Page 273 of 332

PERIODIEKE
CONTROLES
Vóór een lange reis controleren en
eventueel bijvullen:
niveau motorkoelvloeistof;
remvloeistofniveau;
vloeistofniveau ruitensproeier;
werking verlichting (koplampen,
richtingaanwijzers, alarmknipperlichten,
enz..);
conditie en spanning banden;
uitlijning banden;
werking ruitenwissers/-sproeiers en
stand/slijtage wisserbladen voor/achter.
Voor een goede werking en onderhoud
van het voertuig, is het raadzaam de
bovenstaande werkzaamheden
regelmatig uit te voeren (het is
raadzaam ongeveer elke 1000 km het
niveau van de motorolie te controleren
en elke 3000 km bij te vullen).
GEBRUIK VAN HET
VOERTUIG ONDER
ZWARE
OMSTANDIGHEDEN
Als het voertuig voornamelijk gebruikt
wordt onder de volgende
omstandigheden:
het trekken van aanhangers of
caravans;
het rijden op stoffige wegen;
talrijke korte ritten (minder dan
7-8 km) en bij buitentemperaturen
onder het vriespunt;
vaak stationair lopende motor of
lange afstanden op lage snelheden of
als het voertuig langdurig niet gebruikt
wordt;
de volgende controles dienen vaker te
worden uitgevoerd dan aangegeven in
het Geprogrammeerd
onderhoudsschema:
remblokken van schijfremmen vóór
op conditie en slijtage controleren;
slot van motorkap en achterklep op
aanwezigheid van vuil controleren,
schoonmaken en mechanismen
smeren;
visueel de toestand controleren van:
motor, versnellingsbak, transmissie,
slangen en leidingen (uitlaat, brandstof-
en remsysteem) en rubber elementen
(hoezen, balgen, bussen enz.);
laadtoestand accu en niveau
accuvloeistof (elektrolyt) controleren;
conditie van aandrijfriemen van
hulporganen visueel controleren;
motorolie en oliefilter controleren en
zo nodig vervangen;
pollenfilter controleren en zo nodig
vervangen.
271
Page 274 of 332
NIVEAUS CONTROLEREN
1. Reservoir motorkoelvloeistof 2. Remvloeistofreservoir 3. Koppelingsvloeistofreservoir (waar aanwezig) 4. Motoroliedop
5. Motorolieniveaumeter 6. Reservoir stuurbekrachtigingsvloeistof 7. Ruitensproeierreservoir 8. Accu
A— Versies met rechtse besturing
370) 371)
458VANODIESEL3231
272
SERVICE EN ONDERHOUD
Page 275 of 332
BELANGRIJK
370)Verricht nooit werkzaamheden in de motorruimte, terwijl u rookt. Er kunnen ontvlambare gassen en dampen aanwezig zijn die
brandgevaar opleveren.
371)Wees erg voorzichtig bij het uitvoeren van werkzaamheden in de motorruimte wanneer de motor nog warm is: gevaar voor
brandwonden. Vergeet niet dat bij een warme motor de ventilator onverwacht kan inschakelen: gevaar voor letsel. Sjaals, dassen of andere
loszittende kleding kunnen door de bewegende onderdelen worden meegetrokken.
273
Page 276 of 332

KATALYSATOR
372)
De spoelinrichtingen voor de
uitlaatgassen die met een katalysator
worden gebruikt, zijn uiterst efficiënt in
de reductie van giftige gassen. De
katalysator wordt in het uitlaatsysteem
geïnstalleerd.
Het is belangrijk dat de motor goed
afgestemd blijft om ervoor te zorgen dat
de katalysator naar behoren werkt en
om eventuele schade aan de
katalysator te voorkomen.
Opmerking Gebruik brandstof van het
type dat wordt aanbevolen in
"Brandstofkeuze".
BELANGRIJK
372)Parkeer of gebruik dit voertuig, net als
ieder ander voertuig, niet in omgevingen
waar brandbare materialen, zoals droog
gras of bladeren, in contact kunnen komen
met een hete uitlaat, aangezien hierdoor
brand kan ontstaan.
MOTOROLIE
De motorolie controleren en
bijvullen
373)
A — Minimumpeil
B — Maximumpeil
C — Markering olieverversing
De gebruikte motorolie heeft een
enorme invloed op de prestaties, de
duurzaamheid en het startvermogen
van de motor. Gebruik altijd olie van de
aanbevolen kwaliteit en met de juiste
viscositeit. Iedere motor verbruikt bij
normale werking een bepaalde
hoeveelheid olie. Het is daarom
belangrijk het oliepeil regelmatig of voor
iedere lange reis te controleren.
