VEILIGHEID
110
Kniebescherming
Bestuurders- en passagiersairbags
Gespsluitingschakelaar voor veiligheids-
gordels
Aanvullende zijairbags
Sensoren voor frontale en zijdelingse
botsingen
Gordelspanners
Glijrailpositiesensoren
Waarschuwingslampje voor het
airbagsysteem
De controller van het beveiligings-
systeem voor inzittenden (ORC)
bewaakt de gereedheid van de elek -
tronische onderdelen van het
airbagsysteem wanneer de contactschake -
laar in de stand START of ON/RUN staat. Als
het contactslot in de stand OFF of ACC staat,
is het airbagsysteem niet ingeschakeld en
zullen de airbags niet worden opgeblazen.
De controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden (ORC) beschikt over een
reservevoeding, waardoor de airbags ook
geactiveerd kunnen worden wanneer de accu
leeg is of is losgekoppeld. De controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden schakelt het waarschu
-
wingslampje voor het airbagsysteem aan in
het instrumentenpaneel voor een zelftest
gedurende vier tot acht seconden, wanneer
de contactschakelaar voor het eerst in de
stand ON/RUN wordt gezet. Na de zelftest
gaat het waarschuwingslampje voor het
airbagsysteem uit. Als de controller van het
beveiligingssysteem voor inzittenden een
storing in het systeem detecteert, gaat het
waarschuwingslampje voor het
airbagsysteem knipperen of continu
branden. Een enkel geluidssignaal klinkt om
u te waarschuwen wanneer het lampje weer
gaat branden na de eerste keer starten.
De controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden bevat ook diagnosefuncties
die het waarschuwingslampje voor het
airbagsysteem in het instrumentenpaneel
laten branden wanneer een storing wordt
geconstateerd die het airbagsysteem zou
kunnen beïnvloeden. De diagnose meldt
eveneens de aard van het defect. Omdat het
airbagsysteem zodanig is ontworpen dat het
geen onderhoud vergt, raden wij u aan
onmiddellijk een erkende dealer te raad -plegen wanneer een van de volgende
problemen zich voordoet.
Het waarschuwingslampje voor het
airbagsysteem gaat niet vier tot acht
seconden branden nadat u de contact
-
schakelaar de eerste keer in de stand ON/
RUN hebt gezet.
Het waarschuwingslampje voor het
airbagsysteem blijft branden na de
periode van vier tot acht seconden.
Het waarschuwingslampje voor het
airbagsysteem gaat af en toe branden of
blijft branden tijdens het rijden.
OPMERKING:
Als de snelheidsmeter, toerenteller of andere
meters voor motorfuncties niet werken, is het
mogelijk dat ook de controller van het bevei -
ligingssysteem voor inzittenden niet werkt.
In deze toestand zijn de airbags mogelijk niet
gereed om u te beschermen. Laat het
airbagsysteem onmiddellijk controleren door
een erkende dealer.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 110
113(Vervolgd)
Werking frontairbags
De frontairbags zijn ontworpen om extra
bescherming te bieden als aanvulling op de
veiligheidsgordels. Frontairbags zijn niet
bedoeld voor het verminderen van het risico
op letsel bij botsingen van achteren,
botsingen van opzij of over de kop slaan. De
frontairbags worden niet bij alle frontale
botsingen geactiveerd. Dit geldt ook voor
sommige frontale botsingen die ernstige
schade aan het voertuig tot gevolg hebben,
zoals bepaalde aanrijdingen tegen palen,
aanrijdingen waarbij de auto onder een
vrachtwagen terechtkomt en aanrijdingen
onder een hoek.Daarentegen kunnen frontairbags, afhanke
-
lijk van de aard van de botsing en de plaats
waar het voertuig wordt geraakt, opgeblazen
worden bij aanrijdingen die geringe schade
aan de voorkant van het voertuig tot gevolg
hebben, maar die aanvankelijk een grote
afname van de snelheid veroorzaken.
