Page 169 of 332

Vervoeren en praktische uitrustingen
●
De hoog t
e van uw wagen verandert door de
montage van de dwarsdragers en het dakdra-
gersysteem en ook door de daarop bevestig-
de lading. Zorg daarom dat de hoogte van de
wagen de maximumhoogte niet overschrijdt
voor het rijden door ondergrondse doorgan-
gen of garagepoorten.
● De dwarsdragers, het dakdragersysteem en
de hierop beve
stigde last mogen niet in con-
tact komen met de dakantenne noch een hin-
dernis vormen in de bewegingszone van de
achterklep.
● Bij het openen van de achterklep, zorgen
dat de ac
hterklep de lading niet raakt. Milieu-aanwijzing
Wanneer de dwarsdragers en een dakdrager-
sys t
eem ingebouwd zijn, neemt het brand-
stofverbruik toe wegens de verhoogde lucht-
weerstand. De dwarsdragers en het dakdrager-
sy
s
t
eem bevestigen Afb. 170
Bevestigingspunten voor de reling
v an het
d
akdragersysteem. De dwarsbalken vormen de basis voor een
aant
al
b
ijzondere dakdragersystemen. Uit
veiligheidsoverwegingen is het nodig speci-
fieke systemen te gebruiken om bagage, fiet-
sen, surfplanken, ski's en boten te transpor-
teren. Bij de SEAT-specialisten kunnen ge-
schikte accessoires worden aangekocht.
De dwarsdragers en het dakdragersysteem
altijd correct bevestigen. Altijd rekening hou-
den met montageaanwijzingen die geleverd
worden met de betreffende dwarsdragers en
dakdragersysteem.
De dwarsdragers worden ingebouwd op de
zijdragers van het dak. De afstand tussen de
dwarsstangen ››› afb. 170 A moet 75 cm be-dragen en de afstand tussen de dwarsstan-
g
en en de s
t
eunen van de zijstangen van het
dak B moet 5 cm bedragen.
ATTENTIE
De verkeerde bevestiging en gebruik van de
dwar s
balken en het dakdragersysteem kun-
nen ertoe leiden dat het volledige systeem
loskomt van het dak en een ongeval en ver-
wondingen veroorzaakt.
● Neem altijd de montage-instructies van de
fabrikant
in acht.
● De dwarsdragers en dakdragersystemen al-
leen ge
bruiken wanneer deze zich in perfecte
staat bevinden en naar behoren bevestigd
zijn.
● De dwarsdragers en het dakdragersysteem
altijd corr
ect inbouwen.
● De schroefverbindingen en de bevestigin-
gen v
oor elke rit nakijken en indien nodig na
een kort traject aantrekken. Bij lange reizen
de schroefverbindingen en bevestigingen in
elke pauze nakijken.
● Bijzondere dakdragersystemen voor wie-
len, ski's, s
urfplanken e.d. altijd correct in-
bouwen.
● Geen wijzigingen of reparaties uitvoeren
aan de dwarsdr
agers noch aan het dakdra-
gersysteem. » 167
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 170 of 332

Bedienen
Let op
De montageaanwijzingen die geleverd wor-
den met de betr eff
ende dwarsdragers en dak-
dragersysteem aandachtig lezen en altijd in
de wagen meenemen. Dakdragersysteem beladen
De lading kan enkel veilig bevestigd worden
indien de dwar
sdr
agers en het dakdragersys-
teem correct ingebouwd zijn ››› .
Max im
aal toegestane dakbelasting
De toelaatbare dakbelasting voor uw wagen
bedraagt 75 kg. Dit getal vloeit voort uit de
som van het gewicht van het dakdragersys-
teem, de dwarsbalken en de op het dak ver-
voerde lading ››› .
W in altijd inf
orm
atie in over het gewicht van
het dakdragersysteem, de dwarsdragers en
de te vervoeren laden en weeg ze in voorko-
mend geval. De maximaal toelaatbare lading
op het dak nooit overschrijden.
