Page 105 of 416

REAR CROSS PATH (voor
bepaalde uitvoeringen/
landen)
De voorziening Rear Cross Path
(RCP) is bedoeld als hulpmiddel voor
de bestuurder bij het achteruit wegrij-
den uit parkeerplaatsen, waarbij het
zicht op naderende voertuigen moge-
lijk wordt belemmerd. Rijd langzaam
en voorzichtig uit de parkeerplaats
totdat de achterzijde van de auto is
vrijgekomen. Het RCP-systeem heeft
nu naar links en rechts vrij zicht op
passerende voertuigen en zal de be-
stuurder waarschuwen wanneer een
voertuig nadert.RCP bewaakt de detectiezones achter
aan beide zijden van de auto op objec-
ten die zich met een minimale snel-
heid van ongeveer 5 km/u naar de
auto toe bewegen, tot objecten die
zich met een maximale snelheid van
ongeveer 32 km/u verplaatsen, zoals
bijvoorbeeld op parkeerplaatsen.
OPMERKING: Op parkeerplaat-
sen kunnen naderende voertuigen
aan het zicht worden onttrokken
door links en rechts geparkeerde
voertuigen. Als de sensoren wor-
den geblokkeerd door andere ob-
jecten of voertuigen, zal het sys-
teem niet in staat zijn de
bestuurder te waarschuwen.
Wanneer het RCP-systeem actief is en
naar de achteruitversnelling is ge-
schakeld, wordt de bestuurder ge-
waarschuwd door zowel visuele als
geluidssignalen, terwijl ook het vo-
lume van de radio wordt verlaagd.
WAARSCHUWING!
Het RCP-systeem dient niet als
achteruitrijhulp. Het systeem is uit-
sluitend bedoeld als hulpmiddel
voor de bestuurder bij het detecte-
ren van naderende voertuigen in
parkeersituaties. Ga altijd voor-
zichtig te werk tijdens het achter-
uitrijden, ook als u RCP gebruikt.
Controleer het gebied achter de
auto altijd zorgvuldig, kijk naar
achteren en wees bedacht op voet-
gangers, dieren, andere voertuigen,
obstakels en dode hoeken, voordat
u achteruitrijdt. Anders bestaat er
een risico op ernstig of zelfs dode-
lijk letsel.
BEDRIJFSMODI
Bedrijfsmodi met EVIC
In het elektronisch voertuiginforma-
tiecentrum (EVIC) kunnen drie be-
drijfsmodi worden geselecteerd.
Raadpleeg de paragraaf "Elektro-
nisch voertuiginformatiecentrum
(EVIC)/Persoonlijke instellingen
RCP-detectiezones
99
Page 106 of 416

(door de klant te programmeren func-
ties)" in het hoofdstuk "Het instru-
mentenpaneel" voor meer informatie
hierover.
Bedrijfsmodi met Uconnect® sys-
teem — (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
In het scherm van het Uconnect® sys-
teem kunnen drie bedrijfsmodi wor-
den geselecteerd. Raadpleeg de para-
graaf "Door de klant te
programmeren functies - Instellingen
Uconnect® Access" in het hoofdstuk
"Het instrumentenpaneel" voor meer
informatie hierover.
Dodehoekwaarschuwing, alleen
lampjes
Als de modus Dodehoekwaarschu-
wing actief is, geeft de dodehoekbe-
waking een visuele waarschuwing in
de desbetreffende buitenspiegel wan-
neer een object wordt gedetecteerd.
Wanneer het systeem echter in RCP-
modus werkt, zal zowel een visuele alsgeluidswaarschuwing worden gege-
ven wanneer een object wordt gede-
tecteerd. Bij elke geluidswaarschu-
wing wordt het volume van de radio
verlaagd.
