Page 297 of 332

Controleren en bijvullen
●
De ac c
u nooit langdurig aan direct daglicht
blootstellen, zodat de accubehuizing tegen
UV-stralen wordt beschermd.
● De accu bij langdurige stilstand van de wa-
gen te
gen vorst beschermen, zodat deze niet
"bevriest" en daardoor wordt beschadigd. Waarschuwingslampje
Springt aan
Storing in dynamo.
Het controlelampje
gaat
br
anden wanneer
u het contact inschakelt. Het lampje moet na
het aanslaan van de motor uitgaan.
Gaat het controlelampje tijdens het rijden
branden, dan wordt de wagenaccu niet meer
door de dynamo geladen. U moet direct de
dichtstbijzijnde gespecialiseerde werkplaats
opzoeken.
Omdat de accu zich geleidelijk ontlaadt, alle
niet noodzakelijke elektrische apparatuur uit-
schakelen.
Zuurpeil van de accu controleren De zuurtegraad van de accu moet bij veel ge-
r
eden k
i
lometers, in landen met een warm
klimaat en bij oudere accu's regelmatig wor-
den gecontroleerd. –
Motorkap openen en de
voorzijde van de
accu-afdekking omhoogklappen ››› in
V ei
ligheid
saanwijzingen voor werkzaam-
heden in de motorruimte op pag. 285 ››› in Gebruikte symbolen en waarschuwingen
met
betr
ekk
ing tot werkzaamheden aan de
accu van de wagen op pag. 294. In wagens
met accu onder het reservewiel achterklep
openen en tapijt van de bodem oplichten.
Daar bevindt zich, naast het reservewiel, de
accu.
– Kleurweergave in het ronde kijkglas aan de
boven
zijde van de accu controleren.
– Als er luchtbelletjes in het kijkglas zitten,
deze v
erwijderen door voorzichtig op het
kijkglas te tikken.
De plaats van de accu is in de betreffende af-
beelding van de motorruimte in ››› pag. 287
weergegeven.
Het "kijkglas" dat aan de bovenkant van de
accu zit, verandert van kleur afhankelijk van
de ladingstoestand of de zuurtegraad van de
accu.
Twee kleuren worden onderscheiden:
● Zwart: correcte ladingstoestand.
● Transparant/lichtgeel: de accu moet ver-
vang
en worden. Raadpleeg een gespeciali-
seerde werkplaats. Accu laden of vervangen De accu is onderhoudsvrij en wordt in het ka-
der v
an ser
vicewerkzaamheden regelmatig
gecontroleerd. Alle werkzaamheden aan de
accu vereisen speciale deskundigheid en ge-
reedschap.
Wanneer veelvuldig korte afstanden worden
gereden en bij langdurige stilstand moet u
de accu vaker dan in het kader van de norma-
le service-intervallen door een gespeciali-
seerde werkplaats laten controleren.
Bij startproblemen vanwege te weinig accula-
ding kan dit op een defecte accu wijzen. In
dit geval adviseren wij u om de accu bij een
Technische Dienst te laten controleren en res-
pectievelijk op te laden of te vervangen.
Opladen van de accu
Het laden van de accu dient door een specia-
list te gebeuren aangezien accu's met een
speciale technologie worden toegepast waar-
voor laden met spanningsbegrenzing vereist
is.
Accu vervangen
De accu is overeenkomstig de inbouwplaats
ontwikkeld en met veiligheidssystemen uit-
gerust.
Originele SEAT-accu's voldoen aan alle on-
derhouds-, vermogens- en veiligheidseisen
van de wagen. »
295
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 298 of 332

Aanwijzingen
ATTENTIE
● Gea dv
iseerd wordt onderhoudsvrije accu's,
cyclisch en volledig lekdicht, te gebruiken
volgens de normen T 825 06 en VW 7 50 73.
De versie van de norm dient uit augustus
2001 of later te zijn.
● Vóór alle handelingen aan de accu's de
waars
chuwingen lezen en opvolgen ››› in
Gebruikt e symbo
len en waarschuwingen met
betrekking tot werkzaamheden aan de accu
van de wagen op pag. 294. Milieu-aanwijzing
Accu's bevatten giftige stoffen zoals zwavel-
zuur en lood. Z
ij moeten daarom volgens de
voorschriften worden opgeslagen en afge-
voerd en horen in geen geval bij het huisvuil. Wielen
W iel
en en b
anden
Algemene aanwijzingen Beschadigingen voorkomen
– Alleen langzaam en indien mogelijk in een
rec ht
e hoek tegen stoepranden en dergelij-
ke oprijden.