1. Parkeer de auto op een horizontale
ondergrond.
2. Zet de motor af.
3. Wacht een paar minuten.4. Neem de peilstok uit en doe hem af
met een schone doek.
5. Steek de peilstok zo diep mogelijk
terug.
6. Neem de peilstok uit en lees het
oliepeil af, dat binnen het aangegeven
bereik zou moeten staan.
7. Als het oliepeil zich onder de
gespecificeerde limiet bevindt, verwijder
dan de dop op de cilinderkop en vul
olie bij tot het peil zich weer binnen het
gespecificeerde bereik bevindt. Vul niet
teveel olie bij om schade aan de motor
te voorkomen. Gebruik altijd de
gespecificeerde motorolie en meng
nooit verschillende soorten olie.
8. Sluit de dop stevig na het bijvullen.
9. Controleer het oliepeil door de
stappen 4 t/m 6 te herhalen.
Opmerking Controleer of vul de olie als
volgt bij.
Als het oliepeil in bovengenoemde
stap 6 is gecontroleerd, controleer het
dan ook aan de onderkant van de
peilstok, want het oliepeil ziet er anders
uit aan de twee kanten van de peilstok.
Op voertuigen met een dieselroetfilter
(DPF) moet het oliepeil zich tussen (A)
en (B) op de peilstok bevinden.
Op voertuigen met DPF moet het
oliepeil zich tussen (A) en (C) (markering
voor olieverversing) op de peilstok
bevinden. Ververs de olie zo snel
mogelijk, als het oliepeil verder staat
459AHA102654
274
SERVICE EN ONDERHOUD
Page 277 of 332

dan de markering voor olieverversing
(C). De olie dient dan te worden
bijgevuld tot het maximumpeil (B).
Op voertuigen met DPF neemt de
motorolie toe doordat brandstof in de
motorolie terechtkomt als het DPF
regenereert om de roetdeeltjes (PM)
weg te branden. Dit geeft echter gaan
storing aan.
Het motoroliepeil neemt toe door de
hoeveelheid brandstof dat in de
motorolie terechtkomt als het DPF
regenereert om de roetdeeltjes (PM)
weg te branden. Het duidt niet op een
storing. In de volgende
omstandigheden kan het
motorolieniveau gemakkelijk toenemen.
We raden u aan dit regelmatig na te
laten kijken.:
vaak omhoog en omlaag rijden;
vaak op hoge hoogten rijden;
vaak en langdurig stationair draaien;
vaak file rijden.
Opmerking De motorolie verslechterd
snel als het voertuig wordt
onderworpen aan zware
omstandigheden, waardoor de olie
eerder moet worden ververst.
Raadpleeg het onderhoudsschema.
Keuze motorolie
Raadpleeg “Vulinhouden” onder
Technische gegevens.Veiligheids- en
verwijderingsinformatie voor
gebruikte motorolie
374) 375) 376)
Bescherm het milieu
Het is illegaal om aftappingen,
waterstromen en de bodem te
verontreinigen. Gebruik geautoriseerde
afvalverzamelingsfaciliteiten, inclusief
publieke verzamelplaatsen en garages
die faciliteiten bieden voor het
verwijderen van gebruikte olie en
oliefilters. Als u twijfelt neem dan
contact op met uw plaatselijke
autoriteiten voor advies over de
verwijdering.
BELANGRIJK
373)Wacht voor het bijvullen van de
motorolie tot de motor is afgekoeld
alvorens de vuldop los te maken. Dit geldt
in het bijzonder voor voertuigen met een
aluminium vuldop (waar aanwezig).
WAARSCHUWING: gevaar voor
brandwonden!
374)Langdurig en regelmatig contact kan
tot ernstige huidaandoedingen, inclusief
dermatitis en kanker leiden.
375)Voorkom zoveel mogelijk contact met
de huid en was de huid na ieder contact
grondig.
376)Houd gebruikte motoroliën buiten het
bereik van kinderen.
MOTOR-
KOELVLOEISTOF
Het motorkoelvloeistofpeil
controleren
In de motorruimte bevindt zich een
doorzichtige reservetank (A) voor
koelvloeistof. Het koelvloeistofpeil in
deze tank moet tussen de markeringen
"L" (laag) en "F" (vol) blijven, gemeten
met een koude motor.