Bij het gebruik van dwarsdragers en dakdra-
gersystemen met een geringer draagvermo-
gen kan de toelaatbare dakbelasting niet
worden benut. In dit geval mag het dakdra-
gersysteem alleen tot de gewichtsgrens wor-
den belast die in de montage-instructie is
aangegeven. Last verdelen
De la
ding gelijkmatig verdelen en op juiste
wijze vastmaken ››› .
D e bev
e
stigingen controleren
Na het monteren van de dwarsdragers en het
dakdragersysteem, de schroefverbindingen
en de bevestigingen na een kort traject nakij-
ken en daarna regelmatig. ATTENTIE
Als de maximaal toelaatbare lading op het
dak o
verschreden wordt, kan dit leiden tot
ongevallen en aanzienlijke schade aan de wa-
gen.
● De aangeduide daklading, de op de assen
toeg
estane ladingen noch het maximaal toe-
laatbare gewicht van de wagen overschrijden.
● Het laadvermogen van de dwarsdragers en
van het d
akdragersysteem niet overschrijden,
zelfs als de maximaal toelaatbare daklading
niet bereikt werd.
● Altijd de zwaarste voorwerpen vooraan be-
ves
tigen en de lading in het algemeen gelijk-
matig verdelen. ATTENTIE
Is de lading los of niet correct bevestigd, dan
kan z
e van het dakdragersysteem vallen en
ongevallen en verwondingen veroorzaken.
● Altijd geschikte riemen en banden gebrui-
ken die in een goede s
taat verkeren. ●
De l a
ding correct bevestigen.168
Page 171 of 332

Airconditioning
Airconditioning
V er
w
arming, ventilatie en koe-
ling
Algemene aanwijzingen Lees aandachtig de aanvullende informatie
›› ›
pag. 51
Filter tegen schadelijke stoffen
Het interieurluchtfilter (roet- en absorptie-
koolfilter) zorgt ervoor dat verontreinigingen
in de buitenlucht (bijv. stof of pollen) worden
verminderd resp. tegengehouden.
Het interieurluchtfilter moet volgens de in het
onderhoudsprogramma aangegeven interval-
len worden vervangen, zodat de prestaties
van de airconditioning niet verminderen.
Als de werking van het filter door het gebruik
van de wagen in een gebied met veel lucht-
verontreiniging voortijdig afneemt, moet het
interieurluchtfilter vaker worden vervangen
dan in het Serviceplan staat aangegeven. ATTENTIE
Als het zicht door alle ruiten van de wagen
niet g oed i
s, neemt het risico op ongevallen
met ernstige gevolgen toe.
● Zorg ervoor dat alle ruiten ijs- en sneeuw-
vrij zijn, en d
at ze niet beslagen zijn om goed te kunnen kijken wat er buiten de wagen alle-
maa
l
gebeurt.
● Het maximale verwarmingsvermogen en de
zo snel
mogelijke ontwaseming van de ruiten
worden verkregen wanneer de motor zijn nor-
male werkingstemperatuur bereikt. Ga alleen
rijden als het zicht goed is.
● Zorg er altijd voor dat u het verwarmings-
en venti
latiesysteem, de airconditioning en
de achterruitverwarming gebruikt om goed te
kunnen zien wat er buiten de wagen allemaal
gebeurt.
● Laat de luchtcirculatie nooit gedurende een
lang
e periode aan. Wanneer het koelsysteem
niet werkt en de circulatiefunctie aan staat,
kunnen de ruiten snel beslaan en kan het
zicht zo aanzienlijk beperkt worden.
● Schakel de circulatiefunctie uit wanneer u
deze niet nodig heef
t. ATTENTIE
Gebruikte lucht verhoogt de vermoeidheid en
leidt t
ot concentratieverlies van de bestuur-
der. Dit kan een ernstig ongeval tot gevolg
hebben.
