Page 185 of 332

Schakelen van Naar Procedure voor voertuigen met handgeschakelde versnellingsbak
2H 4HDe rijmodusschakelaar kan zowel worden bediend als het voertuig in beweging is als
wanneer het stilstaat. Schakel de versnellingspook naar "N" (vrijstand), voordat de
rijmodusschakelaar wordt gebruikt, als het voertuig niet in beweging is. Laat het
gaspedaal los, voordat u de rijmodusschakelaar bedient, als het voertuig in
beweging is, maar alleen als niet hoeft te worden gestuurd. 4H 2H of 4HLc
4HLc 4H
4HLc 4LLcZet het voertuig stil, trap het koppelingspedaal volledig in en bedien de
rijmodusschakelaar. Houd het koppelingspedaal ingetrapt zolang het indicatielampje
van de 2WD-/4WD-besturing blijft knipperen. 4LLc 4HLc
Schakelen van Naar Procedure voor voertuigen met automatische versnellingsbak
2H 4HDe rijmodusschakelaar kan zowel worden bediend als het voertuig in beweging is als
wanneer het stilstaat. Schakel de versnellingspook naar "N" (vrijstand), voordat de
rijmodusschakelaar wordt gebruikt, als het voertuig niet in beweging is. Schakel de
versnellingspook naar de stand "D" (vooruit) en laat het gaspedaal los, voordat u de
rijmodusschakelaar bedient, als het voertuig in beweging is, maar alleen als niet
hoeft te worden gestuurd. 4H 2H of 4HLc
4HLc 4H
4HLc 4LLcZet het voertuig stil, schakel de versnellingspook naar "N" (vrijstand), en bedien de
rijmodusschakelaar. Als de handeling wordt verricht, terwijl de versnellingspook in
een andere stand dan "N" (vrijstand) staat, maken de versnellingen lawaai en kan
mogelijk niet naar de juiste versnelling worden geschakeld. 4LLc 4HLc
De rijmodusschakelaar dient alleen tussen "2H", "4H" en "4HLc" te worden overgeschakeld bij snelheden lager dan 100 km/u.
Probeer tijdens het rijden nooit van "4HLc" naar "4LLc" te schakelen.
Als bij koud weer wordt overgeschakeld tussen "2H", "4H" en "4HLc", terwijl het voertuig in beweging is, zou de tussenbak
enig lawaai kunnen maken. Probeer bij koud weer over te schakelen terwijl het voertuig stilstaat.
Als tussen "4LLc" en "4HLc" wordt overgeschakeld, zou de tussenbak enig lawaai kunnen maken.
183
Page 186 of 332
Als de rijmodusschakelaar tussen "2H", "4H" en "4HLc" wordt overgeschakeld, terwijl het voertuig stilstaat, knippert het
indicatielampje van de 2WD-/4WD-besturing zolang de selectie wordt verricht. Rijd langzaam en normaal nadat u hebt
bevestigd dat het lampje is gaan branden. (Raadpleeg "Indicatielampje 2WD-/4WD-besturing en indicatielampje lage gearing").
Als de rijmodusschakelaar tussen "2H", "4H" en "4HLc" wordt overgeschakeld, terwijl de CRUISE CONTROL is ingeschakeld,
zou de tussenbak enig lawaai kunnen maken.
Als de rijmodusschakelaar bij koud weer wordt overgeschakeld tussen "4HLc" en "4LLc", is het mogelijk dat de selectie niet
wordt verricht. Zet de rijmodusschakelaar terug in de vorige stand. Voer de selectie van de gearing nog een keer uit, als de
motor is opgewarmd.
