Page 73 of 332

automatisch geregeld zolang de
airconditioningsschakelaar niet wordt
bediend.
Instellingen wijzigen - Houd de
airconditioningschakelaar ongeveer
10 seconden of langer ingedrukt.
1. Als de instelling wordt gewijzigd van
ingeschakeld naar uitgeschakeld,
worden 3 geluidssignalen afgegeven en
gaat het indicatielampje
3 keer
knipperen.
2. Als de instelling wordt gewijzigd van
uitgeschakeld naar ingeschakeld,
worden 2 geluidssignalen afgegeven en
gaat het indicatielampje
3 keer
knipperen.
Opmerking De fabrieksinstelling is
"Automatische regeling airconditioning
ingeschakeld".
Opmerking Als de
achterruitverwarmingsschakelaar wordt
ingedrukt, wordt de airconditioning,
zelfs als "Automatische regeling
airconditioning uitgeschakeld" is
ingesteld, automatisch geregeld, om te
voorkomen dat de ruiten beslaan.
OFF-schakelaar
Druk op de schakelaar om het
airconditioningssysteem uit te
schakelen.MODE-schakelaar
Iedere keer als de MODE-schakelaar
wordt ingedrukt, schakelt de modus in
de volgende volgorde over naar de
volgende modus:
>>>>. De geselecteerde modus wordt
weergegeven op het display (A)
(raadpleeg "Modusselectie").Achterruitverwarmingsschakelaar
Als deze schakelaar wordt ingedrukt,
schakelt de modus over naar de modus
. Het indicatielampje (A) gaat
branden. De geselecteerde modus
wordt weergegeven op het display (B)
(raadpleeg "Modusselectie").
Opmerking Als de
achterruitverwarmingsschakelaar wordt
ingedrukt, worden automatisch het
airconditioningssysteem en buitenlucht
(in tegenstelling tot gerecirculeerde
lucht) geselecteerd. Deze automatische
inschakeling, zelfs als "Automatische
regeling airconditioning uitgeschakeld"
of "Automatische luchtregeling
uitgeschakeld" zijn ingesteld, dient om
te voorkomen dat de ruiten beslaan
(raadpleeg "Airconditioningsschakelaar
naar wens aanpassen" en
"Luchtselectie naar wens aanpassen").
131AHA101572
132AHA101585
133AHA101598
71
Page 74 of 332

Bediening van het systeem in de
automatische modus
Gebruik het systeem onder normale
omstandigheden in de automatische
modus en volg de volgende
procedures:
1. Druk op de AUTO-schakelaar.
2. Zet de
temperatuurregelingsschakelaar op de
gewenste temperatuur.
De aan-/uitstatus van de
modusselectie, regeling van de
ventilatorsnelheid, selectie van
gerecirculeerde/buitenlucht,
temperatuurregeling en airconditioning
worden allemaal automatisch geregeld.
Opmerking
Als de
ventilatorsnelheidsschakelaar,
airconditioningsschakelaar,
modusschakelaar of
luchtselectieschakelaar wordt bediend,
terwijl het systeem in de automatische
modus staat, krijgt de geactiveerde functie
prioriteit over de desbetreffende functie
van de automatische regeling. Alle andere
functies blijven automatisch geregeld.
Bediening van het systeem in de
handmatige modus
De ventilatorsnelheid en -modus
kunnen handmatig worden geregeld
door de ventilatorsnelheidsschakelaar
en de MODE-schakelaar op de
gewenste stand te zetten. Druk op de
AUTO-schakelaar om de automatische
werking weer in te schakelen.Ontwasemen van de voor- en
portierruiten
67)
Normaal ontwasemen
1. Zet de luchtselectieschakelaar op de
buitenstand.
2. Zet de MODE-schakelaar op de
stand
.
3. Selecteer de gewenste
ventilatorsnelheid door deventilatorsnelheidsschakelaar in te
drukken.
4. Kies de gewenste temperatuur door
op de temperatuurregelingsschakelaar
te drukken.
5. Druk op de
airconditioningsschakelaar.
Snel ontwasemen
1. Druk op de
achterruitverwarmingsschakelaar om
over te schakelen naar de stand
.
135AH3100199
136AH3100203
72
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Page 75 of 332

2. Zet de ventilator op
maximumsnelheid.
3. Zet de temperatuur op de hoogste
stand.
Opmerking Richt de luchtstroom van
de zijroosters voor een effectieve
ontwaseming naar de portierruiten.