● Schakel de ventilator nooit gedurende lan-
gere tijd uit
en gebruik de luchtcirculatiefunc-
tie niet gedurende een lange tijd omdat de
lucht in de wagen niet ververst wordt. VOORZICHTIG
● Als
u denkt dat de airconditioning is be-
schadigd, moet u - om verdere beschadigin-
gen te voorkomen - de airconditioning met de A/C -toets uitschakelen en door een gespeci-
ali seer
de werkplaats laten controleren.
● Reparatiewerkzaamheden aan de aircondi-
tioning v
ereisen bijzondere vakkennis en
speciaal gereedschap. Bij storingen advise-
ren wij daarom om een gespecialiseerde
werkplaats op te zoeken. Let op
● Bij hoge luc ht
vochtigheid en hoge tempe-
raturen buiten kan condenswater van de ver-
damper van de airconditioning lekken en on-
der de wagen een waterplas vormen. Dit is
normaal en geen teken van lekkage.
● De luchtinlaat voor de voorruit moet vrij van
ijs, sneeu
w of bladeren zijn, opdat verwar-
ming en airconditioning optimaal kunnen
functioneren en het beslaan van de ruiten
wordt voorkomen.
● De uit de luchtroosters naar buiten gaande
lucht die door het
hele interieur stroomt,
wordt via de hiervoor bedoelde ventilatie-
gleuven in de bagageruimte afgezogen. Daar-
om moet vermeden worden dat deze gleuven
verstopt raken.
● Een optimaal rendement van de airconditio-
ning wor
dt verkregen met gesloten ruiten.
Wanneer echter het interieur door binnenval-
lende zonnestralen sterk is verwarmd, kan » 169
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 172 of 332

Bedienen
het afkoelen worden versneld door de ruiten
even t
e openen.
● A
ls de luchtcirculatiestand is ingeschakeld,
advi
seren wij niet te roken omdat de aange-
zogen rook op de verdamper van het koelsys-
teem neerslaat en zo voor blijvende geurover-
last zorgt.
● Bij lage buitentemperaturen wordt de com-
pres
sor automatisch losgekoppeld en kan hij
ook niet met de AUTO -toets worden ingescha-
kel d.
● Ge
adviseerd wordt de airconditioning min-
sten
s één keer per maand aan te zetten zodat
de pakkingen van het systeem gesmeerd en eventuele lekkages vermeden worden. Als u
een v
erminder
d koelvermogen constateert,
stelt u zich dan in verbinding met een Techni-
sche Dienst om het systeem te laten controle-
ren.
● Voor een correcte werking van het systeem,
de roos
ters aan beide zijden van het scherm
niet bedekken.
● Als de motor sterk belast wordt, wordt de
compre
ssor tijdelijk uitgeschakeld. Zuinig gebruik van de airconditioning
Als de airconditioning aan staat, vraagt de
c
ompr
e
ssor motorvermogen, hetgeen van in- vloed op het brandstofverbruik is. De volgen-
de punt
en zijn van belang teneinde het toe-
stel zo min mogelijk te gebruiken.
● Wanneer het interieur van de auto door de
zon st
erk verwarmd is, is het raadzaam even
de ramen of portieren open te zetten, zodat
de warme lucht kan ontsnappen.
● Tijdens het rijden dient u de airconditio-
ning niet t
e gebruiken als de ramen geopend
zijn.
Luchtroosters Afb. 171
Luchtroosters.170
Page 173 of 332

Airconditioning
Voor een correcte verwarming, koeling en
v enti
l
atie in het interieur van de wagen moe-
ten de luchtroosters ››› afb. 171 1 continu
g eopend
z
ijn.
● Met de lamellen kunnen de roosters afzon-
derlijk ge
sloten of geopend en de lucht-
stroom naar wens ingesteld worden.
