Page 145 of 416

Trek de bevestigingsriem uit het opge-
stikte vak onder aan de zitting.
Haal de riem door de handgreep op de
B-stijl. Schuif de gesp naar de juiste
positie, alvorens de riem vast te zet-
ten.Maak de bevestigingsriem vast aan de
handgreep op de B-stijl. Als de riem
niet in gebruik is, bewaart u deze in
het opgestikte vak onder aan de zit-
ting.
WAARSCHUWING!
Ter voorkoming van letsel:
Als u met de auto rijdt terwijl de
stoel naar voren is geklapt, moet
de bevestigingsriem altijd veilig
zijn vastgezet aan de handgreep.
Laat nooit passagiers zitten op de stoel of middelste zitplaats achter
de naar voren geklapte stoel.
Verwijderen
Voor extra opbergruimte kunnen de
Quad-stoelen worden verwijderd.
Wanneer de stoel is neergeklapt in de
stand voor gemakkelijk in- en uit-
stappen, trekt u de dwarsstang naar
voren en omhoog om de voorste an-
kerpunten te ontgrendelen.
Ontgrendelhendel van neergeklapte stoel
Houderriem
Handgreep op de B-stijl
Houderriem
Dwarsstang voor verwijderen vanstoel
139
Page 146 of 416

ELEKTRISCH
VERSTELBARE
RUGLEUNINGEN OP DE
DERDE ZITRIJ (voor
bepaalde uitvoeringen/
landen)
Met de elektrische stoelverstelling die
zich op de zijkant van de zitting be-
vindt, kan de verstelhoek van de rug-
leuning naar voren of achteren wor-
den ingesteld voor het comfort van de
passagier.
ELEKTRISCH
NEERKLAPBARE
STOELEN OP DE DERDE
ZITRIJ (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Een one-touch-schakelaar voor het
elektrisch neerklappen van de stoelen
bevindt zich in het linker bekledings-
paneel achter in een rij schakelaars.
OPMERKING: Breng de hoofd-
steun omlaag door te trekken aan
de ontgrendelriem met het cijfer
"1", die zich aan de portierzijde
van de hoofdsteun bevindt.
De schakelaar werkt alleen als de ach-
terklep open is en de auto in de stand
PARK staat.Met de rij schakelaars achterin kun-
nen de zitplaatsen op de derde rij in
verschillende standen worden op en
neergeklapt.
De linker- en rechterstoel van de
derde zitrij kunnen apart of samen
worden neergeklapt. De neerklapbare
stoelen op de derde zitrij kunnen wor-
den afgesteld in de volgende standen
met behulp van de rij schakelaars op
het bekledingspaneel linksachter:
Schakelaar elektrisch verstelbare
stoelen derde zitrij
Ontgrendelriem “1” hoofdsteun
Met één knop neerklapbare derde zitrij
140
Page 147 of 416

OPMERKING:
Maak de middelste schoudergor-
del los van de kleine gesp en
breng de hoofdsteunen omlaag,
voordat u de elektrisch neerklap-
bare stoelen op de derde zitrij
neerklapt of opbergt.
Om het verplaatsen van de stoel te
stoppen tijdens het bewegen,
drukt u op een andere keuze-
schakelaar zitpositie waardoorde stoel stopt. Als de stoel stopt,
kunt u de gewenste positie
selecteren.
Het elektrisch systeem van de
derde zitrij omvat obstakelde-
tectie voor de veiligheid. Als het
systeem een obstakel detecteert,
stoppen de motoren en draaien
zij even in de omgekeerde rich-
ting om de stoel uit de buurt van
het obstakel te bewegen. Als dit
gebeurt, moet u het obstakel ver-
wijderen en de knop nogmaals
indrukken om de gewenste
stand te realiseren.
HANDMATIG
NEERKLAPBARE
STOELEN OP DE DERDE
ZITRIJ (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
1. Breng de middelste hoofdsteun
omlaag tot op de rugleuning door de
knop op de geleidestang in te drukken
en de hoofdsteun omlaag te duwen. 2. Breng de buitenste hoofdsteunen
omlaag door te trekken aan de ont-
grendelriem met het cijfer "1", die
zich aan de portierzijde van de hoofd-
steunen bevindt.
3. Trek aan de riem met nummer "2"
aan de achterkant van de stoel om de
rugleuning neer te klappen.
4. Trek aan de riem met nummer "3"
om te ontgrendelen.
Rij elektrische schakelaars
achterpaneel
1 — Open naar
Normaal 2 — Wegbergen
3 — Achterklep/
neerklappen 4—
Rechter-/
linkerstoel / beide
stoelen
Ontgrendelriem “1” hoofdsteun
Ontgrendelriem "2"
141
Page 148 of 416

