Page 257 of 416

u het gedeelte DivX VOD op in het
instellingsmenu van uw apparaat. Ga
naar vod.divx.com voor meer infor-
matie over het uitvoeren van uw regis-
tratie.
DivX®, DivX Certified® en de bijbe-
horende logo's zijn handelsmerken
van Rovi Corporation of dochteron-
dernemingen hiervan en worden on-
der licentie gebruikt.
Handelsmerk
Blu-ray Disc™, Blu-ray™ en de lo-go's zijn handelsmerken van de
Blu-ray Disc Association.
Java is een gedeponeerd handels- merk van Oracle en/of hierbij aan-
gesloten bedrijven.
LET OP!
Gebruik van bedieningselementen,
instellingen of procedures anders
dan hier worden beschreven kan
leiden tot gevaarlijke blootstelling
aan straling.
STUURBEDIENING
VOOR AUDIO
De afstandsbediening voor het audio-
systeem bevindt zich achter op het
stuurwiel, in de standen 3 uur en 9
uur.
De rechter tuimelschakelaar heeft een
drukknop in het midden en regelt het
volume en de modus van het audio-
systeem. Als u de bovenzijde van de
tuimelschakelaar indrukt, neemt het
geluidsvolume toe. Als u de onder-
zijde van de tuimelschakelaar in-
drukt, neemt het geluidsvolume af.
Als u de knop in het midden indrukt, schakelt de radio van MW naar LW, of
naar de cd-modus, afhankelijk van de
in de auto aanwezige radio.
De linker tuimelschakelaar heeft een
drukknop in het midden. De functie
van de linker knop is afhankelijk van
de modus waarin het audiosysteem
zich bevindt.
Hieronder wordt de werking van de
linker tuimelschakelaar voor elke mo-
dus beschreven.
BEDIENING VAN DE
RADIO
Als u de bovenzijde van de schakelaar
indrukt, wordt omhoog gezocht naar
de volgende goed te ontvangen zen-
der. Als u de onderzijde van de scha-
kelaar indrukt, wordt omlaag gezocht
naar de volgende goed te ontvangen
zender.
Als u op de drukknop midden op de
schakelaar aan uw linkerkant drukt,
stemt de radio af op de volgende
vooraf ingestelde zender die u hebt
geprogrammeerd onder de drukknop
voor radiovoorinstellingen.
Afstandsbediening geluidssysteem
(achteraanzicht stuurwiel)
251
Page 258 of 416

CD-SPELER
Als u één keer drukt op de bovenzijde
van de schakelaar, wordt het volgende
nummer op de cd gekozen. Als u één
keer op de onderkant van de schake-
laar drukt, wordt het begin van het
huidige nummer of het begin van het
vorige nummer gekozen wanneer het
nieuwe nummer korter dan één se-
conde is gespeeld.
Wanneer u de schakelaar tweemaal
naar boven of naar beneden drukt,
wordt het tweede nummer afgespeeld;
bij driemaal het derde, enz.
De knop midden op de linkerschake-
laar heeft bij deze stand geen functie.
ONDERHOUD VAN CD's
EN DVD's
Neem de volgende voorzorgsmaatre-
gelen om uw cd's en dvd's in goede
conditie te houden:
1. Houd de cd aan de rand vast en
zorg dat u het oppervlak niet aan-
raakt.2. Bij vlekken op de cd, maakt u het
oppervlak met een zachte doek
schoon, waarbij u van het midden
naar de rand van de cd veegt.
3.
Breng geen papier of plakband op de
cd aan; voorkom krassen van de disk.
4. Gebruik geen oplosmiddelen, zo-
als benzine, terpentijn, schoonmaak-
middelen of antistatische sprays.
5. Bewaar de disk in de hoes na het
afspelen.
6. Stel de disk niet bloot aan direct
zonlicht.
7. Bewaar de disk niet op een plaats
waar het te heet kan worden.
OPMERKING: Als u problemen
ondervindt bij het afspelen van
een bepaalde disk, kan er sprake
zijn van een beschadiging (bij-
voorbeeld krassen, gedeeltelijke
verwijdering van de reflecterende
laag, een haar, vocht of dauw op de
disk). De disk kan echter ook te
groot zijn of een beveiligingscode
hebben. Probeer eerst een goede
disk af te spelen, voordat u de cd/
dvd-speler ter reparatie aanbiedt.