139)
184
STARTEN EN RIJDEN
Page 187 of 332
Indicatielampje 2WD-/4WD-
besturing en indicatielampje lage
gearing
A. Indicatielampje voorwielen
B. Indicatielampje centraal
differentieelslot
C. Indicatielampje achterwielen
D. Indicatielampje lage gearing
Als de contactschakelaar of de
bedieningsmodus op "ON" wordt gezet,
geven het indicatielampje van de
2WD-/4WD-besturing en het
indicatielampje van de lage gearing de
schakeltoestand weer. Het
indicatielampje van de 2WD-/4WD-
besturing gaat bij iedere stand van de
rijmodusschakelaar als volgt branden:Overschakelen tussen 2H en 4H
Stand rijmodus-
schakelaarIndicatielampje
2H
Bezig met
overschakelen
rijmodus
4H
Knippert
Brandt
Blijft uitOverschakelen tussen 4H en 4HLc
Stand rijmodus-
schakelaarIndicatielampje
4H
Bezig met
overschakelen
rijmodus
4HLc
Knippert
Brandt
Blijft uit
276AHA104951
185
Page 188 of 332

Overschakelen tussen 4HLc en 4LLc
Stand
rijmodus-
schakelaarIndicatielampje
Opmerking Als de rijmodusschakelaar
wordt overgeschakeld tussen "2H",
"4H" en "4HLc", gaan de
indicatielampjes van de voorwielen
en/of het centrale differentieelslot
knipperen zolang de selectie wordt
verricht. Tref de volgende
voorzorgsmaatregelen als het
indicatielampje blijft knipperen.
Houd het stuurwiel in de stand voor
recht vooruit, terwijl de gearing wordt
geselecteerd. Als u tracht vooruit te
rijden met een gedraaid stuurwiel,
kunnen de versnellingen gaan ratelen of
stoten, kan het zijn dat de bocht niet
geleidelijk wordt genomen en wordt de
gewenste gearing mogelijk niet
geselecteerd.
Als de rijmodusschakelaar wordt
overgeschakeld tussen "2H", "4H" en
"4HLc", terwijl het voertuig stilstaat,
gaan de indicatielampjes van de
voorwielen en/of het centrale
differentieelslot knipperen zolang de
selectie wordt verricht. Rijd langzaam
en normaal nadat u hebt bevestigd dat
het lampje is overgeschakeld.
Houd het stuurwiel in de stand voor
recht vooruit en trap het gaspedaal
enkele keren langzaam in, als de
indicatielampjes van de voorwielen en
van het centrale differentieelslot blijven
knipperen, nadat een selectie van “2H”
— “4H” — “4HLc” is verricht, terwijl het
voertuig in beweging was.
Opmerking De indicatielampjes van de
voor- en achterwielen knipperen als van
"4HLc" naar "4LLc", en omgekeerd,
wordt geschakeld en de tussenbak
langs de vrijstand gaat. Zorg ervoor dat
de rijmodusschakelaar wordt bediend
tot de indicatielampjes van de voor- en
achterwielen weer gaan branden.
Opmerking Gebruik bij het parkeren de
parkeerrem voordat de motor wordt
afgezet en zorg ervoor dat de
indicatielampjes van de voor- en
achterwielen, en van de lage gearing
niet knipperen als wordt
overgeschakeld tussen “4HLc” —
“4LLc”. Anders zou het voertuig, zelfs
als de automatische versnellingsbak in
de stand "P" (parkeren) staat,
onverwacht in beweging kunnen komen
Opmerking Zet de rijmodusschakelaar
terug in de vorige stand, als de
indicatielampjes van de voor- en
achterwielen blijven knipperen en de
gewenste gearing niet wordt
geselecteerd, nadat een selectie van
“4HLc” — “4LLc” is gemaakt. Zet het
stuurwiel in de stand voor recht vooruit,
rijd het voertuig vooruit en laat het
gaspedaal los. Houd vervolgens het
koppelingspedaal (bij een
handgeschakelde versnellingsbak)
ingetrapt of zet de versnellingspook in
de stand "N" (vrijstand) (bij een
automatische versnellingsbak) en
186
STARTEN EN RIJDEN
4HLc
og
4LLcogog
Bezig met
overschakelen
rijmodus
Knippert
Brandt
Blijft uit
Page 189 of 332

verricht de selectie van de gearing nog
een keer.
Opmerking Als het lampje van de lage
gearing knippert terwijl u probeert een
selectie van “4HLc” — “4LLc” te
maken, kan de selectie van “4HLc” —
“4LLc” niet gemaakt worden. Zet het
voertuig stil en laat het gaspedaal los.