– De banden niet met olie, vet en brandstof
in aanrakin
g laten komen.
– De banden regelmatig op beschadigingen
contr o
leren (gaten, sneden, scheuren en
bulten). Scherpe voorwerpen uit het ban-
denprofiel verwijderen.
Banden opslaan
– Verwijderde banden markeren. Ze moeten
namelijk dez
elfde looprichting hebben als
ze weer worden gemonteerd.
– Verwijderde banden resp. wielen koel,
droog en z
o donker mogelijk bewaren.
– Banden in verticale stand opslaan, wan-
neer ze niet
op een velg zijn gemonteerd.
Nieuwe banden
Nieuwe banden moet u inrijden ›››
pag. 204.
Op basis van constructiekenmerken en pro-
fielvormen kan de profieldiepte van nieuwe banden afhankelijk van de uitvoering en de
fabrikant
verschillend uitvallen.
Verborgen schade
Schade aan banden en velgen is vaak voor
het oog verborgen. Als de wagen vreemd trilt
of naar één kant neigt, is dit een teken dat de
banden mogelijk beschadigd zijn. De banden
moeten zo snel mogelijk bij een Technische
Dienst worden gecontroleerd.
Draairichtinggebonden banden
Bij draairichtinggebonden banden is de
wang van de band met pijlen gemarkeerd.
Deze draairichting beslist aanhouden. Hier-
door worden de optimale rij-eigenschappen
met betrekking tot aquaplaning, grip, geluid
en wrijving gegarandeerd. ATTENTIE
● Nieuw e b
anden hebben tijdens de eerste
500 km nog niet de optimale grip. Voorzichtig
rijden - gevaar voor ongevallen!
● Niet met beschadigde banden rijden. Ge-
vaar v
oor ongelukken.
● Wanneer u tijdens het rijden ongewone tril-
lingen of
eenzijdig trekken van de wagen con-
stateert, direct stoppen en de banden op be-
schadigingen controleren. 296
Page 299 of 332

Wielen
Bandenspanning controleren Afb. 239
Plaats van de sticker van de banden-
s p
annin
gen. De maximaal toelaatbare bandenspanning is
aan
g
e
geven op de sticker aan de achterzijde
van de portierstijl linksvoor ›››
afb. 239.
1. Sticker raadplegen voor de vereiste ban- densp
anning (zomerbanden).
2. Bandenspanning altijd bij koude banden contro
leren. Niet de bij warme banden ver-
hoogde spanning verminderen.
3. Bandenspanning aan de belading aanpas- sen. Bandenspanning
De banden
spanning is een heel belangrijke
factor, vooral bij hoge snelheden. De span-
ning moet daarom ten minste eenmaal per
maand en bovendien vóór elke lange rit wor-
den gecontroleerd.
Naargelang de wagen kan de spanning van
de banden aangepast worden op halve be-
lasting om het rijcomfort te verhogen (ban-
denspanning van "comfort"). Wanneer gere-
den wordt met de comfortspanning, kan het
brandstofverbruik licht stijgen. ATTENTIE
Bij te geringe bandenspanning kan een band
gem akk
elijk klappen en een aanrijding ver-
oorzaken.
● Bij het rijden met hoge snelheden onder-
gaat een b
and met te lage bandenspanning
een grotere vervorming. Hierdoor wordt de
band te warm, wat tot het loslaten van het
loopvlak en zelfs tot het klappen van de band
kan leiden. Steeds de aangegeven banden-
spanning aanhouden.
