Page 153 of 332

RIJHULPSYSTEMEN
Hill Start Assist (waar aanwezig)
Hill Start Assist (ondersteuning bij
wegrijden op een helling) helpt bij het
optrekken op een steile helling, door te
voorkomen dat het voertuig naar
achteren zakt. De remkracht blijft
ongeveer enkele seconden behouden,
terwijl u uw voet van het rempedaal
naar het gaspedaal brengt.
81) 82)
224) 225)
Gebruik
1. Zet het voertuig volledig stil met het
rempedaal.
2. Zet de versnellingspook op
voertuigen met een handgeschakelde
versnellingsbak in de eerste versnelling.
Zet de versnellingspook op voertuigen
met een automatische versnellingsbak
in stand "D".
Opmerking Zet de versnellingspook in
stand "R" als achterwaarts een helling
opgereden moet worden.
3. Laat het rempedaal los en Hill Start
Assist zorgt ervoor dat de remkracht
tijdens stilstand ongeveer 2 seconden
behouden blijft.
4. Trap het gaspedaal in en Hill Start
Assist verlaagt geleidelijk de remkracht,
zodra het voertuig in beweging komt.Opmerking Hill Start Assist wordt
geactiveerd als aan alle onderstaande
voorwaarden wordt voldaan.
De motor draait (Hill Start Assist
wordt niet tijdens het starten van de
motor of direct daarna geactiveerd).
De versnellingspook op voertuigen
met een handgeschakelde
versnellingsbak staat in de volgende
stand: Tijdens het voorwaarts
optrekken op een helling > De
versnellingspook staat in een andere
stand dan “R” (Hill Start Assist werkt,
zelfs als de versnellingspook in de
stand “N” staat). Tijdens het
achterwaarts optrekken op een helling
> De versnellingspook staat in de stand
“R” (Hill Start Assist werkt niet als de
versnellingspook in de stand “N” staat).
Op voertuigen met een automatische
versnellingsbak staat de
versnellingspook op een andere stand
dan "P" of "N".
Met het rempedaal ingetrapt staat
het voertuig volledig stil.
De parkeerrem wordt losgelaten.
Opmerking Hill Start Assist werkt niet
als het gaspedaal wordt ingetrapt
voordat het rempedaal is losgelaten.
Opmerking Hill Start Assist werkt ook
als achterwaarts een helling op wordt
gereden.Opmerking Als Hill Start Assist is
ingeschakeld, kunt u het werkingsgeluid
waarschijnlijk horen. Dit is normaal
tijdens gebruik van Hill Start Assist en
duidt niet op een probleem.
Waarschuwingslampje
Als zich een storing in het systeem
voordoet, gaat het indicatielampje
branden.
83) 84)
Stuurbekrachtigingssysteem
Het stuurbekrachtigingssysteem werkt
zolang de motor draait. Het helpt het
draaien van het stuurwiel te
vergemakkelijken.
Het stuurbekrachtigingssysteem heeft
een mechanische stuurbekrachtiging
voor als de elektrische bekrachtiging
niet werkt. Als de elektrische
bekrachtiging om een of andere reden
niet werkt, kunt u het voertuig toch nog
besturen, maar dat kost duidelijk meer
moeite. Laat uw voertuig in dit geval
nakijken bij een Fiat Servicepunt.
85) 86)
Trailer Stability Assist — TSA (waar
aanwezig)
Het Trailer Stability Assist-systeem helpt
het voertuig veilig op de weg te houden
tijdens het trekken van een
aanhangwagen, door de remkracht van
ieder wiel en het motorvermogen te
regelen om de beweging te stabiliseren
als een constante slingerbeweging van
151
Page 154 of 332

het voertuig, veroorzaakt door een
aanhangwagen, wordt gedetecteerd.
Als het Trailer Stability Assist-systeem
de remmen bedient, gaan de remlichten
branden. Raadpleeg voor meer
informatie over het trekken van een
aanhangwagen "Aanhangwagens
trekken".