Houd vervolgens het koppelingspedaal
(bij een handgeschakelde
versnellingsbak) ingetrapt of zet de
versnellingspook in de stand "N"
(vrijstand) (bij een automatische
versnellingsbak) en verricht de selectie
van de gearing nog een keer.
Opmerking De ESC-functie wordt
geannuleerd zolang "4LLc" is
geselecteerd. Het indicatielampje
brandt, zolang de regeling is
geannuleerd. Dit duidt niet op een
probleem. Zodra "2H", "4H" of "4HLc"
is geselecteerd, gaat het lampje uit en
werkt de regeling weer. Raadpleeg
"Indicatielampje ESC, Indicatielampje
ESC OFF".
140)
BELANGRIJK
137)De gearing “4LLc” biedt het
maximumkoppel om langzaam
heuvelopwaarts of op zanderige,
modderige of andere lastige ondergronden
te rijden. Ga met voertuigen met een
automatische versnellingsbak in de gearing
"4LLc" niet sneller dan ca. 70 km/u.138)Rijd niet met het voertuig in de gearing
"4HLc" of "4LLc" over een droog, verhard
wegdek of op de weg. Dit zou kunnen
leiden tot overmatige slijtage van de
banden, een hoger brandstofverbruik, en
mogelijk lawaai. Bovendien zou de
temperatuur van de tussenbakolie op
kunnen lopen, waardoor het
aandrijfsysteem zou kunnen beschadigen.
Daarnaast wordt de aandrijflijn teveel
belast, waardoor olie kan gaan lekken,
componenten vast kunnen lopen en andere
ernstige problemen veroorzaakt kunnen
worden. Rijd alleen met het voertuig in de
gearing "2H" of "4H" over een droog,
verhard wegdek of op de weg.
139)Gebruik de rijmodusschakelaar niet als
de achterwielen van het voertuig slippen in
sneeuw of ijs.
140)Als een probleem in de tussenbak
wordt gedetecteerd, wordt een
veiligheidsinrichting geactiveerd. De
indicatielampjes van de voor- en
achterwielen gaan uit, het indicatielampje
van het centrale differentieelslot knippert
snel (twee keer per seconde), en er kan niet
met de tussenbak geschakeld worden
fig. 277. Zet uw voertuig op een veilige plek
stil en zet de motor even af. Herstart de
motor. Het lampje zou weer normaal
moeten gaan werken. Laat het voertuig zo
snel mogelijk nakijken bij een Fiat
Servicepunt, als de lampjes blijven
knipperen.
277AHZ101128
187
Page 190 of 332

ACHTERSTE
DIFFERENTIEELSLOT
(indien aanwezig)
Als een van de wielen begint te spinnen
en het voertuig vast komt te zitten en
zelfs niet los kan komen met gebruik
van de vierwielaandrijving, kan de
schakelaar van het achterste
differentieelslot (A) gebruikt worden om
het achterste differentieelslot in te
schakelen voor extra tractie.
Het achterste differentieelslot
gebruiken
1. Zet het voertuig volledig stil.
2. Zet de rijmodusschakelaar in de
stand "4L" of "4H" (Easy Select 4WD),
of "4LLc" of "4HLc" (Super Select 4WD
II).
3. Druk op de schakelaar van het
achterste differentieelslot (A), om het
achterste differentieelslot in te
schakelen.4. Druk op de schakelaar van het
achterste differentieelslot (B), om het
achterste differentieelslot uit te
schakelen.
141)
Opmerking Het achterste
differentieelslot werkt niet als de
rijmodusschakelaar op de stand "2H"
(Easy Select 4WD), "2H" of "4H" (Super
Select 4WD II) staat.