Zet de temperatuur niet op maximale
koeling. De koele lucht blaast tegen de
ruiten en voorkomt condensvorming.
Als de achterruitverwarmingsschakelaar
op voertuigen met een Start&Stop-
systeem wordt ingedrukt, werkt het
Start&Stop-systeem niet en wordt de
motor zelfs niet automatisch afgezet als
het voertuig wordt stilgezet. Dit is om
het goede zicht te behouden.
BELANGRIJKE ADVIEZEN
VOOR GEBRUIK VAN DE
AIRCONDITIONING
Parkeer het voertuig in de schaduw.
Als het voertuig in de hete zon wordt
geparkeerd, wordt het interieur extreem
warm en is meer tijd nodig om het
interieur te koelen. Als toch in de zon
moet worden geparkeerd, zet dan de
ruiten de eerste minuten dat de
airconditioning aanstaat open om de
hete lucht naar buiten te laten.
Sluit de ruiten als de airconditioning
wordt gebruikt. Als buitenlucht door de
ruiten naar binnenkomt, neemt de
koelefficiëntie af.
Teveel koeling is niet goed voor degezondheid. De binnentemperatuur
dient niet meer dan 5 à 6°C lager te zijn
dan de buitentemperatuur.
Zorg er bij gebruik van het systeem
voor dat de luchtinlaat, voor de voorruit,
niet is geblokkeerd door bijvoorbeeld
bladeren of sneeuw. Als bladeren in de
luchtkamer van de luchtinlaat
terechtkomen, kan de luchtstroom
afnemen en kan de waterafvoer van de
luchtkamer verstopt raken.
Aanbevelingen voor het koelmiddel
van het airconditioningssysteem
Als de airconditioning minder effectief
lijkt dan normaal, zou er sprake kunnen
zijn van een koelvloeistoflek. We raden
u aan het systeem na te laten kijken.
Voor het airconditioningssysteem van
uw voertuig moet koelmiddel HFC-134a
(R134a) worden gebruikt.
Gebruik van andere koel- of
smeermiddelen kan ernstige schade
veroorzaken, waardoor het volledige
airconditioningssysteem van uw
voertuig moet worden vervangen. Er
moet voorkomen worden dat het
koelmiddel in de atmosfeer
terechtkomt.
We raden daarom aan het koelmiddel
op te vangen en te recyclen voor verder
gebruik.
Bij lange perioden van onbruik
De airconditioning moet zelfs bij koud
weer minimaal 5 minuten per weekgebruikt worden. Dit is om te
voorkomen dat het smeermiddel van de
interne delen van de compressor
verslechtert en om een optimale
werking van het
airconditioningssysteem te behouden.
VERVANG HET
LUCHTFILTER /
POLLENFILTER VAN HET
INTERIEUR
In deze airconditioning is een luchtfilter
opgenomen, om vuil en stof uit de lucht
te filteren.
Vervang het luchtfilter regelmatig,
aangezien de filterkwaliteit afneemt
naarmate het filter meer pollen en vuil
verzamelt.
Opmerking Gebruik onder bepaalde
omstandigheden, als bijvoorbeeld over
stoffige wegen wordt gereden, en
regelmatig gebruik van de
airconditioning kunnen leiden tot een
minder lange levensduur van het filter.
Vervang het filter als u merkt dat de
luchtstroom minder is dan normaal of
als de ruiten snel beslaan. We raden u
aan het na te laten kijken.
ACHTERRUIT-
VERWARMINGS-
SCHAKELAAR
(indien aanwezig)
De achterruitverwarmingsschakelaar
kan met draaiende motor worden
bediend. Druk op de schakelaar om de
73
Page 76 of 332

achterruitverwarming in te schakelen.
Na ongeveer 20 minuten schakelt hij
automatisch uit. Druk nogmaals op de
schakelaar om de achterruitverwarming
binnen ongeveer 20 minuten uit te
schakelen. Het indicatielampje (A)
brandt, zolang de achterruitverwarming
aanstaat.
HandmatigAutomatisch type
Opmerking Als de
achterruitverwarmingsschakelaar op
voertuigen met spiegelverwarming
wordt ingedrukt, worden de
buitenspiegels ontwasemd en
ontdooid. Raadpleeg
"Spiegelverwarming".
