UITSCHAKELVERTRAGING KOPLAMPEN (voorbepaalde uitvoeringen/landen) ............148
MISTLAMPEN VÓÓR EN MISTACHTERLICHTEN (voor bepaalde uitvoeringen/landen) ........149
ACCUBEVEILIGING ................... .149
MULTIFUNCTIONELE HENDEL ...........150
RICHTINGAANWIJZERS .................150
DIMLICHT/GROOTLICHTSCHAKELAAR . . . .150
LICHTSIGNAAL ...................... .150
AUTOMATISCH GROOTLICHT (voor bepaalde uitvoeringen/landen) ................... .150
HOOGTEVERSTELLING KOPLAMPEN (voor bepaalde uitvoeringen/landen) ............151
RUITENWISSERS EN -SPROEIERS ...........152
TIPFUNCTIE, RUITENWISSER/-SPROEIER VÓÓR ............................... .152
INTERVAL-, LAGE EN HOGE STAND VOOR DE RUITENWISSERS ..................... .152
RUITENWISSER/-SPROEIER ACHTER ......153
REGENSENSOR (voor bepaalde uitvoeringen/ landen) .............................. .153
VERSTELBARE STUURKOLOM .............154
VERSTELBARE PEDALEN (voor bepaalde uitvoeringen/landen) ..................... .154
CRUISECONTROL ....................... .155
INSCHAKELEN ....................... .156
DE GEWENSTE SNELHEID INSTELLEN .....156
UITSCHAKELEN ...................... .156
88
De schakelaar bevindt zich aan de
linkerzijde van de stuurkolom.
Druk de schakelaar naar voren om de
pedalen naar voren te verplaatsen
(naar de voorkant van de auto).
Druk de schakelaar naar achteren om
de pedalen naar achteren te verplaat-
sen (naar de bestuurder).
U kunt de pedalen verstellen als decontactschakelaar in de stand OFF
staat.
U kunt de pedalen echter nietver-
stellen wanneer de achteruitver-
snelling (REVERSE) is gekozen of
de cruisecontrol is ingeschakeld. Bij
auto's die zijn uitgerust met het
elektronische voertuiginformatie-
centrum (EVIC) worden de vol-
gende meldingen weergegeven als men probeert de pedalen af te stel-
len als het systeem is geblokkeerd:
"Adjustable Pedal Disabled —
Cruise Control Engaged" (pedaal-
verstelling uitgeschakeld — cruise-
control ingeschakeld of "Adjusta-
ble Pedal Disabled — Vehicle In
Reverse" (pedaalverstelling uitge-
schakeld — achteruitversnelling
gekozen).
OPMERKING:
Stel de pedalen altijd zo in dat ze volledig vrij kunnen bewegen.
Voor de beste positie moeten de stoel/pedalen mogelijk nog
enigszins worden versteld.
LET OP!
Plaats geen voorwerpen onder de
verstelbare pedalen en zorg dat de
pedalen altijd vrij kunnen bewegen.
Anders kan de pedaalbediening
worden beschadigd. De pedalen
kunnen niet vrij bewegen als deze
worden gehinderd door obstakels.
WAARSCHUWING!
Verstel de pedalen niet tijdens het
rijden. U kunt anders de controle
over het stuur verliezen en een on-
geval veroorzaken. Verstel de peda-
len alleen als de auto is geparkeerd.
CRUISECONTROL
Indien ingeschakeld neemt de cruise-
control bij snelheden boven 40 km/u
de werking van het gaspedaal over.Schakelaar verstelbare pedalen
Cruisecontrol-knoppen
1 — ON/OFF 2 — RES +
4 — CANCEL 3 — SET -
155
OPMERKING: Om de correcte
werking te waarborgen, is de
cruisecontrol zodanig uitgevoerd
dat het systeem wordt uitgescha-
keld als u gelijktijdig meerdere
functies van de cruisecontrol be-
dient. Als dit gebeurt, kan het sys-
teem opnieuw in werking worden
gesteld door op de knop ON/OFF
van de cruisecontrol te drukken en
de gewenste snelheid opnieuw in
te stellen.
INSCHAKELEN
Druk op de knop ON/OFF. Het indi-
catielampje van de cruisecontrol gaat
branden in de instrumentengroep.
Druk nogmaals op de knop ON/OFF
om het systeem uit te schakelen. Het
indicatielampje van de cruisecontrol
gaat uit. Het systeem moet worden
uitgeschakeld wanneer het niet wordt
gebruikt.
WAARSCHUWING!
