Page 121 of 332

Voor de achterstoelen (waar
aanwezig)
* — Dit waarschuwingslampje duidt het
geval aan van voertuigen met
5 passagiersplaatsen.
Als de contactschakelaar of de
bedieningsmodus op "ON" wordt gezet,
terwijl nog een veiligheidsgordel loszit,
gaat het waarschuwingslampje
ongeveer 30 seconden branden om de
achterpassagier eraan te herinneren dat
de veiligheidsgordel moet worden
omgedaan.
Als met het voertuig wordt gereden
terwijl de gordel nog steeds niet is
omgedaan, gaat het
waarschuwingslampje nog ongeveer
30 seconden branden. (Dit lampje gaat
alleen de eerste keer dat het voertuig in
beweging komt en de veiligheidsgordel
nog steeds niet is omgedaan, branden.)Het waarschuwingslampje gaat uit
zodra de veiligheidsgordel is
omgedaan.
Opmerking Het waarschuwingslampje
gaat zelfs branden als niemand op de
achterstoelen zit.
Opmerking Als een veiligheidsgordel
tijdens het rijden loszit, wordt ongeveer
1 seconde een geluidssignaal
afgegeven en gaat het
waarschuwingslampje ongeveer
30 seconden branden. Tegelijkertijd
gaat het waarschuwingslampje branden
voor de stoel waarvan de gordel niet is
bevestigd.
Opmerking Als de veiligheidsgordels
aanvankelijk waren bevestigd, maar een
veiligheidsgordel wordt losgemaakt
terwijl het voertuig stilstaat en de gordel
nog steeds los is als het voertuig weer
gaat rijden, gaat het
waarschuwingslampje ongeveer
30 seconden branden.
Verstelbare gordelverankering
(voorstoelen van anderhalve en
dubbele cabine)
De gordelverankering kan in hoogte
worden versteld. Trek aan de
vergrendelknop (1) en schuif de
verankering naar de gewenste stand
om de verankering te verplaatsen. Laat
de vergrendelknop weer los om de
gordel op die stand vast te zetten.
136)
BELANGRIJK
72)Plaats geen accessoires of stickers
waardoor het lampje slecht te zien is.
BELANGRIJK
136)Als u de gordelverankering verstelt,
stel deze dan hoog genoeg af dat de
gordel uw schouder volledig raakt, maar
uw nek niet.
202AHA109187
203AA0105192
119
Page 122 of 332

GORDELSPANNERS
EN KRACHT-
BEGRENZERS
(indien aanwezig)
137) 138) 139) 140) 141)
73) 74) 75) 76)
De voorste veiligheidsgordels hebben
ieder een gordelspanner en
krachtbegrenzer (enkele cabine en
anderhalve cabine).
De voorste veiligheidsgordels en de
buitenste veiligheidsgordels achter
hebben ieder een gordelspanner en
krachtbegrenzer (dubbele cabine).
Gordelspanner
Als met de contactschakelaar of de
bedieningsmodus onder de volgende
omstandigheden een frontale of
flankbotsing plaats heeft (voertuigen
uitgerust met SRS-zijairbags en
SRS-gordijnairbags) die ernstig genoeg
is om letsel bij de bestuurder en/of
voorste passagier te veroorzaken, of
wanneer een omrollen of omklappen
van de auto wordt vastgesteld (indien
aanwezig), trekt de gordelspanner hun
respectievelijke veiligheidsgordels direct
strak, voor een maximale effectiviteit
van de veiligheidsgordels.
Behalve voor voertuigen uitgerust met
het Keyless Operation-systeem: de
contactschakelaar staat op de stand
"ON" of "START".Voertuigen uitgerust met het Keyless
Operation-systeem: de
bedieningsmodus staat op "ON".
Opmerking Zelfs als de
veiligheidsgordels niet worden
gedragen, worden de gordelspanners
van de veiligheidsgordels bij ernstige
botsingen geactiveerd.
Opmerking Veiligheidsgordels met
gordelspanners werken maar één keer.
We raden u aan veiligheidsgordels met
gordelspanners nadat ze zijn
geactiveerd, te laten vervangen bij een
Fiat Servicepunt.