Omdat airbagsensoren de vertraging van het
voertuig in de loop van de tijd meten, zijn de
snelheid van het voertuig en de schade op
zichzelf geen goede indicatoren voor de
noodzaak van het wel of niet opblazen van
een airbag.
Veiligheidsgordels zijn bij alle ongevallen
noodzakelijk voor uw bescherming en om uw
lichaam in de juiste positie te houden, uit de
buurt van een airbag die wordt opgeblazen.
De controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden (OCR) zendt een signaal
naar de opblaasmodules wanneer een
botsing wordt gedetecteerd waarbij de fron -
tairbags moeten worden geactiveerd. Een
grote hoeveelheid niet-giftig gas wordt gege -
nereerd om de frontairbags op te blazen.
Het afdekpaneel op de stuurwielnaaf en op
de rechterbovenzijde van het instrumenten -
paneel komen los en worden verwijderd
terwijl de airbags volledig worden opge -blazen. De frontairbags worden binnen een
oogwenk volledig opgeblazen. De frontair
-
bags lopen vervolgens snel leeg terwijl ze de
bestuurder en de voorpassagier bescherming
bieden.
Passagiersairbag uitschakelen — indien
aanwezig
Met dit systeem kan de bestuurder de
geavanceerde frontairbag aan passagiers -
zijde uitschakelen (UIT) als een kinderzitje
op de voorstoel moet worden geplaatst.
Schakel de geavanceerde frontairbag aan
passagierszijde alleen uit (UIT) als het abso -
luut noodzakelijk is voor het plaatsen van
een kinderzitje op de voorstoel. Kinderen van
12 jaar en jonger moeten altijd goed vastge -
gespt op de achterbank zitten. Statistieken
tonen aan dat kinderen beter beschermd zijn
wanneer ze op de achterbank zijn vastge -
gespt en niet op de voorstoelen. (Raadpleeg
de paragraaf "Kinderzitjes" in dit hoofdstuk
voor meer informatie.)
Als u alleen op de airbags vertrouwt, kan
dit bij een aanrijding leiden tot ernstig
letsel. De airbags werken in combinatie
met uw veiligheidsgordel om u op de
juiste wijze te beschermen. Bij sommige
aanrijdingen worden de airbags niet
opgeblazen. Draag uw veiligheidsgordels
altijd, ook als uw auto is uitgerust met
airbags.
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
WAARSCHUWING!
Een UITGESCHAKELDE (OFF) geavan -
ceerde frontairbag aan passagierszijde is
gedeactiveerd en wordt niet opgeblazen
bij een botsing.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 113
VEILIGHEID
114
De geavanceerde frontairbag aan passagiers-
zijde kan worden ingeschakeld (AAN) of
uitgeschakeld (UIT) door de gewenste instel -
ling te selecteren in het menu van het display in de instrumentengroep. Voor meer
informatie over het openen van het menu in
display in instrumentengroep raadpleegt u
de paragraaf "Display in de instrumenten
-
groep" in het hoofdstuk "Uw instrumentenpa -
neel leren kennen" voor meer informatie.
De functie passagiersairbag uitschakelen
bestaat uit de volgende onderdelen:
Controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden
Controlelampje passagiersairbag uitge -
schakeld (OFF) — een oranje lampje in
het midden
Controlelampje passagiersairbag inge -
schakeld (ON) — een oranje lampje in het
midden
Waarschuwingslampje voor het
airbagsysteem — een oranje lampje in het
display in de instrumentengroep
De controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden (ORC) bewaakt de gereed -
heid van de elektronische onderdelen van
het airbagsysteem wanneer de contactscha -
kelaar in de stand START of ON/RUN staat.
De controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden laat het indicatielampje voor
het UITSCHAKELEN van de passagier -sairbag (UIT) en het indicatielampje voor het
INSCHAKELEN van de passagiersairbag
(AAN) in het midden ongeveer vijf tot acht
seconden branden voor een zelftest wanneer
het contact op START of op de stand ON/
RUN wordt gezet. Na de zelftest kunnen de
bestuurder en de passagier aan het bran
-
dende indicatielampje zien wat de status is
van de geavanceerde frontairbag aan passa -
gierszijde. Laat het systeem echter onmid -
dellijk controleren door een erkende dealer
als zich het volgende voordoet:
Geen van beide indicatielampjes gaat
branden bij wijze van zelftest wanneer het
contact eerst op een START of op ON/RUN
wordt gezet.
Beide indicatielampjes blijven branden
nadat u het voertuig hebt gestart.
Beide indicatielampjes blijven uit nadat u
het voertuig hebt gestart.
Beide indicatielampjes gaan branden
terwijl u rijdt.
Beide indicatielampjes gaan uit terwijl u
rijdt.
Nadat de zelftest is voltooid, dient er slechts
één indicatielampje voor de passagiersairbag
tegelijk te branden.
Een UITGESCHAKELDE (OFF) geavan -
ceerde frontairbag aan passagierszijde
biedt geen extra bescherming voor de
voorpassagier als aanvulling op de veilig-
heidsgordels.
Plaats nooit een kinderzitje op de voor -
stoel, tenzij het controlelampje Passa-
giersairbag UITGESCHAKELD (OFF)
in het midden van het instrumentenpa-
neel brandt om aan te geven dat de
geavanceerde frontairbag aan passa-
gierszijde is UITGESCHAKELD (OFF).
Bij een aanrijding bestaat het risico dat
u en uw passagiers aanmerkelijk
ernstiger letsel oplopen wanneer de
veiligheidsgordels niet op de juiste wijze
worden gedragen. U kunt in aanraking
komen met de binnenkant van uw auto of
met andere passagiers of uit de auto
worden geslingerd. Zorg altijd dat u en
uw passagiers in de auto de veiligheids-
gordels op de juiste wijze dragen.
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 114
115
(Vervolgd)
(Vervolgd)
Controlelampje passagiersairbag uitge-
schakeld (OFF)
Het controlelampje passagiersairbag uitge -
schakeld (OFF) (een oranje lampje in het
midden) waarschuwt de bestuurder en
passagier voorin als de geavanceerde fron -
tairbag aan passagierszijde is gedeactiveerd.
Het controlelampje passagiersairbag uitge -
schakeld (OFF) in de middenconsole gaat
branden om aan te geven dat de geavan -
ceerde frontairbag aan de passagierszijde
niet geactiveerd wordt tijdens een aanrijding.
Ga er nooit van uit dat de geavanceerde fron -
tairbag aan de passagierszijde is uitgescha -
keld, tenzij het controlelampje voor het
uitschakelen van de passagiersairbag (UIT)
in de middenconsole brandt.
Controlelampje passagiersairbag ingescha -
keld (ON)
Het controlelampje passagiersairbag inge -
schakeld (ON) (een oranje lampje in het
midden) waarschuwt de bestuurder en
passagier voorin als de geavanceerde fron -
tairbag aan passagierszijde is geactiveerd.
Het controlelampje passagiersairbag inge -
schakeld (ON) in de middenconsole gaat
branden om aan te geven dat de geavan -
ceerde frontairbag aan de passagierszijde
geactiveerd zal worden tijdens een aanrijding
waarbij de airbags geactiveerd moeten
worden. Ga er nooit van uit dat de geavan -
ceerde frontairbag aan de passagierszijde is
ingeschakeld, tenzij het controlelampje voor
het inschakelen van de passagiersairbag
(ON) in de middenconsole brandt.
WAARSCHUWING!