87) 88)
Opmerking Als het TSA-systeem in
werking treedt, kan de carrosserie van
het voertuig gaan trillen en kunnen er
werkingsgeluiden uit de motorruimte
komen. Deze omstandigheden duiden
op een normale werking van het
systeem, niet op een storing.
Opmerking Het TSA-systeem treedt in
werking als het voertuig een snelheid
van ca. 55 km/u of hoger heeft.
Opmerking Als het TSA-systeem werkt,
knippert het ESC-indicatielampje.
Opmerking Als de ESC niet werkt,
werkt het TSA-systeem ook niet.
BELANGRIJK
224)Als heuvelopwaarts moet worden
gereden, vertrouw er dan niet op dat Hill
Start Assist gebruikt kan worden om het
voertuig stil te houden, als alternatief op
het intrappen van het rempedaal. Dit zou
kunnen leiden tot een ongeval.225)Draai de contactschakelaar niet naar
de stand "LOCK" of "ACC" en zet de
bedieningsmodus niet op "ACC" of "OFF",
als Hill Start Assist is geactiveerd. Hill Start
Assist zou kunnen stoppen met werken,
wat zou kunnen leiden tot een ongeval.
BELANGRIJK
81)Vertrouw niet teveel op Hill Start Assist
om achteruitrijbeweging van het voertuig te
voorkomen. Onder bepaalde
omstandigheden, als het voertuig bijv.
zwaar beladen is, als de weg zeer steil of
glad is, of als een aanhangwagen aan het
voertuig is gekoppeld, zakt het voertuig,
ondanks dat Hill Start Assist is
ingeschakeld, toch terug als het rempedaal
niet voldoende wordt ingetrapt.
82)Hill Start Assist is niet ontworpen om
het voertuig meer dan 2 seconden stil te
houden op hellingen.
83)Als het waarschuwingslampje brandt,
werkt Hill Start Assist niet. Trek voorzichtig
op.
84)Zet uw voertuig op een veilige plek stil
en zet de motor af. Start de motor opnieuw
en controleer of het waarschuwingslampje
uit is gegaan. Als dit het geval is, werkt Hill
Start Assist weer naar behoren. Als het
waarschuwingslampje blijft branden of
regelmatig weer aangaat, hoeft het voertuig
niet direct te worden stilgezet, maar moet
het voertuig wel worden nagekeken bij een
Fiat Servicepunt.
85)Stop de motor niet terwijl het voertuig
rijdt. Met afgezette motor is het stuurwiel
bijzonder moeilijk te bewegen, wat zou
kunnen leiden tot een ongeval.86)Laat het stuurwiel niet helemaal naar
één kant gedraaid staan. Hierdoor zou het
stuurbekrachtigingssysteem kunnen
beschadigen.
87)Vertrouw niet teveel op het
TSA-systeem. Door een glad wegdek, een
krachtige zijwind, een ongeschikt gewicht
en een slechte plaatsing van de bagage
en/of een hoge snelheid, zou het kunnen
gebeuren dat het TSA-systeem de
stabiliteit van het voertuig niet kan
herstellen. Houd tijdens het rijden altijd
rekening met de verkeers-, weg- en
weersomstandigheden, en het gewicht en
de plaatsing van de bagage.
88)Het Trailer Stability Assist-systeem
werkt niet in de volgende gevallen:1–Als
plotseling remmen of heuvelafwaarts
remmen een abrupte beweging van het
voertuig veroorzaakt, waardoor het voertuig
en de aanhangwagen een hoek vormen. 2
– Als zijwaarts wordt geslipt door plotseling
sturen.
152
VEILIGHEID
Page 155 of 332

STARTEN EN RIJDEN
Laten we eens kijken naar het "hart" van
het voertuig: dan kunt u zien hoe u het
potentieel ervan optimaal kunt
benutten.