5. Trek aan de riem met nummer "4"
en kantel de stoel achterwaarts in de
opbergruimte.Stoelen op de derde rij opklappen
1. Trek de hulpriem omhoog om de
stoel uit de opbergruimte te tillen en
druk de stoel naar voren tot de ver-
grendelingen vastklikken.
2. Trek aan de riem met nummer "2"
om de rugleuning te ontgrendelen.
3. Door aan riem "4" te trekken,
keert de rugleuning terug naar de
meest verticale stand.
4. Trek de hoofdsteun omhoog.
WAARSCHUWING!
Uzelf of anderen in uw auto kun-
nen bij een ongeluk gewond ra-
ken als de stoelen niet op de juiste
wijze aan de vloerankers zijn
vastgemaakt. Zorg altijd dat de
stoelen volledig vergrendeld zijn.
Zitten op een stoel met omlaag gebrachte hoofdsteunen kan bij
een aanrijding ernstig of zelfs do-
delijk letsel tot gevolg hebben.
Controleer altijd of de hoofdsteu-
nen rechtop staan wanneer de
stoel wordt gebruikt.
Achterklepmodus
1. Trek eerst aan de riem met num-
mer "3" en vervolgens aan de riem
met nummer "4" om de complete
stoel naar achteren te draaien.
2. Als u de stoel weer in de meest
verticale stand wilt zetten, tilt u de
rugleuning omhoog en drukt u de
stoel naar voren tot de vergrendelin-
gen vastklikken.
Ontgrendelriem "3"
Ontgrendelriem "4"
Opgeborgen stoelen op de derde zitrij
142
Page 149 of 416

WAARSCHUWING!
Om ernstig of dodelijk letsel te
voorkomen, mag u nooit passagiers
op de derde rij vervoeren wanneer
de achterklepmodus is ingescha-
keld.
HAKEN VOOR PLASTIC
BOODSCHAPPENTASSEN
In de rugleuning van alle zitplaatsen
achterin en sommige zitplaatsen
voorin bevinden zich haken voor plas-
tic boodschappentassen. De spullen in
de tas worden deels ondersteund op
de vloer.
GEHEUGENSTOEL (voor
bepaalde uitvoeringen/
landen)
De geheugentoetsen 1 en 2 op het
bestuurdersportier kunnen worden
geprogrammeerd om de instellingen
van de bestuurdersstoel, de buiten-
spiegel aan bestuurderszijde, het ver-
stelbare rem- en gaspedaal en de
voorkeurzenders van de radio op teroepen. U kunt uw afstandsbedienin-
gen ook programmeren om terug te
gaan naar de opgeslagen geheugenpo-
sities wanneer de ontgrendelknop is
ingedrukt.
Uw auto is mogelijk afgeleverd met
twee afstandsbedieningen. Slechts
één afstandsbediening kan aan elk
van deze geheugenposities worden ge-
koppeld.
INSTELLEN
GEHEUGENFUNCTIE EN
AFSTANDSBEDIENING AAN
GEHEUGEN KOPPELEN
OPMERKING: Telkens als u op
de insteltoets SET (S) en een ge-
heugentoets (1 of 2) drukt, worden
de geheugenposities voor de be-
treffende toets gewist en de nieuwe
posities opgeslagen.
1. Steek de sleutel in de contactscha-
kelaar en zet schakelaar in de stand
ON.
2. Druk op geheugentoets 1 als u het
geheugen voor bestuurder 1 wilt in-
stellen of op geheugentoets 2 als u het
geheugen voor bestuurder 2 wilt in-
stellen. Eventuele opgeslagen instel-
lingen worden opgeroepen. Wacht tot-
dat het systeem gereed is met
oproepen voordat u verder gaat naar
stap 3.
3. Stel de stoel, rugleuning en buiten-
spiegel aan de bestuurderszijde in op
de gewenste stand.
Schakelaar geheugenfunctie
bestuurder
143
Page 150 of 416

4. Stel het rem- en gaspedaal af op de
gewenste stand.
5. Zet de radio aan en stel de voor-
keurzenders in (u kunt maximaal tien
AM- en tien FM-zenders instellen).
6. Draai de contactschakelaar naar
de stand OFF en verwijder de sleutel.
7. Druk de toets SET (S) op het be-
stuurdersportier in en laat deze weer
los.
8. Druk binnen 5 seconden toets 1 of
2 op het bestuurdersportier in en laat
de toets weer los. Als u de geheugen-
posities ook wilt kunnen oproepen via
een afstandsbediening, moet u de vol-
gende stap uitvoeren binnen 5 secon-
den.
9. Selecteer in het elektronisch voer-
tuiginformatiecentrum (EVIC) de op-
tie "Remote Linked to Memory" (Op
afstand gekoppeld aan geheugen) en
voer "Yes" (Ja) in. Raadpleeg de pa-
ragraaf "Elektronisch voertuiginfor-
matiecentrum (EVIC)/Door de klant
te programmeren functies" in het
hoofdstuk "Het instrumentenpaneel"
voor meer informatie hierover.10. Druk de vergrendelingstoets op
een van de afstandsbedieningen in en
laat de toets weer los.
11. Steek de sleutel in de contact-
schakelaar en zet schakelaar in de
stand ON.
12. Herhaal de bovenstaande stap-
pen om de volgende geheugenpositie
in te stellen met de andere genum-
merde geheugentoets of om een an-
dere afstandsbediening aan het ge-
heugen te koppelen.
Geheugenpositie oproepen
OPMERKING: De auto moet in de
stand PARK staan om geheugen-
posities op te kunnen roepen. Als u
een geheugenpositie probeert op te
roepen als de auto niet in de stand
PARK staat, verschijnt er een be-
richt op het EVIC.
Druk op geheugentoets 1 op het be-
stuurdersportier als u de instellingen
voor bestuurder 1 wilt oproepen, of
druk op de ontgrendeltoets van de
afstandsbediening die is gekoppeld
aan geheugenpositie 1.
Druk op geheugentoets 2 op het be-
stuurdersportier als u de instellingen
voor bestuurder 2 wilt oproepen, of
druk op de ontgrendeltoets van de
afstandsbediening die is gekoppeld
aan geheugenpositie 2.
U kunt het oproepen annuleren door
tijdens het oproepen te drukken op
een van de geheugentoetsen op het
bestuurdersportier (S, 1 of 2). Als een
oproep wordt geannuleerd, stoppen
de bestuurdersstoel, de buitenspiegels
en de pedalen met bewegen. Na een
vertraging van één seconde kunt u een
nieuwe geheugenpositie oproepen.
Een afstandsbediening
uitschakelen die is gekoppeld aan
het geheugen
1. Draai de contactschakelaar naar
de stand OFF en verwijder de sleutel.
2. Druk geheugentoets nummer 1 in
en laat deze weer los. Eventuele in-
stellingen van geheugen 1 worden op-
geroepen. Wacht totdat het systeem
gereed is met oproepen voordat u ver-
der gaat naar stap 3.
144
Page 151 of 416

3. Druk de geheugentoets SET (S) in
op het bestuurdersportier en laat de
toets vervolgens los.
4. Druk binnen vijf seconden de ont-
grendeltoets op de afstandsbediening
kort in.
Herhaal stap 1 tot en met 5 om een
andere afstandsbediening die is ge-
koppeld aan een van de geheugenpo-
sities uit te schakelen.
OPMERKING: Nadat het pro-
grammeren is voltooid, kunt u alle
afstandsbedieningen die zijn ge-
koppeld aan een van de geheugen-
posities, gemakkelijk gelijktijdig
in- of uitschakelen. Raadpleeg
"Elektronisch voertuiginformatie-
centrum (EVIC)/Door de klant te
programmeren functies" in "Func-
ties van het instrumentenpaneel"
voor meer informatie.EASY ENTRY/EASY
EXIT(alleen beschikbaar in
combinatie met
geheugenstoel)
Deze functie verstelt automatisch de
bestuurdersstoel, zodat de bestuurder
gemakkelijker kan in- en uitstappen.
De afstand waarover de bestuurders-
stoel zich zal verplaatsen hangt af van
de positie van de stoel op het moment
dat u de sleutel uit het contact neemt.
Als de stoel zich 68 mm of meervóór de achterste stop bevindt, zal
de bestuurdersstoel circa 60 mm
naar achteren worden verplaatst
wanneer u de sleutel uit het contact
neemt. De stoel keert terug naar de
ingestelde positie zodra u de sleutel
in de contactschakelaar steekt uit
de stand LOCK zet.
Als de stoel zich 23 tot 68 mm vóór de achterste stop bevindt, zal de
bestuurdersstoel worden verplaatst
naar een positie op 8 mm vóór de
achterste stop wanneer u de sleutel
uit het contact neemt. De stoel keert terug naar de ingestelde positie zo-
dra u de sleutel in de contactscha-
kelaar steekt uit de stand LOCK
zet.
De functie Easy Entry/Easy Exit is uitgeschakeld wanneer de bestuur-
dersstoel zich op minder dan 28
mm vóór de achterste stop bevindt.
Bij deze positie heeft het voor de
bestuurder geen zin om de stoel te
verplaatsen voor gemakkelijk in-
en uitstappen.
Elke opgeslagen geheugeninstelling
heeft een bijbehorende positie voor
gemakkelijk in- en uitstappen.
OPMERKING: Deze functie kan
worden in- of uitgeschakeld met
de programmeerbare functies van
het elektronisch voertuiginforma-
tiecentrum (EVIC). Als uw auto
niet is voorzien van een EVIC, kan
uw dealer deze functie voor u in-
en uitschakelen. Raadpleeg "Elek-
tronisch voertuiginformatiecen-
trum (EVIC)/Door de klant te pro-
grammeren functies" in "Functies
van het instrumentenpaneel" voor
meer informatie.
145
Page 152 of 416

OPENEN EN SLUITEN
VAN DE MOTORKAP
Om de motorkap te openen, moeten er
twee vergrendelingen worden ont-
grendeld.
1. Trek aan de motorkapgrendel aan
het instrumentenpaneel onder de
stuurkolom.
2. Ga vóór de auto staan en kijk in
het midden onder de motorkap. Zoek
de veiligheidsvergrendeling en druk
deze naar beneden terwijl u tegelijker-
tijd de motorkap optilt.Houd de motorkap omhoog met de
steunstang.
LET OP!
Om beschadigingen te voorkomen
mag u de motorkap niet hard dicht-
slaan. Laat de motorkap zakken
totdat de opening circa 30 cm be-
draagt en laat de kap vervolgens
vallen. Zo worden beide vergrende-
lingen gesloten. Rijd nooit met uw
auto als de motorkap niet volledig
met beide vergrendelingen is geslo-
ten.
WAARSCHUWING!
Controleer voordat u gaat rijden of
de motorkap goed vergrendeld is.
Als de motorkap niet volledig ver-
grendeld is, kan hij opklappen tij-
dens rijden, waardoor uw zicht
wordt belemmerd. Als u deze waar-
schuwing niet opvolgt, kan dit ern-
stig en zelfs dodelijk letsel tot ge-
volg hebben.
VERLICHTING
Alle lampen behalve de waarschu-
wingsknipperlichten, het grootlicht
en het passeersignaal worden bediend
met de schakelaars links van de stuur-
kolom op het instrumentenpaneel.
Motorkaphendel
Locatie van de veiligheidshendel
Koplampschakelaar met bediening
voor indirecte verlichting
146