Het is gevaarlijk om de cruisecon-
trol ingeschakeld te laten wanneer
u deze niet gebruikt. U kunt het
systeem dan per ongeluk instellen
en sneller rijden dan u wilt. U kunt
anders de controle over het stuur
verliezen en een ongeval veroorza-
ken. Laat het systeem altijd uitge-
schakeld als u het niet gebruikt.
DE GEWENSTE SNELHEID
INSTELLEN
Schakel de cruisecontrol in. Wanneer
de auto de gewenste snelheid heeft
bereikt, drukt u kort op de knop SET
(-). Laat het gaspedaal los. De auto
zal nu automatisch de gekozen snel-
heid handhaven.
OPMERKING: U mag pas op de
knop SET drukken als de auto met
een gelijkmatige snelheid op een
vlakke weg rijdt.
UITSCHAKELEN
Als u het rempedaal licht indrukt, op
de knop CANCEL (annuleren) drukt
of normale remdruk uitoefent tijdens
het afremmen, wordt de cruisecontrol
uitgeschakeld zonder dat de inge-
stelde snelheid uit het geheugen wordt
gewist. Wanneer u op de knop ON/
OFF drukt of de contactschakelaar in
de stand OFF zet, wordt de ingestelde
snelheid uit het geheugen gewist.
SNELHEID HERVATTEN
Als u een eerder ingestelde snelheid
opnieuw wilt aanhouden, drukt u kort
op de knop RES (+). Dit is alleen
mogelijk als u met een snelheid boven
32 km/u rijdt.
156
INGESTELDE SNELHEID
AANPASSEN
Wanneer de cruisecontrol is ingesteld,
kunt u de snelheid verhogen door op
de knop RES (+) te drukken. Als u de
knop ingedrukt houdt, wordt de inge-
stelde snelheid continu verhoogd tot-
dat u de knop loslaat. De nieuwe snel-
heid wordt dan ingesteld.
Als u eenmaal op de knop RES (+)
drukt, wordt de ingestelde snelheid
verhoogd met 1,6 km/u. Telkens wan-
neer u opnieuw kort op de knop
drukt, wordt de snelheid met
1,6 km/u verhoogd.
Als u de snelheid wilt verlagen terwijl
de cruisecontrol is ingesteld, drukt u
op de knop SET (-). Als u de knop
SET (-) ingedrukt houdt, wordt de
ingestelde snelheid continu verlaagd
totdat u de knop loslaat. Laat de knop
los zodra de gewenste snelheid is be-
reikt. De nieuwe snelheid zal vervol-
gens worden ingesteld.Als u eenmaal op de knop SET (-)
drukt, wordt de ingestelde snelheid
verlaagd met 1,6 km/u. Met ieder vol-
gend tikje op de toets verlaagt u de
snelheid met 1,6 km/u.
ACCELEREREN OM IN TE
HALEN
Trap het gaspedaal in op dezelfde
wijze als u normaal gesproken zou
doen. Wanneer u het pedaal loslaat,
keert de auto terug naar de ingestelde
rijsnelheid.
Gebruik van de cruisecontrol op
hellingen
De versnellingsbak schakelt op hellin-
gen mogelijk terug om de ingestelde
snelheid van de auto te handhaven.
OPMERKING: De cruisecontrol
houdt de snelheid op hellingen en
bij afdalingen constant. Een kleine
snelheidsverandering op lichte
hellingen is normaal.
Op steile berghellingen kan de snel-
heid veel hoger of lager worden, waar-
door het in die gevallen beter is om
zonder cruisecontrol te rijden.
WAARSCHUWING!
De cruisecontrol kan gevaarlijk zijn
in situaties waar het systeem geen
constante snelheid kan aanhouden.
Uw auto kan gezien de omstandig-
heden te snel gaan, waardoor u de
controle over de auto kunt verliezen
en mogelijk een ongeval veroor-
zaakt. Gebruik de cruisecontrol
nooit in druk verkeer of op boch-
tige, beijzelde, besneeuwde of an-
derszins gladde wegen.
157
Voertuigsnelheid
Ritinformatie
Bandenspanning in BAR
Voertuiginformatie
Berichten
Eenheden
Systeeminstellingen (persoonlijkeinstellingen)
Menu uitschakelen
Met dit systeem kan de bestuurder
informatie selecteren door op de vol-
gende knoppen op het stuur te druk-
ken: OMHOOG-knop
Druk op de toets UP en laat
deze weer los om omhoog te
bladeren door de hoofdme-
nu's (brandstofverbruik,
voertuiginformatie, bandenspanning,
cruisecontrol, berichten, eenheden,
systeeminstellingen) en de submenu's.