Dodehoekwaarschuwing,
lampjes/geluidssignaal
Wanneer de modus Dodehoekwaar-
schuwing, lampjes/geluidssignaal ac-
tief is, geeft de dodehoekbewaking
een visuele waarschuwing in de des-
betreffende buitenspiegel wanneer
een object wordt gedetecteerd. Als
vervolgens de richtingaanwijzer
wordt ingeschakeld aan de zijde van
de auto waarvoor een waarschuwing
geldt, zal ook een geluidssignaal klin-
ken. Wanneer de richtingaanwijzer is
ingeschakeld en tegelijkertijd aan de-
zelfde zijde van de auto een object
wordt gedetecteerd, wordt zowel de
visuele waarschuwing als een geluids-
signaal (weer)gegeven. Tegelijkertijd
met het weerklinken van het geluids-
signaal wordt het volume van de radio
(indien ingeschakeld) verlaagd.OPMERKING:
Bij geluidssignaal van de dode-
hoekbewaking wordt het volume
van de radio verlaagd.
Als de waarschuwingsknipperlich- ten zijn ingeschakeld, zal het sys-
teem alleen een visuele waarschu-
wing geven.
Wanneer het systeem echter in RCP-
modus werkt, zal zowel een visuele als
geluidswaarschuwing worden gegeven
wanneer een object wordt gedetecteerd.
Bij elke geluidswaarschuwing wordt het
volume van de radio verlaagd. Signaal-
status richtingaanwijzers/
waarschuwingsknipperlicht wordt ge-
negeerd; de RCP-status vereist altijd het
geluidssignaal.
Dodehoekwaarschuwing uit
Als de dodehoekbewaking is uitgescha-
keld, worden er geen visuele of geluids-
signalen weergegeven door het
dodehoekbewakings- of RCP-systeem.
100
Page 107 of 416

OPMERKING: De dodehoekbe-
waking slaat de huidige bedrijfs-
modus op wanneer de contact-
schakelaar wordt uitgezet. Tijdens
het starten van de auto wordt de
laatst opgeslagen modus opgeroe-
pen en geactiveerd.
Uconnect® PHONE
OPMERKING: Raadpleeg het ge-
deelte over Uconnect® Phone in de
gebruikershandleiding van het na-
vigatiesysteem of de multimedia-
radio (afzonderlijk boekje) voor
meer informatie over Uconnect®
Phone met navigatie of multime-
diaradio.
Uconnect® Phone is een via spraak te
activeren, handsfree communicatie-
systeem voor in de auto. Met
Uconnect® Phone kunt u een num-
mer kiezen op uw mobiele telefoon*
met behulp van eenvoudige gespro-
ken opdrachten (zoals "Call" (bel)
…"Jan"…"Work" (werk) of "Dial"
(kies) …"012 34 56 78"). Het geluid
van de mobiele telefoon wordt door-
gegeven via het audiosysteem van deauto en het systeem dempt automa-
tisch de radio wanneer Uconnect®
Phone wordt gebruikt.
Met Uconnect® Phone kunt u tijdens
het in- of uitstappen gesprekken
doorschakelen tussen Uconnect®
Phone en uw mobiele telefoon, terwijl
u ook de microfoon van het
Uconnect® systeem kunt uitschake-
len wanneer u een privégesprek wilt
voeren.
Uconnect® Phone wordt aangestuurd
via het Bluetooth® Handsfree-profiel
van uw mobiele telefoon. Uconnect®
Phone is voorzien van Bluetooth®
technologie, de wereldwijde stan-
daard waarmee verschillende elektro-
nische apparaten zonder draden of
docking station aan elkaar kunnen
worden gekoppeld. Uconnect® Phone
werkt dan ook ongeacht de plaats
waar uw mobiele telefoon zich be-
vindt (handtas, zak of aktetas), op
voorwaarde dat uw telefoon is inge-
schakeld en aan Uconnect® Phone
van de auto is gekoppeld. Met
Uconnect® Phone kunnen maximaal
zeven mobiele telefoons op het sys-
teem worden aangesloten. Met
Uconnect® Phone kan slechts één
aangesloten (of gekoppelde) mobiele
telefoon tegelijk worden gebruikt.