Als een van de bovenstaande
omstandigheden zich voordoet, en er wordt
aangegeven dat er een probleem is met het
controlelampje van de passagiersairbag,
dan blijft de geavanceerde frontairbag aan
passagierszijde in de laatst geselecteerde
status (INGESCHAKELD of
UITGESCHAKELD).
WAARSCHUWING!
Plaats nooit een kinderzitje tegen de
rijrichting in op een stoel die is beveiligd
door een actieve frontairbag! Dit kan
leiden tot ernstig letsel of de dood van
het kind.
Wij raden u aan kinderen altijd in een
kinderzitje op de achterbank te voeren,
de best beschermde positie in het geval
van een aanrijding.
Mocht het nodig zijn om een kind op de
passagiersstoel voorin te vervoeren in
een tegen de rijrichting in geplaatst
kinderzitje, dan moeten de front- en
zij-airbag aan de passagierszijde (voor
bepaalde uitvoeringen/landen) worden
uitgeschakeld via het menu Setup
(instellingen). Zorg er altijd voor dat het
controlelampje van de uitschakeling van
de airbag brandt bij gebruik van een
kinderzitje. De passagiersstoel moet ook
zo ver mogelijk naar achteren worden
geplaatst om te voorkomen dat het
kinderzitje in aanraking komt met het
dashboard.
Als de frontairbag aan de passagierszijde
wordt opgeblazen, kan een kind van 12 of
jonger, maar ook een kind in een kinder -
zitje tegen de rijrichting in, ernstig of zelfs
dodelijk letsel oplopen.
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 115
VEILIGHEID
116
De geavanceerde frontairbag aan passagiers-
zijde uitschakelen (OFF)
Als u de geavanceerde frontairbag aan passa -
gierszijde wilt uitschakelen (OFF), gaat u naar het hoofdmenu van het display in de
instrumentengroep. Druk hiervoor op de pijl
omhoog of omlaag op het stuurwiel en voer
de volgende acties uit:
Kinderen van 12 jaar of jonger moeten
altijd goed vastgegespt op de achterbank
van een auto met een achterbank worden
vervoerd.
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
Actie
Informatie
Blader omhoog of omlaag naar "Vehicle Set-Up" (voertuiginstellin -
gen)
Druk op "OK" op het stuurwiel van het voertuig om "Vehicle Set-Up"
(voertuiginstellingen) te openen
Blader omhoog of omlaag met pijltoetsen op het stuur en selecteer
"Security" (beveiliging)
Druk op de knop "OK" op het stuur om "Security" (beveiliging) te
selecteren
Druk op de knop "OK" op het stuur om "Passenger AIRBAG" (passa -
giersairbag) te selecteren
Ga omhoog of omlaag naar Passenger AIRBAG OFF " OFF" (pas -
sagiersairbag UIT - UIT) OPMERKING:
Als de geavanceerde frontairbag aan passagierszijde eerder was inge
-
schakeld (AAN), is de standaardinstelling AAN en moet de gebruiker
omlaag bladeren om UIT te selecteren.
Druk op de knop "OK" op het stuurwiel om Passenger AIRBAG OFF OFF" (passagiersairbag UIT - UIT) te selecteren
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 116
117
Met de handelingen in de bovenstaande tabel wordt de geavanceerde frontairbag aan passagierszijde uitgeschakeld (OFF). Het controlelampje
passagiersairbag uitgeschakeld (OFF) in de middenconsole gaat branden om aan te geven dat de geavanceerde frontairbag aan de passa-
gierszijde niet wordt geactiveerd tijdens een aanrijding.
De geavanceerde frontairbag aan passagierszijde inschakelen (ON)
Ga naar het hoofdmenu van het display in de instrumentengroep. Druk hiervoor op de pijl omhoog of omlaag op het stuurwiel en voer de
volgende acties uit: Blader omhoog of omlaag om met "YES" (ja) te bevestigen
Druk op de knop "OK" op het stuurwiel om "YES" (ja) te selecteren
OPMERKING:
Als u deze stap niet voltooit binnen 1 minuut, treedt er een time-out
op voor deze optie en moet de procedure worden herhaald.