OMLAAG-knop
Druk kort op de OMLAAG-
knop om omlaag te blade-
ren door de hoofdmenu's en
de submenu's.
Selectieknop
Met de selectieknop hebt u
toegang tot de informatie in
de EVIC-submenu's, kunt
u een aantal functie-
instellingen selecteren en een aantal
EVIC-functies resetten. Het EVIC
duidt met behulp van een pijl naar
rechts aan dat de selectieknop kan
worden gebruikt. Knop BACK (terug)
Druk op knop BACK (terug)
om terug te gaan naar een
voorgaand menu of sub-
menu.
SCHERM VAN ELEKTRO-
NISCH VOERTUIGINFOR-
MATIECENTRUM (EVIC)
Het EVIC-scherm bestaat uit drie ge-
deelten:
1. De bovenste regel, waarin de kom-
pasrichting, de kilometerteller en de
buitentemperatuur worden weergege-
ven.
2. Het hoofdscherm waarin de me-
nu's en de berichten worden getoond.
3. Het gedeelte met instelbare indica-
toren onder de kilometerteller.
In het hoofdscherm worden normaal
gesproken het hoofdmenu of de scher-
men van een gekozen functie uit het
Stuurwielknoppen voor EVIC
205
WITTE
VERKLIKKERLAMPJES
EVIC
In dit gedeelte worden instelbare witte
indicatoren getoond. Voorbeelden van
deze indicatoren zijn:
Status van Electronic Range Se-
lect (ERS)
De status van de schakelhendel, "6, 5,
4, 3, 2 en 1", wordt weergegeven als
indicatie van de stand van de hendel.
De lampjes "6, 5, 4, 3, 2, 1" geven aan
dat Electronic Range Select (ERS) is
ingeschakeld. De gekozen versnelling
wordt weergegeven. Raadpleeg het
hoofdstuk "Starten en rijden" voor
meer informatie over ERS (voor be-
paalde uitvoeringen/landen)
Cruisecontrol gereedDit lampje gaat aan als de
cruisecontrol gereed is.
Raadpleeg de paragraaf
"Cruisecontrol" in het
hoofdstuk "De functies van uw auto"
voor meer informatie hierover. Cruisecontrol ingesteld
Dit lampje brandt wanneer
de cruisecontrol is inge-
steld. Raadpleeg de para-
graaf "Cruisecontrol" in het
hoofdstuk "De functies van uw auto"
voor meer informatie hierover.
ORANJE
VERKLIKKERLAMPJES
EVIC
In dit gedeelte worden instelbare
oranje indicatoren getoond. Voorbeel-
den van deze indicatoren zijn:
Controlelampje brandstofpeil
Als het brandstofpeil is gezakt
tot ongeveer 11,0 liter, gaat dit
lampje aan en blijft het branden tot er
brandstof wordt bijgevuld.
Indicatielampje brandstofvuldop
los (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Wanneer het diagnosesys-
teem detecteert dat de
brandstofvuldop los zit, on-
juist is aangebracht of is be-
schadigd, gaat er een lampje branden. Draai de vuldop stevig vast en druk op
de selectieknop om het bericht uit te
schakelen. Als het probleem zich op-
nieuw voordoet, verschijnt de melding
de volgende keer dat de auto wordt
gestart opnieuw.
Ook het storingslampje kan gaan
branden vanwege een loszittende,
slecht bevestigde of beschadigde
tankdop.
Laag peil ruitensproeiervloeistof
Dit lampje gaat branden om
aan te geven dat het peil
van de ruitensproeiervloei-
stof laag is.
Wacht met starten — alleen die-
selmotoren
Dit lampje gaat branden als u
de contactschakelaar voor het
eerst in de stand ON/RUN wordt gezet.
Wacht met het starten van de motor
totdat het lampje is gedoofd. (Raad-
pleeg de paragraaf "Startprocedures"
in het hoofdstuk "Starten en rijden"
voor meer informatie hierover.)
209
TIPS VOOR HET TREKKEN
VAN EEN AANHANGER
Oefen, voordat u met de aanhanger de
weg op gaat, het nemen van bochten,
remmen en achteruitrijden met de
aanhanger in een gebied zonder druk
verkeer.
Automatische versnellingsbak
Gebruik de stand DRIVE bij het rij-
den met een aanhanger. Als in de
stand DRIVE echter vaak moet wor-
den geschakeld, gebruikt dan het
schakelsysteem Electronic Range Se-
lect (ERS) om een lagere versnelling
te kiezen.
OPMERKING: Het kiezen van een
lagere overbrenging bij gebruik
van de auto onder zware belasting
zal de prestaties verbeteren en de
levensduur van de transmissie ver-
lengen, doordat overmatig schake-
len en het opbouwen van hitte wor-
den beperkt. Hierdoor zal ook de
motorremwerking worden verbe-
terd.Indien u REGELMATIG met een aan-
hanger rijdt gedurende langer dan 45
minuten, ververs dan de transmissie-
vloeistof en vervang het filter van de
versnellingsbak zoals voorgeschreven
voor politieauto's, taxi's, bedrijfswa-
gens of frequent rijden met een aan-
hanger. Raadpleeg het "Onderhouds-
schema" voor de juiste
onderhoudsintervallen.
Elektronische
schakelgroepselectie (ERS)
Selecteer bij het gebruik van het
ERS-schakelsysteem de hoogste
schakelgroep die voldoende vermo-
gen oplevert en waarmee veelvuldig
terugschakelen wordt voorkomen.
Selecteer bijvoorbeeld "4" als de
gewenste snelheid kan worden aan-
gehouden. Selecteer indien nodig
"3" of "2" om de gewenste snelheid
aan te houden. Vermijd lang rijden bij hoge toeren-
tallen om oververhitting te voorko-
men. Verlaag, indien nodig, de
snelheid om lang rijden met hoge
toerentallen te voorkomen. U kunt
opschakelen of de rijsnelheid weer
verhogen wanneer de helling en het
verkeer dit toelaten.
Cruisecontrol (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Gebruik de cruisecontrol niet in heuvelachtig terrein of met een
zware belading.
Als de rijsnelheid bij gebruik van de cruisecontrol afneemt met meer
dan 16 km/u, schakel het systeem
dan uit totdat u weer de kruissnel-
heid kunt aanhouden.
Gebruik de cruisecontrol in vlak terrein en bij lichte belading om de
brandstofzuinigheid te verbeteren.
324
Console, vloer..............179
Contact
sleutel
..................14
Contactsleutel verwijderen.......14
Corrosiebescherming..........367
Dagkilometerteller...........197
Dakconsole................165
Dakdrager (imperiaal)........184
Dashboardbekleding..........369
Datarecorder................63
Datarecorder, gebeurtenis.......63
Derde remlicht............. .380
Diagnosesysteem............351
Diagnosesysteem, onboard......351
Dieselbrandstof..........315, 381
Dieselbrandstof, vereisten......315
Disselgewicht / Gewicht
aanhangwagen
............318
Dodehoekbewaking...........96
Driepuntsgordels.............40
Elektrisch bediendeachterklep
...............37
ramen..................29
stoelen.................127
Elektrisch bediende buitenspiegels. .94
Elektrischeportiervergrendeling
........25
schuifdeur...............32
Elektrische aansluitingen.......170
Elektrische bediendespiegels
.................94
Elektronische snelheidsregeling(cruisecontrol)
............155
Elektronisch remregelsysteem. . . .284
Elektronisch remregelsysteem,rembekrachtiging
.........285
Elektronisch stabiliteitsregelsysteem(ESC)
................. .286
Elektronisch voertuiginformatiecen-
trum (EVIC)
..........163, 204
Ethanol..................313
Filters,airco
............. .260, 357
luchtfilter.............. .354
motorolie...........354, 381
oliefilter afvoeren.........353
Gebruiksaanwijzing
(instructieboekje)
............6
Geheugen (stoel metgeheugenfunctie)
..........143
Geïntegreerde voedingsmodule(zekeringen)
............. .372
Geluidsinstallatie (radio).......222
Geluidsinstallaties...........222
Gevaar,
rijden door stromend, opkomend, of
ondiep stilstaand water
.....279
Gevarenknipperlichten........329
Gordels, veiligheids-...........80
Gordelsystemen........39, 57, 61
Gordelsystemen (sedan). . .56, 57, 60
Grootlichtschakelaar/
dimlichtschakelaar
.........150
Handleiding voor het trekken van eenaanhangwagen
............318
Handrem.................281
Handsfree telefoon (Uconnect®). .101
Hill Start Assist.............289
Hoofdsteunen............. .132
Huisdieren vervoeren..........78
Indicatielampje,
Elektronisch Stabiliteitsprogramma
(ESP)
.................287
tractiecontrole...........287
wachten met starten.......209
Indicatielampje Olie
verversen
........198, 211, 391
Indicatielampje Olie verversen,resetten
.........198, 211, 391
Informatiecentrum, voertuig.....204
Inklapbare buitenspiegels.......94
Inklapbare stoelen (Stow `n Go). .134
400