Uconnect® Phone is verkrijgbaar in
de talen Engels, Nederlands, Frans,
Duits, Italiaans of Spaans (zoals aan-
wezig).
WAARSCHUWING!
Elk spraakgestuurd systeem mag
alleen worden gebruikt als de
rijomstandigheden dit toelaten en
het gebruik in overeenstemming is
met de verkeersregels, incl. wetge-
ving betreffende het gebruik van
telefoons. Uw aandacht moet ge-
richt zijn op het veilig besturen van
de auto. Anders bestaat er een risico
op een ongeluk en ernstig of zelfs
dodelijk letsel.
101
Page 108 of 416

Uconnect® Phone toetsDe bedieningselementen op
de radio of op het stuurwiel
bestaan uit twee bedie-
ningstoetsen (de toets
Uconnect® Phone
en de toets
Voice Command
) voor toegang
tot het systeem. Wanneer u op de toets
drukt, hoort u het woord Uconnect®
en vervolgens een pieptoon. De piep-
toon is het teken dat u een opdracht
kunt geven.
Voice Command-toets
De plaats van de toets kan
afhankelijk van de radio
verschillen. De afzonder-
lijke toetsen worden be-
schreven in het hoofdstuk "Bedie-
ning".
Uconnect® Phone kan worden ge-
bruikt in combinatie met mobiele te-
lefoons met Bluetooth® Handsfree-
profiel. Het is mogelijk dat sommige
telefoons niet alle functies van
Uconnect® Phone ondersteunen.
Raadpleeg de leverancier van uw mo-
biele telefoon of de telefoonfabrikant
voor nadere bijzonderheden. Uconnect® Phone is volledig geïnte-
greerd in het audiosysteem van de
auto. De geluidssterkte van
Uconnect® Phone kan worden inge-
steld met de volumeregelaar van de
radio of, indien aanwezig, via de ra-
diotoetsen op het stuurwiel.
Het radioscherm wordt gebruikt voor
visuele meldingen van Uconnect®
Phone, zoals "CELL" (GSM) of
beller-ID bij bepaalde radio's.
COMPATIBELE
TELEFOONS
* Voor het gebruik van Uconnect®
Phone is een mobiele telefoon met
Bluetooth® Handsfree-profiel,
versie 1.0 of hoger vereist.
Raadpleeg de Uconnect® website
voor een overzicht van de compatibele
telefoons.
www.UconnectPhone.com
Navigeer door de volgende menu's om
de lijst met compatibele telefoons op
te vragen:
Selecteer het bouwjaar van uw auto
Selecteer het voertuigtype
Selecteer compatibele telefoons on-
der de tab Beginnen.
BEDIENING
U kunt gesproken opdrachten gebrui-
ken om Uconnect® Phone te bedienen
en door de menu's van Uconnect®
Phone te navigeren. Na de meeste
prompts van Uconnect® Phone zijn
gesproken opdrachten nodig. U wordt
gevraagd een specifieke opdracht uit
te spreken, waarna u door de beschik-
bare opties wordt geleid.
Voordat u een gesproken opdrachtgeeft, moet u wachten op de piep-
toon, die volgt op de prompt
"Ready" (Gereed) of op een andere
prompt.
Voor bepaalde bewerkingen kun- nen samengestelde opdrachten
worden gebruikt. U kunt bijvoor-
beeld in plaats van "Setup" (Instel-
len) en daarna "Phone Pairing"
(Telefoonkoppeling) ook de vol-
gende samengestelde opdracht ge-
ven: "Setup Phone Pairing" (Instel-
len telefoonkoppeling).