WERKING VAN DE
RADIO EN MOBIELE
TELEFOONS
Onder bepaalde omstandigheden kan
een ingeschakelde mobiele telefoon in
uw auto de radio storen. Deze situatie
kunt u verhelpen door de antenne van
de mobiele telefoon te verplaatsen.
Dit probleem is niet schadelijk voor de
radio. Wanneer de radio nog steeds
niet naar tevredenheid werkt nadat de
antenne is verplaatst, is het raadzaam
de radio zachter of uit te zetten wan-
neer de mobiele telefoon in gebruik is.
KLIMAATREGELING
Met behulp van de klimaatregeling
kunt u de temperatuur, de lucht-
stroom en de verdeling ervan in de
auto nauwkeurig regelen. De bedie-
ningselementen bevinden zich op het
instrumentenpaneel, onder de radio.
252
Page 259 of 416

AUTOMATISCHE
TEMPERATUURREGELING
Met het ATC-systeem met drie kli-maatzones voorin kunnen de be-
stuurder en de voorpassagier, even-
als de passagiers achterin, hun
eigen comfortniveau instellen.
Als de inzittenden van de auto de modus AUTO (Automatische wer-
king) kiezen, kan een comforttem-
peratuur worden ingesteld met de
toetsen voor temperatuur omhoog
en omlaag, waarna de werking van
de aanjager automatisch wordt
ingesteld.
Het systeem kan desgewenst met de hand worden bediend.
De functie SYNC verbindt de kli- maatregeling van de drie zones zo-
dat desgewenst één comfortniveau
(instellingen voor bestuurder) voor
de hele auto kan worden ingesteld.
Het ATC-systeem met drie klimaatzo-
nes handhaaft het interieurcomfort au-
tomatisch op het peil dat door de be-
stuurder en alle passagiers wordt gewenst. Het systeem regelt automa-
tisch de luchttemperatuur, het lucht-
stroomvolume, de hoeveelheid buiten-
luchtrecirculatie en de richting van de
luchtstroom. Zo wordt een comforta-
bele temperatuur gehandhaafd, zelfs
onder veranderende omstandigheden.
1. Toets airconditioning (A/C)
Druk kort op deze knop om de huidige
instelling van de airconditioning
(A/C) te wijzigen. Het indicatielampje
brandt wanneer de airco is ingescha-
keld. Door het inschakelen van deze
functie, wordt van de automatische
werking naar de handmatige modus
geschakeld.
2. Temperatuurweergave bestuur-
derszijde
Deze weergave toont de ingestelde tem-
peratuur voor de bestuurderszijde.
3. Weergave modus
Dit symbool toont de huidige ingestelde
stand (Instrumentenpaneel, Ventilatie
op twee niveaus, Vloer, Mengen).
4. Weergave regeling aanjager
Dit symbool toont de actueel inge-
stelde snelheid van de aanjager.
5. Indicatielampje Front Auto
(Voorin automatisch)
Dit lampje duidt aan dat het systeem
zich in de modus Front Auto bevindt.
6. Indicatielampje Auto (Automa-
tisch)
Dit lampje duidt aan dat het systeem
zich in de modus Auto bevindt.
7. Temperatuurweergave voorpas-
sagier
Deze weergave toont de ingestelde
temperatuur voor de voorpassagier.
8. Knop Ontdooien vóór
Druk kort op deze knop om de huidige
instelling te wijzigen. Het indicatie-
lampje brandt wanneer de functie is
ingeschakeld. Door het inschakelen
253
Page 260 of 416

van deze functie, wordt van de auto-
matische werking naar de handma-
tige modus geschakeld. Wanneer de
stand Ontdooien/ontwasemen is gese-
lecteerd, wordt de aanjager onmiddel-
lijk ingeschakeld.
9. Temperatuurregelknop passa-
giers Omhoog/Omlaag
Biedt de passagiers een onafhanke-
lijke temperatuurregeling. Druk op de
bovenste toets om de temperatuur te
verhogen of op de onderste toets om
de temperatuur lager in te stellen.
10. Regelknop achterin
Maakt het mogelijk om te schakelen
tussen de bedieningsschermen voorin en
achterin. Druk op de knop om het be-
dieningsscherm van de klimaatregeling
achterin in te schakelen, zodat de inzit-
tenden op de voorstoelen de klimaatre-
geling achterin kunnen bedienen.