We zullen u laten zien hoe u het
voertuig in elke situatie veilig kunt
besturen, zodat het een echt "maatje"
voor u kan zijn, waarbij het comfort en
de portefeuille niet vergeten worden.ZUINIG RIJDEN.............154
RIJDEN, ALCOHOL EN DRUGS . . .155
VEILIGE RIJTECHNIEKEN.......155
AANBEVELINGEN VOOR HET
INRIJDEN.................156
PARKEERREM..............158
PARKEREN................159
DE MOTOR STARTEN EN
AFZETTEN................160
WERKING VAN DE
TURBOCOMPRESSOR........164
START&STOP-SYSTEEM.......164
HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK..........168
AUTOMATIC TRANSMISSION SPORTS
MODE 5A/T...............170
EASY SELECT 4WD..........176
SUPER SELECT 4WD II........181
ACHTERSTE
DIFFERENTIEELSLOT.........188
WERKING VAN DE
VIERWIELAANDRIJVING.......192
WAARSCHUWINGEN VOOR GEBRUIK
VAN VOERTUIGEN MET
VIERWIELAANDRIJVING.......195
REMSYSTEEM..............196
CRUISE CONTROL...........197
SNELHEIDSBEGRENZER.......203
RIJSTROOKWAARSCHUWING . . .210
ACHTERUITKIJKCAMERA......213
153
Page 156 of 332

ZUINIG RIJDEN
Om zuinig te rijden, moet aan een
aantal technische vereisten worden
voldaan. Een eerste vereiste voor een
laag brandstofverbruik is een juist
afgestelde motor. Voor een langere
levensduur van het voertuig en de
zuinigste werking, raden we u aan het
voertuig regelmatig te laten controleren,
volgens de onderhoudsnormen.
De zuinigheid en de generatie van
uitlaatgassen en geluid worden enorm
beïnvloed door de persoonlijke
rijgewoonten en het specifieke gebruik.
De volgende zaken moeten in de gaten
gehouden worden om de slijtage van
de remmen, banden en de motor,
evenals de milieuvervuiling, tot een
minimum terug te brengen.
Versnellen en afremmen
Pas uw rijstijl aan het verkeer aan.
Vermijd plotseling starten en abrupt
optrekken en afremmen, omdat het
brandstofverbruik daardoor toeneemt.
Schakelen
Schakel alleen op de juiste snelheid en
het juiste motortoerental. Gebruik altijd
een zo hoog mogelijke versnelling.
Als met voertuigen met 4WD over
normale wegen en snelwegen wordt
gereden, moet de tussenbakpook of de
rijmodusschakelaar altijd op "2H"
worden gezet, voor het laagst mogelijke
brandstofverbruik.Stadsverkeer
Regelmatig starten en stoppen
verhoogt het gemiddelde
brandstofverbruik. Gebruik zoveel
mogelijk wegen met een soepele
verkeersdoorstroming. Vermijd gebruik
van lage versnellingen met hoge
motortoeren als u op drukke wegen
rijdt.
Stationair draaien
Het voertuig verbruikt zelfs brandstof
als de motor stationair draait. Vermijd
stationair draaien zoveel mogelijk.
Snelheid
Bij hogere voertuigsnelheden wordt
meer brandstof verbruikt. Vermijd op
volle snelheid rijden. Zelfs als het
gaspedaal maar iets wordt losgelaten,
scheelt dit al een enorme hoeveelheid
brandstof.
Bandenspanning
Controleer regelmatig de
bandenspanning. Een lage
bandenspanning, verhoogt de
rolweerstand en het brandstofverbruik.
Bovendien heeft een lage
bandenspanning nadelige gevolgen
voor de slijtage van de banden en de
stabiliteit tijdens het rijden.Belading
Rijd niet met onnodige voorwerpen in
de bagageruimte. Vooral in
stadsverkeer waarbij regelmatig moet
worden gestart en gestopt, heeft het
extra gewicht een enorme invloed op
het brandstofverbruik. Vermijd ook
onnodige bagage of dragers, enz. op
het dak; de grotere luchtweerstand
verhoogt het brandstofverbruik.
Starten met een koude motor
Het starten van een koude motor kost
meer brandstof. Een warme motor laten
draaien, kost ook onnodig brandstof.
Begin zo snel mogelijk met rijden, nadat
de motor is gestart.
Verkoeling of airconditioning
Door gebruik van de airconditioning
loopt het brandstofverbruik op.