Er zijn ook luchtroosters die niet versteld
kunnen worden; deze zijn te vinden in het
dashboard 2 , in de beenruimte en achterin
de w ag
en. Let op
Plaats nooit voedingsmiddelen, medicijnen of
andere v
oorwerpen die gevoelig zijn voor
temperaturen voor de luchtroosters, ze kun-
nen beschadigd of onbruikbaar raken als ge-
volg van de lucht die uit de luchtroosters
stroomt. Luchtcirculatiefunctie
In de luchtrecirculatiefunctie wordt voorko-
men d
at
in de w
agen geuroverlast ontstaat,
bijv. bij het rijden door tunnels of in files. Als de regelaar van de luchtverdeling in de
ontwasemin
gsstand staat, zal de klep van
luchtcirculatie altijd openstaan (controle-
lampje uit).
Als de regelaar van de luchtverdeling vanuit
een willekeurige stand in de ontwasemings-
stand wordt gezet, dan wordt de luchtcircula-
tie automatisch uitgeschakeld.
De luchtcirculatie inschakelen
In iedere willekeurige stand van de luchtver-
deling behalve de ontwasemingsstand:
● Druk op de toets , het lamp
je van de
toets gaat branden om aan te geven dat de
luchtcirculatie in het interieur is ingescha-
keld.
De luchtcirculatie uitschakelen
In iedere willekeurige stand van de luchtver-
deling behalve de ontwasemingsstand:
● Druk nogmaals op de toets en het
lampj
e van de toets gaat uit om aan te geven
dat de luchttoevoer van buiten is ingescha-
keld. In de ontwasemingsstand is de luc
httoe-
voer in het interieur altijd van buitenaf. ATTENTIE
In de luchtcirculatiestand wordt geen buiten-
lucht t
ot het interieur toegelaten. Bovendien
kunnen de ruiten bij uitgeschakelde aircondi-
tioning snel beslaan. Daarom de luchtcircula-
tiefunctie niet langere tijd ingeschakeld laten
- gevaar voor ongevallen! Let op
● Bij ins c
hakeling van de circulatiefunctie is
automatisch de toets actief (om het be-
slaan van de ruiten te vermijden). Indien de
temperatuurregelaar in koudste stand wordt
gezet (blauw punt), worden de circulatiefunc-
tie en de toets automatisch geactiveerd.
● Als de functie niet met de toets wordt uitge-
sch
akeld, wordt deze automatisch uitgescha-
keld na ca. 20 min. 171
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 174 of 332

Bedienen
Verwarming en frisse lucht B edienin
g
selementen Afb. 172
Bedieningselementen van de verwar-
ming op het d
ashboard. Temperatuurregelaar
››
›
pag. 172.
Knop aanjager. De luchtventilator is in 4
trappen instelbaar. De aanjager moet bij
langzame rijsnelheid altijd op een laag
niveau draaien.
Regelaar luchtverdeling.
Achterruitverwarming.
Luchtverdeling
Regelaar 3 voor het instellen van de lucht-
s tr
oom in de g
ewenste richting.
– Luchtverdeling naar de voorruit, voor het
ontwasemen. 1 2
3
– L
uchtverdeling naar het bovenlichaam.
– L
uchtverdeling naar de voetenruimte
– Luchtverdeling naar de voorruit en de
voetenruimte. ATTENTIE
● Voor u w
veiligheid is het belangrijk dat er
geen ruiten beslagen of met ijs of sneeuw be-
dekt zijn. Alleen dan is goed zicht gegaran-
deerd. Daarom is het juiste gebruik van het
verwarmings- en ventilatiesysteem, en ook
van de ontdooi- en ontwasemfuncties van de
ruiten, heel belangrijk. Let op
● Let op de a
lgemene aanwijzingen ››› pag.
169. Functies
Ventileren van interieur
De g
ew
enste temperatuur in het interieur
mag niet lager zijn dan de heersende buiten-
temperatuur.
● Temperatuurregelaar ››
›
afb. 172 1 links-
om dr aaien.