11. Achterin geblokkeerd
Druk kort op de knop Achterin ge-
blokkeerd op het ATC-paneel voorin
om de bedieningselementen voor de
klimaatregeling achterin te vergren-
delen en te ontgrendelen.12. Knop automatische tempera-
tuurregeling
Regelt automatisch de luchttempera-
tuur, luchtverdeling, luchtdoorstro-
ming en de hoeveelheid lucht die bin-
nen in de auto circuleert. Kort
indrukken om een keuze te maken.
Raadpleeg het hoofdstuk "Automati-
sche werking" voor meer informatie
hierover. Door het inschakelen van
deze functie, wordt van de automati-
sche werking naar de handmatige
modus geschakeld.
13. Toets klimaatregeling aan/uit
Druk kort op deze toets om de kli-
maatregeling uit te schakelen.
14. Aanjagerschakelaar
Er zijn zeven aanjagerstanden. Wan-
neer u de regelaar vanuit de laagste
aanjagerstand naar rechts beweegt,
zal de snelheid van de aanjager toene-
men. Door het inschakelen van deze
functie, wordt van de automatische
werking naar de handmatige modus
geschakeld.
15. Knop modusselectie
Druk de toets kort in om een stand te
kiezen (Instrumentenpaneel, Ventila-
tie op twee niveaus, Vloer, Mengen).
Door het inschakelen van deze func-
tie, wordt van de automatische wer-
king naar de handmatige modus ge-
schakeld.
16. Recirculatietoets
Druk kort op deze knop om de huidige
instelling te wijzigen. Het indicatie-
lampje brandt wanneer de functie is
ingeschakeld.
17. Knop SYNC
Druk kort op deze toets om de tempe-
ratuurinstelling voor elk van de drie
zones te regelen met de temperatuur-
regelknop voor de bestuurder.
18.
Temperatuurregelknop bestuur-
der Omhoog/Omlaag
Biedt de bestuurder een onafhanke-
lijke temperatuurregeling. Druk op de
bovenste toets om de temperatuur te
verhogen of op de onderste toets om
de temperatuur lager in te stellen.
254
Page 261 of 416

Automatische werking
1. Als u drukt op de knop AUTO
(Automatisch) op het ATC-paneel
voorin, worden de woorden Front
Auto (Voorin automatisch) verlicht op
het ATC-scherm voorin, samen met
twee temperaturen voor de bestuur-
der en voorpassagier. Het systeem zal
nu de toegevoerde luchthoeveelheid
automatisch regelen.
2. Vervolgens stelt u de gewenste
temperatuur in met behulp van de
draaiknoppen voor de bestuurder,
voorpassagier en passagiers achterin.
Zodra de gewenste temperatuur
wordt weergegeven, zorgt het systeem
dat deze temperatuur wordt bereikt
en automatisch wordt gehandhaafd.
3. Nadat de gewenste temperatuur is
ingesteld, hoeft u de instellingen niet
meer te wijzigen. U ervaart het meeste
gebruiksgemak wanneer u het sys-
teem automatisch laat werken.OPMERKING:
U hoeft de temperatuurinstelling
niet te wijzigen wanneer de auto
warm of koud is. Het systeem
kiest zelf automatisch de tempe-
ratuur, de luchtdistributie en de
aanjagersnelheid om zo snel
mogelijk te voorzien in comfort.
De temperatuur kan in Engelse of in metrische eenheden weer-
gegeven worden door de door de
klant te programmeren functie
“Display Units of Measure in
(Maateenheden weergeven in)”
te selecteren. Zie: "Elektronisch
voertuiginformatiecentrum
(EVIC) — door de klant te pro-
grammeren functies" in dit
hoofdstuk.
Voor optimaal comfort in de stand
AUTO blijft de aanjager tijdens een
koude start op een lage stand draaien
totdat de motor is opgewarmd. Als de
modus Ontwasemen wordt geselec-
teerd of de instelling van de aanjager-
knop voorin wordt gewijzigd, zal de
aanjager onmiddellijk worden inge-
schakeld. Handmatige bediening opheffen
Het systeem is uitgerust met een hele
reeks functies die handmatig instellen
mogelijk maken. Het symbool AUTO
op het ATC-scherm voorin gaat uit als
u het systeem handmatig bedient.