● Te lage of te hoge bandenspanning verkort
de leven
sduur van de banden en verslechtert
het rijgedrag van de wagen - gevaar voor on-
gevallen! Milieu-aanwijzing
Te lage bandenspanning verhoogt het brand-
st of
verbruik. Levensduur van banden
Afb. 240
Slijtagemerktekens van het banden-
pr ofiel
. Afb. 241
Schema voor het verwisselen van de
b anden. De levensduur is afhankelijk van de banden-
s
p
annin
g, de rijstijl en de correcte montage. »
297
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 300 of 332

Aanwijzingen
Slijtagemerktekens
Op de bodem v
an de pr
ofielgroeven zitten
dwars op de rijrichting 1,6 mm hoge "slijta-
gemerktekens" ››› afb. 240. Deze slijtage-
merktekens zijn afhankelijk van de fabrikant
zes- tot achtmaal in dezelfde afstand op het
loopvlak geplaatst. Markeringen op de wan-
gen van de band (bijv. de letters "TWI" of
symbolen) geven de plaats van de slijtage-
merktekens aan. Bij 1,6 mm profiel, gemeten
in de profielgroeven naast de slijtagemerkte-
kens, is de wettelijk toegestane minimale
profieldiepte bereikt. Banden vervangen. In
bepaalde landen kunnen andere waarden
gelden ››› .
B anden
s
panning
Als de bandenspanning niet correct is kan er
een sterke slijtage optreden of kan de band
zelfs klappen. Bandenspanning daarom ten
minste eenmaal per maand controleren
››› pag. 297.
Rijstijl
snel rijden door bochten, snel accelereren en
sterk remmen verhogen de slijtage van de
banden.
Wielen verwisselen
Bij duidelijk grote slijtage van de banden van
de voorwielen is het raadzaam de voor- en
achterwielen overeenkomstig het weergege-
ven schema te verwisselen ››› afb. 241. Daar- door krijgen de banden ongeveer dezelfde le-
vensduur
.
Balans van de wielen
De wielen van een nieuwe wagen zijn geba-
lanceerd. Tijdens het rijden kan echter door
verschillende invloeden een onbalans ont-
staan die merkbaar is aan trillingen in het
stuurwiel.
Omdat onbalans ook voor extra slijtage van
de stuurinrichting, de wielophanging en de
banden zorgt, moeten de wielen opnieuw
worden gebalanceerd. Bovendien moet een
wiel opnieuw worden gebalanceerd, nadat
een nieuwe band is geplaatst.
Verkeerde uitlijning
Een verkeerde uitlijning van het onderstel
zorgt niet alleen voor verhoogde slijtage van
de banden, maar beïnvloedt ook de rijveilig-
heid. Bij sterke slijtage moet u daarom de
stand van de wielen bij een Technische
Dienst laten controleren. ATTENTIE
Wanneer een band tijdens het rijden klapt,
bes t
aat er gevaar voor een ongeval!
● De banden moeten op zijn laatst vervangen
worden a
ls de slijtagemerktekens gesleten
zijn ››› pag. 298. Anders bestaat er gevaar
voor ongelukken. Met versleten banden,
vooral bij hoge snelheid op nat wegdek heb- ben de banden slecht grip. Bovendien is de
kan
s
groter dat de wagen gaat "glijden"
(aquaplaning).
● Bij het rijden met hoge snelheden onder-
gaat een b
and met te lage bandenspanning
een grotere vervorming. Hierdoor wordt de
band te warm. Dit kan tot het loslaten van het
loopvlak en zelfs tot een klapband leiden -
gevaar voor ongevallen! Steeds de aangege-
ven bandenspanning aanhouden.
● Bij sterke bandenslijtage de instellingen
van het onder
stel bij een Technische Dienst
laten controleren.
● Chemicaliën zoals olie, brandstof of rem-
vloeist
of uit de buurt van de banden houden.
● Defecte banden of velgen direct vervangen! Milieu-aanwijzing
Te lage bandenspanning verhoogt het brand-
st of
verbruik. Nieuwe banden en velgen
Nieuwe banden en velgen moet u inrijden.
B
anden en
v
elgen zijn belangrijke construc-
tie-elementen. De door SEAT vrijgegeven ban-
den en velgen zijn exact op het bijbehorende
wagenmodel afgestemd en leveren daarmee
een belangrijke bijdrage tot een stabiele
wegligging en tot veilig rijden ››› .
298
Page 301 of 332

Wielen
Banden niet afzonderlijk vervangen, maar
t en min
s
te per as. Kennis van de bandenge-
gevens maakt de juiste keuze gemakkelijker.
Radiaalbanden zijn op de flanken voorzien
van een opschrift voor het bandentype, bijv.:
195/55 R16 91V
Dit betekent:
Bandbreedte in mm
Hoogte-breedteverhouding in %
Code voor het type radiaalbanden Radi-
aal
Diameter van de velgen in inches
Code voor het laadvermogen
Snelheidscode
Op de banden kunnen ook staan:
● een markering van de draairichting
● "Reinforced" als markering voor banden
met v
ersterkte uitvoering.