Er klinkt een geluidssignaal waarbij het controlelampje
Passagiersairbag UIT gedurende 4 tot 5 seconden blijft branden
om te bevestigen dat de geavanceerde frontairbag aan
passagierszijde is uitgeschakeld.
Het controlelampje passagiersairbag OFF blijft continu branden
in de middenconsole om de bestuurder en de voorpassagier te laten
weten dat de geavanceerde frontairbag aan de passagierszijde is
uitgeschakeld (OFF).
ActieInformatie
Blader omhoog of omlaag naar "Vehicle Set-Up"
(voertuiginstellingen)
Druk op "OK" op het stuurwiel van het voertuig om "Vehicle Set-Up"
(voertuiginstellingen) te openen
Blader omhoog of omlaag met pijltoetsen op het stuur en selecteer
"Security" (beveiliging)
ActieInformatie
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 117
123
Als een airbag wordt opgeblazen
De frontairbags zijn zo ontworpen dat ze na
het opblazen onmiddellijk weer leeglopen.
OPMERKING:
De front- en/of zijairbags worden niet bij alle
botsingen opgeblazen. Dit houdt echter niet
in dat het airbagsysteem niet werkt.
Bij een aanrijding waarbij de airbags worden
opgeblazen, kan zich het volgende voordoen:
Het materiaal van de airbag kan soms
schaafwonden en/of een rode huid veroor-
zaken bij de inzittenden tijdens het
opblazen van de airbags. De schaaf -
wonden lijken op de wonden die u oploopt
als u zich schaaft aan een touw, de vloer -
bedekking of op de vloer van een gymnas-
tiekzaal. Deze schaafwonden worden niet
veroorzaakt door contact met chemische
stoffen. De schaafwonden zijn niet blij -
vend en genezen normaal gesproken snel.
Als uw schaafwonden echter na enkele
dagen nog niet zijn genezen of als u last
hebt van blaren, raadpleeg dan onmiddel -
lijk een arts.
Wanneer de airbags leeglopen ziet u
mogelijk zwevende stofdeeltjes die op rook
lijken. Dit stof is een normaal bijproduct
van het activeringsproces voor het niet-giftige opblaasgas. Deze zwevende
stofdeeltjes kunnen de huid, ogen, neus of
keel irriteren. Spoel met koud water als u
last hebt van geïrriteerde ogen of huid.
Zorg voor frisse lucht bij neus- of keelirri
-
taties. Raadpleeg uw huisarts als de irri -
tatie blijvend is. Als deze deeltjes op uw
kleding terechtkomen, volg dan de gebrui -
kelijke wasvoorschriften van de kledingfa-
brikant om de kleding te reinigen.
Rijd niet in uw auto nadat de airbags zijn
geactiveerd. Als u dan opnieuw bij een
aanrijding betrokken raakt, zullen de airbags
geen enkele bescherming bieden. OPMERKING:
De airbagpanelen zijn in de interieurbekle-
ding nauwelijks zichtbaar, maar springen
open tijdens het opblazen van de airbag.
Na ieder ongeval dient de auto onmiddel
-
lijk naar een erkende dealer te worden
gebracht.
Uitgebreid ongelukkenresponssysteem
Bij een botsing zal de controller van het
beveiligingssysteem voor inzittenden, als het
communicatienetwerk en de voeding intact
blijven en afhankelijk van de aard van de
botsing, bepalen of het uitgebreide ongeluk -
kenresponssysteem de volgende functies
uitvoert:
De brandstoftoevoer naar de motor
afsluiten (indien aanwezig)
De accuvoeding naar de elektromotor
afsluiten (indien aanwezig)
De waarschuwingsknipperlichten inscha-
kelen zo lang de accu energie heeft
WAARSCHUWING!