Waarschuwingslampje aanvullend
veiligheidssysteem (SRS)
Dit waarschuwingslampje wordt
gebruikt voor de SRS-airbag en de
gordelspanners. Raadpleeg
"Waarschuwingslampje SRS".
Krachtbegrenzer
In geval van een botsing vangt iedere
krachtbegrenzer effectief de kracht op
die op de veiligheidsgordel wordt
uitgeoefend, zodat de impact voor de
passagier zo klein mogelijk is.
BELANGRIJK
137)Elke gordel mag slechts door één
iemand gebruikt worden. Vervoer nooit
kinderen op de schoot van inzittenden met
één veiligheidsgordel voor beiden . Steek
geen enkel voorwerp tussen de gordel en
het lichaam van een inzittende.138)De gordelspanner is voor éénmalig
gebruik bestemd. Nadat ze in werking zijn
getreden moeten ze bij het Fiat
Servicenetwerk vervangen worden.
139)Het demonteren of aanpassen van
onderdelen van de veiligheidsgordel of
gordelspanner is ten strengste verboden.
Werkzaamheden aan deze onderdelen
moeten worden uitgevoerd door
gekwalificeerd en bevoegd personeel.
Wendt u altijd tot het Fiat Servicenetwerk.
140)Voor optimale veiligheid moet de
rugleuning rechtop gezet worden, moet
men goed tegen de rugleuning aanzitten en
moet de gordel goed aansluiten op de
borst en het bekken. Draag altijd
veiligheidsgordels, zowel voor- als achterin!
Rijden zonder veiligheidsgordels doet bij
een ongeval het risico op ernstige
verwondingen toenemen en kan zelfs de
dood tot gevolg hebben.
141)Nadat een gordel aan een ware
belasting is blootgesteld (bijvoorbeeld bij
een ongeval), moet de gordel compleet
met de verankeringen, bevestigingsbouten
en de gordelspanner worden vervangen.
Ook als er geen zichtbare schade is, kan
de gordel toch verzwakt zijn.
BELANGRIJK
73)Zorg ervoor dat uw stoel correct is
afgesteld en dat u uw veiligheidsgordel
naar behoren draagt, om de beste
resultaten van uw veiligheidsgordel met
gordelspanner te verkrijgen.
120
VEILIGHEID
Page 123 of 332

74)De installatie van geluidsapparatuur of
reparaties in de buurt van de
veiligheidsgordels met gordelspanners of
de vloerconsole moeten worden uitgevoerd
volgens de richtlijnen van FCA Italy S.p.A.
Het is van belang dit te doen, omdat het
werk gevolgen zou kunnen hebben voor de
gordelspanners.
75)Raadpleeg het Fiat Servicenetwerk, als
het voertuig moet worden gesloopt. Het is
van belang dit te doen, omdat een
onverwachte activering van de
gordelspanners letsel zou kunnen
veroorzaken.
76)Werkzaamheden die leiden tot stoten,
trillingen of plaatselijke verhittingen in de
zone rond de gordelspanner (hoger dan
100°C gedurende ten hoogste zes uur)
kunnen de gordelspanner beschadigen of
abusievelijk in werking doen treden. Neem
contact op met een dealer van het Fiat
Servicenetwerk voor eventuele
werkzaamheden aan deze componenten.KINDERZITJES
Als kinderen in uw voertuig worden
vervoerd, moet altijd een kinderzitje
worden gebruikt dat geschikt is voor de
grootte van het kind. In de meeste
landen is dat wettelijk verplicht.
De voorschriften omtrent het vervoeren
van kinderen op de voorstoel kunnen
per land verschillen. We raden u aan de
relevante voorschriften in acht te
nemen.
Opmerking Voor een correcte installatie
in het voertuig moet voor bepaalde
kinderzitjes een accessoire (onderstel)
worden gebruikt dat apart wordt
verkocht door de fabrikant van het
kinderzitje. Daarom beveelt FCA aan
om na te gaan of het kinderzitje
geschikt is door het in het voertuig te
installeren, alvorens het te kopen.
142) 143) 144) 145) 146) 147) 148) 149) 150)
Waarschuwing voor de installatie
van kinderzitjes in voertuigen met
frontairbag passagierszijde
Het etiket dat hier wordt weergegeven
is aangebracht in voertuigen met een
frontairbag aan passagierszijde.