154
STARTEN EN RIJDEN
Page 157 of 332

RIJDEN, ALCOHOL
EN DRUGS
Rijden onder de invloed van alcohol is
een van de grootste oorzaken van
ongevallen.
Zelfs met een bloedalcoholgehalte dat
ver onder het wettelijk minimum ligt,
kan uw rijvaardigheid ernstig worden
beïnvloed door alcohol. Rijd niet onder
de invloed van alcohol. Rijd mee met
een bewust onbeschonken bestuurder,
bel een taxi of een vriend, of gebruik
openbaar vervoer. Van koffie of een
koude douche wordt u niet nuchter.
Ook geneesmiddelen op recept en
andere geneesmiddelen kunnen uw
oplettendheid, waarneming en
reactietijd beïnvloeden. Raadpleeg uw
arts of apotheker voordat u onder de
invloed van dergelijke medicijnen gaat
rijden.
226)
BELANGRIJK
226)RIJD NOOIT ONDER DE INVLOED
VAN ALCOHOL. Uw waarnemingen zijn
minder nauwkeurig, uw reactievermogen is
trager en uw beoordelingsvermogen is
beïnvloed.
VEILIGE
RIJTECHNIEKEN
Rijveiligheid en bescherming tegen
letsel kunnen nooit 100% worden
gegarandeerd. We raden u echter aan
de volgende zaken in de gaten te
houden:
Veiligheidsgordels
Zorg ervoor dat uw passagiers en uzelf
de veiligheidsgordel om hebben
gedaan, voordat u het voertuig start.
Vloermatten
227)
Kinderen in het voertuig vervoerenLaat kinderen nooit onbeheerd in het
voertuig achter. Kinderen kunnen met
de besturingselementen spelen en op
die manier ongevallen veroorzaken.
Zorg ervoor dat baby's en kinderen
naar behoren vastzitten, volgens de
wetten en voorschriften, voor eenoptimale bescherming in geval van een
ongeval.
Voorkom dat kinderen in de
bagageruimte spelen. Het is gevaarlijk
om kinderen daar tijdens het rijden te
laten spelen.
Bagage inladen
Zorg er tijdens het inladen van bagage
voor dat de lading niet boven de
stoelen uitkomt. Dit is niet alleen
gevaarlijk omdat het zicht achteruit
wordt belemmerd, maar ook omdat de
bagage in de passagiersruimte terecht
kan komen als hard wordt geremd.
BELANGRIJK
227)Houd vloermatten uit de buurt van de
pedalen, door vloermatten die geschikt zijn
voor het voertuig naar behoren neer te
leggen. Bevestig vloermatten met de haak,
enz., om te voorkomen dat ze van hun
plaats schuiven. Denk erom dat als een
vloermat over een pedaal wordt gelegd of
als één vloermat op een andere wordt
gelegd, de pedaalwerking kan worden
belemmerd, wat kan leiden tot een ernstig
ongeval.
245AA0064482
155
Page 158 of 332

AANBEVELINGEN VOOR HET INRIJDEN
Tijdens de inrijperiode, de eerste 1.000 km, wordt aanbevolen tijdens het rijden met uw nieuwe voertuig de volgende
voorzorgsmaatregelen te treffen, om de levensduur, het brandstofverbruik en de prestaties te bevorderen.
Laat de motor nooit op hoge toeren razen.
Vermijd snel optrekken, versnellen, remmen en langdurig met hoge snelheid rijden.
Houd u aan de onderstaande inrijsnelheid. Denk erom dat u zich aan de weergegeven wettelijke maximumsnelheid moet
houden.
Overschrijd niet het maximaal toelaatbare laadvermogen.
Vermijd het trekken van een aanhangwagen.
