De essentie
Remblokken voor versleten.
›››
pag. 187
brandt: storing in de ESC of uit-
schakeling door systeem.
knippert: ESC of ASR geacti-
veerd.
brandt: storing in ASR of uitscha-
keling door systeem.
knippert: ASR geactiveerd.
ASR handmatig uitgeschakeld.
Ofwel: ESC in Sport-modus.
›››
pag. 187
Storing in ABS, of werkt niet.
Mistachterlicht aan.›››
pag. 31
brandt of knippert:
storing in uit-
laatgascontrolesysteem.››› pag. 208
brandt: voorverwarmen van de
dieselmotor.
›››
pag. 208knippert: storing in het diesel-
motormanagement.
Storing in het benzinemotorma-
nagement.›››
pag. 207
brandt of knippert:
storing in de
stuurinrichting.››› pag. 202
Bandenspanning erg laag of sto-
ring in controlelampje banden-
spanning.›››
pag. 300
Brandstoftank bijna leeg.›››
pag. 123
Storing in het systeem van air-
bags en gordelspanners.›››
pag. 92 Andere controlelampjes
Linker of rechter knipperlicht.›››
pag. 32
Alarmlichten aan.››› pag. 32
››› pag. 151
Aanhangwagenknipperlichten›››
pag. 265
gaat groen branden:
trap het
rempedaal in!
knippert groen: de vergrende-
lingsknop op de keuzehendel is
niet vastgeklikt.
››› pag. 194
gaat groen branden:
snelheidsre-
gelsysteem in werking of snel-
heidsbegrenzer aangesloten en
actief.
››› pag. 45
››› pag. 213
knippert groen: de snelheid inge-
steld in de snelheidsbegrenzer
werd overschreden.
Grootlicht aan of grootlichtsig-
naal in werking gesteld.›››
pag. 32
››› in Waarschuwingssymbolen op
pag. 124
››› pag. 123 Op het display van het instrumenten-
p
aneel Afb. 55
Op het display van het instrumenten-
p aneel: w
eer
gave portieren open.
niet verder rijden!
Met de volgende melding:
portier(en), achterklep of mo-
torkap geopend of niet cor-
rect gesloten››› pag. 134
››› pag. 16
››› pag. 285
Ingeschakeld: Rijd niet
verder! Motorkoelvloeistofpeil
te laag, koelvloeistoftempera-
tuur te hoog
››› pag. 290
Knippert: storing in het mo-
torkoelvloeistofsysteem. 48
Rijden
roetfilter voor dieselmotoren) kunnen voorko-
men, mag u de w
ag
en niet boven licht ont-
vlambaar materiaal parkeren (bijv. wei of
bosrand). - brandgevaar!
● Geen conserveringsmiddelen gebruiken
voor v
oor de bodem van de wagen in de zone
bij de uitlaat - brandgevaar! Let op
Zolang de controlelampjes , , of
b lij
ven branden, kunnen er storingen in de
motor zijn; daardoor kan het brandstofver-
bruik toenemen en de motor vermogen verlie-
zen. Katalysator
Voor een lange levensduur van de katalysa-
t
or
– Ge bruik
voor een benzinemotor uitsluitend
loodvrije benz
ine. Gelode benzine tast de
katalysator aan.
– De brandstoftank niet leeg rijden.
– Bij het vervangen of toevoegen van motor-
olie, de benodigde hoeveelheid niet
over-
schrijden ››› pag. 290, Motorolie bijvullen.
– De wagen niet aanslepen, maar startkabels
gebruik
en ›››
pag. 72.
Indien u tijdens het lopen van de motor sto-
ringen in de verbranding, vermogensverlies of onregelmatig draaien van de motor con-
stat
eert, de snelheid onmiddellijk verlagen
en de wagen door een gespecialiseerde
werkplaats laten controleren. In het alge-
meen gaat het uitlaatgascontrolelampje
branden wanneer zich een van de genoemde
symptomen voordoet ››› pag. 123. Onver-
brande brandstof zou zo in het uitlaatsys-
teem en dus in de atmosfeer kunnen komen.
Bovendien kan de katalysator door overver-
hitting worden beschadigd. VOORZICHTIG
De brandstoftank nooit helemaal leeg rijden,
omdat een onr
egelmatige brandstoftoevoer
storingen in de ontsteking kan veroorzaken.
Hierbij komt onverbrande benzine in het uit-
laatsysteem - dat kan tot oververhitting en
beschadiging van de katalysator leiden. Milieu-aanwijzing
Ook bij een goed werkend uitlaatgasreini-
ging s
systeem kan bij bepaalde bedrijfsfunc-
ties van de motor een zwavelachtige uitlaat-
gaslucht ontstaan. Dit hangt van het zwavel-
gehalte van de brandstof af. Vaak is het kie-
zen van een ander brandstofmerk genoeg. Roetfilter
3 Geldt
voor wagens met dieselmotor
Het
roetfilter voor dieselmotoren filtert vrijwel
alle roetdeeltjes uit de uitlaatgassen. Tijdens normaal rijden wordt het filter vanzelf gerei-
nigd. Het r
oetfi
lter bij dieselmotoren regene-
reert automatisch; er is geen controlelampje
dat dit aangeeft. Het is mogelijk dat u
een verhoging van het motortoerental bij sta-
tionair draaien opmerkt en een bepaalde
geur ruikt.