151) 152) 153) 154) 155) 156) 157) 158) 159) 160)
Opmerking De etiketten kunnen op
verschillende plaatsen zitten, afhankelijk
van het voertuigmodel.
Gebruik kinderzitjes die achterstevoren
op de achterbank geplaatst moeten
worden of schakel de frontairbag aan
de passagierszijde uit (anderhalve en
dubbele cabine, raadpleeg "Een airbag
uitschakelen").
204AHA105668
205AHA100588
121
Page 124 of 332

Baby's en kleine kinderen
Volg de onderstaande instructies voor
het vervoer van baby's en kleine
kinderen in uw voertuig.
Instructies:
Voor baby's moet een babystoel
gebruikt worden. Voor kleine kinderen
waarbij de schoudergordel het gezicht
of de nek raakt, moet een kinderzitje
worden gebruikt.
Het kinderzitje moet geschikt zijn
voor het gewicht en de lengte van het
kind en fatsoenlijk in het voertuig
passen. Uit veiligheidsoverwegingen
DIENT HET KINDERZITJE OP DE
ACHTERBANK TE WORDEN
GEÏNSTALLEERD.
Probeer het kinderzitje, voordat u het
koopt, eerst op de stoel te installeren,
om te controleren dat het goed past. In
verband met de locatie van de
sluitingen van de veiligheidsgordels en
de vorm van de stoelkussens, zou het
moeilijk kunnen zijn de kinderzitjes van
bepaalde fabrikanten stevig te
installeren. Als het kinderzitje op de
stoel gemakkelijk voorwaarts,
achterwaarts of opzij kan worden
getrokken, nadat de veiligheidsgordel is
bevestigd, kies dan een kinderzitje van
een andere fabrikant.
161) 162) 163)
Opmerking Afhankelijk van de plaats in
het voertuig en het kinderzitje in uw
bezit kan het kinderzitje op een van de
volgende twee plaatsen worden
vastgezet:
Met de onderste verankering op de
achterbank MITS het kinderzitje is
voorzien van ISOFIX-bevestigingen
(dubbele cabine).
Met de veiligheidsgordel.
Oudere kinderen
Kinderen die uit het kinderzitje zijn
gegroeid, dienen op de achterbank te
zitten en een combinatie van een heup-
en schoudergordel te gebruiken. Het
heupgedeelte van de gordel moet
stevig zitten en laag over de onderbuik
worden geplaatst, zodat het net onder
de bovenkant van het heupbeen zit.
Anders zou de gordel tijdens een
ongeval in de onderbuik van het kind
kunnen drukken en letsel kunnen
veroorzaken.
BELANGRIJK
142)Raadpleeg voor de installatie van een
kinderzitje de instructies van de fabrikant
van het kinderzitje. Als dit niet gedaan
wordt, kan uw kind ernstig of dodelijk letsel
oplopen.
143)De instructies voor de montage, de
demontage en de plaatsing moeten in elk
geval worden nageleefd. De fabrikant is
verplicht deze instructies bij het kinderzitje
te leveren.
144)Het wordt aanbevolen het kinderzitje
overeenkomstig de aanwijzingen te
monteren die bijgesloten moeten zijn.
206AHA100591
207AA0059891
122
VEILIGHEID
Page 125 of 332

145)Plaats een tegen de rijrichting in
gemonteerd kinderzitje nooit op de
passagiersstoel als de zijairbag aan
passagierszijde is ingeschakeld. Bij een
ongeval, hoe klein ook, kan de airbag
ernstig letsel en zelfs de dood van het kind
tot gevolg hebben. Het is raadzaam
kinderen altijd in kinderzitjes op de
achterbank te vervoeren: bij een ongeval
biedt de achterbank de meeste
bescherming. Als een kind op de voorstoel
in een tegen de rijrichting in gemonteerd
kinderzitje vervoerd moet worden, schakel
dan de passagierszijairbags (front- en
zijairbags ter bescherming van
borst/bekken, bij bepaalde versies/
markten, waar voorzien) uit met behulp van
het setup-menu. Het is belangrijk de
speciale led op knop op het
instrumentenpaneel te controleren om er
zeker van te zijn dat ze echt uitgeschakeld
zijn. Bovendien moet de passagiersstoel zo
ver mogelijk naar achteren zijn geschoven
om te voorkomen dat het kinderzitje
eventueel in aanraking komt met het
dashboard.
