vervolgens stelt u de gewenste tempera -
tuur in met behulp van de toetsen voor
het regelen van de temperatuur. Zodra de
gewenste temperatuur wordt weerge -
geven, zorgt het systeem dat deze tempe -
ratuur wordt bereikt en automatisch
wordt gehandhaafd.
3. Nadat de gewenste temperatuur is inge -
steld, hoeft u de instellingen niet meer te
wijzigen. U ervaart het meeste gebruiks -
gemak wanneer u het systeem automa -
tisch laat werken. OPMERKING:
U hoeft de temperatuurinstelling niet te
wijzigen wanneer de auto warm of koud is.
Het systeem past automatisch de tempe-
ratuur, de luchtverdeling en het aanjager
-
toerental aan om zo snel mogelijk de door
u gewenste instelling te bereiken.
De temperatuur kan worden weergegeven
in Amerikaanse of metrische maateen -
heden, door de programmeerbare optie US
of Metric (metrisch) te kiezen.
Voor optimaal comfort in de stand AUTO
blijft de aanjager tijdens een koude start op
een lage stand draaien totdat de motor is
opgewarmd. De snelheid van de aanjager
neemt toe en de aanjager gaat over in de
automatische modus.
Handmatige bediening opheffen
Het systeem is uitgerust met een hele reeks
functies die handmatig instellen mogelijk
maken. Het symbool AUTO op het
ATC-scherm voorin gaat uit als u het systeem
handmatig bedient.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 45
Page 48 of 370

UW VOERTUIG LEREN KENNEN
46
(Vervolgd)
Aanwijzingen voor de bediening
Rijden in de zomer
Het motorkoelsysteem moet worden
beschermd met een koelvloeistof met anti-
vries van uitstekende kwaliteit om een goede
bescherming te bieden tegen roestvorming
en oververhitting van de motor. OAT-koel -
vloeistof (conform MS.90032) wordt aanbe -
volen.
Rijden in de winter
Voor de best mogelijke verwarming en
ontwaseming moet u zorgen dat het koelsy -
steem van de motor naar behoren werkt en
de juiste hoeveelheid, soort en concentratie
koelvloeistof wordt gebruikt. Het gebruik van
de recirculatiestand in de wintermaanden
wordt afgeraden, omdat daardoor de ruiten
kunnen beslaan.
Stalling
Voordat u de auto stalt, of minstens twee
weken lang niet gebruikt (bijv. bij vakantie),
laat u het aircosysteem bij stationair
toerental ca. vijf minuten lang draaien in de
buitenlucht bij een hoge aanjagersnelheid.
Zo wordt het systeem voldoende gesmeerd
en wordt de kans op schade aan de airco -compressor tot een minimum beperkt
wanneer u het systeem weer start.
Ontwasemen
Bij zacht maar regenachtig of vochtig weer
kunnen de autoruiten aan de binnenzijde
gemakkelijk beslaan. Om de autoruiten
schoon te maken, kiest u de stand Ontwase
-
ming of Gemengd en verhoogt de snelheid
van de aanjager voorin. Gebruik de recircula -
tiestand niet langdurig zonder ingeschakelde
airconditioning, omdat dan de ruiten kunnen
beslaan.
Luchtinlaat aan buitenzijde
Zorg dat de luchtinlaat, direct vóór de voor -
ruit, niet verstopt raakt door achtergebleven
bladeren e.d. Wanneer bladeren achter -
blijven in de luchtinlaat wordt de luchtstro -
ming belemmerd en als ze in de luchtkamer
terechtkomen kunnen de waterafvoeren
verstopt raken. Zorg er in de wintermaanden
voor dat de luchtinlaat vrij is van ijs en
sneeuw.
Interieurluchtfilter
Het klimaatregelsysteem filtert het stof en
pollen uit de lucht. Neem contact op met een
erkende dealer voor het onderhoud van het
interieurluchtfilter en laat deze vervangen
wanneer nodig.
LET OP!
Het negeren van de volgende
waarschuwingen kan leiden tot schade aan
de verwarmingselementen:
Wees voorzichtig bij het wassen van de
binnenkant van de achterruit. Gebruik
geen schurende schoonmaakmiddelen
om de binnenzijde van de ruit te
reinigen. Gebruik een zachte doek en
een mild schoonmaakmiddel en wrijf
evenwijdig aan de verwarmingsele-
menten. U kunt stickers verwijderen met
warm water.
Gebruik geen schrapers, scherpe voor -
werpen of schurende schoonmaakmid -
delen om de binnenzijde van de ruit te
reinigen.
Zorg ervoor dat alle voorwerpen zich op
veilige afstand van de ruit bevinden.
LET OP! (Vervolgd)
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 46