Opmerking De
achterruitverwarmingsschakelaar is niet
bedoeld om sneeuw te smelten, maar
om condens te verwijderen. Verwijder
sneeuw voordat u de
achterruitverwarmingsschakelaar
gebruikt.
Opmerking Gebruik de
achterruitverwarming niet tijdens het
starten van de motor of als de motor
niet draait, om te voorkomen dat de
accu onnodig leegloopt. Zet de
achterruitverwarming uit zodra de ruit
schoon is.Opmerking Gebruik voor het reinigen
van de binnenkant van de achterruit
een zachte doek en veeg daar zachtjes
mee langs de verwarmingsdraden,
zonder de draden te beschadigen.
Opmerking Voorkom dat voorwerpen
de binnenkant van de achterruit raken,
want dit kan leiden tot beschadigde of
defecte draden.
De automatische
achterruitverwarming naar wens
aanpassen (voor voertuigen
uitgerust met een
achterruitverwarmingsschakelaar -
Automatisch type)
Indien wenselijk kan de functie zoals
hieronder aangegeven, worden
gewijzigd.
Automatische achterruitverwarming
ingeschakeld - Als de
buitentemperatuur lager is dan
ongeveer 3°C (37°F), gaat de
achterruitverwarming één keer
automatisch aan nadat de motor is
gestart. De spiegelverwarming wordt
tegelijkertijd ook eenmaal automatisch
ingeschakeld.
Automatische achterruitverwarming
uitgeschakeld - De
achterruitverwarming werkt niet
automatisch. De spiegelverwarming
werkt ook niet automatisch.
Instellingen wijzigen — Houd de
schakelaar van de achterruitverwarming
ongeveer 10 seconden of langer
137AHA101396
138AA0110220
74
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Page 77 of 332

ingedrukt. Als de instelling wordt
gewijzigd van ingeschakeld naar
uitgeschakeld, worden
3 geluidssignalen afgegeven en gaat
het indicatielampje 3 keer knipperen.
Als de instelling wordt gewijzigd van
uitgeschakeld naar ingeschakeld,
worden 2 geluidssignalen afgegeven en
gaat het indicatielampje 3 keer
knipperen.
Opmerking De fabrieksinstelling is
"Automatische achterruitverwarming
uitgeschakeld".
BELANGRIJK
67)Zorg er in verband met de veiligheid
voor dat u goed zicht door alle ruiten hebt.
68)Door langdurig gebruik van de
recirculatiestand kunnen de ruiten beslaan.
BELANGRIJK
22)De motorsnelheid kan toenemen
wanneer de airconditioning in werking is.
Met een toegenomen motorsnelheid zal
een voertuig met automatische
versnellingsbak in grotere mate wegrollen
dan met een lagere motorsnelheid. Trap het
rempedaal volledig in om te voorkomen dat
het voertuig wegrolt.23)Tijdens gebruik van de airconditioning
kan het stationaire toerental enigszins
toenemen, doordat de aircocompressor
automatisch aan/uit wordt geschakeld.
Trap het rempedaal van stationair
draaiende voertuigen met een
automatische versnellingsbak volledig in,
om te voorkomen dat het voertuig naar
voren rolt.
24)Zet de luchtselectieschakelaar op
buitenlucht, als de
modusselectieschakelaar tussen de
standen
enstaat, om te voorkomen
dat de ruiten beslaan (raadpleeg
"Luchtselectieschakelaar").
25)Door langdurig gebruik van de stand
(recirculatie) kunnen de ruiten
beslaan.
26)Zet de luchtselectieschakelaar op de
stand
(recirculatie) en draai de
temperatuurregelingsschakelaar volledig
naar rechts, als de buitenlucht stoffig of
anderszins verontreinigd is of een hoge
koeling vereist is. Schakel regelmatig naar
de stand
(buiten) voor meer ventilatie,
zodat de ruiten niet beslaan.
BELANGRIJK
2)Het systeem gebruikt een koelmiddel dat
compatibel is met de wetten die van kracht
zijn in de landen waar het voertuig wordt
verkocht, R134a (aangeduid op een
specifiek plaatje in de motorruimte). Het
gebruik van andere koelmiddelen heeft
invloed op de efficiency en de conditie van
het systeem. Ook de
compressorkoelmiddelen moeten
compatibel zijn met het aangeduide
koelmiddel.