460AHM100742
275
Page 278 of 332

Koelvloeistof bijvullen
Het koelsysteem is een gesloten
systeem en het verlies van koelvloeistof
zou zeer gering moeten zijn. Een
merkbare daling in het koelvloeistofpeil
zou op lekkage kunnen duiden. Als dit
gebeurt, raden we u aan het systeem
zo snel mogelijk te laten nakijken. Open
het deksel en vul koelvloeistof bij, als
het peil in de reservetank daalt tot
onder "L" (laag).
Verwijder bovendien de radiateurdop (B)
en vul koelvloeistof bij tot het peil de
vulhals bereikt, als de reservetank
volledig leeg is.
377) 378)
Antivries
De motorkoelvloeistof bevat een
corrosiewerend middel met
ethyleenglycol. Sommige delen van de
motor bestaan uit een
gietaluminiumlegering en de
motorkoelvloeistof moet dus regelmatig
worden ververst om corrosie van deze
onderdelen te voorkomen.
Gebruik de door Fiat aanbevolen
koelvloeistof of een equivalent (een op
ethyleenglycol gebaseerde koelvloeistof
van vergelijkbare hoge kwaliteit, zonder
silicaat, amine, nitraat en boraat, met
een hybride organische zuurtechnologie
voor een lange levensduur).
De originele koelvloeistof van Fiat biedt
een uitstekende bescherming tegen
corrosie- en roestvorming van allemetalen, inclusief aluminium, en
voorkomt verstoppingen van radiateur,
verwarming, cilinderkop, motorblok,
enz.
Omdat een corrosiewerend middel
noodzakelijk is, mag de koelvloeistof
zelfs 's zomers niet worden vervangen
door water. De vereiste concentratie
antivries varieert, afhankelijk van de
verwachte omgevingstemperatuur.
Hoger dan -35°C: 50 % concentratie
van antivries
Lager dan -35°C: 60 % concentratie
van antivries
183) 184) 185) 186) 187)
Bij koud weer
Als de temperaturen in uw omgeving tot
onder het vriespunt dalen, bestaat het
gevaar dat de koelvloeistof in de motor
of radiateur bevriest en ernstige schade
aan de motor en/of radiateur
veroorzaakt. Voeg voldoende antivries
aan het koelmiddel toe om te
voorkomen dat het bevriest.
De concentratie dient voor aanvang van
het koude weer te worden
gecontroleerd en indien nodig moet het
systeem worden bijgevuld met antivries.
BELANGRIJK
377)De uitgewerkte motorolie en het
vervangen motoroliefilter bevatten stoffen
die schadelijk zijn voor het milieu. Het
verdient aanbeveling de olie en de filters te
laten vervangen door het Fiat
Servicenetwerk.
378)Open de radiateurdop (B) niet zolang
de motor warm is. Het koelsysteem staat
onder druk, waardoor hete koelvloeistof vrij
zou kunnen komen en brandwonden zou
kunnen veroorzaken.
BELANGRIJK
183)Gebruik geen antivries op alcohol- of
methanolbasis of koelvloeistoffen gemengd
met antivries op alcohol- of methanolbasis.
Door gebruik van ongeschikte antivries
kunnen de aluminium onderdelen
corroderen.
184)Concentraties hoger dan 60% leiden
tot een afname in zowel de antivries- als de
koelprestaties en heeft nadelige gevolgen
voor de motor.
185)Vul niet bij met uitsluitend water.
186)Het motorkoelsysteem moet worden
gevuld met PARAFLUUP antivries. Vul
koelvloeistof bij met dezelfde kenmerken als
de koelvloeistof waarmee het koelsysteem
reeds is gevuld. PARAFLU UP mag niet
met andere typen vloeistoffen worden
gemengd. Mocht dit toch gebeuren, start
de motor dan in geen geval en neem
contact op met het Fiat Servicenetwerk.
276
SERVICE EN ONDERHOUD
Page 279 of 332

187)Gebruik geen water om de
vloeistofconcentratie aan te passen.RUITENSPROEIER-
VLOEISTOF
Open het ruitensproeierreservoir en
controleer het peil van de
ruitensproeiervloeistof met de peilstok.
Vul het reservoir bij met
ruitensproeiervloeistof, als het peil te
laag is.
Opmerking Het ruitensproeierreservoir
levert aan de ruitensproeiers en de
koplampsproeiers (indien aanwezig).