OPMERKING: Als het systeem
niet in de automatische modus
werkt, worden mist, nevel of ijs op
de voorruit niet automatisch gede-
tecteerd. De ontdooistand moet
handmatig worden geselecteerd
om de voorruit en zijramen te ont-
dooien.
Airconditioning (A/C)
Met de knop voor de A/C (airconditi-
oning) kan de gebruiker het aircondi-
tioningsysteem handmatig in- of uit-
schakelen. In de A/C-stand en met de
automatische temperatuurregeling
ingesteld op een lage temperatuur,
stroomt gedroogde lucht uit de uit-
blaasopeningen. Wanneer de stand
Economy (spaarstand) gewenst is,
drukt u op de A/C-knop om de A/C-
functie in het ATC-scherm uit te scha-
kelen, en het aircosysteem uit te scha-
kelen.
255
Page 262 of 416

OPMERKING:
Wanneer het systeem in de standMengen, Vloer of Ontdooien/
ontwasemen staat, kan de A/C
worden uitgeschakeld, maar het
aircosysteem blijft actief om te
voorkomen dat de ruiten be-
slaan.
Wanneer zich wasem of condens
vormt op de voorruit of zijramen,
kiest dan de ontdooistand en ver-
hoog het aanjagertoerental.
Recirculatietoets
Wanneer de buitenlucht
rook, onprettige luchtjes of
veel vocht bevat, of wan-
neer een snelle koeling ge-
wenst is, kunt u de binnenlucht laten
circuleren door op de recirculatieknop
te drukken. De recirculatiestand mag
slechts tijdelijk worden gebruikt. Als
de modus Recirculatie wordt geselec-
teerd, gaat op de recirculatietoets een
LED branden. Druk de toets nog-
maals in om de LED van de
recirculatiestand uit te schakelen en
buitenlucht binnen te laten.
Klimaatregeling achterin bedienen
vanaf het ATC-paneel voorin
Het ATC-systeem met drie klimaatzo-
nes biedt de mogelijkheid de klimaat-
regeling achterin te bedienen vanaf
het ATC-paneel voorin.
Ga als volgt te werk om de instel-
lingen voor de klimaatregeling
achterin te wijzigen:
Druk op de knop "REAR" (Ach-
terin) om de bediening van de kli-
maatregeling achterin te activeren.
Het scherm voor regeling achterin
(zie volgende afbeelding) wordt
weergegeven. Met de regelfuncties
kunt u nu de klimaatregeling ach-
terin bedienen.
Als u wilt terugkeren naar het scherm voor regeling voorin, drukt
u nogmaals op de toets "REAR"
(Achterin). Als u niet op deze toets
drukt, wordt dit scherm na zes se-
conden automatisch getoond. 1. Weergave modus
Dit scherm toont de momenteel gese-
lecteerde modus.
2. Weergave temperatuur achterin
Dit scherm toont de ingestelde tempe-
ratuur voor de inzittenden op de ach-
terbank.
3. Weergave regeling aanjager
Dit symbool toont de actueel inge-
stelde snelheid van de aanjager.
4. Indicatielampje Rear Auto (Ach-
terin automatisch)
Dit lampje duidt aan dat het systeem
zich in de modus Rear Auto bevindt.
Scherm voor regeling achterin op het
ATC-paneel voorin
256
Page 263 of 416

Regelknop luchtverdeling achterin
Auto
Het achtersysteem handhaaft auto-
matisch de correcte luchtdistributie
en het comfortniveau zoals gewenst
door de inzittenden achterin.
Dakbekleding stand
Er komt lucht naar binnen via
de ventilatieroosters in de dak-
bekleding. U kunt deze roosters afzon-
derlijk verstellen om zo de luchtstro-
ming te regelen. Als de lamellen van de
roosters naar één kant worden gezet,
wordt de luchtstroom onderbroken.
Stand Twee niveaus
Er stroomt lucht naar binnen
via de dakventilatieroosters en
de vloerroosters.
OPMERKING:
Bij veel tempera-
tuurinstellingen is de tweeledige
ventilatiestand bedoeld om koelere
lucht toe te voeren via de dakventi-
latieroosters en warmere lucht via
de vloerroosters.