146)Monteer het kinderzitje alleen bij
stilstaand voertuig.
147)Vervoer kinderen, indien mogelijk, op
de achterbank. Uit ongevallenstatistieken
blijkt dat kinderen van alle lengtes en
leeftijden veiliger zijn als ze naar behoren
vastzitten op de achterbank, in plaats van
op de voorstoel (anderhalve en dubbele
cabine).
148)Kinderen in uw armen houden is geen
vervanging voor een veiligheidssysteem.
Als geen geschikt veiligheidssysteem wordt
gebruikt, kan uw kind ernstig of dodelijk
letsel oplopen.149)Ieder kinderzitje of veiligheidssysteem
mag maar door één kind gebruikt worden.
150)Onjuiste montage van het kinderzitje
kan ertoe leiden dat het
beschermingssysteem inefficiënt wordt. Bij
een ongeval kan het kinderzitje loskomen
en kan het kind zelfs dodelijk gewond
raken. Houd u, bij het monteren van
kinderzitjes voor pasgeborenen of kinderen,
strikt aan de aanwijzingen van de Fabrikant.
151)Op de zonneklep is een etiket met
symbolen aangebracht dat eraan herinnert
dat de airbag verplicht uitgeschakeld moet
worden als een tegen de rijrichting in
gemonteerd kinderzitje op de voorstoel
wordt gemonteerd. Houd u altijd aan de
aanwijzingen op de zonneklep aan de
passagierszijde (zie de paragraaf
“Aanvullend veiligheidssysteem (SRS) -
Airbag”).
152)Zeer gevaarlijk! Gebruik NOOIT een
kinderzitje dat achterstevoren geplaatst
moet worden, op een voorstoel met een
GEACTIVEERDE FRONTAIRBAG; hierdoor
kan het KIND ERNSTIG of DODELIJK
LETSEL oplopen.
153)Voorkom bij de installatie van een
kinderzitje op de achterbank, dat de
voorstoel het kinderzitje raakt. Anders zou
het kind tijdens hard remmen of een
botsing ernstig letsel op kunnen lopen
(anderhalve en dubbele cabine).154)Op voertuigen met een airbag voor de
voorpassagier, mag NOOIT een
KINDERZITJE dat ACHTERSTEVOREN
geplaatst moet worden, op de voorste
passagiersstoel worden gebruikt, omdat
het kind zich in dat geval te dichtbij de
passagiersairbag bevindt. Door de kracht
waarmee de airbag wordt opgeblazen, kan
het kind ernstig of dodelijk letsel oplopen.
Een kinderzitje dat achterstevoren
geplaatst moet worden, mag alleen op de
achterbank gebruikt worden. (Anderhalve
en dubbele cabine).
155)Verplaats de voorste passagiersstoel
of de achterbank niet als er een kind op zit
of als het kind in een geschikt kinderzitje zit.
156)Indien mogelijk moet een
KINDERZITJE dat IN DE RIJRICHTING
gebruikt moet worden, op de achterbank
gebruikt worden; als het op de voorste
passagiersstoel gebruikt moet worden, zet
de stoel dan zover mogelijk naar achteren.
Als dit niet gedaan wordt, kan het kind
ernstig of dodelijk letsel oplopen.
157)Zorg er altijd voor dat het diagonale
gedeelte van de veiligheidsgordel niet
onder de armen door of achter de rug van
het kind langs loopt. Bij een ongeval zal de
veiligheidsgordel het kind niet vast kunnen
houden, met het risico van zelfs dodelijk
letsel. Daarom moet het kind de
veiligheidsgordel altijd correct omleggen.
158)Gebruik één onderste
verankeringspunt niet voor de installatie
van meer dan één kinderzitje.
123
Page 126 of 332

159)Als een universeel ISOFIX-kinderzitje
niet aan alle drie de verankeringspunten is
vastgemaakt, zal het kinderzitje het kind
niet goed kunnen beschermen. In geval
van een aanrijding zou het kind ernstig
gewond kunnen raken of zelfs kunnen
overlijden.