Als de automatische reiniging van het filter
niet wordt uitgevoerd (bijv. omdat u steeds
korte afstanden rijdt met de wagen), hopen
zich roetdeeltjes op in het filter en gaat het
controlelampje van het roetfilter bij die-
selmotoren branden.
Om dan de automatische reiniging van het
filter mogelijk te maken, gaat u als volgt te
werk: rijd gedurende ca. 15 minuten met een
snelheid van minimaal 60 km/u (37 mpu) in
de 4e of 5e versnelling (automatische trans-
missie: keuzehendelstand S). Houd het mo-
tortoerental op ca. 2000 tpm. Door de tempe-
ratuurverhoging wordt het roet in het filter
verbrand. Zodra de reiniging is afgerond,
gaat het controlelampje uit. Mocht het con-
trolelampje niet uitgaan, ga dan naar de
werkplaats van een officiële SEAT dealer en
laat het defect herstellen.
Motorregeling* Het controlelampje dient ter controle van de
mot
orr
e
geling bij benzinemotoren. »
207
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Bedienen
Het controlelampje
(El ectronic Power Con-
trol) gaat ter controle branden als u het con-
tact inschakelt. Het lampje moet na het aan-
slaan van de motor uitgaan.
Treedt tijdens het rijden een storing op in de
elektronische motorregeling, dan gaat het
controlelampje branden. Zo snel mogelijk
een gespecialiseerde werkplaats opzoeken
en de motor laten controleren.
Uitlaatgascontrolesysteem* Controlelampje knip
per
t:
Door een s
lecht draaiende motor kan de ka-
talysator worden beschadigd. Snelheid min-
deren en voorzichtig naar de dichtstbijzijnde
gespecialiseerde werkplaats rijden en de mo-
tor laten controleren.
Het controlelampje gaat branden:
Als zich tijdens het rijden een storing voor-
doet die de kwaliteit van de uitlaatgassen
doet afnemen (bijv. lambdasonde defect).
Snelheid minderen en voorzichtig naar de
dichtstbijzijnde gespecialiseerde werkplaats
rijden en de motor laten controleren.
Voorgloeisysteem/motorstoring* Dit controlelampje brandt tijdens het voorver-
w
armen
v
an de dieselmotor. Het controlelampje
gaat br
anden
Wanneer het contact wordt ingeschakeld en
het controlelampje brandt, wordt er voor-
gegloeid. Wanneer het controlelampje uit
gaat, kunt u de motor direct weer starten.
Controlelampje knippert
Treedt tijdens het rijden een storing op in de
motorregeling, dan wordt dit aangegeven
door het knipperen van het controlelampje
van het voorgloeisysteem . Zo snel moge-
lijk een gespecialiseerde werkplaats opzoe-
ken en de motor laten controleren.
Aanwijzingen voor het rijden Rijden in het buit
enland Voor reizen naar het buitenland dient u ook
met
het
onder
staande rekening te houden:
● Bij wagens met een benzinemotor die met
een kataly
sator uitgerust zijn, dient men erop
te letten dat er loodvrije benzine getankt
moet worden. Zie hoofdstuk ›››
pag. 281,
Brandstof. De automobielverenigingen kun-
nen u informeren over het netwerk van benzi-
nestations waar loodvrije benzine getankt
kan worden.
● Het is mogelijk dat in een aantal landen het
model v
an uw wagen niet verkocht wordt,
waardoor men daar niet over diverse reser- veonderdelen van uw auto beschikt, of dat in
de werkpl
aats slechts beperkte reparaties
uitgevoerd kunnen worden.
De SEAT-dealers en betreffende importeurs
zijn graag bereid om u informatie te verschaf-
fen over de technische voorbereidingen die
aan uw auto uitgevoerd dienen te worden,
alsook over het benodigde onderhoud en de
reparatiemogelijkheden.
Koplampen afplakken
Bij ritten in landen waarin aan de andere
kant van de weg wordt gereden, verblindt het
asymmetrische dimlicht het tegemoetko-
mend verkeer.
Om deze verblinding te voorkomen moeten
bepaalde gedeelten van de koplampen met
folie worden afgeplakt. Meer informatie is
verkrijgbaar bij een Technische Dienst.
Waden door ondergelopen wegdelen Om schade aan de wagen te vermijden bij
het
rijden door w
at
er, bijv. een ondergelopen
weg, dient rekening gehouden te worden met
het volgende:
● Het water mag in geen geval hoger reiken
dan de onders
te carrosserierand.
● Rijd stapvoets.
208