Voertuigen met handgeschakelde versnellingsbak
Schakelpunt Maximumsnelheid
Voertuigen met 2WD Voertuigen met Easy Select 4WD Voertuigen met Super Select 4WD
2H, 4H 4L 2H, 4H, 4HLc
1e versnelling 20 km/u 20 km/u 5 km/u 20 km/u 5 km/u
2e versnelling 40 km/u 40 km/u 15 km/u 40 km/u 15 km/u
3e versnelling 65 km/u 65 km/u 25 km/u 65 km/u 25 km/u
4e versnelling 95 km/u 95 km/u 35 km/u 95 km/u 35 km/u
5e versnelling 110 km/u 110 km/u 45 km/u 115 km/u 45 km/u
6e versnelling 110 km/u 110 km/u 55 km/u 115 km/u 55 km/u
156
STARTEN EN RIJDEN
4LLc
Page 159 of 332
Voertuigen met automatische versnellingsbak
Schakelpunt Maximumsnelheid
Voertuigen met
2WDVoertuigen met Easy Select 4WD Voertuigen met Super Select 4WD
2H, 4H 4L 2H, 4H, 4HLc
1e versnelling 15 km/u 15 km/u 5 km/u 20 km/u 5 km/u
2e versnelling 35 km/u 35 km/u 15 km/u 40 km/u 15 km/u
3e versnelling 55 km/u 55 km/u 20 km/u 60 km/u 20 km/u
4e versnelling 85 km/u 85 km/u 30 km/u 85 km/u 30 km/u
5e versnelling 110 km/u 110 km/u 45 km/u 115 km/u 45 km/u
89)
BELANGRIJK
89)Op 4WD-voertuigen verhogen de gearings “4L” (Easy Select 4WD), “4LLc” (Super Select 4WD II) het maximumkoppel om langzaam
heuvelopwaarts of over zanderige, modderige of andere lastige ondergronden te rijden. Overschrijd op voertuigen met automatische
versnellingsbak niet de snelheid van ongeveer 70 km/u in de gearing “4L” (Easy Select 4WD), “4LLc” (Super Select 4WD II).
157
4LLc
Page 160 of 332

PARKEERREM
Om te parkeren moet u de parkeerrem
volledig toepassen om het voertuig stil
te laten staan.
Inschakelen
Trap het rempedaal stevig in en houd
het ingetrapt, trek de hendel (A)
omhoog, zonder de knop op het
uiteinde van de handgreep in te
drukken.
90)
Opmerking Oefen voldoende kracht op
de parkeerrem uit om het voertuig stil te
laten staan nadat het rempedaal is
losgelaten.
Opmerking Als de parkeerrem het
voertuig niet stil houdt nadat het
rempedaal is losgelaten, moet u het
voertuig direct laten nakijken.Uitschakelen
Trap het rempedaal stevig in en houd
het ingetrapt. Trek vervolgens de hendel
(A) een klein stukje omhoog.
Druk op de knop (B) op het uiteinde van
de handgreep.
Breng de hendel (C) volledig omlaag.
91) 92)
Opmerking Om te voorkomen dat de
parkeerrem onbedoeld wordt
uitgeschakeld, moet de hendel eerst
een klein stukje omhoog worden
getrokken, voordat deze omlaag kan
worden geduwd. Door alleen op de
knop te drukken kan de hendel niet
omlaag geduwd worden.
BELANGRIJK
90)Als u de parkeerrem wilt gebruiken, trap
dan eerst stevig op het rempedaal om het
voertuig volledig stil te zetten, voordat u
aan de hendel van de parkeerrem trekt.
Door aan de parkeerrem te trekken, terwijl
het voertuig nog in beweging is, zouden de
achterwielen kunnen blokkeren en het
voertuig instabiel kunnen worden.
Bovendien zou het kunnen leiden tot een
slechte werking van de parkeerrem.
91)Controleer voordat u gaat rijden dat de
parkeerrem volledig is uitgeschakeld en het
waarschuwingslampje van de rem uit is. Als
met het voertuig wordt gereden, terwijl de
parkeerrem ingeschakeld is, raakt de rem
oververhit, wat kan leiden tot een slechte
werking of een defecte parkeerrem.
92)Als het waarschuwingslampje van de
rem niet dooft, terwijl de parkeerrem
volledig is uitgeschakeld, kan er sprake van
storing in het remsysteem zijn. Laat uw
voertuig onmiddellijk nakijken. Raadpleeg
voor nadere informatie
"Waarschuwingslampje rem".
246AA0001018
247AA0001021
158
STARTEN EN RIJDEN