Opmerking Als het achterdifferentieel is
vergrendeld terwijl de
rijmodusschakelaar in de stand "4L" of
"4H" (Easy Select 4WD), "4LLc" of
"4HLc" (Super Select 4WD II) staat,
wordt het achterdifferentieel
automatisch ontgrendeld, door de
rijmodusschakelaar over te schakelen
naar de stand "2H" (Easy Select 4WD),
"2H" of "4H" (Super Select 4WD II).Indicatielampje achterste
differentieelslot
Als de contactschakelaar of de
bedieningsmodus op "ON" is gezet,
gaat het indicatielampje (A) van het
achterste differentieelslot op het
metercluster een paar seconden
branden en geeft de status van het
achterste differentieelslot aan
(ingeschakeld of uitgeschakeld).
Easy Select 4WD
278AHA106069
279AHA106072
280AHA104980
188
STARTEN EN RIJDEN
Page 191 of 332

Super Select 4WD II
Het indicatielampje van de
2WD-/4WD-besturing gaat ook een
paar seconden branden, als de
contactschakelaar of de
bedieningsmodus op "ON" wordt gezet.
Raadpleeg "Indicatielampjes
2WD-/4WD-besturing*. De status van
het achterste differentieelslot (als gevolg
van het indrukken van de schakelaar
van het achterste differentieelslot) wordt
weergegeven doordat het
indicatielampje van het achterste
differentieelslot gaat knipperen of blijft
branden.
Bedrijfsstatus
achterste
differentieel-
slotIndicatielampje
achterste
differentieelslot
Easy
Select
4WDSuper
Select
4WD II
Achterste
differentieelslot
uitgeschakeld
Bezig met
inschakeling
Achterste
differentieelslot
ingeschakeld
Knippert
Brandt
Blijft uit
Het indicatielampje knippert terwijl het
achterste differentieelslot wordt
overgeschakeld tussen ingeschakeld en
uitgeschakeld. Als het overschakelen is
voltooid, blijft het indicatielampje ofwel
constant aan of uit.
De werking van de ESC en het ABS
wordt geannuleerd zolang het achterste
differentieelslot is ingeschakeld. Het
indicatielampje ESC, het indicatielampje
ESC OFF en het waarschuwingslampjeABS branden zolang de werking is
geannuleerd. Dit duidt niet op een
probleem. Als het achterste
differentieelslot is uitgeschakeld, gaan
de lampjes uit en treden de systemen
weer in werking. Raadpleeg
"Waarschuwingslampje
antiblokkeersysteem (ABS)" en
"Indicatielampje ESC, Indicatielampje
ESC OFF".
Houd het stuurwiel in de stand recht
vooruit en druk enkele keren langzaam
op het gaspedaal en laat het weer los,
als het indicatielampje blijft knipperen
nadat de knop is ingedrukt om het
achterste differentieelslot uit te
schakelen.
Volg de volgende instructies, als het
indicatielampje blijft knipperen nadat de
schakelaar is ingedrukt om het
achterste differentieelslot in te
schakelen:Breng de voertuigsnelheid terug tot
een snelheid van 2,5 km/u of lager, als
de voertuigsnelheid hoger is dan
12 km/u. Het indicatielampje gaat
constant branden en het achterste
differentieelslot wordt ingeschakeld.
Draai met een voertuigsnelheid van
12 km/u of lager het stuurwiel van de
ene naar de andere kant, tot het
indicatielampje constant blijft branden.
Controleer eerst of de omgeving
rondom het voertuig vrij is en probeer
dan naar voren en naar achteren te
281AHA104993
189
Page 192 of 332
rijden, als het voertuig vastzit in zachte
aarde. Het indicatielampje gaat
constant branden en het achterste
differentieelslot wordt ingeschakeld.
142)
Voorbeelden van een effectief
gebruik van het achterste
differentieelslot
143)
Als een van de wielen in een
greppel terecht is gekomen
Als over een rotsachtige
ondergrond wordt gereden
Als het voertuig niet meer kan bewegen
omdat een van de wielen in de lucht
hangt.Als uit sneeuw moet worden
gereden
Als niet met het voertuig gereden kan
worden omdat een van de wielen in de
sneeuw staat en de andere op een
verhard wegdek.Voorbeelden van verkeerd gebruik
van het achterste differentieelslot
234) 235)
236)
237) 238)
282AHA105206
283AHA105219
284AHA105222
285AHA105235
286AHA105248
190
STARTEN EN RIJDEN