Eenmaal geactiveerde airbags en
gordelspanners hebben geen enkel effect
bij een volgende aanrijding. Laat de
airbags, gordelspanners en het
oprolmechanisme van de veiligheidsgordels
onmiddellijk vervangen door een erkende
dealer. U dient ook de controller van het
beveiligingssysteem voor inzittenden te
laten nakijken.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 123
VEILIGHEID
144
Uitlaatgas De beste bescherming tegen koolmonoxide-
vergiftiging is een goed onderhouden
uitlaatsysteem.
Wanneer u merkt dat het uitlaatgeluid is
veranderd, uitlaatgassen in de auto ruikt of
als de onder- of achterzijde van de auto is
beschadigd, is er mogelijk sprake van
lekkage in het uitlaatsysteem. Laat een
vakbekwame monteur het volledige
uitlaatsysteem en de naburige carrosserie -
delen controleren op breuk, schade, slijtage
of verplaatsingen. Open naden of losse
verbindingen kunnen ertoe leiden dat uitlaat -
gassen binnendringen in het interieur. Laat
het uitlaatsysteem ook altijd controleren
wanneer de auto op een hefbrug wordt gezet
voor het verversen van smeervet of olie. Laat
indien nodig onderdelen vervangen.
Aanbevolen veiligheidscontroles in de auto
Veiligheidsgordels
Controleer regelmatig de autogordels op
scheuren, rafels en losse delen. Laat bescha -
digde onderdelen onmiddellijk vervangen.
Probeer niet zelf de gordels aan te passen of
uit elkaar te halen. De gordelsystemen voorin moeten na een
aanrijding worden vervangen. Gordelsy
-
stemen achterin moeten na een aanrijding
direct worden vervangen als ze zijn bescha -
digd (oprolmechanisme verbogen, scheuren
in de gordel, enz.). Wanneer er ook maar de
geringste twijfel bestaat over de toestand van
de veiligheidsgordels of de oprolmecha -
nismen, laat de veiligheidsgordel dan
vervangen.
Waarschuwingslampje voor het
airbagsysteem
Het airbaglampje gaat ter controle vier tot
acht seconden branden nadat u de contact -
schakelaar de eerste keer in de stand ON/
RUN hebt gezet. Wanneer het lampje niet
brandt tijdens het starten, blijft branden of
gaat branden tijdens het rijden, moet het
systeem zo snel mogelijk door een erkende
dealer worden nagekeken. Na de gloeilamp -
controle gaat dit lampje branden met één
geluidssignaal wanneer er een storing in de
airbag is gedetecteerd. Het blijft branden tot
de storing is verholpen. Als het lampje met
tussenpozen gaat branden of blijft branden
tijdens het rijden, laat dan onmiddellijk uw
voertuig door een erkende dealer contro -
leren.
WAARSCHUWING!
Uitlaatgassen kunnen
gezondheidsproblemen veroorzaken of
zelfs dodelijk zijn. Ze bevatten
koolmonoxide (CO), een kleur- en geurloos
gas. Het inademen ervan kan
bewusteloosheid en vergiftiging
veroorzaken. Volg de volgende
veiligheidsvoorschriften om het inademen
van koolmonoxide te vermijden:
Laat de motor niet langer in een gesloten
garage of ruimte draaien dan noodzake-
lijk is om de auto te verplaatsen.
Wanneer u met open kofferdeksel/
achterklep/achterportieren moet rijden,
zorg er dan voor dat alle ramen gesloten
zijn en dat de BLOWER-schakelaar van
de klimaatregeling in een hoge stand
staat. Schakel de recirculatiestand NIET
in.
Als u in een geparkeerde auto moet
zitten met een draaiende motor, stel dan
de verwarming of de koeling zodanig af
dat er buitenlucht in de auto wordt
aangezogen. Zet de aanjager op een hoog
toerental.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 144