160)Monteer het kinderzitje alleen bij
stilstaande auto. Het kinderzitje is op de
juiste wijze aan de beugels bevestigd als
de vergrendeling hoorbaar vastklikt. De
instructies voor montage, demontage en
plaatsing moeten in elk geval worden
opgevolgd. De fabrikant van het kinderzitje
is verplicht deze instructies bij het
kinderzitje te leveren.
161)Duw en trek het kinderzitje na
installatie naar voren, naar achteren en
opzij, om te controleren of het goed vastzit.
Als het kinderzitje niet stevig vastzit, kunnen
het kind en andere inzittenden in geval van
plotseling remmen of een ongeval, ernstig
letsel oplopen.
162)Als het kinderzitje niet wordt gebruikt,
zet het dan vast met de veiligheidsgordel of
verwijder het uit het voertuig, om te
voorkomen dat het in geval van een
ongeval door het voertuig vliegt.
163)Verplaats de stoel niet als er een
kinderzitje is geplaatst: verwijder altijd eerst
het kinderzitje alvorens de stoel anders in
te stellen.
124
VEILIGHEID
Page 127 of 332
GESCHIKTHEID VOOR ISOFIX- EN ANDERE ZITPLAATSEN
Geschiktheid voor ISOFIX-plaatsen
Dubbele cabine
GewichtsklasseMaatklasse en
bevestigingISOFIX-plaatsen
Buitenkant
achterbankAanbevolen kinderzitjesGoedkeurings-
nummer UN-R44
CarrycoatF
ISO/L1X——
G
ISO/L2X——
0 — tot 10 kgE
ISO/R1X——
0+ — tot 13 kgE
ISO/R1ILBABY-SAFE plus: MZ314393 BABY-
SAFE ISOFIX-BASIS: MZ314394E1-04301146
D
ISO/R2ILG 0/1 S ISOFIX (Kinderzitje voor oostelijk
gebied) : MZ314390E G 0/1 S
ISOFIX (Kinderzitje voor centraal-zuidelijk
gebied) : MZ314390CS G 0/1 S
ISOFIX (Kinderzitje voor noordelijk
gebied) : MZ314390N RWF
ISOFIX-platform (Achterstevoren
geplaatste ISOFIX-basis voor ALLE
gebieden): MZ314840 (Type D)E4-04443718
C
ISO/R3IL
125
Page 128 of 332

GewichtsklasseMaatklasse en
bevestigingISOFIX-plaatsen
Buitenkant
achterbankAanbevolen kinderzitjesGoedkeurings-
nummer UN-R44
1 — 9 tot 18 kgD
ISO/R2ILG 0/1 S ISOFIX (Kinderzitje voor oostelijk
gebied) : MZ314390E G 0/1 S
ISOFIX (Kinderzitje voor centraal-zuidelijk
gebied) : MZ314390CS G 0/1 S
ISOFIX (Kinderzitje voor noordelijk
gebied) : MZ314390N RWF
ISOFIX-platform (Achterstevoren
geplaatste ISOFIX-basis voor ALLE
gebieden): MZ314840 (Type D)E4-04443718
C
ISO/R3IL
B
ISO/F2IUF — —
B1
ISO/F2XIUF, IL DUO plus: MZ313045 E1-04301133
A
ISO/F3IUF, ILG 0/1 S ISOFIX (Kinderzitje voor oostelijk
gebied) : MZ314390E
G 0/1 S ISOFIX (Kinderzitje voor
centraal.zuidelijk gebied) : MZ314390CS
G 0/1 S ISOFIX (Kinderzitje voor
noordelijk gebied) : MZ314390N
FWF ISOFIX (In de rijrichting geplaatste
ISOFIX-basis voor ALLE gebieden):
MZ314841 (Type A)E4-04443718
II en III — 15 tot 36 kg IL KIDFIX XP: MZ315025 E1-04301304
164)
77)
Definitie van de in bovenstaande tabel gebruikte tekens:
IUF — Geschikt voor ISOFIX-kinderbeveiligingssystemen in de rijrichting uit de universele categorie, goedgekeurd voor deze
gewichtsklasse.
IL — Geschikt voor specifieke ISOFIX-kinderzitjes. Zie de bovenstaande tabel met "Aanbevolen kinderzitjes".
X — ISOFIX-plaats niet geschikt voor ISOFIX-kinderzitjes van deze gewichtsklasse.
126
VEILIGHEID