Bij koud weer
Gebruik een vloeistof met antivries om
een juiste werking van de
ruitensproeiers bij lage temperaturen te
kunnen garanderen.
379) 380)
BELANGRIJK
379)Rijd nooit met een leeg
ruitensproeierreservoir: ruitensproeiers zijn
van fundamenteel belang voor een goed
zicht. Herhaaldelijke werking van het
systeem zonder vloeistof kan leiden tot
schade aan of snelle verslechtering van
sommige systeemcomponenten.
380)Sommige in de handel verkrijgbare
ruitensproeiervloeistoffen zijn ontvlambaar.
De motorruimte omvat warme onderdelen
die bij contact met de vloeistof brand
kunnen veroorzaken.
461AHA104599
277
Page 280 of 332

REMVLOEISTOF
Het vloeistofpeil controleren
Controleer het peil van de remvloeistof
in het reservoir. Het remvloeistofpeil
moet tussen de markeringen "MAX" en
"MIN" op het reservoir liggen.
Het remvloeistofpeil wordt bewaakt
door een vlotter. Als het remvloeistofpeil
daalt tot onder de markering "MIN",
gaat het waarschuwingslampje van de
remvloeistof branden.
Het vloeistofpeil daalt enigszins door
slijtage van de remblokken, maar dit
duidt niet op een probleem.
Als het remvloeistofpeil binnen korte tijd
aanmerkelijk daalt, duidt dit op een lek
in het remsysteem. Als dit gebeurt,
raden we u aan het voertuig te laten
nakijken.Vloeistoftype
Gebruik vloeistof conform DOT3 of
DOT4. De remvloeistof is
hygroscopisch. Teveel vocht in de
remvloeistof heeft nadelige gevolgen
voor het remsysteem, waardoor de
remwerking afneemt.
Bovendien is het remvloeistofreservoir
uitgerust met een speciale dop om
toetreding van lucht te voorkomen.
Deze dop mag niet worden verwijderd.
381) 382) 383) 384) 385) 386) 387)
188) 189) 190)
BELANGRIJK
381)Remvloeistof is schadelijk voor de
ogen, kan de huid irriteren en kan gelakte
oppervlakken beschadigen. Betracht dus
uiterste zorg bij het gebruik van
remvloeistof. Veeg gemorste vloeistof
onmiddellijk op. Als remvloeistof op uw
handen of in uw ogen terechtkomt, spoel
dan direct met schoon water. Raadpleeg
zo nodig een arts.
382)Sommige in de handel verkrijgbare
ruitensproeiervloeistoffen zijn licht
ontvlambaar. De motorruimte bevat warme
onderdelen die bij contact met de vloeistof
brand kunnen veroorzaken.
383)Rijd nooit met een leeg
ruitensproeiervloeistofreservoir:
ruitensproeiers zijn van fundamenteel
belang voor een goed zicht.384)Het koelsysteem staat onder druk.
Vervang indien nodig de dop alleen door
een origineel exemplaar om de werking van
het systeem niet negatief te beïnvloeden.
Draai bij warme motor de dop van het
reservoir niet los: gevaar voor
brandwonden.
385)Gebruik alleen de gespecificeerde
remvloeistof. Meng geen remvloeistoffen
en vul de remvloeistof niet bij met een
remvloeistof van een ander merk, om
chemische reacties te voorkomen. Zorg
ervoor dat er geen op petroleum
gebaseerde vloeistof in aanraking komt
met, gemengd wordt met of terechtkomt in
de remvloeistof. Dit leidt tot schade aan de
afdichtingen.
386)Reinig de vuldop voordat u hem
verwijdert en sluit de dop stevig na
onderhoud.
387)Remvloeistof is giftig en uiterst
corrosief. Als er per ongeluk remvloeistof
gemorst wordt, moeten de betrokken delen
onmiddellijk worden gewassen met water
en neutrale zeep. Vervolgens met veel
water afspoelen. In geval van inslikken
onmiddellijk een arts raadplegen.
BELANGRIJK
188)Houd de dop van het reservoir
gesloten om verslechtering van de
remvloeistof te voorkomen, behalve tijdens
onderhoud.
189)Vermijd elk contact tussen de uiterst
corrosieve remvloeistof en de gelakte
delen. Spoel bij contact onmiddellijk uit met
rijkelijk water.
462AHA102566
278
SERVICE EN ONDERHOUD