75
Page 78 of 332

RUIT
HANDMATIGE
RUITBEDIENING
(indien aanwezig)
Linkerzijde:
A — Open
B — Sluiten
Rechterzijde:
A — dicht
B — open
ELEKTRISCHE
RUITBEDIENING
(indien aanwezig)
69) 70) 71) 72) 73)
De elektrische ruitbediening kan alleen
worden gebruikt als de
contactschakelaar of de
bedieningsmodus op "ON" staat.Elektrische
ruitbedieningsschakelaar
Iedere portierruit gaat open of dicht als
de bijbehorende schakelaar wordt
bediend.
A — Voertuigen met linkse besturing
B — Voertuigen met rechtse besturing
1. Ruit bestuurdersportier 2. Ruit
voorste passagiersportier 3. Ruit
linkerachterportier (dubbele cabine)
4. Ruit rechterachterportier (dubbele
cabine) 5. Vergrendelknop
Bestuurdersschakelaars
Met de bestuurdersschakelaars kunnen
alle ruiten worden bediend. Een ruit kan
worden geopend of gesloten door de
bijbehorende schakelaar te bedienen.
Druk de schakelaar in om de ruit te
openen en trek de schakelaar omhoog
om de ruit te sluiten.
Als de schakelaar voor de ruit van het
bestuurdersportier volledig wordtingedrukt/omhooggetrokken, gaat de
portierruit automatisch helemaal
open/dicht. Bedien de schakelaar
zachtjes in tegengestelde richting, als u
de beweging van de ruit wilt
onderbreken.
Passagiersschakelaars
Met de passagiersschakelaars kunnen
de ruiten van de bijbehorende
passagiersportieren worden bediend.
Druk de schakelaar in om de ruit te
openen en trek de schakelaar omhoog
om de ruit te sluiten.
Opmerking Door herhaald gebruik met
afgezette motor loopt de accu leeg.
Bedien de ruitschakelaars alleen met
draaiende motor.
Opmerking De ruiten van de
achterportieren gaan maar half open.
139AHA105495140AHA105509
141AG0024231
76
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Page 79 of 332

Vergrendelknop
Als deze schakelaar wordt bediend,
kunnen de passagiersschakelaars niet
worden gebruikt om de portierruiten te
openen of te sluiten en kan de
bestuurdersschakelaar alleen voor de
ruit van het bestuurdersportier worden
gebruikt. Druk er nogmaals op om de
schakelaars te ontgrendelen.
1. Blokkering 2. Ontgrendelen
Timerfunctie
De portierruiten kunnen nog
30 seconden nadat de motor is afgezet,
worden geopend of gesloten. Als het
bestuurdersportier of voorste
passagiersportier eenmaal zijn
geopend, kunnen de ruiten echter niet
meer worden bediend.Veiligheidsmechanisme (alleen
bestuurdersruit)
74) 75) 76)
Als de portierruit automatisch wordt
gesloten door de schakelaar volledig
omhoog te trekken en een hand of
hoofd tussen het sluitende raam zit,
gaat het raam automatisch omlaag.
Controleer desalniettemin altijd of geen
hoofden of handen uit het raam worden
gestoken als de ruit van het
bestuurdersportier wordt gesloten. De
omlaag gezakte ruit kan na enkele
seconden weer worden bediend.
Opmerking Het veiligheidsmechanisme
kan worden geactiveerd als de ruit van
het bestuurdersportier door
rijomstandigheden of andere
omstandigheden wordt onderworpen
aan een fysieke schok die vergelijkbaar
is met een schok veroorzaakt door een
hand of hoofd dat tussen de ruit zit.
Opmerking Als het
veiligheidsmechanisme vijf of meer keer
achter elkaar wordt geactiveerd, wordt
het veiligheidsmechanisme geannuleerd
en gaat de ruit van het portier niet naar
behoren dicht. Gebruik in dat geval de
volgende procedure om de situatie
recht te zetten. Als de ruit openstaat,
trekt u de schakelaar van de ruit van het
bestuurdersportier herhaaldelijk
omhoog tot de ruit volledig is gesloten.
Laat hierna de schakelaar los, trek hem
nogmaals omhoog, houd hem ten
minste 1 seconde in deze stand, en laathem weer los. De ruit zou nu weer naar
behoren moeten werken.