102
Page 109 of 416

In de beschrijvingen van de functiesin dit hoofdstuk wordt alleen de
samengestelde vorm van de gespro-
ken opdracht vermeld. U kunt de
opdrachten ook in delen splitsen en
elk onderdeel van de opdracht af-
zonderlijk zeggen, indien dat wordt
gevraagd. U kunt bijvoorbeeld de
samengestelde opdracht "Phone-
book New Entry" (Telefoonboek
nieuwe invoer) geven, maar u kunt
deze opdracht ook opsplitsen in de
twee gesproken opdrachten "Pho-
nebook" (Telefoonboek) en "New
Entry" (Nieuwe invoer). Denk er-
aan dat Uconnect® Phone het beste
werkt wanneer u op een normale
toon spreekt, alsof u tegen iemand
praat die enkele meters van u van-
daan zit.
Structuur gesproken opdrachten
Raadpleeg "Structuur gesproken op-
drachten" in dit hoofdstuk.
Opdracht "Cancel" (annuleer)
Bij elke prompt kunt u na de pieptoon
"Cancel" (annuleer) zeggen, waarna
u terugkeert naar het hoofdmenu. In een sommige gevallen brengt het sys-
teem u echter terug naar het vorige
menu.
Opdracht Help
Als u hulp nodig hebt bij een prompt
of als u wilt weten wat de mogelijkhe-
den zijn bij een bepaalde prompt, zegt
u na de pieptoon "Help". Uconnect®
Phone geeft alle opties voor de prompt
weer wanneer u om hulp vraagt.
Als u Uconnect® Phone na uitschake-
ling opnieuw wilt activeren, drukt u
op de toets
en volgt u de gesproken
aanwijzingen. Alle sessies met
Uconnect® Phone beginnen met het
drukken op de toets
, die zich bij
de bedieningselementen op de radio
bevindt.
Uconnect® Phone koppelen aan
(aansluiten op) een mobiele
telefoon
Voordat u Uconnect® Phone kunt ge-
bruiken, dient u een koppeling tot
stand te brengen met uw compatibele,
met Bluetooth® uitgeruste mobiele
telefoon (raadpleeg de paragraaf "Compatibele telefoons" voor infor-
matie over het type telefoon).
Om de koppeling tot stand te brengen,
dient u de gebruikshandleiding van
uw mobiele telefoon te raadplegen. De
Uconnect® website biedt mogelijk
ook gedetailleerde aanwijzingen voor
het koppelen van uw telefoon.
Hieronder volgen algemene aanwij-
zingen voor het koppelen van een te-
lefoon aan Uconnect® Phone:
Druk op de toets
om te begin-
nen.
Na de prompt "Ready" (Gereed) en de daaropvolgende pieptoon zegt u
"Setup Phone Pairing" (Telefoon-
koppeling instellen).
Na de prompt en de pieptoon zegt u "Pair a Phone" (Telefoon koppe-
len) en volgt u de gesproken
aanwijzingen.
Er wordt u gevraagd een pincode van vier cijfers in te spreken, die u
later nodig zult hebben voor toe-
gang tot uw mobiele telefoon. U
kunt een willekeurige pincode van
103
Page 110 of 416

vier cijfers invoeren. U hoeft deze
pincode niet te onthouden na de
eerste koppeling.
Om identificatie mogelijk te ma- ken, wordt u gevraagd op
Uconnect® Phone een naam voor
uw mobiele telefoon in te voeren.
Voer voor elke gekoppelde mobiele
telefoon een unieke telefoonnaam
in.
Vervolgens wordt u gevraagd uw mobiele telefoon een prioriteits-
nummer tussen 1 en 7 te geven,
waarbij 1 de hoogste prioriteit is. U
kunt maximaal zeven mobiele tele-
foons aan Uconnect® Phone kop-
pelen. Er kan echter slechts één
aangesloten mobiele telefoon tege-
lijk worden gebruikt met het
Uconnect® systeem. Het priori-
teitssysteem laat Uconnect® Phone
weten welke mobiele telefoon moet
worden gebruikt als er meerdere
mobiele telefoons in de auto aanwe-
zig zijn. Als er bijvoorbeeld twee
telefoons, één met prioriteit 3 en
één met prioriteit 5, in de auto aan-
wezig zijn, gebruikt Uconnect® Phone de mobiele telefoon met pri-
oriteit 3 om te bellen. U kunt op elk
gewenst ogenblik een mobiele tele-
foon met een lagere prioriteit ge-
bruiken (raadpleeg "Geavanceerde
telefoonverbindingen").