De productiedatum staat ook op de flank
(eventueel alleen op de buitenzijde van de
band).
"DOT ... 1116 ..." betekent bijvoorbeeld dat
de band in de 11e week van het jaar 2016 is
geproduceerd.
Wij adviseren u om alle werkzaamheden aan
de banden of velgen bij een Technische
Dienst te laten uitvoeren. Deze is met de
noodzakelijke speciale gereedschappen en 195
55
R
16
91
V onderdelen uitgerust, bezit de vereiste vak-
kennis
en is erop ingesteld om oude banden
milieubewust op te slaan en af te voeren.
Bij een Technische Dienst weet men welke
technische mogelijkheden voor de aanpas-
sing en het naderhand plaatsen van banden,
velgen en wieldoppen nodig zijn. ATTENTIE
● Wij a dv
iseren u uitsluitend banden of vel-
gen te gebruiken die door SEAT voor uw mo-
del wagen zijn vrijgegeven. Anders kan de
verkeersveiligheid negatief worden beïnvloed
– gevaar voor ongelukken!
● Alleen in geval van nood en met overeen-
komstig
voorzichtige rijstijl banden gebrui-
ken, die ouder dan 6 jaar zijn.
● Geen gebruikte banden opleggen waarvan
u de "vorige g
ebruiksomstandigheden" niet
kent.
● Wanneer u naderhand wieldoppen mon-
teert, er
op letten dat voldoende luchttoevoer
voor de koeling van het remsysteem is ge-
waarborgd.
● Op alle vier de wielen radiaalbanden van
hetzelfde ty
pe, dezelfde grootte (afrolomtrek)
en met hetzelfde profiel gebruiken. Milieu-aanwijzing
Oude banden moeten overeenkomstig de mi-
lieuv oor
schriften worden opgeslagen en afge-
voerd. Let op
● in een Ser v
icecentrum van SEAT moet geke-
ken worden of velgen en banden met een an-
dere afmeting dan de oorspronkelijke plaat-
sing bij SEAT gemonteerd kunnen worden, en
welke combinaties zijn toegestaan tussen de
vooras (as 1) en achteras (as 2).
● Om technische redenen kunt u normaal ge-
sprok
en de velgen van andere wagens niet
gebruiken. Dit geldt soms zelfs voor velgen
van hetzelfde model wagen. Als u banden of
velgen gebruikt die niet door SEAT voor uw
model zijn goedgekeurd, dan kan de toela-
ting van uw wagen voor de openbare weg on-
geldig worden.
● Als de uitvoering van het reservewiel af-
wijkt
van de banden waarmee wordt gereden
- zoals bij winterbanden - mag het reserve-
wiel alleen in geval van pech korte tijd en met
overeenkomstig voorzichtige rijstijl worden
gereden. Het moet zo snel mogelijk weer door
een normaal wiel worden vervangen. Wielbouten
De constructie van velgen en wielbouten is
op elk
aar af
g
estemd. Bij elke aanpassing
aan andere velgen de erbij behorende wiel-
bouten met de juiste lengte en vorm gebrui-
ken. De bevestiging van de wielen en de
werking van het remsysteem hangt daarvan
af. »
299
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 302 of 332

Aanwijzingen
Soms mag u geen wielbouten van wagens
v an dez
elf
de productieserie gebruiken
››› pag. 270. ATTENTIE
Bij verkeerde behandeling van de wielbouten
kan het w
iel tijdens het rijden losraken - ge-
vaar voor ongevallen!
● Wielbouten moeten schoon zijn en gemak-
kelijk dr
aaien. Zij mogen echter nooit met vet
of olie worden behandeld.
● Alleen die wielbouten gebruiken, die bij de
betreffende
velg horen.
● Wanneer de wielbouten met een te laag
aanhaalmoment
zijn aangetrokken, kunnen
de wielen tijdens het rijden losraken - gevaar
voor ongevallen! Door een te groot aanhaal-
moment kan de wielbout resp. de schroef-
draad worden beschadigd. VOORZICHTIG
Het voorgeschreven aantrekmoment van de
wiel bout
en bij stalen en lichtmetalen velgen
bedraagt 120 Nm. Bandenspanningscontrole*
Afb. 242
Middenconsole: toets van het con-
tr o
l
esysteem van de banden. Het bandenspanningscontrolesysteem verge-
lijkt
de om
w
entelingen en dus de loopcirkel-
diameter van ieder wiel met behulp van de
ESC. Een wijziging in de loopcirkeldiameter
van een wiel wordt aangegeven door het con-
trolelampje van de banden . De loopcirkel-
diameter van een band varieert als:
● De bandenspanning onvoldoende is.
● De bandenstructuur beschadigd is.
● De wagen onevenwichtig geladen is.
● De wielen van een as dragen meer last (bij-
voorbeeld b
ij het rijden met een aanhangwa-
gen of bij het op- en afrijden van steile hellin-
gen).
● De wagen met sneeuwkettingen rijdt.
● Het reservewiel gemonteerd is. ●
Het wiel
van een as werd vervangen.
Bandenspanning instellen
Nadat u de bandenspanning heeft gewijzigd
of een of meerdere wielen heeft vervangen,
moet de nieuwe bandenspanning in het Easy
Connect-systeem worden opgeslagen mid-
dels de toets en de functietoets
S
ETUP ›››
p
ag. 34.
U k u
nt ook de toets ››› afb. 242 ingedrukt
houden, bij ingeschakeld contact, tot een
akoestisch signaal klinkt.
Als de wielen een hoge last dragen (bijvoor-
beeld bij het rijden met een aanhangwagen
of bij een zware belasting), dient de banden-
spanning te worden bijgesteld volgens de
aanbevolen waarde in geval van maximale
belasting (zie de sticker aan de achterzijde
van de portierstijl linksvoor). Indrukken de
toets van het controlesysteem voor banden
om de nieuwe spanningswaarde te bevesti-
gen.
Het controlelampje van het bandenspan-
ningscontrolesysteem licht op
Als de bandenspanning onder de door de be-
stuurder ingestelde waarde komt, zal het
controlelampje van het bandenspannings-
controlesysteem oplichten ››› .
300
Page 303 of 332

Wielen
ATTENTIE
● Wanneer het c
ontrolelampje voor de ban-
den oplicht, onmiddellijk de snelheid vermin-
deren en bruuske rem- of draaimanoeuvres
vermijden. Zo snel mogelijk stoppen en de
staat en de spanning van alle banden contro-
leren.
● De bestuurder draagt de verantwoordelijk-
heid voor de c
orrecte bandenspanning. Daar-
toe dient de spanning regelmatig gecontro-
leerd te worden.
● In bepaalde omstandigheden (bijvoorbeeld
bij spor
tief rijden, winterse weersomstandig-
heden of niet-geasfalteerde wegen) is het
mogelijk dat het controlelampje voor de ban-
den met vertraging of helemaal niet werkt. Let op
Bij het loskoppelen van de accu zal het gele
contr o
lelampje oplichten bij het inschake-
len van het contact. Na een korte rit dient het
lampje uit te gaan. Reservewiel (noodloopwiel)*
Pl aat
s
en gebruik van het noodreser-
vewiel Afb. 243
In de bagageruimte: de subwoofer
uit bou
w
en. U vindt het noodreservewiel onder de laad-
vloer in de b
ag
ag
eruimte en het is met een
wieltje vastgezet.
Gebruik van het noodreservewiel
Het noodreservewiel is alleen bedoeld om
naar een werkplaats te rijden in geval van
een lek of spanningsverlies. Daarom het
noodreservewiel zo snel mogelijk door een
normaal wiel vervangen.
Voor het gebruik van het noodreservewiel
zijn er enkele beperkingen. Het noodreserve-
wiel is speciaal voor uw wagenmodel ontwor- pen en het moet daarom niet met een ander
noodreser
vewiel verwisseld worden.
Om de velg van het noodreservewiel mag
geen normale of winterband worden gelegd.
Sneeuwkettingen
Het gebruik van sneeuwkettingen op het
noodreservewiel is om technische redenen
niet toegestaan.
Als u toch met sneeuwkettingen moet rijden
en bandenpech bij een voorwiel hebt, het
noodreservewiel op de plaats van een achter-
wiel plaatsen. Bevestig de sneeuwkettingen
op het achterwiel en verwissel dit met het
lekke voorwiel.
