Als het DPF-waarschuwingslampje
tijdens gebruik van het voertuig
gaat branden
Als het DPF-waarschuwingslampje
constant brandt, geeft dat aan dat het
DPF niet alle opgevangen roetdeeltjes
heeft kunnen verbranden en dat zich
daardoor te veel roetdeeltjes in het filter
hebben verzameld. Probeer als volgt
met het voertuig te rijden om ervoor te
zorgen dat het DPF de roetdeeltjes kan
verbranden:
Rijd ongeveer 20 minuten met een
snelheid van ten minste 40 km/u, terwijl
het staafdiagram van de
motorkoelvloeistoftemperatuur min of
meer stabiel in het midden van de
schaal wordt weergegeven.
28) 29)
Als het DPF waarschuwingslampje blijft
branden, contact opnemen met het
bevoegde Fiat Servicenetwerk.BELANGRIJK U hoeft niet continu zo te
rijden als hierboven aangegeven. Rijd
altijd zo veilig mogelijk en in afstemming
op de wegomstandigheden.
Als het DPF-waarschuwingslampje
tijdens gebruik van het voertuig
knippert
Als het DPF-waarschuwingslampje
knippert, duidt dat op een storing in het
DPF-systeem. Laat het systeem
nakijken bij een Fiat Servicepunt.
BELANGRIJK
78)Het dieselroetfilter (DPF) ontwikkelt
tijdens zijn normale werking zeer hoge
temperaturen. Parkeer het voertuig niet op
licht ontvlambaar materiaal (gras, droge
bladeren, dennennaalden enz.):
brandgevaar.
BELANGRIJK
27)Gebruik alleen de brandstof en
motorolie gespecificeerd voor uw voertuig.
Gebruik geen vochtverwijderingsmiddelen
of ander brandstofadditief. Dergelijke
middelen kunnen een schadelijke werking
op het DPF hebben. Raadpleeg
"Brandstofkeuze" en "Motorolie".28)Pas de rijsnelheid altijd aan de
verkeers- en weersomstandigheden aan en
houd u altijd aan de verkeersregels. De
motor afzetten terwijl het DPF-symbool
brandt is toegestaan, maar het meermaals
onderbreken van het regeneratieproces kan
leiden tot voortijdig kwaliteitsverlies van de
motorolie. Daarom wordt het aanbevolen
om altijd te wachten tot het symbool is
gedoofd voordat de motor wordt afgezet,
door bovenstaande aanwijzingen te volgen.
Voltooi het DPF-regeneratieproces niet
terwijl het voertuig stil staat.
29)Blijven rijden met een knipperend
DPF-waarschuwingslampje kan leiden tot
problemen met de motor en schade aan
het DPF.
143AHA104948
79
De weergegeven eenheden van het
rijbereik en het gemiddelde
brandstofverbruik worden
overgeschakeld, maar de eenheden
van de snelheidsmeter, de
kilometerteller, de tripmeter en de
herinnering voor onderhoud blijven
ongewijzigd.
Als de accu wordt ontkoppeld, wordt
het geheugen van de instelling van de
eenheid gewist en wordt automatisch
de fabrieksinstelling hersteld.
De eenheden van de afstand worden in
overeenstemming met de
geselecteerde eenheid van het
brandstofverbruik ook in de
onderstaande volgorde veranderd.
Brandstof-
verbruikAfstand (rijbereik)
km/l km
l/100 km km
mpg mijl(en)
De temperatuureenheid veranderen
De weergegeven eenheid van de
buitentemperatuur kan worden
gewijzigd.
1. Als u de knop van het
multi-informatiedisplay een paar keer
zachtjes indrukt, schakelt de
informatieweergave over naar de
weergave van de buitentemperatuur.
Raadpleeg “Informatieweergave”.
2. Iedere keer dat tijdens de weergave
van de buitentemperatuur de knop van
het multi-informatiedisplay 2 seconden
of meer wordt ingedrukt, kunt u de
weergegeven eenheid van de
buitentemperatuur overschakelen van
°C naar °F of van °F naar °C.
De temperatuurwaarde op het paneel
van de airconditioning wordt op het
multi-informatiedisplay afgewisseld met
de weergave van de buitentemperatuur.
"°C" of "°F" wordt echter niet op het
temperatuurdisplay van een
airconditioning weergegeven.
BELANGRIJK
115)Zelfs als dit symbool niet knippert, zou
er ijs op de weg kunnen liggen, dus rijd
voorzichtig.
116)Als de koelvloeistof oververhit raakt,
gaat "
" knipperen. Het staafdiagram
staat in dit geval in de rode zone. Zet
onmiddellijk het voertuig stil op een veilige
plaats en tref de vereiste maatregelen.
Raadpleeg "Oververhitting van de motor".
117)De bestuurder dient het display niet te
bedienen tijdens het rijden.
118)Zet het voertuig op een veilige plek
stil, voordat u het systeem bedient.
BELANGRIJK
49)Ga niet rijden met een extreem laag
brandstofpeil, een laag brandstofpeil kan
schade aan het brandstofsysteem
veroorzaken.
50)Het is de verantwoordelijkheid van de
klant om ervoor te zorgen dat de periodieke
inspectie en het geprogrammeerde
onderhoud worden verricht. Inspecties en
onderhoud moeten worden verricht om
ongelukken en storingen te voorkomen.
195AHA101367
105