Kiezen door het nummer uit te
spreken
Druk op de toets
om te begin-
nen.
Na de prompt "Ready" (Gereed) en de daaropvolgende pieptoon zegt u
"Dial" (kies).
Het systeem vraagt u vervolgens het gewenste nummer in te
spreken.
U kunt bijvoorbeeld zeggen: "012 34 56 78".
Uconnect® Phone zal dan het tele- foonnummer bevestigen en vervol-
gens het nummer kiezen. Het num-
mer verschijnt bij bepaalde radio's
in het display. Bellen door een naam uit te
spreken
Druk op de toets
om te begin-
nen.
Na de prompt "Ready" (Gereed) en de daaropvolgende pieptoon zegt u
"Call" (bel).
Het systeem vraagt u vervolgens de naam van de persoon in te spreken
die u wilt bellen.
Na de prompt "Ready" (Gereed) en de daaropvolgende pieptoon zegt u
de naam van de persoon die u wilt
bellen. U kunt bijvoorbeeld "Jan
Jansen" zeggen, waarbij Jan Jansen
een eerder opgeslagen naam is in
Uconnect® telefoonboek of in het
gedownloade telefoonboek. Raad-
pleeg "Namen toevoegen aan uw
Uconnect® telefoonboek" om te le-
ren hoe u een naam opslaat in het
telefoonboek.
Uconnect® Phone bevestigt de naam en kiest vervolgens het bijbe-
horende telefoonnummer, dat bij
sommige radio's mogelijk ook op
het display wordt weergegeven.
104
Page 111 of 416

Namen toevoegen aan uw
Uconnect® telefoonboek
OPMERKING: Het wordt afgera-
den namen aan het Uconnect® te-
lefoonboek toe te voegen tijdens
het rijden.
Druk op de toets
om te begin-
nen.
Na de prompt "Ready" (Gereed) en de daaropvolgende pieptoon zegt u
"Phonebook New Entry" (Tele-
foonboek nieuwe invoer).
Na de prompt zegt u de naam van de
nieuwe invoer. Het is raadzaam
lange, niet-afgekorte namen te ge-
bruiken, omdat hierdoor de spraak-
herkenning wordt vergemakkelijkt.
Zeg bijvoorbeeld "Robert Smit" of
"Robert" in plaats van "Rob".
Na de prompt voert u de aandui- ding van het nummer in (bijvoor-
beeld "Home" (Thuis), "Work"
(Werk), "Mobile" (Mobiel) of
"Other" (Overig)). Op die manier
kunt u naar wens verschillende
nummers voor een persoon in het
telefoonboek opslaan. Na de prompt spreekt u het tele-
foonnummer in dat u aan het tele-
foonboek wilt toevoegen.
Nadat u een naam of nummer aan het
telefoonboek heeft toegevoegd, heeft
u de mogelijkheid om hier nog meer
telefoonnummers aan toe te voegen of
naar het hoofdmenu terug te keren.
Uconnect® Phone biedt u de moge-
lijkheid maximaal 32 namen aan het
telefoonboek toe te voegen, waarbij
aan iedere naam maximaal vier tele-
foonnummers en aanduidingen kun-
nen worden gekoppeld. Elke taal be-
vat een apart telefoonboek met 32
namen dat alleen in die taal toeganke-
lijk is. Voor bepaalde uitvoeringen/
landen en indien ondersteund door
uw telefoon, downloadt Uconnect®
Phone bovendien automatisch het te-
lefoonboek van uw mobiele telefoon.