Verwijdering van het reservewiel in wagens
met Beats Audio ®
-systeem (6 luidsprekers +
1 subwoofer)*
Bouw de vloer van het ruim (mat) van de sub-
woofer op onderstaande wijze uit:
● Trek de mat naar boven om hem te verwij-
deren.
● Kop
pel de kabel van de subwoofer
-luid-
spreker los ››› afb. 243 1 .
● Draai het bevestigingswiel linksom 2 .
● Haal de subwoofer-luidspreker en het re-
ser v
ewiel eruit.
● Bij het opnieuw inbouwen van het reserve-
wiel, de s
ubwoofer plaatsen in de richting »
301
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 304 of 332

Aanwijzingen
van de pijl en met de aanduiding "FRONT"
n aar
v
oren.
● Sluit de kabel van de luidspreker opnieuw
aan en draai het w
ieltje krachtig in wijzerzin
om het geheel van subwoofer en wiel stevig
te bevestigen.
Verwijdering van het reservewiel van 16”
(zonder subwoofer)
● Verwijder de verstelbare bodem van de ba-
gageruimt
e om toegang te krijgen tot het
wiel en wagengereedschap ››› pag. 165.
● Maak de band die de doos vasthoudt los
door te drukken op de g
esp.
● Haal de doos met wagengereedschap eruit.
● Draai het bevestigingswieltje linksom en
verw
ijder.
● Druk en draai de schroefdraad 90° links- of
rechtsom en
verwijder.
● Haal het reservewiel weg door te trekken
aan de voor
zijde. ATTENTIE
● Na montag e
van het noodreservewiel moet
u de bandenspanning zo snel mogelijk con-
troleren - gevaar voor ongelukken! U vindt de
bandenspanning aan de achterzijde op de
portierstijl rechtsvoor.
● Rij met het noodreservewiel niet harder
dan 80 km/u (50 mph): gev
aar op ongeluk-
ken! ●
Ac c
eleraties, stevig remmen en snel door
bochten rijden vermijden - gevaar op onge-
lukken!
● Nooit met meer dan één noodreservewiel
rijden - gevaar
voor ongelukken!
● Om de velg van het noodreservewiel mag
geen norma
le of winterband worden gelegd. Winterservice
Wint erb
anden In de winter worden de rij-eigenschappen van
de w
ag
en door w
interbanden beduidend be-
ter. Zomerbanden hebben wegens hun con-
structie (breedte, rubbersamenstelling, pro-
fielvorming) op ijs en sneeuw minder grip.
De bandenspanning voor winterbanden moet
0,2 bar (2,9 psi / 20 kPa) hoger zijn dan voor
zomerbanden (zie sticker aan de achterzijde
van de portierstijl linksvoor).
Gebruik winterbanden op alle vier de wielen.
De toegelaten winterbandenmaten zijn in uw
wagenpapieren aangegeven. Alleen winterra-
diaalbanden gebruiken. Alle in de wagenpa-
pieren aangegeven banden kunnen ook als
winterbanden worden gebruikt.
Winterbanden verliezen grotendeels hun win-
tereigenschappen, als het profiel tot op 4
mm is afgesleten. Voor winterbanden gelden afhankelijk van de
snelheids
code ››› pag. 298, Nieuwe banden
en velgen de volgende snelheidsbeperkin-
gen: ››› max. 160 km/u (99 mph)
m
ax. 180 km/u (112 mph)
m ax. 190 km/u (118 mph)
m
ax. 210 km/u (130 mph)
Bij wagens die de betreffende topsnelheid
van de winterbanden kunnen overschrijden,
moet een sticker in het blikveld van de be-
stuurder zijn aangebracht. Deze stickers zijn
bij de Technische Dienst verkrijgbaar. Houd u
aan de wettelijke bepalingen van elk land.
Op tijd de winterbanden verwijderen, want
op sneeuw- en ijsvrije straten zijn de rij-ei-
genschappen met zomerbanden beter.
Let bij bandenpech op de aanwijzing voor het
reservewiel ››› pag. 298, Nieuwe banden en
velgen. ATTENTIE
De toegestane maximumsnelheid voor win-
terb anden m
ag niet overschreden worden.
Anders raken de banden beschadigd – gevaar
voor ongelukken. Milieu-aanwijzing
Op tijd weer de zomerbanden plaatsen. Op
deze m anier i
s er minder lawaai onder het Q
S
T
H
302