172
Page 175 of 332

Airconditioning
● De aanj
ag
er 2 in een van de standen 1 - 4
z ett
en.
● D
e lucht met de luchtverdeelregelaar 3 in
de g ew
en
ste richting laten stromen.
● Desbetreffende luchtroosters openen.
Verw
armen van interieur
Maximale verwarmingscapaciteit en snel ont-
dooien van de ruiten is alleen mogelijk wan-
neer de motor zijn bedrijfstemperatuur heeft
bereikt.
● Temperatuurregelaar ›››
afb. 172 1 rechts-
om dr aaien t
ot
in de gewenste verwarmings-
stand.
● De aanjager 2 in een van de standen 1 - 4
z ett
en.
● D
e lucht met de luchtverdeelregelaar 3 in
de g ew
en
ste richting laten stromen. ●
Des
betreffende luchtroosters openen.
Voorruit ontwasemen ● Temperatuurregelaar ›››
afb. 172 1 rechts-
om dr aaien in de hoog
s
te verwarmingsstand.
● Aanjager 2 in stand 4 draaien.
● Luchtverdeelregelaar in de stand dr aai-
en.
● Sluit de mid
delste luchtroosters.
● Open de luchtroosters aan de zijkanten en
richt
ze op de ruiten.
Voorruit en zijruiten wasemvrij houden
● Temperatuurregelaar ›››
afb. 172 1 in een
v an de
v
erwarmingsstanden draaien.
● De aanjager 2 in een van de standen 2 - 3
z ett
en. ●
L
ucht
verdeelregelaar in de stand draai-
en.
● Sluit de middelste luchtroosters.
● Open de luchtroosters aan de zijkanten en
richt
ze op de ruiten.
Zodra de ruiten niet meer beslagen zijn, kan
als voorzorgsmaatregel de regelaar 3 in
s t
and
gezet worden waarmee men meer
comfort verkrijgt en voorkomt dat de ruiten
opnieuw beslaan. Let op
Er rekening mee houden dat de koelvloeistof-
temper at
uur van de motor optimaal moet zijn
om over een goed werkend verwarmingssys-
teem te kunnen beschikken (met uitzonde-
ring van wagens die met extra verwarming*
uitgerust zijn). 173
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 176 of 332

Bedienen
Handbediende airconditioning* B edienin
g
selementen Afb. 173
Bedieningselementen van de aircondi-
tioning op het d
ashboard. Temperatuurregelaar
››
›
pag. 174
Knop aanjager. De luchtventilator is in 4
trappen instelbaar. Bij lage snelheid
wordt aanbevolen de ventilator minimaal
op stand 1 te zetten om de toevoer van
frisse lucht te verbeteren.
Regelaar luchtverdeling.
Luchtcirculatietoets ››› pag. 171 Als de
functie in werking is, brandt er een con-
trolelampje in de knop.
Achterruitverwarming.
Toets voor het inschakelen van de aircon-
ditioning ››› pag. 174. De airconditioning
1 2
3
werkt alleen bij draaiende motor en inge-
s
ch
akelde aanjager. ATTENTIE
Voor uw veiligheid is het belangrijk dat er
geen ruit en be
slagen of met ijs of sneeuw be-
dekt zijn. Alleen dan is goed zicht gegaran-
deerd. Daarom is het juiste gebruik van het
verwarmings- en ventilatiesysteem, en ook
van de ontdooi- en ontwasemfuncties van de
ruiten, heel belangrijk. Let op
Let op de algemene aanwijzingen. Functies
Verwarmen van interieur
Max
im
ale verwarmingscapaciteit en snel ont-
dooien van de ruiten is alleen mogelijk wan-
neer de motor zijn bedrijfstemperatuur heeft
bereikt.
● Schakel het koelsysteem met de ›
›› afb.
173-toets uit (het controlelampje in de knop
gaat uit).
● De temperatuurregelaars 1 draaien om de
in het int erieur g
ewenste temperatuur in te
stellen.
174