Opmerking Als de accupolen worden
ontkoppeld of de zekering voor de
elektrische ruitbediening wordt
vervangen, wordt het
veiligheidsmechanisme geannuleerd en
opent/sluit de portierruit niet
automatisch volledig. Als de ruit
openstaat, trekt u de schakelaar van de
ruit van het bestuurdersportier
herhaaldelijk omhoog tot de ruit volledig
is gesloten. Laat hierna de schakelaar
los, trek hem nogmaals omhoog, houd
hem ten minste 1 seconde in deze
stand, en laat hem weer los. De ruit van
het bestuurdersportier zou nu weer
naar behoren moeten werken.
BELANGRIJK
69)Oneigenlijk gebruik van de elektrische
ruitbediening kan gevaarlijk zijn. Controleer
voor en tijdens het bedienen altijd of de
passagiers niet kunnen worden verwond
door de bewegende ruiten of door
voorwerpen die door de ruit worden
meegesleept of geraakt. Verwijder altijd de
sleutel uit het contactslot als het voertuig
wordt verlaten om te voorkomen dat
onverwachtse bediening van de elektrische
ruitbediening gevaar oplevert voor de
achtergebleven passagiers.
70)Controleer voordat de elektrische
ruitbediening wordt gebruikt, of er niets
(hoofd, hand, vinger, enz.) tussen de ruit
vast kan komen.
142AHA105512
77
Page 80 of 332

71)Verlaat het voertuig nooit zonder de
sleutel te hebben verwijderd. Laat een kind
(of andere persoon die niet in staat is de
elektrische ruitbediening op een veilige
manier te gebruiken) nooit onbeheerd in
het voertuig achter.
72)Een kind kan met de schakelaars
spelen met het risico dat zijn handen of
hoofd tussen de ruit vast komen te zitten.
73)Druk de slotschakelaar van de ruiten in
om de passagiersschakelaars uit te
schakelen, als een kind in het voertuig
wordt vervoerd.
74)Als de accupolen worden ontkoppeld
of de zekering voor de elektrische
ruitbediening wordt vervangen, wordt het
veiligheidsmechanisme geannuleerd. Als
een hand of hoofd tussen het raam komt,
kan dit leiden tot ernstig letsel.
75)Het veiligheidsmechanisme wordt vlak
voordat de ruit volledig wordt gesloten,
geannuleerd. In dat geval kan het raam
volledig sluiten. Wees daarom extra
voorzichtig dat er geen vingers tussen het
raam komen.
76)Het veiligheidsmechanisme wordt
gedeactiveerd terwijl de schakelaar
omhoog wordt getrokken. Wees daarom
extra voorzichtig dat er geen vingers tussen
het raam komen.KATALYSATOR
De spoelinrichtingen voor de
uitlaatgassen die met een katalysator
worden gebruikt, zijn uiterst efficiënt in
de reductie van giftige gassen. De
katalysator wordt in het uitlaatsysteem
geïnstalleerd.
Het is belangrijk dat de motor goed
afgestemd blijft om ervoor te zorgen dat
de katalysator naar behoren werkt en
om eventuele schade aan de
katalysator te voorkomen.
77)
Opmerking Gebruik brandstof van het
type dat wordt aanbevolen in
"Brandstofkeuze".
BELANGRIJK
77)Parkeer of gebruik dit voertuig, net als
ieder ander voertuig, niet in omgevingen
waar brandbare materialen, zoals droog
gras of bladeren, in contact kunnen komen
met een hete uitlaat, aangezien hierdoor
brand kan ontstaan.
DIESELROETFILTER
(DPF)
(indien aanwezig)
Het dieselroetfilter (DPF) is een element
dat de meeste roetdeeltjes (PM) in de
uitlaatgassen van een dieselmotor
opvangt. Het DPF verbrandt
automatisch de opgevangen vaste
deeltjes tijdens gebruik van het
voertuig. Onder bepaalde
rijomstandigheden is het DPF echter
niet in staat alle opgevangen
roetdeeltjes te verbranden, waardoor
zich te veel roetdeeltjes in het filter
verzamelen.
78)
27)
Opmerking Probeer lange tijd met lage
snelheid rijden en herhaaldelijk korte
afstanden rijden te voorkomen, om de
kans op een te grote accumulatie van
roetdeeltjes te verkleinen en probeer
zoveel mogelijk op een hoog
motortoerental te rijden.
Opmerking Tijdens de automatische
verbranding van roetdeeltjes door het
DPF, klinkt de motor enigszins anders
dan normaal. De verandering in het
motorgeluid duidt niet op een storing.
DPF-waarschuwingslampje
Bij storingen in het DPF-systeem gaat
het DPF-waarschuwingslampje
branden.
78
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG