Page 305 of 416

Zomer- of drieseizoenenbanden
(voor bepaalde uitvoeringen/
landen)
Zomerbanden bieden grip onder zo-
wel natte als droge omstandigheden
en zijn niet bedoeld om in sneeuw of
op ijs te gebruiken. Als uw auto is
uitgerust met zomerbanden, dient u
er rekening mee te houden dat deze
niet zijn ontworpen voor rijden in de
winter of in koud weer. Neem voor
meer informatie contact op met een
erkende dealer. Zomerbanden zijn
niet voorzien van de all season-
aanduiding of het berg/
sneeuwvloksymbool op de wang van
de band.
Gebruik zomerbanden altijd in sets
van vier omdat anders de veiligheid
en de bestuurbaarheid van de auto in
het gedrang kunnen komen.
Winterbanden
In sommige landen is het gebruik van
winterbanden in de winter verplicht.
Winterbanden zijn te herkennen aan
het symbool van een berg/sneeuwvlok
op de wang van de band.Wanneer u winterbanden wilt gebrui-
ken, moeten deze van dezelfde maat
en hetzelfde type zijn als de originele
banden. Gebruik winterbanden altijd
in sets van 4 omdat anders de veilig-
heid en de bestuurbaarheid van de
auto in het gedrang kunnen komen.
Winterbanden zijn doorgaans niet ge-
schikt voor de hoge snelheden die
voor de standaard gemonteerde ban-
den gelden. Rijd daarom niet langdu-
rig sneller dan 120 km/u. Raadpleeg
voor snelheden hoger dan 120 km/u
uw erkende dealer of een bandenspe-
cialist voor informatie over veilige rij-
snelheden, belasting en koude ban-
denspanning.
Hoewel banden met spikes betere
prestaties leveren op ijs en een glad
wegdek, kan de tractie op natte of
droge oppervlakken slechter zijn dan
die van banden zonder spikes. In som-
mige landen is het gebruik van ban-
den met spikes verboden. Raadpleeg
de lokale wetgeving voordat u dit type
banden gebruikt.Run-flat-banden (voor
bepaalde uitvoeringen/
landen)
Run-flat-banden maken het mogelijk
om 80 km te rijden met 80 km/u na
een snel verlies van bandenspanning.
Dit snelle verlies van spanning wordt
de run-flat-modus genoemd. Een
run-flat-modus treedt op bij een ban-
denspanning van 96 kPa of lager. Zo-
dra een run-flat-band de run-flat-
modus bereikt, heeft deze slechts
beperkte rij-eigenschappen en moet
deze onmiddellijk worden vervangen.
Een run-flat-band is niet te repareren.
Het wordt niet aanbevolen met een
voertuig te rijden met vol laadvermo-
gen of een aanhanger/caravan te trek-
ken terwijl een band in de run-flat-
modus loopt.
Raadpleeg het hoofdstuk Banden-
spanningscontrole voor meer infor-
matie.
299
Page 306 of 416

Reservewielen (voor
bepaalde uitvoeringen/
landen)
OPMERKING: Voor auto's die
zijn uitgerust met TIREFIT in
plaats van een reservewiel, raad-
pleegt u "TIREFIT-SET" in "Nood-
gevallen" voor meer informatie
hierover.
LET OP!
Laat vanwege de verminderde
grondspeling uw auto niet in een
automatische wasstraat wassen
wanneer een compact reservewiel
of een reservewiel voor beperkt ge-
bruik is gemonteerd. De auto kan
schade oplopen.
Reservewiel passend bij
standaard geleverde banden en
velgen (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Uw voertuig kan zijn uitgerust met
een reserveband en velg die zowel in
uiterlijk als in gebruik gelijk zijn aan
de originele banden en velgen op de voor- en achteras van uw voertuig. Dit
reservewiel mag worden gebruikt bij
het rouleren van banden voor uw
auto. Als uw voertuig beschikt over
deze optie, kunt u een erkende ban-
denleverancier raadplegen voor het
aanbevolen roulatieschema.
Compact reservewiel (voor
bepaalde uitvoeringen/landen)
Het compacte reservewiel mag slechts
tijdelijk en alleen in noodgevallen
worden gebruikt. U kunt aan de be-
schrijving van het reservewiel op de
band- en beladingsinformatiesticker
op de portieropening aan bestuur-
derszijde of op de wang van de band
zien of uw auto is uitgerust met een
compact reservewiel. Beschrijvingen
van compacte reservewielen beginnen
met de letter "T" of "S" vóór de aan-
duiding van de bandenmaat. Voor-
beeld: T145/80D18 103M.
T,S=r
eservewiel
Omdat het loopvlak van deze band
een beperkte levensduur heeft, moet
de originele band zo snel mogelijk
worden gerepareerd (of vervangen)
en weer gemonteerd worden. Probeer nooit een wieldop aan te
brengen of een conventionele band te
monteren op het compacte reserve-
wiel, omdat het wiel specifiek voor de
compacte reserveband is gemaakt.
Monteer nooit meer dan één compact
reservewiel tegelijk op de auto.
WAARSCHUWING!
Compacte reservewielen mogen
slechts tijdelijk en alleen in noodge-
vallen worden gebruikt. Met deze
reservewielen mag u maximaal
80 km/u rijden. Het loopvlak van
een reservewiel heeft slechts een be-
perkte levensduur. Als het loopvlak
is versleten tot op de
bandenslijtage-indicatoren, dient u
het reservewiel te vervangen. Let
op de waarschuwingen met betrek-
king tot het reservewiel. Anders
kan de band van het reservewiel lek
raken en kunt u de controle over de
auto verliezen.
300
Page 307 of 416

Full-size reservewiel (voor
bepaalde uitvoeringen/landen)
Het full-size reservewiel mag alleen in
noodgevallen worden gebruikt. Het
reservewiel lijkt op het originele wiel
op de voor- of achteras van de auto,
maar heeft andere eigenschappen. Dit
reservewielen heeft wellicht een be-
perkte levensduur. Als het loopvlak is
versleten tot op de slijtindicatoren,
dient u de band van het full-size re-
servewiel te vervangen. De originele
band moet daarom zo snel mogelijk
worden gerepareerd (of vervangen)
en weer gemonteerd worden.
Reservewiel voor beperkt gebruik
(voor bepaalde uitvoeringen/
landen)
Het reservewiel voor beperkt gebruik
mag slechts tijdelijk en alleen in nood-
gevallen worden gebruikt. De omschrij-
ving van de band bevindt zich op een
sticker op het reservewiel voor beperkt
gebruik. Op deze sticker worden de be-
perkingen voor het rijden met het reser-
vewiel aangegeven. Het reservewiel lijkt
op het oorspronkelijke wiel op de voor-
of achteras van de auto, maar heeft
andere eigenschappen. Het rijgedragvan de auto verandert wanneer u dit
reservewiel voor beperkt gebruik mon-
teert. De originele band moet daarom zo
snel mogelijk worden gerepareerd (of
vervangen) en weer gemonteerd wor-
den.
WAARSCHUWING!
Reservewielen voor beperkt ge-
bruik mogen alleen in noodgevallen
worden gebruikt. Het rijgedrag van
de auto verandert wanneer u dit
reservewiel voor beperkt gebruik
monteert. Rijd met dit reservewiel
niet sneller dan de snelheid die
staat vermeld op het reservewiel
voor tijdelijk gebruik. De banden-
spanning mag nooit hoger of lager
zijn dan de spanning voor koude
banden, die op de band- en bela-
dingsinformatiesticker op de B-stijl
aan de bestuurderszijde of de ach-
terrand van het bestuurdersportier
is vermeld. De originele band moet
zo snel mogelijk worden gerepa-
reerd (of vervangen) en weer ge-
monteerd worden. Anders kunt u
de controle over de auto verliezen.
Doorslippen van de wielen
Als u vast komt te zitten in modder,
zand, sneeuw of ijs, mag u de wielen
niet sneller dan 48 km/uur en niet
langer dan 30 seconden continu laten
draaien zonder te stoppen.
Raadpleeg “Een vastzittende auto
weer vrijkrijgen” in “Noodgevallen”
voor meer informatie.
WAARSCHUWING!
Het laten doorslippen van de wielen
is gevaarlijk. Door de krachten die
vrijkomen bij te hoge wielsnelheden
kunnen de banden beschadigd wor-
den of lek raken. Er kan een band
exploderen, waardoor iemand ge-
wond kan raken. Laat de wielen
van uw auto niet met een hogere
snelheid dan 48 km/u of langer dan
30 seconden continu doorslippen.
Zorg er ook voor dat er geen perso-
nen aanwezig zijn in de nabijheid
van een doorslippend wiel, onge-
acht de snelheid waarmee het wiel
ronddraait.
301
Page 308 of 416

Bandenslijtage-indicatoren
In de originele banden zijn
bandenslijtage-indicatoren aange-
bracht, die u helpen te bepalen wan-
neer uw banden moeten worden ver-
vangen.
Deze indicatoren zijn in de bodem van
het profiel geperst. Ze worden zicht-
baar als de profieldiepte nog slechts 2
mm bedraagt. Als het loopvlak is ver-
sleten tot op de bandenslijtage-
indicatoren, moet de band worden
vervangen. Zie “Vervangende ban-
den” in dit hoofdstuk voor meer infor-
matie.
Levensduur van banden
De levensduur van een band is afhan-
kelijk van verschillende factoren,
waaronder, maar niet beperkt tot:
Rijstijl
Bandenspanning
Gereden afstand
Prestatiebanden, banden met eensnelheidsaanduiding V of hoger, en
zomerbanden, hebben in de regel
een kortere levensduur. Het wordt
ten zeerste aanbevolen deze banden
volgens het voertuigonderhouds-
schema te rouleren.
WAARSCHUWING!
De banden en de reserveband die-
nen na zes jaar te worden vervan-
gen, ongeacht het resterende profiel
op de banden. Als u deze waarschu-
wing niet in acht neemt, kan een
klapband het gevolg zijn. U kunt
dan de controle over de auto verlie-
zen en een ongeval met ernstig of
zelfs dodelijk letsel veroorzaken. Bewaar banden die niet worden ge-
bruikt op een koele, droge en donkere
plaats. Voorkom dat de banden in
aanraking komen met olie, vet en
benzine.
Vervangende banden
De banden van uw nieuwe auto bie-
den een optimale balans tussen ver-
schillende eigenschappen. Controleer
daarom de banden regelmatig op de
juiste bandenspanning en op slijtage.
De fabrikant raadt ten zeerste aan dat
u, indien nodig, de oorspronkelijke
banden laat vervangen door banden
met dezelfde maat, van dezelfde kwa-
liteit en met hetzelfde prestatievermo-
gen. Raadpleeg de paragraaf
"Bandenslijtage-indicatoren" voor
meer informatie hierover. Raadpleeg
de band- en beladingsinformatiestic-
ker of het voertuigcertificatielabel
voor de aanduiding van uw banden-
maat. De belastingsindex en het snel-
heidssymbool vindt u op de wang van
de originele band. Raadpleeg de tabel
voor bandenmaten in het hoofdstuk
"Veiligheidsinformatie over banden"
1 — Versleten band
2 — Nieuwe band
302
Page 309 of 416

in deze handleiding voor meer infor-
matie over de belastingsindex en het
snelheidssymbool van een band.
Wij raden u aan de twee voorbanden
of de twee achterbanden gelijktijdig
als paar te laten vervangen. Het ver-
vangen van slechts één band kan het
rijgedrag van uw auto sterk beïnvloe-
den. Wanneer u een wiel vervangt,
moet u ervoor zorgen dat de specifica-
ties van het nieuwe wiel overeenko-
men met die van het originele wiel.
Wij raden u aan contact op te nemen
met de erkende bandenspecialist of
dealer voor alle vragen omtrent de
juiste band. Wanneer u een ander type
band monteert, kan dat de veiligheid,
de wegligging en het rijgedrag van uw
auto nadelig beïnvloeden.WAARSCHUWING!
Gebruik geen ander type band ofwielmaat of een band met een
andere belastingsindex dan voor
uw auto is voorgeschreven. Door
sommige niet-goedgekeurde ban-
den en wielen gecombineerd te
gebruiken verandert u mogelijk
de dimensies en eigenschappen
van de wielophanging, waardoor
de besturing, het weggedrag en de
remwerking veranderen. Dat kan
onvoorspelbaar weggedrag en ex-
tra belasting van de stuurinrich-
ting en de wielophanging veroor-
zaken. U kunt dan de controle
over de auto verliezen en een on-
geval met ernstig of zelfs dodelijk
letsel veroorzaken. Kies daarom
uitsluitend banden en wielmaten
met een belastingsindex die voor
uw auto is goedgekeurd.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Gebruik nooit een band met eenlagere belastingsindex of capaci-
teit dan die van de banden waar-
mee uw auto oorspronkelijk is
uitgerust. Als u een band met een
lagere belastingsindex gebruikt,
kan de band te zwaar worden be-
last en lek raken. U zou de macht
over het stuur kunnen verliezen
en een aanrijding kunnen veroor-
zaken.
Wanneer uw banden niet geschikt zijn voor uw rijsnelheid, kan dat
een klapband veroorzaken en
kunt u de controle over de auto
verliezen.
LET OP!
Het monteren van een band met
een afwijkende bandenmaat kan
ervoor zorgen dat de aanduiding
van de snelheidsmeter en de kilo-
meterteller niet langer juist zijn.
303
Page 310 of 416

SNEEUWKETTINGEN
(TRACTIEHULPMIDDE-
LEN)
Het gebruik van sneeuwkettingen
vereist voldoende ruimte tussen band
en wielkast. Volg deze aanbevelingen
op om schade te voorkomen.
Sneeuwkettingen moeten quamaatvoering geschikt zijn voor de
auto, zoals aanbevolen door de fa-
brikant van de sneeuwketting.
Uitsluitend gebruiken op de achterwielen
Gebruik vanwege beperkte ruimte
op een 225/65R17 102 sneeuwket-
tingen of tractiehulpmiddelen met
kleiner formaat die maximaal 6 mm
boven het bandenprofiel uitsteken.
WAARSCHUWING!
Het gebruik van verschillende ban-
denmaten en -typen (M+S, winter-
banden) tussen de voor- en ach-
teras kan leiden tot onvoorspelbaar
weggedrag. U zou de macht over
het stuur kunnen verliezen en een
aanrijding kunnen veroorzaken.
LET OP!
Neem de volgende voorzorgsmaat-
regelen in acht om schade aan de
auto of de banden te voorkomen:
Door de beperkte ruimte voor
sneeuwkettingen tussen de banden
en andere onderdelen van de wiel-
ophanging, is het belangrijk uit-
sluitend kettingen te gebruiken die
in goede staat verkeren. Gebroken
sneeuwkettingen kunnen ernstige
schade veroorzaken. Zet de auto
onmiddellijk stil als u een geluid
hoort dat zou kunnen wijzen op
kettingbreuk. Verwijder eerst de
beschadigde onderdelen van de
ketting voordat u deze weer ge-
bruikt.
(Vervolgd)
LET OP!(Vervolgd)
Breng de ketting zo strak moge- lijk aan en trek deze opnieuw
strak nadat u 0,8 km hebt gere-
den.
Rijd niet sneller dan 48 km/u.
Rijd voorzichtig en vermijd scherpe bochten en oneffenhe-
den, vooral als de auto zwaar be-
laden is.
Rijd niet langdurig op een droog wegdek.
Houd u aan de instructies van de fabrikant van de sneeuwketting
voor de juiste wijze van installa-
tie, de rijsnelheid en de gebruiks-
voorwaarden. Houd u aan de rij-
snelheid die de fabrikant van de
sneeuwkettingen aanbeveelt,
mits deze lager is dan 48 km/u.
Gebruik geen sneeuwkettingen op een compact reservewiel.
304
Page 311 of 416

ROULEREN VAN
BANDEN
De voorbanden en de achterbanden
van uw voertuig werken onder ver-
schillende belastingen en vervullen
verschillende stuur-, rij- en remfunc-
ties. Hierdoor slijten de voor- en ach-
terbanden onevenredig.
Dit effect kunt u verminderen door de
banden onderling te rouleren. De
voordelen van rouleren zijn het
grootst bij grove profielen, zoals het
profiel van allseasonbanden. Roule-
ren zorgt voor een langere levensduur
van de banden en geeft langere tijd
goede grip in modder, sneeuw en op
een nat wegdek. Bovendien draagt
rouleren bij aan de rijeigenschappen.
OPMERKING: Rouleer banden
bij de eerste tekenen van ongelijk-
matige slijtage.
BANDENSPANNINGS-
CONTROLESYSTEEM
Het bandenspanningscontrolesys-
teem maakt de bestuurder attent op
lage bandenspanning vergeleken met
de vereiste spanning voor koude ban-
den die is vermeld op het plaatje op de
B-stijl aan bestuurderszijde.
De bandenspanning varieert met de
temperatuur, circa 0,07 bar voor elke
7 °C. Dat betekent dat de banden-
spanning afneemt wanneer de buiten-
temperatuur daalt. De bandenspan-
ning moet altijd worden gemeten en
ingesteld wanneer de banden "koud"
zijn. Dit wordt gedefinieerd als de
bandenspanning nadat het voertuig
minder dan 3 uur heeft gereden – en
in de buitentemperatuur.Raadpleeg
de paragraaf "Banden – Algemene
informatie" in het hoofdstuk
"Starten en rijden" voor informa-
tie over hoe de banden correct op
spanning moeten worden ge-
bracht. De bandenspanning neemt
ook toe tijdens het rijden. Dit is nor-
maal en betekent niet dat de spanning
moet worden verlaagd. Het bandenspanningscontrolesys-
teem waarschuwt de bestuurder voor
lage bandenspanning als de banden-
spanning om welke reden dan ook tot
onder de waarschuwingsgrens daalt,
ook als gevolg van lage temperaturen
of natuurlijk spanningsverlies van de
band.
Het bandenspanningscontrolesys-
teem blijft de bestuurder waarschu-
wen zolang er niets aan de lage span-
ning gedaan wordt, en schakelt pas
uit als de bandenspanning gelijk is
aan of hoger is dan de aanbevolen
waarden voor koude banden op het
bandenspanningsplaatje. Zodra het
bandenspanningslampje gaat bran-
den, dient u de betreffende band(en)
op te pompen tot de waarde die in de
bandenspanningstabel vermeld staat.
Als dat is gebeurd, gaat het banden-
spanningslampje uit. Het systeem
wordt automatisch bijgewerkt en het
bandenspanningslampje gaat uit zo-
dra de nieuwe bandenspanning is
doorgegeven. Om deze informatie te
verwerken moet het voertuig 20 mi-
nuten rijden met een minimum snel-
heid van 24 km/uur.
305
Page 312 of 416

Voor uw voertuig kan bijv. een aanbe-
volen koude bandenspanning (langer
dan 3 uur geparkeerd) van 2,4 bar
gelden. Als de omgevingstemperatuur
20 °C is en de gemeten bandenspan-
ning is 2,1 bar, neemt de bandenspan-
ning bij een temperatuurdaling tot -7
°C af tot ongeveer 1,8 bar. Deze ban-
denspanning is laag genoeg om het
bandenspanningslampje in te schake-
len. Tijdens het rijden kan de banden-
spanning toenemen tot ongeveer 2,1
bar, maar het bandenspannings-
lampje blijft nog steeds branden. On-
der deze omstandigheden gaat het
bandenspanningslampje pas uit na-
dat de banden tot de voor het voertuig
aanbevolen koude bandenspanning
zijn opgepompt.LET OP!
Het bandenspanningscontrolesys-
teem is geoptimaliseerd voor de ori-
ginele banden en wielen. De TPM-
spanningswaarden zijn vastgesteld
voor de op uw auto gemonteerde
bandenmaat. Het gebruik van ver-
vangende onderdelen met een an-
dere maat, type en/of stijl kan lei-
den tot een ongewenste werking
van het systeem of schade aan de
sensoren. Door het gebruik van
niet-originele wielen kunnen de
sensoren beschadigd raken. Het
wordt aanbevolen geen niet-
originele bandenafdichtingsmidde-
len of balansgewichtjes te gebrui-
ken als uw auto is uitgerust met een
bandenspanningscontrolesysteem
(TPMS), omdat dit schade aan de
sensoren kan veroorzaken. Als een
niet-origineel bandenafdichtings-
middel is gebruikt dat niet gelijk-
waardig is met het originele
TIREFIT-bandenafdichtingsmiddel,
moet u de auto naar een erkende
dealer brengen om de sensorfunctie
te laten controleren.
(Vervolgd)
LET OP!(Vervolgd)
Plaats na het controleren of aan-passen van de bandenspanning
altijd de ventieldop terug. Hier-
door voorkomt u dat de TPM-
sensor beschadigd raakt door
binnendringend vocht of vuil in
het ventiel.
OPMERKING:
Het bandenspanningscontrole- systeem is niet bedoeld als ver-
vanging voor normaal onder-
houd en waarschuwt niet bij
andere problemen met de band.
Het bandenspanningscontrolesys-
teem mag niet worden gebruikt als
bandenspanningsmeter.
Als u met een veel te lage ban- denspanning rijdt, raakt de
band oververhit en kan de band
defect raken. Een te lage ban-
denspanning verhoogt ook het
brandstofverbruik, vermindert
de levensduur van de band en
kan het rij- en remgedrag van de
auto nadelig beïnvloeden.
306