Vloerstand
Lucht stroomt uit de lucht-
roosters in de vloer.
Automatische temperatuurregeling
achterin (ATC) (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Het ATC-systeem achterin heeft
vloerroosters aan de achterkant van
de rechterschuifdeur en luchtroosters
boven beide buitenste zitplaatsen
achterin. Het systeem voert warme
lucht toe via beide vloeropeningen of
koele, gedroogde lucht via de ventila-
tieroosters in de dakbekleding.
De temperatuurregeling achterin vindt
plaats via het ATC-paneel voorin, dat
zich op het instrumentenpaneel bevindt.
Als u op het ATC-paneel voorin drukt
op de toets Rear Temperature Lock
(Blokkering temperatuur achterin),
wordt op het scherm achterin een ver-
licht vergrendelsymbool weergege-
ven. De temperatuur en de luchttoe-
voer achterin worden dan geregeld via
het ATC-paneel voorin.
De inzittenden op de tweede zitrij kun-
nen de ATC-regelknoppen achterin niet bedienen tenzij de functie met de
toets Rear Temperature Lock is uitge-
schakeld.
Het ATC-systeem achterin bevindt
zich in de dakbekleding in het midden
van het voertuig.
1.
Druk op de toets Rear Temperature
Lock (Blokkering temperatuur ach-
terin) op het ATC-paneel voorin. Hier-
door wordt het pictogram "Tempera-
tuur achterin geblokkeerd" in de
temperatuurregelknop achterin uitge-
schakeld.
Onderdelen ATC-regeling achterin
1 - Aanjagersnel-
heid 3 - Luchtdistri-
butie achterin
2 – Temperatuur
achter 4 - Blokkering
temperatuur ach-
terin
257
Page 264 of 416

2. Stel de regelknoppen voor de aan-
jager, temperatuur en modus achterin
af voor het grootste comfort.
3. De ATC wordt geselecteerd door
de aanjagerknop achterin linksom te
draaien naar de stand AUTO.
Zodra de gewenste temperatuur
wordt aangegeven, zorgt het systeem
dat dit comfortniveau wordt bereikt
en automatisch wordt gehandhaafd.
Nadat de gewenste temperatuur is in-
gesteld, hoeft u de instellingen niet
meer te wijzigen. U ervaart het meeste
gebruiksgemak wanneer u het sys-
teem automatisch laat werken.
OPMERKING:
U hoeft de temperatuurinstellingniet te wijzigen wanneer de auto
warm of koud is. Het systeem
kiest zelf automatisch de tempe-
ratuur, de luchtdistributie en de
aanjagersnelheid om zo snel
mogelijk te voorzien in comfort. De temperatuur kan in Engelse
of in metrische eenheden weer-
gegeven worden door de door de
klant te programmeren functie
“Display Units of Measure in
(Maateenheden weergeven in)”
te selecteren. Zie: "Elektronisch
voertuiginformatiecentrum
(EVIC) — door de klant te pro-
grammeren functies" in dit
hoofdstuk.
AANJAGERKNOP ACHTERIN
U kunt de aanjagerknop achterin
handmatig instellen op de stand "off"
of op elke gewenste aanjagersnelheid
door de knop van laag naar hoog te
draaien. Zo kunnen de passagiers
achterin de luchthoeveelheid regelen
die naar het achtercompartiment van
de auto wordt gevoerd.LET OP!
Lucht stroom het automatische
luchtregelsysteem achterin via een
inlaatrooster binnen. Dit rooster
bevindt zich aan de rechterzijde in
het bekledingpaneel achter de
derde zitrij. De roosters achterin
zijn aangebracht in het rechter
bekledingspaneel van de derde
zitrij. Zorg dat u het luchtinlaat-
rooster of de ventilatieroosters niet
blokkeert door voorwerpen of an-
derszins. Het elektrisch systeem
kan zo overbelast raken en de aan-
jagermotor beschadigen.
TEMPERATUURREGELING
ACHTERIN
Als u de temperatuur achterin wilt wij-
zigen, draait u de temperatuurregel-
knop linksom om de temperatuur te
verlagen of rechtsom om de tempera-
tuur te verhogen. De instellingen voor
de temperatuur achterin worden weer-
gegeven op het ATC-paneel voorin.
258