Telefoonboek downloaden —
telefoonboek van mobiele
telefoon automatisch overbrengen
Voor bepaalde uitvoeringen/landen
en indien ondersteund door uw tele-
foon, downloadt Uconnect® Phone
automatisch de namen (in tekstvorm) en telefoonnummers uit het telefoon-
boek van uw mobiele telefoon. Deze
functie is mogelijk met bepaalde mo-
biele telefoons met Bluetooth®, die
PBAP (Phone Book Access Profile)
ondersteunen. Raadpleeg de
Uconnect® website voor een over-
zicht van de compatibele telefoons.
Als u een naam uit het gedownloade
telefoonboek (of uit het Uconnect®
telefoonboek) wilt bellen, volgt u de
procedure in het gedeelte "Bellen
door een naam uit te spreken".
Indien ondersteund, wordt het au- tomatisch downloaden en bijwer-
ken gestart zodra de draadloze
Bluetooth® koppeling tussen de
mobiele telefoon en Uconnect®
Phone tot stand is gebracht. Bij-
voorbeeld direct nadat u de auto
hebt gestart.
Elke keer wanneer een telefoon wordt verbonden met Uconnect®
Phone, worden er maximaal 1000
items per telefoon gedownload en
bijgewerkt.
105
Page 112 of 416

Afhankelijk van het maximumaantal gedownloade gegevens, kan
er een korte vertraging optreden
voordat de laatste gedownloade na-
men kunnen worden gebruikt. Tot
dat moment is het eerder gedown-
loade telefoonboek, indien aanwe-
zig, voor gebruik beschikbaar.
Alleen het telefoonboek van de op dat moment gekoppelde mobiele
telefoon is toegankelijk.
Alleen het telefoonboek van de mo- biele telefoon wordt gedownload.
Het telefoonboek op de SIM-kaart
maakt geen deel uit van het tele-
foonboek van de mobiele telefoon.
Dit gedownloade telefoonboek kan niet worden gewijzigd of verwijderd
op Uconnect® Phone. Dit telefoon-
boek kan uitsluitend worden gewij-
zigd op de mobiele telefoon. De
eerstvolgende keer dat de mobiele
telefoon wordt gekoppeld, worden
de wijzigingen overgebracht en de
gegevens op Uconnect® Phone bij-
gewerkt. Uconnect®
telefoonboekvermeldingen
wijzigen
OPMERKING: Het wordt afgera-
den vermeldingen in het telefoon-
boek te wijzigen tijdens het rijden.
De automatisch gedownloade tele-
foonboekvermeldingen kunnen niet
worden verwijderd of gewijzigd.
Druk op de toets
om te begin-
nen.
Na de prompt "Ready" (Gereed) en de daaropvolgende pieptoon zegt u
"Phonebook Edit" (Telefoonboek
bewerken).
Vervolgens wordt u gevraagd om de naam van de telefoonboekvermel-
ding die u wilt bewerken.
Vervolgens kiest u de aanduiding (thuis, werk, mobiel of overig) van
het nummer dat u wilt bewerken.
Na de prompt spreekt u het nieuwe telefoonnummer in voor de te be-
werken telefoonboekvermelding.
Nadat u klaar bent met de bewerking
van een telefoonboekvermelding, heeft u de mogelijkheid om een an-
dere vermelding in het telefoonboek
te wijzigen, het zojuist gewijzigde
nummer te bellen of terug te keren
naar het hoofdmenu.
"Phonebook Edit" (Telefoonboek be-
werken) kan worden gebruikt om een
telefoonnummer aan een reeds be-
staande naam in het telefoonboek toe
te voegen. Bij de naam Jan Jansen is
bijvoorbeeld al een mobiel nummer
en een thuisnummer ingevoerd, maar
u kunt het werknummer van Jan Jan-
sen later toevoegen door middel van
de functie "Phonebook Edit" (Tele-
foonboek bewerken).
Uconnect®
telefoonboekvermelding wissen
OPMERKING: Het wordt afgera-
den vermeldingen in het telefoon-
boek te wijzigen tijdens het rijden.
Druk op de toets
om te begin-
nen.
Na de prompt "Ready" (Gereed) en de daaropvolgende pieptoon zegt u
"Phonebook Delete" (Telefoonboek
wissen).
106